direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Reitdiep 2012 geconsolideerde versie
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In het kader van de actualisering van bestemmingsplannen is het voorliggend bestemmingplan Reitdiep 2012 opgesteld.

De wijk Reitdiep ligt in het noordwesten van de stad Groningen. Aan de noord- en oostzijde van de wijk en, rond de nieuw aangelegde jachthaven aan de zuidzijde, is begin deze eeuw woningbouw gerealiseerd. Aan de zuidzijde van de wijk zijn maatschappelijke en bedrijfsmatige functies aanwezig en/of overeenkomstig het vigerend bestemmingsplan toegestaan. Ten zuiden van de Friesestraatweg bevinden zich een volkstuinencomplex en enkele agrarische percelen.

De bestaande en/of reeds toegestane functies zijn opgenomen in het voorliggend bestemmingsplan. Hieronder vallen ook enkele kleine nog niet ontwikkelde locaties: een bedrijvenlocatie op de hoek Friesestraatweg- Professor Uilkensweg, het Festivalterrein aan de Reitdiephaven, een detailhandelslocatie op de hoek Friesestraatweg-ringweg en een zevental reeds lang geprojecteerde woningen aan de noordzijde van het plangebied. Deze locaties behouden in hoofdzaak de vigerende planologische regeling.

Voor het gebied tussen het noordelijke deel van de wijk Reitdiep en de Reitdiephaven zal conform het beleid in de Structuurvisie en in de Structuurschets 'Buiten in de stad (..)' woningbouw worden gerealiseerd. Het gebied heeft op de verbeelding de bestemming 'Wonen uit te werken' gekregen; omdat de plannen nog onvoldoende uitgekristalliseerd zijn, moet in de toekomst een uitwerkingsplan worden opgesteld om hier bebouwing mogelijk te maken. Belanghebbenden zullen dan in de gelegenheid worden gesteld op het uitwerkingsplan te reageren.

De inzet van het voorliggend bestemmingsplan is derhalve in hoofdzaak:

- de bestaande bestemmingsplannen voor het plangebied actualiseren;

- de bestaande planologische en/of feitelijke situatie vastleggen;

- het middengebied van de wijk voorzien van een nog uit te werken woonbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0001.png"

Het plangebied

1.2 Geconsolideerde versie

Het bestemmingsplan Reitdiep 2012 is door de raad van Groningen vastgesteld op 16 augustus 2012. Sindsdien zijn er 3 facetbestemmingsplannen door de gemeenteraad vastgesteld die wijzigingen in die versie hebben aangebracht. Het zijn de volgende plannen:

  • 1. Woningsplitsing, vastgesteld op 23 april 2014
  • 2. Facetherziening parkeren, vastgesteld op 8 juni 2016
  • 3. Herziening bestemmingsregels wonen 2, vastgesteld op 1 april 2020

In de regels van deze geconsolideerde versie zijn de wijzigingen uit deze drie plannen verwerkt. Het gaat daarbij niet alleen om bestemmingsregels, maar ook om begripsbepalingen en algemene bepalingen. Gewijzigde teksten zijn gemarkeerd met kleur.
Ook de eventuele wijzigingen op de verbeelding zijn verwerkt in een geconsolideerde verbeelding.
De teksten in de toelichting zijn – met uitzondering van de juridische toelichting - niet aangepast naar aanleiding van de bovengenoemde plannen. Het is dus mogelijk dat teksten over beleid achterhaald zijn door beleid dat ten grondslag ligt aan de plannen Woningsplitsing en Herziening bestemmingsregels wonen 2. Het gaat dan met name over het beleid ten aanzien van wonen en kamerverhuur.

1.3 Begrenzing plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door het Reitdiep in het oosten, het weidegebied ten zuiden van Dorkwerd in het noorden en westen en de Friesestraatweg/woonbebouwing van Vinkhuizen in het zuiden. De locatie direct ten zuiden van de Professor Uilkensweg nabij de kruising met de Hoogeweg, waar een school is gerealiseerd, is buiten het plangebied gehouden. Hiervoor is een afzonderlijke planprocedure gevolgd; het plan is in december 2010 onherroepelijk geworden.

Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied ‘Reitdiep 2012’ ligt aan de zuidelijke rand van het kweldergebied, dat zich ten noorden van Groningen uitstrekt. Meer precies ligt het gebied in het stroomdal van de benedenloop van de Drentse Aa, op de overgang naar het oerstroomdal van de Hunze. Het gebied wordt gedomi- neerd door kleiige lagen, die werden afgezet door de zee, maar ook door de hoofdgeulen Aa en Hunze die via kleinere geulen het zoete water naar zee afvoerden.

De aanwezigheid van bewoning is in het gebied sterk wisselend geweest, omdat de invloed van de zee onregelmatig voor overstroming zorgde. Toch heeft men zich hier al vanaf de jaartelling proberen te vestigen, met wisselend succes. Een kleine wierde onder de Friesestraatweg is een restant van een nederzetting uit de eerste eeuwen van de jaartelling.

Perioden van veel overstromingen en wat drogere perioden wisselden elkaar af. Zo raakte in de vierde eeuw na Christus een groot gedeelte van het gebied overslibd door de zee. Dit zal merkbare gevolgen hebben gehad voor de hier aanwezige kleine nederzettingen. In de (vroege) middeleeuwen werden nieuwe pogingen ondernomen om zich in het gebied te vestigen totdat in 1200 grote springvloeden het land weer overstroomden. Aan de Professor Uilkensweg bevindt zich een middeleeuwse wierde. Pas in de late middeleeuwen werd het gebied door bedijking afgeschermd van de invloed van de zee. De nog resterende verkaveling dateert dan ook op zijn vroegst uit de 12de eeuw na Christus. Na de bedijking was het gebied tot de laatste eeuwwisseling in gebruik als landbouwgrond.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk-functionele structuur en ontwikkeling

3.1 De huidige ruimtelijk-functionele structuur

Algemeen

De wijk Reitdiep bevindt zich in het open wierdenlandschap ten noordwesten van de stad Groningen. De wijk vormt voor de stad een specifieke begrenzing en dit deel van de stad vormt een helder begrensd gebied in een open landschap. Dit is dan ook het uitgangspunt geweest voor het ontwikkelen van het woongebied aan het begin van deze eeuw: heldere begrenzingen, duidelijke en herkenbare randen. De keuze voor een harde, scherpe overgang, als contrast met het open wierdenlandschap, komt voort uit de nota 'De Stad van Straks': De overgang van het landschap naar de stad is hier de overgang van een open wierdenlandschap - met een ecologische hoofdstructuur en tegelijkertijd een weidevogelgebied - naar de harde randen van de wijken Vinkhuizen en Paddepoel. Het realiseren van een nieuw stuk stad in dit gebied is een opgave die op veel verschillende manieren vorm gegeven kan worden. Kenmerkend moet echter altijd zijn, dat er sprake is van een 'stedelijk gevoel' bij bewoners en bezoekers, die (..) deze plek bewonen en bezoeken. Een gevoel dat ontstaat door een zekere mate van concentratie (en) door verschillen in bewonersgroepen, (..) woon-/leefstijlen en architectuur…”

De belangrijkste uitgangspunten bij het ontwerp van de wijk waren de thema's 'wonen aan het water' en 'wonen in het landschap'. De wijk biedt een gevarieerd woonmilieu, dat zich nadrukkelijk onderscheidt van andere wijken in de stad. De wijk kenmerkt zich door een stedelijke, compacte woonomgeving en groepen van woningen in kleinere concentraties. Het ontwerp is zorgvuldig afgestemd op het omliggende landschap. Het aan de zuidkant gelegen havengebied vormt een aantrekkelijke overgang tussen de bestaande stad en de achterliggende woonwijk.

De hoofdopzet van het plan wordt gevormd door twee woonstrips langs twee kenmerkende assen en door het woongebied rondom de Reitdiephaven. De beide assen zijn georiënteerd op de wierde Dorkwerd. Het betreft de wateras van het Reitdiep waarlangs de woonstrip 'Eilanddomeinen' is gerealiseerd en een zone hier ten westen van, waar het woongebied 'De Groene domeinen' is gerealiseerd. Tussen beide domeinen bevindt zich een groene enclave. Onderdeel van de Groene domeinen zijn twee woonwierden die als vooruitgeschoven posten in het landschap zijn gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0002.jpg"

 Deelgebieden

De ingesloten ruimte die wordt gevormd door de twee hiervoor genoemde assen, die een hoek met elkaar vormen, bestaat aan de zuidzijde uit het havengebied met op dit havengebied georiënteerde woningen, een jachthaven, wijkvoorzieningen en andere stedelijke functies. Dit is het dynamisch en levendig hart van het plan. Naar het noorden toe ligt een nog uit te werken woongebied. Deze wordt aan de noordkant begrensd door de Professor Uilkensweg. Hier wordt - buiten het plangebied - een scholencomplex gerealiseerd.

In de hoek die de twee assen met elkaar maken opent zich een groene ruimte, “de groene enclave”, een hoogwaardige en waardevolle, groene ruimte waar het water langs de randen op is georiënteerd en die daar mede haar kwaliteit aan ontleent. Een ruimte die lucht geeft aan het woongebied en een specifieke bijdrage levert aan het open karakter van het gebied.

De Eilanddomeinen

De woonstrip 'Eilanddomeinen' tussen de Hoogeweg en de Reitdiepdijk bestaat uit een reeks woondomeinen in de vorm van eilanden in het water met als thema 'wonen aan en op het water'. De noordzijde van dit woongebied wordt begrensd en gemarkeerd door een rij woningen achter de Reitdiepdijk, die de verbinding vormt tussen land en water. Langs de wateras, achter de Reitdiepdijk, is het gebied in geringe mate verhoogd. De overgang met het gebied aan de binnenzijde van de Reitdiepdijk is zorgvuldig ingepast.

Langs de Hoogeweg is de verkaveling in een rechte lijn langs het water gerealiseerd. De eilanden zelf zijn niet met elkaar verbonden. Achtererven grenzen aan het water. Hier zijn ook plekken voor aanlegsteigers aanwezig. De overgang met de Reitdiepdijk is natuurlijker vormgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0003.png"

Woningen in de Eilanddomeinen

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0004.png"

Woningen in de Eilanddomeinen

De Groene domeinen

De woonstrip 'Groene domeinen' bestaat uit een aantal woondomeinen in het landschap met als thema 'wonen in het landschap'.

Op de grens van het landschap is een harde woonrand gerealiseerd. De woondomeinen zijn ten opzichte van het bestaande maaiveld aanmerkelijk verhoogd.

Het centrale deel van de woonstrip tussen de groene enclave en Joeswerd bestaat uit kleine woondomeinen die in oost-westelijke richting zijn verkaveld en die door middel van woonstraatjes worden ontsloten vanaf de groene enclave. De woonstraatjes van de woonstrip hebben een gevarieerd straatprofiel. Een drietal ervan is voorzien van een groene zone. Op deze wijze wordt een groene oostwestverbinding tussen het landschap en de centrale groene zone mogelijk gemaakt. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan een gedifferentieerd woonmilieu.

Er zijn hier veel vrije kavels uitgegeven en er komen verschillende woningtypen voor. Langs de groene enclave speelde particulier opdrachtgeverschap een belangrijke rol bij het ontwerp van de woningen. Langs Joeswerd bestaat het bebouwingslint uit zogenaamde flexibele woningen. De woningen zijn gevarieerd qua hoogte (2 of 3 lagen, met of zonder kap) en qua diepte.

Aan de zuidkant van de 'Groene domeinen' is in samenwerking met Kuub (centrum voor particuliere bouw) Reitdiep 't Dorp ontwikkeld. Binnen bepaalde randvoorwaarden hebben de bewoners veel inspraak in de nieuwe woning gehad.

De beide vooruitgeschoven woonwierden aan de westrand bestaan uit vrijstaande, twee-onder-een- kapwoningen en enkele rijwoningen. De wierden vormen een uitzonderlijke stadsrand. Ze worden op een centrale plek ontsloten vanaf de groene enclave. Door hun ligging in het landschap en vanwege het feit dat ze de rand van de stad markeren, is met name de vormgeving van de randen van cruciaal belang. Ze zijn verschillend van karakter, maar vertonen intern een sterke ruimtelijke en architectonische samenhang. Ze hebben elk een eigen specifieke identiteit: de 'introverte' wierde aan de noordzijde en de 'extraverte' wierde aan de zuidzijde. De introverte wierde heeft een meer landelijk ingetogen karakter, terwijl de extraverte wierde een nadrukkelijk naar buiten gericht, meer stedelijk karakter heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0005.jpg"

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0006.jpg"

 Woningen in de Groene domeinen

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0007.jpg"

Woningen in de Groene domeinen

De noordelijke 'introverte wierde'

Voor de noordelijke 'introverte wierde' geldt dat ze kenmerkende eigenschappen van de klassieke wierde heeft, zoals een organische structuur en een hoger gelegen kern. Door deze hoger gelegen kern ontstaat een bolvormige wierde met naar de rand toe aflopende tuinen. De wierde wordt omgeven door een waterpartij en door middel van een vaste brug ontsloten. De waterpartij vormt de fysieke grens tussen wierde en landschap. De buitenrand van de wierde, langs het water aan de voet van de aflopende tuinen, is door middel van een voetpad openbaar toegankelijk. Een collectieve haag aan de voet van deze tuinen schermt de tuinen af en benadrukt de groene grens tussen wierde en landschap. De woningen worden door middel van een binnen'ring' ontsloten. De buitenring wordt gevormd door het rondgaand openbaar voetpad langs het water. Door de hoger gelegen kern en door variatie in de hoogte van bebouwing wordt de oriëntatie van de woningen in de kern op het omliggende landschap mogelijk gemaakt. De bebouwing bestaat uit een ensemble van vrijstaande en dubbele woningen, en is organisch gerangschikt. De woningen vormen een ruimtelijk en architectonisch ensemble. Kleur, materiaalgebruik en architectonische vormtaal zijn afgestemd op het introverte karakter van de wierde. Daarmee onderscheidt deze zich van de andere onderdelen van het noordwestelijk woongebied van de wijk Reitdiep.

De zuidelijke 'extraverte wierde'

De zuidelijke 'extraverte wierde' wordt, net als de 'introverte wierde', omgeven door een watergang. In tegenstelling tot de 'introverte' wierde worden de woningen door middel van een buitenring ontsloten; daarnaast heeft deze wierde, in plaats van een ingetogen en organisch karakter, een naar buiten gericht en meer formeel karakter.

De woningen langs de buitenring maken een front naar het landschap en vormen op deze wijze een duidelijke stedelijke rand. Behalve door een buitenring worden de overige woningen op de wierde ook intern ontsloten. Pleintjes of groene ruimtes bieden plek voor kleine speelvoorzieningen. De richting en vormgeving van de kappen benadrukken de ruimtelijke samenhang binnen de wierde; gezamenlijk vormen ze het 'dak' van de wierde.

De wierde wordt voor het verkeer door middel van een duikerdam aan de oostzijde ontsloten vanaf de groene as. Aan de zuidzijde is een tweede ontsluiting geprojecteerd, die aangesloten zal worden op het toekomstige, aangrenzende woongebied dat is geprojecteerd tussen deze extraverte wierde en de Friesestraatweg. De buitenrand en het binnendeel van de wierde zijn door middel van fiets- en voetpaden met elkaar verbonden.

Reitdiephaven

Reitdiephaven ligt ten noorden van de wijk Vinkhuizen, in de oksel van de Friesestraatweg en het Reitdiep. De jachthaven met zijn voorzieningen aan de zuidzijde ervan vormt de kern van het plangebied.

De steigers van de haven staan haaks op de zuidelijke oever. Er is plaats voor ongeveer 225 ligplaatsen. Een watergang verbindt de jachthaven met het Reitdiep. Op de kruising van deze watergang en de Hoogeweg biedt een brug in de Hoogeweg doorgang aan het vaarverkeer.

De haven is rondom openbaar toegankelijk. Rond de jachthaven zijn er zones met verschillende functies, die een relatie hebben met en gericht zijn op de haven.

De volgende zones kunnen worden onderscheiden: het Havenplein, het Maritiem Centrum en het Festivalterrein aan de zuidzijde, de Boardwalk aan de noordzijde, de Boulevard aan de oostzijde en de Parkappartementen aan de westzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0008.jpg"

Zones in Reitdiephaven

Centraal met betrekking tot de openbare ruimte staat de haven met een sfeer en inrichting die past bij een havenmilieu. Er is samenhang tussen de verschillende zones in de inrichting van de openbare ruimte.

  • Het Havenplein aan de zuidzijde manifesteert zich als een markant ruimtelijk zwaartepunt in het havengebied. De hogere bebouwing in dit gebied maakt een front naar de Friesestraatweg en presenteert zich nadrukkelijk als een toegang naar de stad. Een geleding van de gebouwen en open ruimtes tussen de gebouwen zorgen ervoor dat een duidelijke oriëntatie mogelijk is en de zichtrelatie vanaf de buitenrand naar de haven gewaarborgd blijft.
  • Aan de zuidelijke rand is ook het Maritiem Centrum gerealiseerd. De gebouwen, variërend van twee tot vier bouwlagen, herbergen onder meer maritieme en havengebonden functies. Naar de Friesestraatweg toe presenteert de bebouwing zich als één front met een representatieve gevel.
  • Het Festivalterrein in de zuidoosthoek was in bestemmingsplan Reitdiep/ Reitdiephaven voorzien van de bestemming Uit te werken stedelijke voorzieningen, die een veelheid aan functies mogelijk maakte, zoals wonen, horeca, detailhandel, maatschappelijke functies en watergebonden bedrijvigheid. Er was geen maximale hoogte opgenomen. Het op dit bestemmingsplan gebaseerde uitwerkingsplan concretiseerde deze bestemming voor het Festivalterrein naar de bestemming Hotel met maximaal 5 bouwlagen (exclusief onderbouw en kap).
    In het voorliggend bestemmingsplan, dat in hoofdzaak ten doel heeft de bestaande bestemming en/of feitelijke situatie vast te leggen, is de (nog niet gerealiseerde) hotelbestemming met bijbehorende bebouwingseisen van het uitwerkingsplan overgenomen.
    De mogelijkheid bestaat dat in de toekomst, in plaats van aan de hotelfunctie, toch meer wordt gedacht aan een invulling met woningen. In het verleden zijn er plannen gemaakt om ter plaatse twee tweespanners (dubbele woontorens) in 18 bouwlagen te realiseren. Hiertoe werd een stedenbouwkundig plan opgesteld (de Herziening Uitwerkingsplan Reitdiephaven, 2007), dat de inspraak doorliep en waarmee de raadscommissie instemde; dit leidde echter niet tot een concreet bouwplan. Mocht in de toekomst opnieuw voor de functie wonen worden gekozen, dan zullen belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld op die plannen te reageren.
  • De Boardwalk grenst aan de noordzijde van de haven. Deze naam is ontleend aan de wijze waarop deze waterrand is vormgegeven. Het betreft een woongebied, waarvan de woningen op het water zijn georiënteerd. De woningen zijn gelegen aan de rand van de haven. In de haven zijn zogenaamde pierwoningen gerealiseerd. De woningen hebben een ondergrondse parkeergarage.
  • Aan de Boulevard, aan de oostzijde van de haven, zijn woningen gerealiseerd met uitzicht op de haven. De Boulevard zorgt voor een duidelijke scheiding tussen het havengebied en de functie daarachter (het Poortje).
  • De Parkappartementen bevinden zich aan de westzijde van het havengebied. Hier staan twee grote woontorens met appartementen in de koop- en huursector. Op de begane grond zijn andere functies, zoals een dierenartspraktijk, denkbaar. Omdat deze locatie een prominente plek heeft binnen het plangebied, namelijk bij de entree, zijn er hoge eisen gesteld aan de vormgeving van het parkeren; dit vindt plaats onder een groen dak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0009.jpg"

Woningen aan de jachthaven

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0010.jpg"

Woningen aan de jachthaven

3.2 Wonen

De centrale ambitie van het gemeentelijke woonbeleid voor de komende jaren is om eenieder zoveel mogelijk naar de zin te laten wonen. Daarom moet er genoeg te kiezen zijn in woningtype, woonmilieu en soort wijk. Kwaliteit is daarbij het sleutelbegrip. Het gaat dan niet alleen om de woning, maar ook om de woonomgeving. Dit betekent dat de openbare ruimte goed en bruikbaar is ingericht, dat de voorzieningen zoveel mogelijk aansluiten bij de verschillende leefstijlen in de wijk of de buurt, dat de wijk of buurt duurzaam ingericht is (Routekaart 2025) en ook dat er in wijken en buurten naar elkaar omgekeken wordt (WMO-beleid). Kwaliteit is niet alleen van belang is voor nieuwe ontwikkelingen, maar ook voor bestaande wijken, buurten en woningen.

Een centrale doelstelling uit de 'Structuurvisie wonen' is het behoud van gezinnen voor de stad. Dat is de afgelopen jaren gelukt door nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied, maar zeker ook door nieuwbouw aan de westkant van de stad, waaronder in de wijk Reitdiep. Uit woningmarktonderzoek dat is uitgevoerd voor de 'Structuurvisie wonen' blijkt duidelijk, dat er een grote vraag is naar groenstedelijk wonen, een woonmilieu dat bij uitstek in de wijk Reitdiep aangeboden wordt en gaat worden. Op wat er staat, en nog moet komen, wordt hieronder ingegaan.

De bestaande woonwijk

In de wijk Reitdiep zijn met name grondgebonden woningen gebouwd. In totaal betreft het 750 woningen tot en met 2009.

In de periode 2010 – 2013 waren er volgens de planning uit begin 2010 nog 240 appartementen voorzien aan de Reitdiephaven. Echter, omdat de plannen daarvoor nog niet zijn uitgekristalliseerd en het voorliggend bestemmingsplan ten doel heeft de bestaande en/of feitelijke situatie vast te leggen, is de bestaande hotelbestemming met bijbehorende bebouwingsmogelijkheden in dit plan opnieuw opgenomen.

In lijn met het uitwerkingsplan Reitdiep II kunnen in het voorliggend bestemmingsplan nog zeven woningen worden gebouwd aan de noordwestzijde van de centrale groene zone in Reitdiep-noord.

Geheel volgens verwachting is het dominante type huishouden op dit moment in de wijk Reitdiep: een gezin; dit betreft ruim de helft van alle huishoudens. Eénvijfde van de huishoudens wordt gevormd door jonge stellen zonder kinderen en ééntiende door middelbare stellen zonder kinderen (45 jaar is hier als grens genomen tussen jonge en middelbare stellen). De overige bewoners zijn ouderen of jonge alleenstaanden.

In 2004 is door de gemeente een tevredenheidsonderzoek gehouden in onder andere de wijk Reitdiep. Over het algemeen waren de bewoners heel positief over de kwaliteit van hun woning en hun wijk. De woning kreeg een acht als gemiddeld rapportcijfer en de wijk een zeven. Het beeld is, dat de wijk typische doorstromers trekt die naar iets specifieks op zoek zijn. Dat kan in de woning zitten, maar juist ook in de wijk. Daarnaast zijn de ruimte in de woning en de rust van de wijk belangrijke items. Er waren toch ook kritiekpunten. De woonomgeving leverde ontevredenheid op bij circa 40%. Daarnaast vond een deel van de deelnemers aan het onderzoek de wijk op dat moment - in 2004 - nog niet af. Andere punten die genoemd werden, waren parkeren, kinderspeelplaatsen en - wat beheer betreft - zwerfafval en het onderhoud van het groen.

Bij de ontwikkeling van Reitdiep is destijds bewust de keuze gemaakt om in deze nieuwe wijk geen nieuwe voorzieningen te realiseren. Voor de bestaande wijken, zoals Paddepoel en Vinkhuizen, heeft dit goed gewerkt, maar tegelijkertijd is duidelijk geworden dat dit voor de bewoners van de nieuwe wijken niet op alle fronten goed heeft uitgepakt. Omdat in deze wijken vooral gezinnen zijn komen wonen, is er een grote vraag naar voorzieningen gericht op kinderen. Daarom staat in de structuurvisie Wonen, dat in nieuwbouwwijken met veel gezinnen voor passende voorzieningen gezorgd moet worden.

3.3 Toekomstige ontwikkelingen

Het middendeel van het plangebied had tot nog toe nog een agrarische functie, maar is in het voorliggend bestemmingsplan voorzien van een uit te werken woonbestemming. Reeds op grond van het structuurplan 'De stad van straks' en de structuurvisie 'Buiten in de stad, een nieuwe toekomst in Noordwest', beide uit 1996, is ter plaatse woningbouw geprojecteerd.

Voor het gebied wordt te zijner tijd een uitwerkingsplan opgesteld ten behoeve van de bouw van circa 400 woningen. Deze capaciteit is nodig om te voldoen aan de vraag naar groenstedelijk wonen.

Het programma betreft globaal een voortzetting van buurtjes met een vergelijkbaar woonmilieu als in de rest van de wijk, waar wordt aangesloten op de vraag naar groenstedelijk wonen. Er moeten vooral grondgebonden woningen gebouwd worden in een ruime groene setting; gedacht wordt aan vrijstaande woningen, twee-onder-één kap- en enkele rijenwoningen. Met het oog op de huidige woningmarkt is een grote mate van differentiatie wenselijk. Er wordt naar gestreefd om 10% van het totaal aantal woningen te realiseren in de vorm van sociale huurwoningen en deze te situeren aan de oostzijde van de Professor Uilkensweg. De opzet aan de westzijde van deze weg is redelijk compact in aansluiting op de opzet van Reitdiephaven.

In de wijk Reitdiep was en blijft het ambitieniveau op het gebied van duurzaamheid hoog. Uitgangspunt is dat dit niveau, voor zover mogelijk, wordt gecontinueerd op de nieuwe woningbouwlocatie. De gewenste kwaliteit heeft betrekking op de woning en op de woonomgeving (zie ook paragraaf 4.4.7).

Op de locaties die (grotendeels) mogelijk zijn op grond van voorgaande plannen, maar die nog niet hebben geleid tot een bouwplan, is reeds ingegaan in paragraaf 3.1.

3.4 Bedrijvigheid en voorzieningen

 

Wijkcentrum Reitdiephaven

Het voorzieningenniveau in Groningen is integraal afgestemd op de belangen van al zijn gebruikers. Prioriteit is daarbij gegeven aan het kernwinkelapparaat van de binnenstad, dat een regionale functie heeft. In samenhang daarmee is er een afgewogen beleid op het gebied van detailhandel op perifere locaties. Voor de wijken geldt in het algemeen dat gesproken kan worden van wijkwinkelcentra en van kleinere winkel- en bedrijvenstrips (gemakscentra). Hier kunnen de inwoners van een wijk op een zo laag mogelijk geografisch schaalniveau in een compact, compleet en comfortabel centrum hun dagelijkse inkopen doen. Daarnaast wordt, daar waar mogelijk en wenselijk, op buurt- en wijkniveau voorzien in nadere vragen van de consument op het gebied van bijvoorbeeld horeca, detailhandel, dienstverlening, lichte bedrijvigheid of combinaties daarvan.

Het centrum van de wijk, wat betreft commerciële voorzieningen, is het gebied aan de zuidzijde van de jachthaven. Hier is het Maritiem Centrum gevestigd, waar, naast het havenkantoor, ruimte is voor recreatie, detailhandel en (andere) maatschappelijke en commerciële functies. Een significant deel van deze oppervlakte wordt ingevuld door de vestiging van een megastore in watersportartikelen, specifiek gericht op havengebruikers, met een oppervlakte van 2.500 m2.

Aan de zuidwestzijde van de haven, aan het Havenplein, is een supermarkt gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 2.000 m2 bruto vloeroppervlakte. Tussen de supermarktlocatie en het Maritiem Centrum is een kleine winkelstrip in aanbouw voor kleinschaliger flankerende commerciële activiteiten. 

Overige functies

Aan de Hoogeweg, gelegen aan het Reitdiep, is een jeugdinrichting gevestigd. Deze maatschappelijke bestemming ligt op de rand van het Jachthavengebied. De jeugdinrichting Het Poortje is een half-open inrichting. Door middel van hekwerken wordt de inrichting afgeschermd van de rest van de omgeving. De afgelopen jaren is veel aandacht besteed aan een passende inrichting van de openbare ruimte rondom Het Poortje. Hoge hekken en muren zijn verwijderd om het half-open karakter goed weer te geven.

Aan de Hoogeweg is een schotel-/antennebedrijf gevestigd. Dit bedrijf heeft zich al vóór de ontwikkeling van woningbouw in het plangebied gevestigd en is positief bestemd.

Aan huis verbonden beroepen

Meer en meer worden de laatste jaren beroepen en kleinschalige bedrijvigheid aan huis uitgeoefend. Dit wordt nog eens onderstreept door de toename van inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel en onderzoeken in het kader van de ontwikkeling van de wijkeconomie, die de laatste tijd landelijk worden gepubliceerd. Aan huis verbonden beroepen zijn bij recht toegestaan in een woning (hoofdgebouw). In het licht van de landelijke trend en het feit dat burgers steeds meer tot mengvormen van ZZP (Zelfstandige Zonder Personeel)-activiteiten en loondienst neigen om in hun bestaan te voorzien, is een ruime (afwijkings)regeling opgenomen voor het toestaan van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Voorwaarde hiervoor is, dat de woonfunctie in stand blijft en het beroeps-/ bedrijfsmatig gebruik in overeenstemming is met de woonfunctie. Daarbij zijn de volgende criteria doorslaggevend: de aard, de omvang en de intensiteit van het gebruik (zie voor een nadere toelichting paragraaf 5.3.2).

3.5 Verkeer

Verkeersstructuur

De verschillende gemeentelijke beleidsnota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte en een duidelijke verkeersstructuur. De doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en de bundeling van verkeersstromen is daarbij van belang. In de tussenliggende gebieden is een aangenaam en veilig woon- en leefklimaat het doel.

In het kader van het landelijke concept 'Duurzaam Veilig' zijn in de gemeentelijke nota 'Kalm aan en rap een beetje' alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten stroomwegen (ringwegen) en gebiedsontsluitingswegen (50 km/u), waar stromen centraal staat, en erftoegangswegen (30 km/u), waar verblijven centraal staat.

Autoverkeer

Aan de zuidzijde wordt het gebied doorkruist door een belangrijke stroomweg, de Friesestraatweg (N355). In de uiterste zuidoosthoek van het plangebied ligt de knoop tussen de Noordelijke Ringweg (N370), de Westelijke Ringweg (N370) en de Friesestraatweg (N355). Deze aansluiting is ongelijkvloers uitgevoerd. Het plangebied kent twee aansluitingen op de hoofdwegenstructuur: via de Professor Uilkensweg is er een ongelijkvloerse aansluiting op de Friesestraatweg (N355) en via de Hoogeweg wordt het gebied ook via een ongelijkvloerse aansluiting ontsloten op de westelijke ringweg. Via de Professor Uilkensweg is het gebied ontsloten op het universiteitscomplex Zernike.

De Friesestraatweg is gecategoriseerd als een stroomweg. Op het gedeelte binnen de bebouwde kom mag 70 km/u worden gereden. Buiten de bebouwde kom is de maximumsnelheid 80 km/u. In het gebied bevindt zich één weg die is aangemerkt als gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/u. Het betreft hier de Professor Uilkensweg.

Alle overige wegen zijn erftoegangswegen (woonstraten), waar een maximum snelheid van 30 km/u geldt. Overgangen van een gebiedsontsluitingsweg naar een erftoegangsweg zijn zo vormgegeven, dat de weggebruiker wordt gewezen op het veranderde snelheidsregiem en het te verwachten verkeersgedrag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0011.png"

Autostructuur

Fietsverkeer

In de beleidsnota “Fietsverkeer 2000” wordt de fietsstructuur in de stad onderverdeeld in een hoofdstructuur en een secundaire structuur. In het plangebied behoren de Professor Uilkensweg en de Friesestraatweg tot de hoofdfietsstructuur. Langs beide wegen hebben fietsers de beschikking over een vrijliggende fietsstructuur.

De Hoogeweg behoort als enige weg in het plangebied tot de secundaire fietsstructuur. Fietsers maken hier vanaf de aansluiting op de Westelijke Ringweg tot aan de brug over de doorgang naar Reitdiephaven gebruik van de hoofdrijbaan. Tussen deze brug en de aansluiting met de Kromme Riet is er een vrijliggend fietspad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0012.png"

Fietsstructuur

Parkeren

Parkeren vindt voornamelijk plaats op eigen terrein, maar zo nu en dan ook in de openbare ruimte. Over het algemeen is er voldoende parkeerruimte in het plangebied. Bij nieuwbouwplannen dient rekening te worden gehouden met voldoende parkeerruimte voor zowel de auto als de fiets. Het aantal parkeerplaatsen wordt bepaald door de geldende gemeentelijke parkeernormen. De kosten van de parkeerplaatsen zijn voor rekening van de ontwikkelaar. De parkeerplaatsen dienen in principe op eigen terrein te worden gerealiseerd.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer ontsluit het gebied. Eén van de lijnen betreft de lijndienst tussen Groningen en het transferium Zuidhorn. Via de op- en afritten met de Friesestraatweg bij de Professor Uilkensweg komt de bus het plangebied binnen, waarna de route via de Professor Uilkensweg naar het universiteitscomplex loopt. Een andere lijn betreft de streeklijn van Groningen naar Munnekezijl. Via een halte aan de Friesestraatweg nabij de aansluiting met de Professor Uilkensweg doet deze lijn het plangebied aan.

 

3.6 Openbare ruimte

3.6.1 Groenstructuur

Het landschap waarin de wijk Reitdiep is gebouwd, wordt gekenmerkt door een open wierden- landschap dat zich uitstrekt tot aan de Waddenzee. In het oosten kent het gebied een scherpe begrenzing in de vorm van het Reitdiep. Met zijn kenmerkende dijken is dit water het belangrijkste landschappelijke element in het gebied. De kaarsrechte lijn van de Hoogeweg, die zich prachtig door het landschap een weg naar de wierde Dorkwerd baant, vormt het tweede karakteristieke element in het gebied. Beide elementen vormen samen met de vergezichten over het landschap een belangrijk uitgangspunt voor het groenconcept van de wijk.

Het talud van de Reitdiepdijk bestaat uit een groenzone in de vorm van een soort uiterwaarde. Deze zone is van belang als recreatieve groenzone. Het beeld bestaat uit een open ruimte met ruige grassen en groepen bomen van soorten die van origine in het gebied voorkomen. Op deze wijze vervult de Reitdiepdijk een functie in het ecologisch netwerk.

Langs de Hoogeweg is sprake van een groene inrichting. Ook ter plaatse van de Professor Uilkensweg is in het wegprofiel ruimte gelaten voor een groene inrichting. Ten westen van de Hoogeweg is de opzet van de wijk zo, dat het landschap in de wijk kan doordringen en omgekeerd is er op verschillende plekken zicht op het omringende landschap. Belangrijk hierbij is de centrale groene enclave, die zal worden ingericht als wijkpark/ uitloopgebied voor de wijk. Hier zal het element water een rol van betekenis gaan spelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0013.jpg"

Ecozone langs het Reitdiep

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0014.jpg"

Groene enclave tussen woondomeinen

Groenstructuurplan

In de groenstructuurvisie Groene Pepers, vastgesteld in maart 2009, is op de groenstructuurkaart onderscheid gemaakt tussen de basisgroenstructuur en de nevengroenstructuur (zie de afbeelding hierna). Gestreefd wordt naar versterking van de functionele kwaliteit en complementering van de basisgroenstructuur.

Mede vanwege de jonge leeftijd van de wijk is er weinig basisgroen aanwezig. Alleen de zone langs de Professor Uilkensweg en de oever van het Reitdiep zijn als basisgroenstructuur aangegeven. De zone langs de Hoogeweg en enkele percelen ten oosten hiervan behoren tot de nevenstructuur. Hier wordt nadrukkelijk gestreefd naar medeverantwoordelijkheid en participatie van bewoners bij de inrichting en het beheer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0015.png"

Groenstructuurplan

De oevers van het Reitdiep, de groene enclave tussen de beide woondomeinen en enkele zichtlijnen binnen de Groene domeinen, alsmede de randen rondom de woningen aan de Helwerd (de introverte wierde) hebben een groenbestemming. Het betreft structureel groen. Het groen, zoals oevers langs slootjes en wegen en een enkel groentje in het woondomein, zijn onder andere bestemmingen ondergebracht. De agrarische percelen ten zuiden van de Friesestraatweg zijn op de verbeelding voorzien van een agrarische bestemming.

Volkstuinencomplex

Het volkstuinencomplex direct ten zuiden van de Friesestraatweg in Vinkhuizen-noord behoort tot het plangebied van dit bestemmingsplan. Het terrein heeft de bestemming Recreatie met beperkte bouwmogelijkheden. Inzet van het bestemmingsplan is om het complex in stand te houden.

3.6.2 Waterstructuur

De waterstructuur is een belangrijk onderdeel van de wijk. Op de verbeelding zijn de voornaamste waterpartijen en watergangen bestemd als Water.

De wijk Reitdiep is gelegen aan de vaarverbinding Reitdiep, die de stad verbindt met het Lauwersmeer. Het Reitdiep heeft vooral een recreatieve functie. Onderdeel van het stedenbouwkundig concept is het wonen aan het water. Dit is met name gerealiseerd ten oosten van de Hoogeweg. Elke woning beschikt over aanlegmogelijkheden voor boten. Door middel van twee sluizen is een verbinding tussen de wijk en de vaarverbinding gecreëerd.

Een ander belangrijk waterelement is de Reitdiephaven. Aan de zuidzijde van de jachthaven zijn allerlei voorzieningen gerealiseerd, die gericht zijn op het water en die te maken hebben met het water. Daarnaast is de woonbebouwing hier georiënteerd op het water.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Archeologie

In 1992 is door Nederland het ‘verdrag van Valetta’ ondertekend, in de volksmond ook wel ‘verdrag van Malta’ genoemd. Het verdrag is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten, zoals de Ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen in de bestemmingsplannen.

Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 daarom een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan regels te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Het gaat om regels voor bepaalde, op archeologische gronden geselecteerde, gebieden, waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' verplicht wordt. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor het behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988, de erfgoedverordening van de gemeente en dit bestemmingsplan beschrijven vervolgens de procedure.

Het bestemmingsplan Reitdiep 2012 bestaat uit een actualiserings- en een ontwikkeldeel.

Het ontwikkeldeel betreft het middendeel van het plangebied, dat op de verbeelding is voorzien van de bestemming Wonen uit te werken. In het ontwikkeldeel heeft archeologisch vooronderzoek plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat er in het gebied geen 'vindplaatsen' aanwezig zijn, met uitzondering van de wierde die hierna wordt beschreven.

Hierna volgt een overzicht van de beschermenswaardige elementen in het plangebied (zie de afbeelding hierna).

1. Archeologisch monument en terrein ten oosten van de Professor Uilkensweg

De Professor Uilkensweg loopt in noordelijke richting over een verhoogd terrein, namelijk een huiswierde uit de Middeleeuwen. Bij de aanleg van de Professor Uilkensweg werden opgravingen uitgevoerd, waarbij middeleeuwse en postmiddeleeuwse bewoningssporen werden aangetroffen. Aan de oostkant van de weg is een archeologisch rijksmonument aanwezig; voor werkzaamheden op dit gedeelte moet een monumentenvergunning worden aangevraagd bij het Rijk. Het gebied eromheen is beschermd als archeologisch terrein met een dubbelbestemming ‘Waarde - archeologie 1A'.

2. Wierde onder de Friesestraatweg

In 2001 en 2002 zijn opgravingen uitgevoerd aan de noord- en zuidzijde van de Friesestraatweg ter hoogte van de Professor Uilkensweg, waar een nieuwe rotonde werd aangelegd. De kern van de wierde lag (en ligt) net onder de Friesestraatweg op een redelijk hoog opgeslibde kleine oeverwal aan een aantal voormalige geulen. Tijdens de opgraving bleek dat de wierde dateerde uit de Romeinse IJzertijd (meer precies: uit de 1ste eeuw na Christus), maar er zijn ook aanwijzingen van bewoning uit de vierde eeuw na Christus. Naast bewoningssporen uit de Romeinse IJzertijd werd ook een aantal middeleeuwse sloten gevonden. De huidige verkaveling rond de Friesestraatweg, die dateert uit de middeleeuwen, kent grote greppels en sloten, die noordzuid georiënteerd zijn.

De flanken van de wierde zijn opgegraven, maar de kern van de wierde ligt nog steeds onder de Friesestraatweg. Het gebied – dat ook op de Archeologische MonumentenKaart Nederland is opgenomen als ‘van hoge archeologische waarde’ - heeft in dit bestemmingsplan daarom ook de dubbelbestemming ‘Waarde - archeologie 1B'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0016.jpg"

Beschermenswaardige elementen in het plangebied 

3) Vegetatieniveaus

In het gehele gebied bevinden zich in principe twee vegetatieniveaus waarvan de oudste (de onderste) dateert uit de Midden IJzertijd, en de jongste uit de Laat-Romeinse tijd. Het onderste vegetatieniveau betreft een fossiel oppervlak, dat gedateerd wordt in de periode van circa 400 tot 200 jaar voor Christus. Op dit oude oppervlak ontstonden wierden, die later werden overslibd door afzettingen van de zee. Waarschijnlijk raakte in de 4de eeuw na Chr. het gebied overslibd als gevolg van het stijgen van de zeespiegel. Op deze relatief dunne kleilaag ontstond een tweede vegetatieniveau (rond 0,2 m -NAP).

4) Reitdiepdijk

In 2003 werd overtuigend bewezen, dat het in het plangebied gelegen gedeelte van de loop van het Reitdiep niet natuurlijk is, maar door mensenhanden is gegraven. Dit is een conclusie die getrokken kan worden uit de aanleg van de twee proefputjes, die in 2003 gegraven werden in de westelijke Reitdiepdijk ten behoeve van de aanleg van twee sluisjes. Resultaten wezen uit dat langs de Reitdiepdijk de oeverwallen ontbreken. Wel werd de basis gevonden van de oudste dijk, een kleilichaam met (restanten van) een rij palen. De dijk werd maar liefst zes keer opgehoogd. De doorsnijding van de oostwestgeoriënteerde verkaveling (uit circa 1200) door het gegraven Reitdiep dateert uit ongeveer de 13de eeuw. Dit komt overeen met de vondsten uit bovengenoemde proefputjes.

De Reitdiepdijk wordt mede bestemd als archeologisch waardevol (bestemming ‘Waarde - Archeologie 1A').

4.2 Ecologie

Ecologische groenstructuur

Dit zeer jonge noordelijke stadsdeel, dat voor een groot deel in het open landschap ligt, kenmerkt zich door relatief veel water, een hoog percentage twee-onder-een-kapwoningen, rijenwoningen en vrijstaande woningen met tuinen die natuurfuncties dragen. De natuurwaarden in het openbare gebied zijn te vinden in de waterpartijen, watergangen, ecologische oevers, dijklichamen, het volkstuin- complex, laanbomen en grazige zones. Daarnaast is er nog een te ontwikkelen open weidegebied net ten noorden van de Friesestraatweg. In de weiden broeden in het voorjaar nog enkele weidevogels, en in en langs de sloten leven verschillende amfibiesoorten.

Groen

Ecologisch gezien zijn vooral het kerngebied Reitdiepdijk met aangrenzende hooilanden (c.q. de aan de dijk grenzend groen), het nieuwe kerngebied de groene enclave, de ecologische middenberm in de Professor Uilkensweg, de oostelijke berm van de Hoogeweg en het zuidelijk gelegen volkstuincomplex met omsluitende groensingels van belang. Hier leven belangrijke (deel)populaties van onder andere verschillende beschermde vleermuissoorten, marters, egels, muizen, vlinders, amfibieën en veel vogelsoorten. De Reitdiepdijk met aangrenzende hooilanden vormt een geschikte biotoop voor kenmerkende en zeldzame dijkplanten als kattendoorn en knoopkruid. De kruidenvegetaties leveren geschikte leefplaatsen voor vlinders, kleine zoogdieren en amfibieën. Daarnaast foerageren in dit gebied veel zwaluwsoorten, waaronder de zeldzamere huiszwaluw en de oeverzwaluw. De berm van de Hoogeweg is ingezaaid met kruiden en heeft daardoor een belangrijke waarde voor insecten als vlinders, bijen en hommels. De bermen van de Professor Uilkensweg hebben deze waarde in veel mindere mate. Deze wegbermen worden gezien als belangrijke ecologische verbindingen op wijk- en buurtniveau. Ze zijn van belang voor vlinders, vogels en zoogdieren, zoals de egel. Al de bovengenoemde gebieden, op de groene enclave na, zijn op de Stedelijke Ecologische Structuurkaart van 2008 vastgelegd.

Waterstructuur

De watermilieus zijn van waarde voor vleermuizen, vissen, watervogels, oevervogels, amfibieën en libellen: niet alleen als voortplantingsgebied, maar tevens als foerageer- of rustgebied. Verschillende vleermuissoorten gebruiken de waterstructuren bovendien als trekroute. Deze trekroutes zijn wettelijk beschermd. Behoud en versterking van deze zones is van groot belang.

De waterstructuur penetreert op een gunstige wijze in de woonmilieus. De meeste woonstraten of erven zijn omringd door sloten, deels met natuurlijke oevers, deels met harde oevers of aanlegsteigers. Een apart gebied vormt de Reitdiephaven. Ook hier is gekozen voor ecologische waarden door ecologische oevers en onderwaterplantengroei mogelijk te maken, namelijk tussen de pierwoningen in.

Gewenste ontwikkeling

Genetische uitwisseling en het tegengaan van klimaatopwarming vragen om duurzame, goed functionerende ecologische verbindingen. Zij zijn voorts van belang voor een gezond leefmilieu op wijk- en buurtniveau. Optimale stadsverbindingen zijn minimaal 25 meter breed en bevatten een boom-, struik- en kruidlaag om voor een doelsoort als wezel en egel passeerbaar te zijn. Bij langere verbindingszones zijn aansluitende kleinere groengebieden als ondersteuning van belang.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is niet alleen het behoud van de genoemde kerngebieden en verbindingen van belang, maar juist ook het veiligstellen en ecologisch functioneel houden van de wijk als geheel door een verbinding of aansluiting met het buitengebied en de nationale Ecologische Hoofdstructuur. Woonwijken moeten door middel van watergangen, al dan niet in combinatie met landschappelijk inheems groen, gescheiden worden van weidepercelen. Locale weidevogelpopulaties worden door huiskatten in hun voortbestaan bedreigd.

Alle boomstructuren in het gebied zijn waardevol voor vogels en vleermuizen: als nestplaats, voedselvoorziening en trekroute.

De inrichting en het beheer van alle groengebieden moet afgestemd zijn op het Doelsoortenbeleid Noord. Deze randvoorwaarden gelden als uitgangspunt voor het nog te ontwikkelen open weidegebied.

Overige aandachtspunten

De bouwwijze van huizen in de wijk Reitdiep kenmerkt zich wel door pannendaken, maar er zijn vrijwel geen overkappingen en/of dakoverstekken. Daarnaast ontbreken spleten of nestkasten in daken en gevels, zodat de gierzwaluw, mus, spreeuw, roodstaart en vleermuizen geen vestigingskans krijgen. De aantallen van deze soorten nemen stadsbreed af. Bij renovatie en nieuwbouwplannen is het wenselijk voorzieningen voor deze soorten als randvoorwaarde op te nemen.

Alleen in straten als Tjariet zijn er dakoverstekken. Dit biedt mogelijkheden voor de huiszwaluw, waarvan er in deze straat een populatie aanwezig is. Ook de nieuw ontwikkelde huiszwaluwtillen zouden in deze wijk meer toegepast kunnen worden.

Wet en regelgeving

Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet en aan het stedelijke ecologische beleid. De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur, die zich ten noorden van het plangebied bevindt, bedraagt circa 600 meter. De afstand tot het Leekstermeergebied bedraagt ruim 3,5 kilometer. Gezien de afstand en de afscherming door bestaande bebouwing is er geen sprake van invloed ten gevolge van het voorliggend plan op beide gebieden. Er is dan ook geen nader onderzoek nodig.

4.3 Water

Algemeen

Het beleid ten aanzien van water is vastgelegd in het 'Waterwerk, verbreed Groninger Rioleringsplan' van de gemeente Groningen (planperiode 2009-2013). Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijke wateropgave van de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's.

De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als medeordenend principe. Water legt verbindingen tussen de bodem, de natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. Het Reitdiep valt onder het beheer van het waterschap Hunze en Aa's, die een adviserende en toetsende rol vervult.

Drooglegging

Het totale gebied maakt onderdeel uit van polder Jonge Held (winterpeil NAP -1,1 meter; zomerpeil NAP -0,9 meter). Het Reitdiep in het oosten heeft een boezempeil van NAP + 0,53 meter NAP; dit kan in extreme situaties oplopen tot NAP +1.50 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0017.png"

Schouwsloten en hoofdwatergangen van het waterschap,
alsmede peilgebieden

Bouwmaterialen

Bij de bouw van de gebouwen mogen geen materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit, welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Het toepassen van vegetatiedaken is wenselijk. De aanleg van een vegetatiedak is positief voor de rioleringsopgave vanwege de vertraagde afvoer van water. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen.

Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's en dergelijke.

Ecologisch gezien bieden vegetatiedaken ook de nodige voordelen, zoals meer ruimte voor insecten en vogels.

Deelgebieden

Het plangebied bevindt zich in het noordwesten van de stad nabij Dorkwerd. In de huidige situatie zijn de noord-, de oost- en, ter plaatse van Reitdiephaven, de zuidzijde ontwikkeld en is het middengebied nog onbebouwd. De betreffende gebieden zijn weergegeven op de hierna opgenomen afbeelding en worden per onderdeel beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0018.jpg"

Deelgebieden

Reitdiephaven

De Reitdiephaven staat in open verbinding met het Reitdiep en hanteert hierdoor hetzelfde peil.

Reitdiep-noord

Het oostelijke deel van Reitdiep-noord, dat ligt tussen het Reitdiep en de Hoogeweg, is uitgevoerd met - voor het overgrote deel - bevaarbaar water. Twee kleine sluizen overbruggen het peilverschil tussen het Reitdiep en het waterpeil van de woonwijk. Het gebied is grotendeels aangelegd als eilandenzone.

Het middengebied direct ten westen van de noordkant van de Hoogeweg is momenteel nog grasland. Dit gebied is aangewezen als groene enclave en zal worden ingericht als water- en groengebied.

Reitdiep-noord is aan de westzijde omrand door brede watergangen.

Het te ontwikkelen woongebied

Watergangen

Het middendeel van het plangebied is momenteel nog grasland, met uitzondering van het gedeelte waar de bouw van een school is gepland. Deze locatie ligt buiten het plangebied.

Het overige gebied heeft de bestemming Wonen uit te werken. Het behouden van de hoofdwaterstructuren is wenselijk. Daar waar ontwikkelingen komen, is ook compensatie van oppervlaktewater noodzakelijk.

Op de watergang ten (zuid)oosten van de weg Joeswerd is de aansluiting van de toekomstige aanvoer van Drents water gepland. Voor dit Drentse water is al een deel van de route gerealiseerd. De route begint in het plangebied bij de ringweg, waar het water via een duiker aangevoerd kan worden. Vervolgens moet het water via een watergang in het nog te ontwikkelen middengebied getransporteerd worden. Deze watergang moet van voldoende afmeting zijn. Op de hierna opgenomen afbeelding is deze verbinding met een lichtblauwe lijn aangegeven. De locatie van de watergang wordt nog nader bepaald, maar moet meegenomen worden in het ontwerp. Het water vervolgt zijn weg via de watergang langs de weg Joeswerd in noordelijke richting. Via een duiker komt het terecht in het watersysteem tussen de Hoogeweg en het Reitdiep. Het water stroomt vervolgens in zuidelijke richting langs de Professor Uilkensweg en voert dan af via een infiltratieriool/duiker langs de Reitdiephaven. Tot slot gaat het via een duiker onder de ringweg door en stroomt dan zuidelijk van de ringweg richting het oosten naar de vijvers van Vinkhuizen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0019.jpg"

Waterafvoerrichtingen

Verklaring: de donkerblauwe lijnen zijn bestaande verbindingen, de rode lijnen zijn duikers, de lichtblauwe lijn is de ontbrekende schakel in het te ontwikkelen gebied.

Water en riolering

Bij de bouw van de woningen in het middengebied moet rekening worden gehouden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak, waardoor regenwater sneller tot afstroming komt. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting: er moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater geëist. Als vuistregel gaat het om een compensatie van 10% van de toename van het verharde en / of bebouwde oppervlak in de vorm van oppervlaktewater. Binnen het plan moet hier ruimte voor worden gereserveerd. Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit gecompenseerd worden door de aanleg van nieuwe watergangen/partijen. Het water moet, indien mogelijk, vertraagd afvoeren op de bestaande hoofdwatergangen door het plangebied.

Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is dat regenwater niet in de bodem kan zakken. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geïnfiltreerd en kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.

De aanleg van een vegetatiedak kan een bijdrage leveren aan de compensatie van de toename van het verharde en bebouwde oppervlak (zie ook deze paragraaf onder het kopje Algemeen).

In de verdere uitwerking van de plannen moet duidelijk worden hoe de compensatie van de toename van het verharde oppervlak gerealiseerd wordt.

Bodem

De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1 meter en bij gebouwen minimaal 1,3 meter zijn ten opzichte van maaiveld. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0.20 meter beneden de fundering zijn. Op dit moment zijn er inzake het te ontwikkelen woongebied onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de drooglegging en de ontwateringsdiepte.

Riolering

In het plangebied is een gescheiden stelsel aanwezig. In de Hoogeweg ligt een d.w.a . (droogweer afvoer)-leiding naar het gemaal.

Bij de realisatie van woningbouw in het middengebied (het te ontwikkelen woongebied) moet een gescheiden rioolsysteem aangelegd worden, waarbij regenwater gescheiden wordt van het afvalwater.

Het huishoudelijk afvalwater van onder meer toilet, douche en keuken wordt aangesloten op het dwa-stelsel. Of aansluiting op het bestaande stelsel mogelijk is in relatie tot diepteligging en capaciteit moet uitgezocht worden. Dit zal ook afhankelijk zijn van de stedenbouwkundige inrichting. Het dakwater plus het overige regenwater gaat naar het oppervlaktewater. Ook eventuele drainage- systemen moeten, indien mogelijk, afwateren op het oppervlaktewater. Daar waar woningen rechtstreeks aan oppervlaktewater grenzen, kan rechtstreeks afgevoerd worden op oppervlaktewater.

4.4 Milieu

4.4.1 Algemeen

Binnen de gemeente Groningen is sinds eind jaren '80 van de vorige eeuw het principe van de compacte stad het uitgangspunt van het milieu- en ruimtelijk beleid. Het compacte stadsbeleid staat voor een concentratie van stedelijke functies, waardoor op regionaal niveau het milieu gunstig wordt beïnvloed. De compacte stad leidt immers tot minder ruimtebeslag in het buitengebied en minder mobiliteit.

Het concept van de compacte stad brengt echter met zich mee dat de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving door de concentratie van stedelijke functies plaatselijk kan leiden tot milieubelasting. Het is dan ook belangrijk om de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving gericht in de gaten te houden. Uitgangspunt hierbij is dat de relatief goede kwaliteit van het Groningse milieu wordt gehandhaafd en waar nodig verbeterd.

Het plangebied omvat de woonwijk Reitdiep en - ten zuiden van de Friesestraatweg - volkstuinen en agrarisch gebied. Het voorliggend plan is voornamelijk een conserverend plan, dat in het kader van de actualisering van oude bestemmingsplannen is opgesteld. Dit betekent dat er in principe geen nieuwe ontwikkelingen in worden meegenomen. Echter, het middengebied heeft de bestemming Wonen-uit te werken gekregen om door middel van een uitwerkingsplan nieuwbouw van woningen mogelijk te maken.

De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, duurzaamheid en bodem.

4.4.2 Bedrijven(terreinen)

Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.

De Wet Ruimtelijke Ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor.

In het bestemmingsplan wordt met eventuele hinder rekening gehouden door het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming. De VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' geeft hiervoor een handreiking.

De regulering van de milieubelasting door bedrijven vindt voorts plaats op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en/of de Algemene Plaatselijke Verordening. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties.

In artikel 2.1 Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in het bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing, indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Barim) genoemd is als een type A- of B-inrichting. Indien het een type A-inrichting is, dan is geen melding nodig. Indien het een type B-inrichting is, is het doen van een melding verplicht. Bij de aanvraag van een vergunning voor een nieuwe bedrijfsvestiging wordt nauwgezet beoordeeld of aan de geldende randvoorwaarden kan worden voldaan en of er hinder zal optreden.

In het plangebied zijn in principe alleen bedrijven toegestaan in de categorieën 1 en 2, conform de beschrijving van de VNG in 'Bedrijven en milieuzonering'. Dergelijke bedrijven passen binnen een woonomgeving. De voorschriften van dit bestemmingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

Echter, op het bedrijventerreintje in de hoek van de Friesestraatweg-Professor Uilkensweg zijn bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan. Hier mogen, naast andersoortige bedrijven, twee benzinestations waarvan maximaal één met LPG (<1000 m3 /jaar), zich vestigen. Het toestaan van benzinestations heeft ten doel om vestigingen, die ervoor kiezen om van elders binnen de stad hier naartoe te verhuizen, mogelijk te maken.

4.4.3 Geluid

Geluid is één van de factoren die (grote) invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.

Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden: 1. industrielawaai; 2. wegverkeerslawaai; 3. spoorweglawaai.

Bestaande situatie

In het plangebied is alleen wegverkeerslawaai relevant. In en langs het plangebied liggen Rijks- en Provinciale wegen zoals de Plataanlaan, Friesestraatweg en de Professor Uilkensweg. Al deze wegen vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder.

De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor de bestaande situatie. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

Uit te werken woonbestemming

Voor het gebied met de uit te werken woonbestemming is de Wet geluidhinder relevant. Deze wet stelt grenzen aan de geluidbelasting op nieuwe geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen. De geluidbelasting op de gevel mag in principe niet hoger zijn dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde die voor wegverkeerslawaai 48 dB bedraagt. Op grond van de Wet geluidhinder is de bouw van geluidgevoelige bestemmingen zonder meer mogelijk, indien voldaan wordt aan de voorkeursgrens- waarde.

Langs wegen liggen geluidzones. Het uit te werken gebied ligt binnen de geluidzone van zowel de Friesestraatweg als de Professor Uilkensweg. Uit een eerste indicatief akoestisch onderzoek (zie bijlage 1 bij deze toelichting) blijkt, dat de geluidbelasting in grote delen van het gebied hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Langs de Friesestraatweg wordt de maximale grenswaarde overschreden. Woningbouw is realiseerbaar. Er zullen dan wel maatregelen genomen moeten worden, zoals het toepassen van dove gevels, het aanbrengen van extra gevelisolatie of geluidafschermende bebouwing langs de wegen. Daarnaast moet er bij de bouw van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen een geluidzone, indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden op grond van de Wet geluidhinder een ontheffing verleend worden. Zo'n ontheffing kan worden verleend als maatregelen om de geluidbelasting te beperken niet mogelijk, wenselijk of doelmatig zijn. In die gevallen kan een hogere waarde voor de toelaatbare geluidbelasting worden vastgesteld. Deze mag echter niet hoger zijn dan de maximale grenswaarde, c.q. bij nieuwbouw van woningen voor binnenstedelijke wegen (Professor Uilkensweg) 63 dB en voor buitenstedelijke wegen (Friesestraatweg) 53 dB. Het besluit tot het vaststellen van hogere waarden moet in het uitwerkingsplan worden onderbouwd en gemotiveerd op basis van akoestisch onderzoek.

4.4.4 Luchtkwaliteit

Hierna wordt kortheidshalve gesproken van de 'Wet luchtkwaliteit', die op 15 november 2007 in werking is getreden. Formeel gaat het hier echter om de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer: stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), koolmonoxide (CO), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb) en benzo(a)pyreen. Hiervan zijn NO2 en PM10 het meest relevant omdat in Nederland alleen voor deze twee stoffen regelmatig en/of op ruime schaal normoverschrijdingen voorkomen.

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Dit model is mede gebaseerd op gegevens van het Landelijke Meetnet Luchtkwaliteitnet. Zo worden in het model ook de zogenoemde achtergrondconcentraties verdisconteerd (dat wil zeggen: de luchtverontreiniging van bijvoorbeeld bedrijven, huishoudens en van verder afgelegen bronnen), die worden bepaald op basis van het Landelijke Meetnet Luchtkwaliteit. Voor het bestemmingsplan Reitdiep is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2009 en 2019. De concentraties zijn berekend voor de meest drukke weg in het plangebied Reitdiep, te weten: de Friesestraatweg. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2.

Uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.

Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Voor de berekening van de luchtkwaliteitsnormen: zie bijlage 2 bij deze plantoelichting.

Voor de uit te werken woonbestemming moet de luchtkwaliteit nog worden onderzocht.

Geur

De richtlijnen voor geurnormen voor bedrijven worden meegenomen in vergunningen en/of via een Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) in kader van Wet milieubeheer.

4.4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege de productie, het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, de vaarwegen en door buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd, omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van I&M is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met VROM. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (1-1-2011). Onlangs is het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) vastgesteld. Het BTEV is vergelijkbaar met het BEVI en bevat risiconormen voor transportroutes.

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.

Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient de gemeente het groepsrisico te verantwoorden.

De gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er binnen het plangebied risicobronnen aanwezig zijn die invloed hebben op de veiligheidssituatie binnen het plangebied, te weten: de hogedruk-aardgasleiding N-507-26-KR, de hogedruk-aardgasleiding N-507-50-KR en de provinciale weg N355 (Friesestraatweg).

Nabij het plangebied ligt de risicobron LPG-tankstation Veldma (Friesestraatweg 213). Daarnaast staat het bestemmingsplan in het zuidwesten van het plangebied onder de bestemming Bedrijf een lpg-verkooppunt toe. Op grond van het BEVI is een minimale afstand tot kwetsbare objecten noodzakelijk van 35 meter tot het vulpunt, 25 meter tot de tank en 15 meter tot de afleverzuil. De aangrenzende dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning laat binnen een zone van 100 meter grenzend aan de bestemming Bedrijf geen gebouwen toe. Hierdoor is de minimale afstand tot kwetsbare objecten gewaarborgd.

Voor de bestemming 'Wonen – Uit te werken' en - voorzover het gaat om de locatie waar LPG is toegestaan – de bestemming 'Bedrijf' geldt momenteel landelijk het Gebruiksbesluit als juridische waarborg voor noodzakelijke blusvoorzieningen. De betrokken gemeentelijke projectgroep en bouwaccountmanagers worden hiervan op de hoogte gesteld, zodat hiermee tijdig rekening kan worden gehouden.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de provinciale weg N355. Uit nader onderzoek is gebleken dat aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobron wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de bestaande situatie wel bebouwing staat op minder dan 30 meter vanaf de N355. Het betreft één woning aan de zuidkant van de Friesestraatweg (circa 16 meter vanaf de N355). Aangezien het om bestaande bebouwing gaat, wordt voldaan aan hetgeen is vastgelegd in het 'Provinciaal Basisnet'.

Voor de twee hogedruk-aardgasleidingen geldt dat de toetsingsgebieden zich uitstrekken over een afstand van respectievelijk 70 en 170 meter ter weerszijden van de leidingen binnen het plangebied. Aangezien hierbinnen woningen zijn gelegen is er een groepsrisicoberekening voor beide leidingen gemaakt, waarbij de geprojecteerde nieuwbouw is meegenomen. Gebleken is dat de geprojecteerde nieuwbouw slechts een geringe toename van het GR tot gevolg heeft.

De verantwoording groepsrisico is uiteengezet in de veiligheidsstudie die als bijlage is toegevoegd.

Het plangebied ligt buiten het (groepsrisico)-invloedsgebied van 150 meter van het tankstation en buiten het gewondeneffectgebied van 290 meter. De aanwezigheid van het bestaande LPG-tankstation is voor externe veiligheid niet van invloed op dit bestemmingsplan.

De regionale brandweer heeft daarnaast geconstateerd dat, er in het plangebied sprake is van een beperkte bestrijdbaarheid. Om de tweezijdige bereikbaarheid van de bestemming ‘Wonen nader uit te werken’ te garanderen, adviseert de brandweer om in de uitwerkingsregels nadere voorwaarden op te nemen. Dit geldt zowel voor objecten in de bestemming ‘Wonen nader uit te werken’ als voor de woonbuurt Kleiwerd. Op advies van de brandweer dienen bluswatervoorzieningen in de uitvoeringsfase te worden meegenomen in de bestemmingen ‘Wonen nader uit te werken’ en ‘Bedrijf’ (verkoop motorbrandstoffen LPG).

In het plangebied is in de bestaande situatie sprake van een beperkte zelfredzaamheid. Om de veiligheid te verbeteren, adviseert de brandweer om in overleg met de Gasunie passende maatregelen te treffen, zodat de kans op schade aan de hogedruk-aardgastransportleiding wordt beperkt. Ook wordt geadviseerd om het bestuur van JJI Het Poortje te informeren over de externe veiligheidsrisico’s. Tot slot adviseert de brandweer om voor de bestemming ‘Wonen nader uit te werken’ nadere voorwaarden op te nemen, zodat nieuwe objecten voor verminderd zelfredzame personen in de 30-meterzone van de Friesestraatweg en de 100% -letaliteitsgrens van de transportleidingen worden uitgesloten.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.4.6 Bodem

Algemeen

Bodemverontreining kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging.

Eventuele bronverontreiniging wordt veroorzaakt door huidige of voormalige bedrijfsfuncties en/ of dempingen en ophogingen met verontreinigde grond. Uit archiefonderzoek naar het gebruik van de grond tot nu toe en uit gegevens van een eerder bodemonderzoek kunnen deze mogelijk verontreinigde locaties worden opgespoord.

Eventuele diffuse bodemverontreiniging ontstaat door jarenlang gebruik en is niet tot een specifieke bron te herleiden.

Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' in acht genomen te worden.

Bij de aanpak van de bodemverontreiniging wordt zo goed mogelijk aangesloten bij de geplande ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid voor aanvullend onderzoek en voor de sanering ligt bij de projectontwikkelaar. De wijze waarop de sanering wordt uitgevoerd en het tijdstip waarop met de sanering wordt gestart, zal worden afgestemd op de planning van de bouwactiviteiten. Het uitgangspunt is dat de locatie geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik. Voordat met de sanering kan worden begonnen, moet de gemeente Groningen als bevoegd gezag op grond van de Wet bodembescherming instemmen met de voorgestelde sanering. De gemeente ziet toe op de juiste uitvoering van de sanering en van grondverzet in het algemeen.

Daarnaast geldt voor nieuwe gevallen, bodemverontreiniging ontstaan na 1987, een ander regiem. Op deze gevallen is de zorgplicht van toepassing. Dit betekent dat nieuwe bodemverontreiniging altijd zoveel mogelijk ongedaan gemaakt moet worden, ongeacht hoe ernstig de bodemverontreiniging is.

Het plangebied

De beoordeling van de bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan gaat uit van een gebiedsbenadering en van de beschikbare gegevens op het moment van de inventarisatie. Individuele locaties zullen telkens opnieuw moeten worden beoordeeld op het aspect van geschiktheid. De inventarisatie, die is opgenomen in bijlage 4 bij deze toelichting, is uitgevoerd op 3 maart 2010 en is gebaseerd op de op dat moment bij de Milieudienst beschikbare gegevens over (potentiële) ernstige verontreinigingen. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties: zie www.eloket.groningen.nl.

Over het algemeen voldoet de bodemkwaliteit aan de normen die gekoppeld zijn aan het huidige gebruik of de huidige functie.

Locaties met een ernstige bodemverontreiniging

Er zijn binnen het plangebied geen locaties bekend waar ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld en nog niet is gesaneerd. Er zijn twee locaties gesaneerd; deze zijn hierna weergegeven. Tevens is aangegeven of er gebruiksbeperkingen zijn.

Locatie code   Locatie naam   Beoordeling verontreiniging   Sanering uitgevoerd*   Zorg na sanering  
GO001400302   Hoogeweg, vml. nr 1   ernstig, spoed   ja   n.v.t.  
GR001402551   Friesestraatweg, trace   Potentieel ernstig, geen spoed   ja   1, 3  

Zorgmaatregelen en gebruiksbeperkingen na sanering
1. bestemmingswijzigingen melden bij bevoegd gezag Wet bodembescherming
3. verharding in stand houden

* Bij functiewijzigingen zal nagegaan moeten worden of de sanering voldoende uitgevoerd is voor het beoogde gebruik.  

Diffuse verontreinigingen

Uit de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt, dat in dit plangebied geen diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt. Bij afvoer en/of het toepassen/ hergebruik van grond dient de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' in acht genomen te worden. Deze documenten zijn in te zien via de site milieu.groningen.nl

Eventueel toepassen of afvoer van grond dient gemeld te worden bij SenterNovem. (www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl). Deze zendt de melding door naar de afdeling Bodem van de Milieudienst van de gemeente Groningen.

Het ontwikkelgebied met de bestemming Wonen uit te werken

Voor het middengebied is een nieuwe ontwikkeling geprojecteerd; hier is het agrarisch gebied voorzien van de bestemming Wonen - uit te werken. Ter plaatse is voor enkele kleine deelgebieden al bodemonderzoek uitgevoerd. Voor één onderzocht terreindeel is aanvullend onderzoek nodig. Op het deel van de ontwikkellocatie waarvan geen bodemonderzoek bekend is, moet dit nog plaatsvinden.

4.4.7 Duurzaamheid

Duurzaamste stad van Nederland

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidsvisie vastgesteld.

Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden, ligt een focus op de thema's 'energie' en 'de kwaliteit van de leefomgeving'. Daarnaast gelden er algemene eisen ten aanzien van duurzame bouw, zoals onder andere weergegeven in het Nationale Pakket Duurzame Woningbouw (NPDW) en het Nationale Pakket Duurzame Utiliteitsbouw (NPDU).

Ook zijn er verschillende software-pakketten beschikbaar waarmee afwegingen op het gebied van duurzaamheid kunnen worden gemaakt. De bekendste voorbeelden hiervan zijn Greencalc+ en GPR nieuwbouw. Daarnaast zijn er op dit moment volop ontwikkelingen rondom duurzaamheid, zoals bijvoorbeeld de ontwerpopgave Cradle to Cradle (C2C) (“van wieg tot wieg”).

De duurzaamheidsvisie is uitgewerkt in: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+ 2025'. Vastgelegd is hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingskwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de gemeente de stad klaar wil maken voor de effecten van klimaatverandering. Beschreven is hoe, met wie, waarmee en wanneer deze ambitie wordt nagestreefd: door te streven naar 'CO2-neutraal' met een extra 'plus' op energiebesparen.

Binnen de Routekaart wordt een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. Deze wordt gebruikt bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.

De Groningse energieladder

De Groningse energieladder kent in volgorde van belangrijkheid de volgende prioriteiten: energievrij, vermindering van energieverbruik, gebruik en productie van duurzame energie, efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen, compensatie van fossiele energiebronnen.

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de energieladder meegenomen worden.

Er dient bijvoorbeeld naast aandacht voor een optimale isolatie ook gekeken te worden of er energiebronnen in de buurt van nieuwbouwprojecten zijn die kunnen worden gebruikt, zoals restwarmte van nabijgelegen gebouwen (bijvoorbeeld van een verzorgingshuis of kantoor). Het gebruik van aardwarmte in de vorm van warmte-/koude-opslag in de bodem in combinatie met warmtepompen is een duurzaam alternatief voor verwarming door middel van aardgas.

Kwaliteit van de leefomgeving

In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier waarop wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin kan worden geconcludeerd dat duurzaamheid al een goede verankering in dit bestemmingsplan heeft gekregen.

Overige (duurzaamheids)aspecten

Op het gebied van materiaalgebruik is het wenselijk gebruik te maken van materialen, die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast, dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt zijn voor hergebruik. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen.

4.4.8 Groninger Woonkwaliteit

Het voorgaande sluit goed aan bij de door de gemeente gewenste Groninger Woonkwaliteit.

In het Bouwbesluit is wettelijk geregeld aan welke eisen nieuwbouwwoningen moeten voldoen. De gemeente Groningen gaat een stap verder en wil dat alle nieuwbouwwoningen in de stad extra kwaliteit hebben. Hierover hebben gemeente, corporaties, projectontwikkelaars en belangenorganisaties afspraken gemaakt onder de noemer 'Groninger Woonkwaliteit'. Dit is een kwaliteitslabel voor nieuwbouwwoningen in Groningen bovenop de wettelijke eisen. Groninger Woonkwaliteit gaat over: 1. duurzaamheid en energie; 2. toegankelijkheid en levensloop- bestendigheid; 3. veiligheid en gezondheid.

Voor de consument is dit vertaald in: een prettige en veilige entree, een comfortabel en gezond binnenklimaat, een ruime en praktische indeling, lagere energielasten, inbraakbeveiliging en milieuvriendelijke bouwmaterialen.

Met al deze doelstelling zal bij het ontwikkelen van het uit te werken woongebied rekening moeten worden gehouden.

Kwaliteit in de woonomgeving betekent dat de openbare ruimte goed en bruikbaar is ingericht en dat de voorzieningen zoveel mogelijk aansluiten bij de verschillende leefstijlen in de wijk of buurt. In het geval van de wijk Reitdiep betekent het, dat er voorzieningen voor gezinnen aanwezig moeten zijn. Deze zijn er met name in het gebied rond de haven.

4.4.9 Kabels en leidingen

In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van de externe veiligheid. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.

In het plangebied bevinden zich de volgende leidingen die als dubbelbestemming op de verbeelding en in de regels (de artikelen 17 en 18) zijn opgenomen:

  • twee hogedrukgasleidingen van de Gasunie met een diameter van respectievelijk 6 en 16 inch en een ontwerpdruk van 40 bar. In de Externe veiligheidsparagraaf (paragraaf 4.4.5) is het effect van deze leidingen op de omgeving beschreven. Daaruit blijkt dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risico en dat de aan te houden veiligheidsafstanden voor het groepsrisico respectievelijk 70 en 170 meter zijn;
  • een 110 kV hoogspanningsleiding van Tennet. In verband met stralingsgevaar bestaat er voor gevoelige functies een indicatieve veiligheidszone van 50 meter aan weerszijden van het hart van de leiding. In principe zijn in die zone geen gevoelige functies (bijvoorbeeld wonen of onderwijs) toegestaan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Reitdiep 2012 geconsolideerde versie voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.

Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen, alsmede een uitwerkingsplicht voor het middengebied. Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale kaart (verbeelding) is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (bestemmingsplannen.groningen.nl alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.

De papieren verbeelding bestaat uit één kaartblad met schaal 1:2000. De kaart is getekend conform de SVBP 2008. De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

5.2 Geconsolideerde versie

Zoals in paragraaf 1.2 al is aangegeven is dit de geconsolideerde versie van het bestemmingsplan Reitdiep 2012. In deze geconsolideerde versie zijn de wijzigingen uit drie facetbestemmingsplannen verwerkt in één doorlopende tekst:

- Woningsplitsing, vastgesteld op 23 april 2014
- Facetherziening parkeren, vastgesteld op 8 juni 2016
- Herziening bestemmingsregels wonen 2, vastgesteld op 1 april 2020.

Hoewel deze geconsolideerde versie bedoeld is om geraadpleegd te kunnen worden als integrale regeling, is zij als zodanig niet door de raad vastgesteld en heeft dan ook geen zelfstandige rechtskracht. De in de consolidatie samengebrachte bepalingen ontlenen hun rechtskracht enkel en alleen aan hun oorspronkelijke vaststelling. Waar bepalingen in de geconsolideerde versie onverhoopt mochten afwijken van de formeel vastgestelde versie, gelden de formeel vastgestelde bepalingen.

Deze consolidatie brengt geen verandering in per plan geldende peilmomenten voor bestaande situaties en overgangssituaties. Daarom moet, waar in regels verwezen wordt naar peilmomenten en bestaande situaties, steeds gekeken worden naar de peildata van het plan waarin de in het geding zijnde regel zijn oorsprong vindt (het bp Reitdiep 2012, Woningsplitsing, Facetherziening parkeren of Herziening bestemmingsregels wonen).

5.3 Geldende bestemmingsplannen en overige regelingen

In het plangebied vigeren momenteel de onderstaande (bestemmings)plannen. Deze worden geheel of gedeeltelijk door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.

Nr.   (Bestemmings)plan   Vastgesteld door de gemeenteraad   Goedgekeurd door gedeputeerde staten  
139   West-End Groningen   29-8-1966 5   30-05-1967 6368/66
1e afd.  
140   West End Hoogkerk   29-8-1966 VII   30-05-1967 6369/67
1e afd.  
314   Volkstuinencomplex Vinkhuizen Noord   30- 01-1985 18   25-07-1985 10437 wpz  
398   Buitengebied herziening '98   24-3-1999
 
26-10-99  
415


421  
Reitdiep/Reitdiephaven
Moederplan

Uitwerkingsplan Noordwestelijk woongebied Reitdiep (fase) II

1e partiële Uitwerkingsplan Reitdiephaven  
25-04-2001


4-5-2004, nr. 6q


27-11-2001  
03-07-2001 nr. 2001-8.814/27/B23
Onherr. 14-11-2002
17-06-2004, nr.04/14896, RRB

05-02-2002
Onherr. 18-09-2002  
442   Openbaar Vaarwater   27-01-2010   n.v.t.  

Naast de bovenstaande (bestemmings)plannen gelden voor het plangebied momenteel de Uniforme voorschriften prostitutiebedrijven, vastgesteld d.d. 28 maart 2001 onder nr. 5a, goedgekeurd d.d. 25 juni 2001, en onherroepelijk geworden op 31 augustus 2001. Deze worden eveneens meegenomen en daarmee voor het plangebied vervangen door het voorliggend bestemmingsplan.

5.4 Toelichting op de artikelen

5.4.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

In artikel 1 is een groot aantal definities opgenomen. Definities zijn nodig voor een goed begrip van de voorschriften en geven mede de reikwijdte ervan aan. Onder horeca als additionele voorziening vallen bijvoorbeeld bedrijfskantines. Het betreft inrichtingen, waarbij het doel van het bezoek in hoofdzaak is gericht op andere activiteiten dan consumptie, en waarbij de horecafunctie uitsluitend in relatie met die andere activiteiten voorkomt.

Waar nodig zijn in deze geconsolideerde versie begrippen uit de facetherzieningen ingevoegd, waarbij vanwege technische beperkingen de oorspronkelijke nummering soms niet kon worden aangehouden.

Bestemmingsregels

Onderstaande tekst is in deze geconsolideerde versie aangepast ten opzichte van het oorspronkelijk vastgestelde plan.
In de bestemmingsomschrijvingen van de bestemming Gemengd, Wonen-1 en Wonen-2 is de functie 'wonen' vervangen door 'woningen', waarbij een woning wordt gedefinieerd als 'een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden'. Daarmee wordt bereikt dat alleen duurzame vormen van huishoudens zijn toegestaan. Kamerverhuur valt daar niet onder. Een huishouden wordt namelijk gedefinieerd als 'persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur'. De oppervlakte van nieuwe woningen moet tenminste 50 m² zijn. Situaties waar onlangs nog een vergunning voor kleinere woningen is verleend of waarvoor projecten in de pijplijn zitten, zijn geregeld met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'. Aan sommige locaties is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' toegevoegd. Hiermee is het aantal woningen dat kleiner is dan 50 m² vastgelegd, conform de afspraken die met ontwikkelende partijen zijn gemaakt.
Bestaande kamerverhuur en bestaand beschermd wonen blijven uiteraard wel toegestaan. Als peildatum voor 'bestaand' geldt het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan Herziening bestemmingsregels wonen 2. In de bestemmingsomschrijving van de bestemmingsplannen is opgenomen dat onzelfstandige kamerverhuurpanden mogen worden omgezet in zelfstandige woningen, mits de oppervlakte daarvan minimaal 24 m² bedraagt en het aantal huishoudens in het pand afneemt.
Een woning mag niet worden gesplitst (veranderd en/of worden vergroot tot twee of meer zelfstandige woningen). Uitzonderingen kunnen hier op worden gemaakt:
– als de splitsing is bedoeld om een meergeneratiewoning te realiseren;
- als de gebruiksoppervlakte van de te splitsen woning minimaal 140 m² is en de resulterende woningen minimaal 50 m² aan gebruiksoppervlakte hebben.
De splitsingsaanvraag wordt getoetst aan de beleidsregels terzake (zie toelichting hieronder bij artikel 23).
De gebruiksregels zijn overeenkomstig bovenstaande aangepast: gebruik voor nieuwe kamerverhuur of bewoning anders dan door een huishouden is niet meer toegestaan.

Artikel 4 Agrarisch

De bestemming Agrarisch is gelegd op de bestaande weilanden die zijn gelegen ten zuiden van de Friesestraatweg en ten noorden/westen van de volkstuinen die de bestemming Recreatie hebben gekregen.

Artikel 5  Bedrijf

Twee locaties aan de zuidzijde van het plangebied zijn voorzien van de bestemming Bedrijf. Hier zijn bedrijven en kleine kantoren mogelijk. Detailhandel ter plaatse is in principe ongewenst. Een uitzondering is gemaakt voor verkooppunten van motorbrandstoffen op het terrein aan de Friesestraatweg. De redenen zijn: de geschiktheid van de locatie voor zulke detailhandel en dat het gewenst kan zijn, dat dergelijke verkooppunten van elders binnen de gemeente naar deze plek verhuizen.

Artikel 6 Detailhandel

De bestemming Detailhandel, met een bestemmingsomschrijving die in hoofdzaak een tuincentrum toelaat, ligt in de zuidoosthoek van het plangebied. Hoewel detailhandel ter plaatse in principe ongewenst is, is hiervoor toch gekozen om de bestemmingsregeling vergelijkbaar te houden met de regeling in het vigerende bestemmingsplan. De grond is in eigendom van de gemeente. Mogelijk wordt het gebied in de nabije toekomst herontwikkeld.

Artikel 7 Gemengd

De bestemming Gemengd is gelegen aan de zuid(west)zijde van Reitdiephaven en wordt gevormd door drie bouwvlakken. In het meest oostelijke bouwvlak zijn grootschalige detailhandel, zoals detailhandel in watersport- en kampeerartikelen, lichte bedrijvigheid en dienstverlening toegestaan. Direct ten westen daarvan is met name kleinschaliger detailhandel mogelijk met daarboven woningen. Aan de zuidwestzijde van de jachthaven is een supermarkt voor de wijk gerealiseerd met daarboven eveneens woningen. Tevens zijn binnen de bestemming Gemengd sportvoorzieningen en horeca mogelijk, alsmede recreatieve voorzieningen, bijvoorbeeld douchegelegenheid ten behoeve van watersporters.

Artikel 8 Groen

De bestemming Groen omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied. De belangrijkste groengebieden zijn: de oevers van het Reitdiep, de groene enclave tussen de beide woondomeinen, enkele zichtlijnen binnen de Groene domeinen en de noordwestrand van het plangebied.

Artikel 9 Horeca

De regeling voor de bestemming Horeca in het voorliggend bestemmingsplan is identiek aan de regeling in het nu nog vigerende uitwerkingsplan.

Toegestaan zijn: een hotel en hotelaccommodatie met receptie en restaurant, en hotelappartementen met dien verstande dat de totale oppervlakte aan horeca in het plangebied de 3000 m² niet over- schrijdt, waarbij het aantal hotelappartementen maximaal 48 mag bedragen.

De maximale bouwhoogte bedraagt 24 meter. Dit is overeenkomstig het vigerend bestemmingsplan op grond waarvan vijf bouwlagen (elke bouwlaag is maximaal 3.75 meter) zijn toegestaan, alsmede een onderbouw van maximaal 2.20 meter en een kap.

Artikel 10 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is ruim en omvat onder meer diensten die de overheden aan hun burgers leveren, alsmede het verlenen van maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, onderwijs en sport. In het plangebied ligt deze bestemming op de locatie van Het Poortje, een penitentiaire jeugdinrichting.

Artikel 11 Recreatie

Het volkstuinencomplex direct ten zuiden van de Friesestraatweg is voorzien van de bestemming Recreatie. In het gebied is een gebouw voor gezamenlijk gebruik toegestaan. Daarnaast mogen per perceel gebouwen met een maximale oppervlakte van in totaal 15 m2 worden opgericht.

Artikel 12 Tuin

De bestemming Tuin is direct ten westen van en grenzend aan het groene hart van Reitdiep-noord gelegd ten behoeve van het aanzicht vanaf deze centrale ruimte.

Artikel 13 Verkeer

De bestemming Verkeer omvat de verkeersstructuur in het plangebied. Het gaat hier om alle wegen en woonstraten. Binnen de bestemming zijn voorts fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, recreatieve voorzieningen zoals speeltoestellen, bermen en groenvoorzieningen, oevers, taluds, waterlopen en waterpartijen toegestaan. Ook de combinatie nutsvoorziening/ sluiswachtershuisje direct ten noordoosten van de jachthaven valt onder deze bestemming, evenals een horecagelegenheid aan het water aan de zuidwestzijde. De Professor Uilkensweg is op de verbeelding voorzien van de aanduiding natuurwaarden, vanwege het belang voor de stedelijke ecologische structuur; ten behoeve van de gewenste flexibiliteit voor wat betreft de situering van deze structuur is hieraan geen afzonderlijke bestemming gegeven.

Artikel 14 Water

De bestemming Water betreft de belangrijkste waterstructuren in het plangebied. In de eerste plaats is er de Reitdiephaven. Daarnaast zijn er vaak brede waterpartijen, die kleine woonbuurtjes omringen aan de oost- en noordwestzijde van het plangebied.

Artikel 15 Wonen-1

De regels van de bestemming Wonen-1 zijn gericht op behoud en versterking van de ruimtelijke karakteristiek, maar het is niet de intentie het gebied geheel op 'slot' te zetten. Zo worden bij de bestaande woningen, behalve bij de woningen die zijn voorzien van de aanduiding sba-1 of sba-2, aan de achterzijde royale uitbreidingsmogelijkheden geboden. Dit in aanvulling op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht sinds 1 oktober 2010 biedt.


Regeling voor bijbehorende bouwwerken

Voor de bouwmogelijkheden is het van belang op welk gedeelte van het erf gebouwd wordt. Bijbehorende bouwwerken zijn voor het merendeel van de woningen (bij recht) uitsluitend toegestaan op het achtererfgebied. Hierop wordt onderstaand ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0020.jpg"
Voorerfgebied en achtererfgebied


Aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) toegestaan, mits zij maximaal 4 meter hoog zijn, en maximaal 4 meter diep zijn, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0021.jpg"
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken


Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 meter. Indien de zij- of achtererfgrens grenst aan het openbaar toegankelijk gebied moeten bijbehorende bouwwerken minimaal 1 meter uit deze zij- en/of achtererfgrens worden geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0022.jpg"
Ligging aan het openbaar toegankelijk gebied


Voor alle bijbehorende bouwwerken op het achtererfgebied tezamen, inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag worden bebouwd tot een maximale oppervlakte van 50 m2.

Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding-1, c.q. bij de woningen rond de jachthaven, is op grond van dit bestemmingsplan geen bebouwing op het achtererf mogelijk. Dit, in verband met de stedenbouwkundige uitstraling van de bebouwing langs de haven en de beperkte omvang van het achtererf. De bestaande bebouwing op het voorerf is positief bestemd.

Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding-2, c.q. langs de Hoogeweg, is op grond van dit bestemmingsplan geen bijbehorende bebouwing bij woningen toegestaan in verband met het belang van openheid tussen de woningen en het water dat de Hoogeweg begeleidt. Echter, het Besluit omgevingsrecht biedt hier wel bouwmogelijkheden.

Artikel 16 Wonen-2

De bestemming Wonen-2 is gelegd op de bestaande twee woontorens met appartementen, gelegen aan de westzijde van het havengebied, de zogenoemde Parkappartementen. Op de begane grond zijn andere functies, zoals een dierenartspraktijk, toegestaan. Het parkeren vindt plaats onder een groen dak, maar ook in garageboxen.

Artikel 17  Wonen - Uit te werken

Het middendeel van het plangebied, dat nog niet is ontwikkeld, is op de verbeelding voorzien van de bestemming Wonen- uit te werken. Lid 17.2 bevat de randvoorwaarden (uitwerkingsregels), waarbinnen burgemeester en wethouders de bestemming moeten uitwerken.

Dit bestemmingsplan bevat geen algemene procedureregels voor uitwerkingsplannen. De procedure hiervoor is nu voorgeschreven in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en heeft rechtstreekse werking. Dit artikel regelt dat deze procedure de weg moet volgen die is voorgeschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent een terinzagelegging van 6 weken, gedurende welke zienswijzen kunnen worden ingediend. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens binnen 8 weken over de vaststelling van het uitwerkingsplan.

Artikelen 18 en 19 De dubbelbestemmingen voor leidingen

De artikelen 18 en 19 betreffen de dubbelbestemmingen waarin de leidingstroken in het plangebied worden geregeld. Om de leidingen te beschermen moet een minimum afstand voor het bouwen in acht worden genomen.

Artikelen 20 en 21 Dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie 1A en 1B

De (dubbel)bestemmingen Waarde-Archeologie-1A en 1B hebben ten doel aanwezige archeologische waarden te beschermen. De bestemming ligt op respectievelijk de Reitdiepdijk en

het gebied rond het archeologisch monument aan de Professor Uilkensweg (Waarde - Archeologie 1A) en de wierde onder de Friesestraatweg (Waarde - Archeologie 1B).

Algemene regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 23 Verwijzing naar beleidsregels

Op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a van het Besluit ruimtelijke ordening is het mogelijk om in een bestemmingsplan te verwijzen naar beleidsregels. Daarmee kan een zekere mate van flexibiliteit worden ingebouwd in een bestemmingsplan: beleidswijzigingen die worden aangebracht in beleidsregels werken dan door in het bestemmingsplan, zonder dat het bestemmingsplan moet worden gewijzigd.

Met dit artikel wordt de koppeling gelegd met beleidsregels inzake splitsing en bewoning alsmede beschermd wonen. Bij eventuele aanpassing van de beleidsregels verwijst dit artikel naar die aangepaste beleidsregels.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

In dit artikel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval in strijd met dit bestemmingsplan zijn.

Artikel 25 Parkeren

In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Artikel 26 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 27 Overgangsrecht

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 28 Slotregel

Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

Interpretatieve gebruiksbepalingen

Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.

5.4.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk

Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 15.6.

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 15.6 voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfstypen wonen-werken (bijlage 2 bij de Regels).

5.4.3 Toelichting begrip tuincentrum

Definitie begrip tuincentrum

Tot het hoofdassortiment behoort zowel 'levend' als 'dood materiaal' voor de inrichting en onderhoud van particuliere tuinen. Hieronder vallen niet alleen bloeiende en niet-bloeiende planten, bollen en zaden, maar bijvoorbeeld ook tuinmest, teelaarde, tuingereedschap, materialen voor het bestraten van tuinen, schuttingen, tuinhuisjes, kasjes, serres en materialen voor het maken van vijvers- en fonteinen (folie, pompen, e.d.). Kamerplanten, snijplanten, bloempotten en vazen zijn hieraan sterk verwant en behoren traditioneel tot het aanbod van tuincentra, vandaar dat ze ook tot het hoofdassortiment worden gerekend.

Tot het nevenassortiment behoren artikelen die aan een tuincentrum kunnen worden gerelateerd en die in samenhang met het hoofdassortiment worden aangeboden. Hiertoe wordt o.a. dibevo (dierbenodigdheden en -voeders) gerekend. Hoewel veel tuincentra dit assortiment vaak al heel lang voeren, heeft het geen directe relatie met tuininrichting of -onderhoud en valt het volgens vaste jurisprudentie ook niet onder het begrip tuincentrum, tenzij een bestemmingsplan uitdrukkelijk detailhandel in dibevo toelaat. Annex hiermee is ook de verkoop van huis- en hobbydieren toegestaan.

Omdat deze niet onder dibevo vallen, zijn deze apart benoemd. Verder behoort tot het nevenassortiment o.a. tuinmeubilair. Hierbij moet aan tuinstoelen, -banken en -tafels worden gedacht, meubilair dat voor de inrichting van de tuin is bedoeld. Ook een tuin- of buitenkachel, een vuurkorf, tuinverlichting, tuinbeelden of tuindecoratie kunnen we hiertoe rekenen (camping- of vrijetijdsmeubelen daarentegen weer niet, evenmin als binneninterieur). Tuinkleding- en schoeisel maakt eveneens deel uit van het nevenassortiment. Hiermee wordt bedoeld werkkleding of schoeisel, die worden gedragen bij het plegen van tuinonderhoud (overalls, laarzen, klompen, e.d.). Modieuze, sport- of vrijetijdskleding zijn hiervan uitgesloten.

Verder is ook de verkoop van sfeerartikelen toegestaan, mits deze artikelen bestemd zijn voor gebruik buiten. Niet tuingerelateerde sfeerartikelen vallen buiten het (neven)assortiment. Hiertoe worden bijvoorbeeld kaarsen en kerstversiering (voor gebruik binnenshuis) gerekend. Deze mogen wel als ondergeschikt assortiment worden gevoerd (10-procentsregeling; zie hierna).

Regeling tuincentrum volgens de bestemmingsomschrijving

De assortimentsbeperkingen, die liggen besloten in de definitie van het begrip tuincentrum, laten onverlet, dat volgens de bestemmingsomschrijving binnen iedere perifere detailhandelsvestiging ook non-volumineuze en branche-vreemde goederen mogen worden verkocht, mits de omvang van dat aanbod niet meer bedraagt dant 10% van de verkoopvloeroppervlakte van een dergelijke vestiging tot een maximum van 500 m2. Dit assortiment mag uitsluitend als onzelfstandig onderdeel van een perifeer detailhandelsbedrijf, dat ter plaatse is gevestigd, worden aangeboden. Met het gebruik van de term 'onzelfstandig onderdeel' wordt tot uitdrukking gebracht dat de verkoop van niet-volumineus, niet aan de branche gerelateerd assortiment slechts is toegestaan voor zover en zolang ter plaatse één van de toegelaten vormen van perifere detailhandel wordt uitgeoefend. De verkoop van dat assortiment moet een onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van een PDV-vestiging en vanuit dezelfde detailhandelsruimte plaatsvinden. Een shop-in-the-shop is niet toegestaan.

Hoofdstuk 6 Participatie

6.1 Participatie

Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening door middel van een kennisgeving van het voornemen tot het maken van het voorliggend bestemmingsplan op 10 december 2009. Gezien het stadium waarin het plan op dat moment verkeerde, zijn toen geen stukken ter inzage gelegd, is toen evenmin gelegenheid geboden zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen en zijn onafhankelijke instanties niet in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het voornemen.

Over het concept-bestemmingsplan vond op 17 januari 2011 een overleg plaats met 3 bestuursleden van de Vereniging van Amateurtuiniers Vinkhuizen en op 20 januari 2011 met het bestuur van de Bewonersvereniging Reitdiep. Op deze bijeenkomsten zijn het bestemmingsplan en de bestemmingsplanprocedure toegelicht. Beide verenigingen hebben met instemming gereageerd op het bestemmingsplan.

 

6.2 Inspraak

Over de voorontwerpversie van voorliggend bestemmingsplan is een inspraakprocedure gevoerd op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005. In het kader van deze procedure heeft het voorontwerp-bestemmingsplan van 11 maart tot en met 7 april 2011 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon schriftelijk, ook via het internet, op het bestemmingsplan worden gereageerd. Er zijn negen schriftelijke inspraakreacties binnengekomen. Vijf van deze inspraakreacties, waarvan één ondertekend door 86 wijkbewoners, zijn met name gericht op de geprojecteerde bebouwing aan de zuidoostzijde van de haven: op het zogenoemde Festivalterrein. In de voorontwerpversie van dit bestemmingsplan was hier een woontoren van maximaal 65 meter geprojecteerd, in de ontwerpversie van het bestemmingsplan is dit, mede naar aanleiding van inspraakreacties, gewijzigd en is uitsluitend de vigerende planologische regeling opgenomen (dat wil zeggen: een hotelfunctie tot maximaal 24 meter hoog, zie ook hierna onder ad B.). De overige reacties betreffen in hoofdzaak respectievelijk het uit te werken woongebied, de verkeerssituatie, het geprojecteerde bedrijventerrein met een benzinestation aan de Friesestraatweg en de wens een horecapaviljoen te realiseren. Hierna wordt op deze punten ingegaan.

De geprojecteerde bebouwing op het Festivalterrein

Inspraakreactie

Het bezwaar tegen de geprojecteerde bebouwing op het Festivalterrein betreft de volgende aspecten.

  • A. Het karakter van de toegestane bebouwing op het Festivalterrein
    De geprojecteerde hoogbouw op het Festivalterrein leidt tot een stedelijk karakter en het verdwijnen van het open landelijke karakter van het gebied, en tot het wegnemen van het vakantie-/haven-/ nautische gevoel bij bewoners aan, en/of bezoekers van de jachthaven.
    De hoge bebouwing blokkeert het uitzicht vanaf de rondweg op de jachthaven en de fraaie huizen er omheen. De bebouwing tast de woonsituatie en de goede verhouding bouwmassa en openbare ruimte aan.
    De plannen omtrent de te realiseren woontoren/ het hotel moeten verder uitgewerkt worden in het voorontwerp. Het is op dit moment te onduidelijk of deze qua uiterlijk in de wijk passen.
  • B. Voorgaande plannen
    In het moederplan en in het uitwerkingsplan wordt niet wordt gesproken over een Festivalterrein; waar komt de naam Festivalterrein vandaan? Door één van de insprekers wordt gewezen op eerdere plannen die uitgingen van afwijkende hoogten.
  • C. Overlast ten gevolge van de hoogbouw
    Eén van de insprekers wijst op de hoogbouw die is geprojecteerd op plm. 10 meter vanaf zijn/ haar woning. Voorts wordt genoemd dat het woongenot (zon en licht) van de direct omwonenden van de jachthaven wordt weggenomen door de eventueel zeer hoge bebouwing. Vanaf de hoge toren zal er sprake zijn van zichtoverlast en inbreuk op de privacy. De geprojecteerde hoogbouw zal geluidoverlast met zich meebrengen.
  • D. Overige aspecten
    Het is de vraag of er wel behoefte is aan dergelijke hoogbouw met de huidige leegstand in de stad. Gezien de wisselende plannen voor de locatie de afgelopen jaren is het de vraag of er de komende 10 jaar wel iets gerealiseerd gaat worden.
    De appartementen kunnen het beste worden opgenomen in het uit te werken woongebied, bijvoor- beeld langs de Friesestraatweg.
    De infrastructuur is niet berekend op zoveel bewoners op een klein parkeerterrein (weinig parkeergelegenheid).

Gemeentelijke reactie

Ad A. Met de ontwikkeling van de wijk Reitdiep is een stedelijk karakter beoogd. De jachthaven wordt ook niet voor niets een stadsjachthaven genoemd. Het is een jachthaven in het stedelijk gebied. De haven heeft een introvert karakter met een gesloten rand. De bebouwing en de functies om de haven omarmen de jachthaven, waardoor een herbergzaam gebied ontstaat en de geluidsoverlast van de aanpalende infrastructuur tot een minimum wordt beperkt.

Ad B. Het sluitstuk in het plangebied vormt de invulling op het Festivalterrein. Ooit is deze naam intern bedacht zoals de ´boardwalk' en de 'parkappartementen'. Het betreft hier uitdrukkelijk een naam en geen functie als festivalterrein.

Vanaf 2001 is het Festivalterrein voorzien van een bestemming op grond waarvan een veelheid aan functies mogelijk was, maar waarbij geen maximale hoogte was vastgelegd. Het uitwerkingsplan vulde deze plek in ten behoeve van een hotelfunctie in maximaal 5 bouwlagen.

In een later stadium is er, mede door de ontwikkelingen in de omgeving, een studie gedaan naar hoogbouw in en rondom het plangebied. Deze studie wijst uit dat 5 lagen, stedenbouwkundig gezien, niet als maximum hoeft te gelden. Een bouwhoogte van maximaal 18 lagen zou ook mogelijk zijn, echter met de kanttekening dat het dan om een slanke toren moest gaan, mede vanwege de bezonningseffecten op het plangebied.

Om deze ontwikkeling te faciliteren werd een stedenbouwkundig plan opgesteld (de Herziening Uitwerkingsplan Reitdiephaven, 2007), dat de inspraak doorliep en waarmee de raadscommissie instemde. De voorontwerpversie van het voorliggend bestemmingsplan sloot op dat stedenbouwkundig plan aan.

Een en ander heeft tot nu toe nog niet tot een concreet bouwplan geleid.

Mede gezien de inspraakreacties èn omdat de invulling van de locatie nog niet helemaal is uitgekristalliseerd, is ervoor gekozen de bestaande juridische regeling van het uitwerkingsplan zo exact mogelijk over te nemen. Dat betekent dat, overeenkomstig het vigerend uitwerkingsplan, een hotelfunctie is toegestaan in bebouwing tot maximaal 24 meter (5 bouwlagen van maximaal 3.75 meter plus onderbouw en kap).

Mocht in de nabije toekomst toch worden gekozen voor een woonfunctie, dan zal een procedure worden gevoerd met de mogelijkheid voor belanghebbenden om hierop te reageren.

Ad C en D. Deze aspecten zijn gezien het vorenstaande niet meer aan de orde.

Het uit te werken woongebied

Inspraakreactie

Woningbouw in het gebied met de bestemming 'Wonen - Uit te werken' tast het uitzicht aan. De inspreker, die aan de Zijlsterried woont, is niet per definitie tegen de realisatie van de uitbreiding, wanneer deze het maatschappelijk nut dient. Wel wordt verzocht om: a. een onderbouwing van het nut van het projecteren van 400 extra woningen nu de woningmarkt is verslechterd en b. een uitgewerkte in plaats van een nog uit te werken bestemming. Hierdoor wordt de onzekerheid voor de omwonenden zoveel mogelijk beperkt en wordt zo min mogelijk de doorverkoop van de woningen belemmerd.

Gemeentelijke reactie

Het maatschappelijk nut van de ontwikkeling van het uit te werken woongebied is de noodzaak te voldoen aan de vraag naar groenstedelijk wonen. In het Structuurplan van de gemeente Groningen 'De stad van Straks, Groningen in 2005' (1996) was ter plaatse al een woningbouwlocatie voorzien (blz. 59 en de bij dat plan behorende verbeelding). Een structuurplan is uiteraard globaal van aard. Daarom is in 1996 de visie op het noordwestelijke deel van de stad uitgewerkt in de 'Structuurschets Noordwest. Buiten in de stad'. Hierin zijn de uitgangspunten voor woningbouw geformuleerd. In lijn daarmee heeft het gebied in bestemmingsplan Reitdiep 2012 een uit te werken woonbestemming.

In de toelichting wordt hierop als volgt ingegaan:

“Een centrale doelstelling uit de 'Structuurvisie wonen' is het behoud van gezinnen voor de stad. Dat is de afgelopen jaren gelukt door nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied, maar zeker ook door nieuwbouw aan de westkant van de stad, waaronder in de wijk Reitdiep. Uit woningmarktonderzoek dat is uitgevoerd voor de 'Structuurvisie wonen' blijkt duidelijk, dat er een grote vraag is naar groenstedelijk wonen, een woonmilieu dat bij uitstek in de wijk Reitdiep aangeboden wordt en gaat worden. Op wat er staat, en nog moet komen, wordt hieronder ingegaan.”

“Het programma betreft globaal een voortzetting van buurtjes met een vergelijkbaar woonmilieu als in de rest van de wijk, waar wordt aangesloten op de vraag naar groenstedelijk wonen. Er moeten vooral grondgebonden woningen gebouwd worden in een ruime groene setting; gedacht wordt aan vrijstaande woningen, twee-onder-één kap- en enkele rijenwoningen. Met het oog op de huidige woningmarkt is een grote mate van differentiatie wenselijk. Gestreefd wordt naar ruimte voor 10% sociale huurwoningen aan de oostzijde van de Professor Uilkensweg. De opzet aan de westzijde van deze weg is redelijk compact in aansluiting op de opzet van Reitdiephaven.”

Omdat de verkaveling van de geprojecteerde woningen nog onvoldoende is uitgewerkt, is een uitgewerkte bestemming in dit stadium niet mogelijk. Verkoop van bestaande woningen blijft uiteraard wel altijd mogelijk: de randvoorwaarden voor de uitwerking bieden redelijk veel duidelijkheid, onder meer inzake het bebouwingspercentage (maximaal 50%) en de bouwhoogte (maximaal 11 meter). Specifiek voor de indiener van deze inspraakreactie geldt, dat de afstand tussen Zijlsterried en het bestemmingsvlak Wonen-Uit te werken ten westen van de Hoogeweg vrij groot is (46 meter).

De verkeerssituatie

Inspraakreactie

De toekomstige verkeersafwikkeling is onvoldoende omschreven in het plan. De plannen zullen leiden tot knelpunten, zoals een toenemende verkeersdrukte. Daardoor ontstaat geluidoverlast in de verblijfsgebieden, onveiligheid voor kinderen en bij uitritten van havenkelders, een onbereikbare haven en geen mogelijkheid voor het inrichten van een 30-km-zone vanwege toeleveranciers met zwaar of volumineus transport.

Gemeentelijke reactie

Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan worden er binnen het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe verkeersaantrekkende bestemmingen toegevoegd. Weliswaar verandert de toekomstige ontsluitingsstructuur van het gebied ten gevolge van de reconstructie van het verkeersknooppunt Reitdiepplein (ter plaatse van de kruising van de westelijke en de noordelijke ringweg), maar ook deze wijziging was al aan de orde binnen het vigerende bestemmingsplan.

De overige genoemde punten hebben betrekking op de inrichting van de openbare ruimte. Met uitzondering van de Professor Uilkensweg wordt het plangebied aangeduid als verblijfsgebied, waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Uitgangspunt is dat de inrichting van de wegen op deze functie worden afgestemd, zodat een snelheid van 30 km/uur dan ook als logisch wordt ervaren. Dat wil echter niet zeggen dat snelheidsremmende maatregelen in de vorm van drempels en dergelijke noodzakelijk zijn.

De toekomstige ontwikkeling van het uit te werken woongebied heeft geen invloed op de verkeersafwikkeling. Hoewel de wijze van ontsluiting nog niet bekend is, is het uitgangspunt dat er geen extra aansluitingen op de Professor Uilkensweg bij komen; de locatie wordt via de huidige wegverbindingen Hoogeweg en Reitdiephaven ontsloten. Natuurlijk zorgt dit voor extra verkeer, maar de verwachte verkeersdruk blijft binnen de grenzen die voor (verzamel)wegen binnen verblijfsgebieden acceptabel zijn.

Het geprojecteerde bedrijventerrein aan de Friesestraatweg

Inspraakreactie

Het is de vraag of het bedrijventerrein ten noorden van de Friesestraatweg en begrensd door de Professor Uilkensweg niet gewoon weiland kan blijven. Wonen in het landschap is iets anders dan de mogelijkheid van een benzinestation voor de deur.

Gemeentelijke reactie

Reeds op grond van bestemmingsplan Reitdiep/Reitdiephaven was op dit terreintje, naast een transferium, bedrijvigheid mogelijk op grond van de bestemming 'Uit te werken stedelijke voorzieningen.' Dit betekent dat hier een stedelijke functie was gedacht. Op een bedrijventerrein zoals dit, nabij een belangrijke uitvalsweg van de stad Groningen, is een benzinestation een passende functie. Het benzinestation is uitsluitend toegestaan op een behoorlijke afstand van de parkappartementen; deze bedraagt tot de bedrijfsbestemming aan de westzijde van de Professor Uilkensweg 78 meter.

De wens een horecapaviljoen te realiseren

Inspraakreactie

Op de hoek van de kade van het Havenplein zijn er plannen voor een horecapaviljoen; de inspreker is zeer geïnteresseerd in deze locatie.

Gemeentelijke reactie

De inspreker heeft zich inmiddels teruggetrokken.

6.3 Overleg

In het kader van het overleg op grond van artikel 3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorliggende bestemmingsplan toegezonden aan de bij het plan betrokken instanties. De reacties van deze instanties is opgenomen in bijlage 5 van deze plantoelichting. De Gasunie, de rijksdiensten, de brandweer, de provincie en de waterschappen hebben inhoudelijke opmerkingen gemaakt, die hebben geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.

De Gasunie

Opmerkingen

De Gasunie stelt dat de belemmeringenstrook voor de gasleidingen kan worden beperkt tot een zone van 4 meter ter weerszijden van de onderhavige leidingen en dat de leidingen langs de Friesestraatweg ter hoogte van de Professor Uilkensweg niet meer in gebruik zijn en daarom van de verbeelding kunnen worden verwijderd.

Verzocht wordt de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' voorrang te geven boven een samenvallende andere dubbelbestemming en de eis van een omgevingsvergunning voor graafwerkzaamheden e.d. in de belemmeringenstrook van de aardgastransportleidingen op te nemen.

Gemeentelijke reactie

De belemmeringenstrook is aangepast naar 4 meter ter weerszijden van de onderhavige leidingen en de leidingen die niet meer in gebruik zijn, zijn van de verbeelding verwijderd. Voorts is de gemeentelijke standaardregel inhoudende het vereiste van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden in de belemmeringenstrook van de aardgas- transportleidingen opgenomen (artikel 18). De bescherming van de gasleidingen is gewaarborgd en de verhouding met de twee overlappende dubbelbestemmingen verduidelijkt (artikel 18 de leden 2 en 3, alsmede de leden 19.2 en 21.2).

De rijksdiensten

Opmerkingen

Gemist wordt aandacht voor de omgevingsvergunning inzake graafwerkzaamheden in de belemmeringenstrook van de aardgastransportleidingen.

De realisatie van 'dove' gevels etc. is niet geborgd in de regels van het bestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie

De bedoelde omgevingsvergunning voor graafwerkzaamheden e.d. is opgenomen in artikel 18.

Wat betreft de 'dove' gevels: in de uitwerkingsregels van de bestemming Wonen – uit te werken is de randvoorwaarde voor uitwerking betreffende het wegverkeerslawaai aangevuld met de mogelijke opties voor het voldoen aan de geluidsnormen (lid 17.2 onder g).

De brandweer

Opmerkingen

Geadviseerd wordt de bevindingen inzake de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid mee te nemen in de weergegeven veiligheidsstudie en de adviespunten te verwerken in het bestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie

  • De paragraaf Externe veiligheid (4.4.5) en de veiligheidsstudie (bijlage 3 bij de toelichting) zijn aangepast aan het advies van de brandweer.
  • In de bestemming Wonen – Uit te werken is in de uitwerkingsregels opgenomen dat een verbinding met Kleiwerd moet worden gerealiseerd, zodat de tweezijdige bereikbaarheid van zowel Kleiwerd als het gebied met de bestemming Wonen – Uit te werken is gegarandeerd.
  • Voor de bestemming 'Wonen – Uit te werken' en - voorzover het gaat om de locatie waar LPG is toegestaan – de bestemming 'Bedrijf' geldt momenteel landelijk het Gebruiksbesluit als juridische waarborg voor noodzakelijke blusvoorzieningen. Om ook in de uitvoeringspraktijk tijdig hiermee rekening te houden, is deze informatie opgenomen in de toelichting (paragraaf 4.4.5) en zijn de betrokken gemeentelijke projectgroep en bouwaccountmanagers hiervan op de hoogte gesteld.
  • Wat betreft de passende maatregelen om de kans op schade aan de hogedruk- aardgastransportleiding te beperken: zie de gemeentelijke reactie op de opmerkingen van de Gasunie. Het Poortje is over de externe veiligheidsrisico's geïnformeerd.
  • In de bestemming 'Wonen - Uit te werken' zijn nieuwe objecten voor verminderd zelfredzame personen in de 30-meterzone van de Friesestraatweg en de 100%-letaliteitsgrens van de transportleidingen uitgesloten (lid 17.2 onder h). In artikel 1 is een definitie van 'inrichtingen voor verminderd zelfredzame personen' opgenomen.

De provincie

Opmerking

De provincie verzoekt alsnog onderzoek te doen naar de aanvaardbaarheid van een LPG-verkooppunt in verband met het plaatsgebonden en groepsrisico.

Gemeentelijke reactie

De resultaten van het onderzoek naar de aanvaardbaarheid van een LPG-verkooppunt in verband met het plaatsgebonden en groepsrisico is opgenomen in paragraaf 4.4.5 en de veiligheidsstudie in bijlage 3 van de plantoelichting.

De waterschappen

Het waterschap Hunze en Aa's merkt op dat het plan grotendeels ligt in het beheergebied van het waterschap Noorderzijlvest en wijst op een onnauwkeurigheid in de toelichting inzake het peil van het Reitdiep ten oosten van het plangebied. Voorts is het waterschap van mening dat het gebruik van vegetatiedaken niet ten goede komt aan de watercompensatie, maar wel kan leiden tot een vertraagde afvoer.

Het waterschap Noorderzijlvest acht een verwijzing naar schoon Drents water in het plangebied niet wijs, gezien de ontwikkelingen in de westrand.

Gemeentelijke reactie

De waterparagraaf is overeenkomstig de suggesties van de waterschappen aangepast.

6.4 Overige wijzigingen

Voortschrijdend inzicht heeft tot de volgende wijzigingen geleid.

  • De functionele regeling binnen de bestemming Gemengd is verruimd.
  • De toegestane horecafunctie in de haven binnen de bestemming Verkeer is ruimtelijk nauwkeuriger aangegeven op de plankaart, de hoogte is gesteld op 8 meter en de aard van de horeca is horeca-1 geworden en daarmee meer gericht op vormen van daghoreca.
  • De bestemming Waarde-Archeologie 2 is van de verbeelding en uit de regels verwijderd. Dit is het gevolg van een door ingenieursbureau MUG in 2012 uitgevoerd proefsleuvenonderzoek ter plaatse van de bestemming Wonen uit te werken. Tijdens het onderzoek werd een intact geulenlandschap aangetroffen, maar geen archeologische indicatoren.
  • De Groninger standaardregeling voor beroepen en bedrijven aan huis is in het plan opgenomen (artikel 15).
  • Conform de nieuwste Groninger standaardregeling: is het begrip plankaart vervangen door het begrip 'verbeelding', is het begrip peil in artikel 1 voorzien van een gewijzigde definitie, is een algemene gebruiksbepaling toegevoegd (artikel 24), is de definitie van standplaatsen aangepast (artikel 1), zijn de bedrijvenlijsten in de bijlage bij de regels geactualiseerd en zijn op de verbeelding en in de regels de aanduidingen van een 100%-bebouwingsmogelijkheid, die ten overvloede opgenomen waren, verwijderd.
  • In lijn met het 'Uitwerkingsplan noordwestelijk woongebied Reitdiep II' kunnen ook in het voorliggend bestemmingsplan nog zeven woningen worden gebouwd aan de noordwestzijde van het centrale groene zone in Reitdiep-noord (paragraaf 3.2).
  • In het voorontwerp-bestemmingsplan miste de bestemming Tuin voor de gronden direct grenzend aan de groene zone abusievelijk; deze is toegevoegd (artikel 12).
  • Om misverstanden te voorkomen zijn in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 1 bij de regels) alleen de bedrijven als bedoeld in de bestemmingen Bedrijf en Gemengd opgenomen.

Voorts zijn er enkele tekstuele, ondergeschikte en niet-inhoudelijke wijzigingen aangebracht.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid / exploitatie

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen, waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Reitdiep 2012 heeft deels betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten. Het onbebouwde, nog te ontwikkelen, deel van het plangebied is in bezit van de gemeente Groningen.

Nagegaan is of het op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de daarin opgenomen regeling omtrent grondexploitatie noodzakelijk is een exploitatieplan aan het bestemmingsplan toe te voegen. Een dergelijk plan wordt tezamen met het bestemmingplan door de raad vastgesteld en bevat een verantwoording van de wijze waarop de kosten van een ontwikkeling verzekerd zijn. Daarnaast kan een exploitatieplan inrichtingseisen voor de ontwikkeling bevatten.

Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig als een exploitatieovereenkomst is gesloten met de ontwikkelaar of als het gaat om gronden die in eigendom zijn van de gemeente danwel waarvoor de omgevingsvergunning reeds is verleend of waarvoor een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan is opgenomen.

In bestemmingsplan Reitdiep 2012 zijn geen ontwikkelingen voorzien die vragen om een grondexploitatieplan. Conclusie is dan ook dat voor dit bestemmingsplan geen grondexploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.

Bijlagen

Bijlage 1 Indicatief akoestisch onderzoek

Reitdiep uit te werken woongebied

De geluidszones (zonder het treffen van maatregelen) zijn als volgt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0023.jpg"

Figuur 1: Geluidszones van de Friesestraatweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0024.jpg"

Figuur 2: Geluidszones van de Professor Uilkensweg

Consequenties

De nieuw te realiseren geluidgevoelige functies (woningen) dienen in beginsel te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder (48 dB). Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn kan een hogere grenswaarde voor geluid toegestaan worden via een hogere-waarde-procedure. Daarbij gelden voor nieuwbouw van woningen de volgende uiterste grenswaarden voor de geluidbelasting:

  • 53 dB vanwege buitenstedelijke wegen (vanaf de ovotonde naar Zuidhorn);
  • 63 dB vanwege binnenstedelijke wegen (vanaf de ovotonde naar de stad);

De weg vanaf de ovotonde ligt dus nu nog buiten de bebouwde kom. waardoor de strengere maximale normen gelden. Te allen tijde geldt 33 dB voor het binnenniveau daarbij als randvoorwaarde.

Nieuwe woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen, waarbij de uiterste grenswaarde op de gevel wordt overschreden, kunnen formeel alleen met dove gevels of vliesgevels worden gerealiseerd.

Voor kantoorgebouwen gelden geen grenswaarden met betrekking tot de geluidsbelasting op de gevel (niet geluidsgevoelig). Wel dient de gevelgeluidwering zodanig te zijn, dat wordt voldaan aan de eisen als vastgelegd in het Bouwbesluit.

Mogelijkheden om de geluidsbelasting te verminderen

De mogelijkheden om de geluidszones vanwege een weg te verkleinen, staan weergegeven in de hierna weergegeven tabel.

Waar
 
Soort   Maatregel   Toelichting  
Bron   Regu-
lering
wegdek  
Snelheid verlagen
Stillere wegdekken toepassen  
Snelheid van 80 naar 50 km/uur kan een reductie van 2 tot 5 dB geven afhankelijk van het soort asfalt  
Overdracht   Afstand   Geluidgevoelige bebouwing op afstand van de weg   Per verdubbeling afstand een reductie van 3 dB, is vooral effectief op korte afstand  
    Afscher- ming   Geluidsschermen of -wallen;geluidsonge-
voelige bebouwing
als afscherming  
Kantoren of bedrijven tussen bron en ontvanger  
Ontvanger
woningnivea u  
Indeling woning

Isolatie  
Geluidsongevoelige ruimten aan de geluidbelaste gevel
Woningisolatie  
Badkamer, berging, garage, wc, gesloten keuken
Dove gevel
Geluidsisolerend glas, suskasten,
dak-, muur-, wandisolatie e.d.
Nieuwe woningen moeten volgens het Bouwbesluit een isolatie hebben van minimaal 20 dB.  

Mogelijke geluidsreducerende maatregelen

Bijlage 2 Berekening luchtkwaliteitsnormen


Invoer verkeersgegevens

Voor de luchtkwaliteitssituatie in 2009 zijn de verkeerscijfers van 2004 uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. gebruikt. Voor de situatie in 2019 zijn uit hetzelfde model de prognosecijfers voor 2020 gebruikt.

De normen en de (berekende) luchtkwaliteit worden weergegeven in een aantal tabellen:

  • 4. totaaloverzicht: luchtkwaliteitsnormen, huidige situatie en prognoses
  • 5. concentraties van NO2 in 2009 en 2019
  • 6. concentraties van PM10 in 2009 en 2019
  • 7. aantal dagen met een overschrijding van PM10 in 2009 en 2019
 
Luchtkwaliteitsnormen
 

Huidige situatie 2009
en prognose voor 2019
 
Stof   Norm    
Stikstofdioxide: NO2   Grenswaarde jaargemiddelde concentratie = 40 mg/m3
 
Geen overschrijdingen: zie tabel 2.
 
Fijn stof: PM10   Grenswaarde jaargemiddelde concentratie = 40 mg/m3   Geen overschrijdingen: zie tabel 3.  
Fijn stof: PM10   Grenswaarde daggemiddelde concentratie =
maximaal 35x per jaar
> 50 mg/m3  
Geen overschrijdingen: zie tabel 4.  
Fijn stof: PM10   Grenswaarde jaargemiddelde concentratie = 20 mg/m3   Wel overschrijdingen: zie tabel 5.  
Benzeen   Grenswaarde jaargemiddelde concentratie = 10 mg/m3

Idem met ingang van 1-1-2010 = 5 mg/m3  
Geen normoverschrijdingen.
Toelichting:
De concentraties in Groningen zitten ver onder de norm. De concentraties bedragen in het plangebied Reitdiep in 2009 en 2019 ca. 0,8 mg/m3.  
Benzo(a)pyreen:
B(a)P  
Richtwaarde voor de jaargemiddelde concentratie
per 1-1-2013
= 1 nanogram per m3  
Geen normoverschrijdingen
Toelichting:
De concentraties bedragen in het plangebied Reitdiep in 2009 en 2019 ongeveer 0,3 ng/m3.  
Zwaveldioxide:
SO2  
O.a. grenswaarde
jaargemiddelde concentratie
= 20 mg/m3  
Geen normoverschrijdingen.
Toelichting:
De concentraties bedragen in het plangebied Reitdiep in 2009 1,2 mg/m3 en in 2019 0,7 mg/m3.  
Lood: Pb   Grenswaarde jaargemiddelde concentratie = 0,5 mg/m3   Geen normoverschrijdingen.
Toelichting:
In Nederland komen geen normoverschrijdingen meer voor. Voor Pb wordt verwezen naar provinciale rapportages.  

Totaaloverzicht


Straatnaam  

Concentratie in 2009
(in mg/m3)  

Prognose voor 2019
(in mg/m3)   
De Friesestraatweg   24,9   15,1  

Conclusie: geen normoverschrijdingen
 

Berekening jaargemiddelde concentratie van NO2
Grenswaarde = 40 mg/m3


Straatnaam  

Concentratie in 2009
(in mg/m3)  

Prognose voor 2019
(in mg/m3)  
De Friesestraatweg   16,8   14,5  

Conclusie: geen normoverschrijdingen
 

Berekening jaargemiddelde concentratie van PM10 (INCLUSIEF zeezoutcorrectie van 6 mg/m3) Grenswaarde = 40 mg/m3


Straatnaam  

Aantal dagen met een overschrijding in 2009  

Aantal dagen met een overschrijding: prognose voor 2019  
De Friesestraatweg   5   2  

Conclusie: geen normoverschrijdingen
 

Berekening aantal dagen overschrijding voor PM10 
(INCLUSIEF zeezoutcorrectie van 6 dgn/jr).

Grenswaarde = maximaal 35x per jaar hoger dan 50 mg/m3


Straatnaam  

Concentratie in 2009
(in mg/m3)  

Prognose voor 2019
(in mg/m3  
De Friesestraatweg   22,8   20,5  
 

Berekening jaargemiddelde concentratie van PM10 (EXLUSIEF zeezoutcorrectie )

De onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Bijlage 3 Externe veiligheid

1. Inleiding

1 Externe veiligheidsstudie

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect Externe Veiligheid voor het bestemmingsplan 'Reitdiep' heeft de Milieudienst van de gemeente Groningen een veiligheidsstudie uitgevoerd. Deze studie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
  • analyse van de invloed risicobronnen op de veiligheidssituatie;
  • toetsing veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording groepsrisico;
  • conclusie.

De studie is uitgevoerd in oktober 2010 ten behoeve van de beoordeling van het voorliggend bestemmingsplan. De uitkomsten van de studie vormen de basis voor de externe veiligheidsparagraaf van het bestemmingsplan.

2 Toelichting Externe Veiligheid

2.1 Definitie Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en door buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen (externen) die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

In het begrip risico zijn kansen en effecten aan elkaar gekoppeld. Bij externe veiligheid gaat het om ongelukken met kleine kansen en grote effecten. Het beleidsveld externe veiligheid richt zich op de beheersing van deze risico's.

2.2 Risiconormen

De risiconormering voor externe veiligheid concentreert zich rond twee begrippen, plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Hieronder worden deze toegelicht.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft het minimale wettelijke niveau voor de bescherming van individuele burgers.

Het is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval bij een risicobron, aangenomen dat de persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.

In het plaatsgebonden risico zijn twee kansen verwerkt:

  • de kans op het plaatsvinden van een ongeluk waarbij een gevaarlijk stof vrijkomt;
  • de kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg hiervan.

Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10-6) per jaar zijn.

Men kan de kans met een risicocontour ruimtelijk weergeven. Deze contour verbindt plaatsen in de omgeving van de risicobron met een overlijdenskans van één op een miljoen. Binnen de 10-6-contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen) worden geplaatst.

Met het groepsrisico (GR) wordt een maat gegeven voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp.

Het is de kans per jaar dat een groep van tenminste 10 personen tegelijk overlijdt als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron én een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

De hoogte van het groepsrisico is afhankelijk van twee factoren:

  • de jaarlijkse kans dat zich een ongeval met een gevaarlijke stof voordoet;
  • het aantal potentiële slachtoffers in het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Het GR legt een relatie tussen deze twee factoren.

Men kan het groepsrisico niet ruimtelijk weergeven. Het wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin het aantal slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat de groep slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen: de fN-curve. Het groepsrisico dient te worden bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

3 Wettelijk kader

3.1 Inleiding

Om de externe veiligheidsrisico's te beheersen heeft de Rijksoverheid een aantal nota's, circulaires en besluiten opgesteld die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor respectievelijk inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Het Rijksbeleid staat niet op zichzelf. Ook de provincie Groningen en de gemeente Groningen hebben veiligheidskaders vastgesteld.

3.2 Rijksbeleid

Risicobedrijven

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Daarnaast stelt het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO-1999) eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland. Het BEVI verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) is onlangs vastgesteld. Het BTEV is vergelijkbaar met het BEVI en bevat risiconormen voor transportroutes. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met VROM.

Hogedruk-buisleidingen

Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (1-1-2011). Voor buisleidingen gelden geen vaste afstanden meer, maar wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

3.3 Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Groningen

In januari 2010 heeft de gemeente Groningen eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (Beleidsregel Externe Veiligheid gemeente Groningen, 2010). Hierin geeft de gemeente Groningen aan hoe zij binnen haar grenzen met het milieuaspect externe veiligheid om wil gaan. In de visie worden randvoorwaarden geformuleerd voor nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bevat de visie een afwegingskader voor de initiatieffase van nieuwe ontwikkelingen.

3.4 Provinciaal Basisnet Groningen

Voor de provinciale wegen heeft de provincie het provinciaal basisnet Groningen opgesteld (“Veilig op weg, veiligheid rondom de weg, De uitwerking: Het provinciaal basisnet Groningen”, 2010). Het provinciaal basisnet bevat daarnaast aanvullende regels voor rijks- en spoorwegen ten behoeve voor extra bescherming van minder zelfredzame personen. Het provinciaal basisnet Groningen betreft een robuust systeem, waarin de externe risico's van transport van gevaarlijke stoffen zijn beschouwd en de gevolgen inzichtelijk zijn gemaakt.

4. Risicosituatie plangebied

4.1 Inventarisatie risicosituatie

De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd.

Risicobronnen zijn:

  • bedrijven/inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd;
  • transportassen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • buisleidingen voor transport van aardgas onder hoge druk en voor K1, K2 en K3-vloeistoffen.

Bedrijven/inrichtingen

LPG-tankstation Friesestraatweg 231,

  • reservoirgegevens: ondergronds, waterinhoud 20 m3,
  • ongevallenscenario: BLEVE, vrijkomen van gas onder hoge druk,
  • effectafstand (1% letaliteitgrens): 290 m (bron: REVI),
  • afstand tot het plangebied: 225 meter.

Het bestemmingsplan staat in het zuidwesten van het plangebied onder de bestemming Bedrijf een lpg-verkooppunt toe. Op grond van het BEVI is een minimale afstand tot kwetsbare objecten noodzakelijk van 35 meter tot het vulpunt, 25 meter tot de tank en 15 meter tot de afleverzuil. De aangrenzende dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning laat binnen een zone van 100 meter grenzend aan de bestemming Bedrijf geen gebouwen toe. Hierdoor is de minimale afstand tot kwetsbare objecten gewaarborgd.

Transport gevaarlijke stoffen

Provinciale weg N355 (Friesestraatweg),

  • vervoer gevaarlijke stoffen,
  • deel van het provinciale basisnet,
  • plasbrandaandachtsgebied (PAG) 30 meter,
  • toetsingsgebied GR 200 meter,
  • ligging: loopt vanuit de zuidoostpunt van het plangebied in noordwestelijke richting door het plangebied.

Waterwegen

Er zijn geen waterwegen binnen of nabij het plangebied aanwezig.

Spoorwegen

Er zijn geen spoorwegen binnen of nabij het plangebied aanwezig.

Buisleidingen

2 hogedruk-aardgasleidingen: N-507-26-KR en N-507-50-KR

  • transport van aardgas onder hoge druk, beheer Gasunie,
  • leidinggegevens:
    • 1. N-507-26-KR: diameter 16 inch en ontwerpdruk 40 bar,
    • 2. N-507-50-KR: diameter 6 inch en ontwerpdruk 40 bar,
  • ongevallenscenario: ontsteking van vrijkomend gas,
  • effectafstand (1% letaliteitgrens):
    • 1. N-507-26-KR: 170 m,
    • 2. N-507-50-KR: 70 m,

  • ligging:
    • 1. leiding N-507-26-KR: loopt door de noordwestkant van het plangebied,
    • 2. leiding N-507-50-KR: doorsnijdt het plangebied aan de zuidkant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0025.jpg"

Figuur 1: overzicht risicobronnen Reitdiep

4.2 Samenvatting en conclusie

Uit de inventarisatie blijkt dat er zowel binnen het plangebied als in de omgeving van het plangebied een aantal risicobronnen aanwezig is. De volgende risicobronnen liggen binnen het plangebied:

  • hogedruk-aardgasleiding N-507-26-KR,
  • hogedruk-aardgasleiding N-507-50-KR,
  • provinciale weg N355 (Friesestraatweg).

Onderstaande risicobron ligt nabij het plangebied: het LPG-tankstation aan de Friesestraatweg 213.

Vanwege de grote afstand van LPG tankstation aan de Friesestraatweg tot het plangebied, is deze risicobron in deze niet relevant en wordt ze daarom in het vervolg van deze studie niet meer benoemd.

Ook het geprojecteerde lpg-verkooppunt in de bestemming Bedrijf is niet relevant, omdat de aangrenzende dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning binnen een zone van 100 meter direct grenzend aan de bestemming Bedrijf geen gebouwen toelaat, zodat de minimale afstand tot kwetsbare objecten gewaarborgd is.

De invloed van de overige risicobronnen worden in het volgende hoofdstuk beschreven.

5 Nader onderzoek relevante risicobronnen

5.1 Inleiding

De aanwezigheid van risicobronnen heeft consequenties voor de veiligheid van het bestemmingsplan als er harde risicocontouren (PR of PAG) of invloedsgebieden van het groepsrisico (GR) over het plangebied liggen. Zoals hiervoor beschreven vallen de risicocontouren en de invloedsgebieden van het de provinciale wegen N355 en de hogedruk-aardgasleidingen over het plangebied.

In dit hoofdstuk worden deze risicobronnen en hun invloed op het bestemmingsplan nader beschreven. Tevens wordt aangegeven of het groepsrisico moet worden verantwoord en of de hoogte ervan aanvaardbaar is. Ook wordt toegelicht of de aanwezigheid van de risicobronnen het treffen van veiligheidsmaatregelen of het opnemen van aanvullende voorschriften noodzakelijk maakt.

5.2 Provinciale weg N355 (Friesestraatweg)

Beschrijving traject

De provinciale weg N355 loopt vanuit de zuidoostpunt van het plangebied richting het noordwesten. Aangezien er over deze transportroute vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, heeft de provincie Groningen deze weg opgenomen in het provinciale basisnet. Hierbij dient vermeld te worden dat deze geen deel uitmaakt van het landelijke basisnet.

Plaatsgebonden risico

Gebaseerd op deze gegevens van het provinciale basisnet kan worden vastgesteld dat het PR van 10-6 op de N355 zelf ligt. De risicocontouren komen dus niet buiten de weg.

Dit betekent dat het PR ten gevolge van het wegtransport geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.

Plasbrand-aandachtsgebied (PAG)

Naast het PR dient ook rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrandscenario. Voor de weg bedraagt het PAG 30 meter (volgens het provinciale basisnet de zogenoemde '30 meter zone'). In deze zone mag in principe geen nieuwbouw worden gerealiseerd voor minder zelfredzame personen. Hiermee wordt rekening gehouden in het bestemmingsplan Reitdiep. De bebouwings- vlakken voor nieuwbouw zijn teruggelegd tot 30 meter van de weg.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de bestaande situatie wel bebouwing staat op minder dan 30 meter vanaf de N355. Het betreft één woning aan de zuidkant van de Friesestraatweg (circa 16 meter vanaf de N355). Aangezien het om bestaande bebouwing gaat, wordt voldaan aan het Basisnet.

Groepsrisico

Het invloedsgebied van de N355 waarbinnen het groepsrisico moet worden bekeken, ligt voor een deel over het plangebied. Met behulp van het rekenprogramma RBM-II heeft de Milieudienst het groepsrisico berekend voor de N355.

De berekeningen zijn uitgevoerd met vervoersaantallen zoals genoemd in Bijlage III van het Provinciaal Basisnet Groningen. Hierbij is rekening gehouden met de benutting van niet ingevulde bestemmingsplancapaciteit ter plaatse van de Eemshaven en het chemiepark Delfzijl ('Vervoer basisnet relevante gevaarlijke stoffen over weg en spoor naar chemiepark Delfzijl en de Eemshaven', provincie Groningen, mei 2010).

Over de N355 worden verschillende soorten gevaarlijke stoffen vervoerd. Hieronder zijn de stofcategorieën en een overzicht van de vervoersfrequenties opgenomen.

stofcategorie   voorbeeld  
LF1   brandbare vloeistoffen   dieselolie  
LF2   brandbare vloeistoffen   benzine  
LT1   toxische vloeistoffen   acrylnitril  
LT2   toxische vloeistoffen   propylamine  
GF3   brandbaar gas   propaan  

Overzicht stofcategorieën

stofcategorie   N355  
LF1   1000  
LF2   2000  
LT1   0  
LT2   0  
GF3   75  

Overzicht vervoersfrequenties N355

Resultaten groepsrisicoberekening

Conform de eisen van de Circulaire RVGS dient het risico per kilometer tracé te worden beschouwd. Hieronder staat een afbeelding van het onderzochte gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0026.jpg"

Figuur 2: modelomgeving RBM2-berekening N355

Groepsrisico bestaande situatie

In de volgende figuur staat het groepsrisico weergegeven voor de provinciale weg N355 uitgaande van de bestaande bevolkingsgegevens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0027.jpg"

Figuur 3: groepsrisico N355

Op basis van de fN curve in figuur 3 kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico geheel beneden de oriëntatiewaarde ligt.

  • Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de aanwezigheid van de N355 geen bezwaar vormt voor de actualisatie van het bestemmingsplan.

5.3 Hogedruk-aardgasleidingen N-507-26-KR en N-507-50-KR

Beschrijving trajecten

Binnen het plangebied liggen twee ondergrondse buisleidingen van de Gasunie voor transport van aardgas onder hoge druk (40 bar). Een leiding (N-507-26-KR-007) loopt door de noordwestkant van het plangebied, de andere (N-507-50-KR-014) doorsnijdt het plangebied aan de zuidkant.

Plaatsgebonden risico

Er is geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour (PR10-6).

Groepsrisico

De toetsingsgebieden GR strekken zich uit over een afstand van 70 tot 170 meter ter weerszijden van de leidingen binnen het plangebied. Daarbinnen zijn woningen gelegen. Met behulp van het rekenprogramma CAROLA versie 1.0.0.50. heeft het SteunPunt externe veiligheid van de provincie Groningen een risicoberekening voor beide buisleidingen gemaakt.

De berekeningen zijn gemaakt op basis van leidinggegevens van de Gasunie.

Resultaten groepsrisicoberekening

Hieronder staat een afbeelding van het onderzochte gebied, het zogenoemde 'interessegebied'. Zichtbaar zijn de buisleidingen die zijn meegenomen in de GR-berekening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0028.jpg"

Figuur 4: interessegebied CAROLA-berekening

Groepsrisico bestaande en nieuwe situatie

Voor zowel de bestaande als de nieuwe situatie is het groepsrisico voor beide buisleidingen berekend.

In onderstaande figuren staat dit groepsrisico weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0029.jpg"

Figuur 5: FN curve voor N-507-26 van
N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 2860.00
en stationing 3860.00 – bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0030.jpg"

Figuur 6: FN curve voor N-507-26 van
N.V. Nederlandse Gasunie voor de nieuwbouwsituatie
met een populatiedichtheid van 120 pers/ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0031.jpg"

Figuur 7: FN curve voor N-507-50 van
N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing
6600.00 en stationing 7600.00- bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0032.jpg"

Figuur 8: FN curve voor N-507-50 (zie ook Fig. 3.5) van
N.V. Nederlandse Gasunie voor de nieuwbouwsituatie met
een populatiedichtheid van 120 pers/ha.

Conclusies groepsrisico hogedruk-aardgasleidingen

Op basis van de FN-curves kan geconcludeerd worden dat, in geen enkel geval is bij de hoogte van het groepsrisico over de 'slechtste kilometer' sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde.

Tevens kan gesteld worden dat, de hoogte van het groepsrisico zich beperkt in al deze situaties inclusief nieuwbouw tot minder dan 10 procent van de oriëntatiewaarde.

Voor de leiding N-507-50 levert de hogere personendichtheid als gevolg van de geprojecteerde nieuwbouw geen significante stijging van het groepsrisico op.

Voor de leiding N-507-26 levert de hogere personendichtheid als gevolg van de geprojecteerde nieuwbouw wel een duidelijke stijging van het groepsrisico op.

De hoogte van het groepsrisico blijft echter onder de grens van 10% van de oriëntatiewaarde.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de aanwezigheid van de buisleidingen N-507-26-KR en N-507-50-KR geen bezwaar vormt voor de actualisatie van het bestemmingsplan.

6 Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de regionale brandweer Groningen het volgende advies gegeven.

6.1 Bestrijdbaarheid

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval, als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Om de bestrijdbaarheid goed te kunnen verantwoorden, zijn de volgende aspecten door de regionale brandweer beoordeeld:

  • effecten van een incident met gevaarlijke stoffen;
  • bereikbaarheid van het plangebied en de risicobronnen;
  • bluswatervoorzieningen in het plangebied en bij de risicobronnen.

Effecten

De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de effecten die hier kunnen optreden in geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij is gekeken welke stoffen dan wel stofcategorieën een gevaar opleveren en tot op welke afstand effecten kunnen optreden. Het aspect bestrijdbaarheid is weliswaar niet ruimtelijk relevant, maar wel van belang voor de ruimtelijke afweging (verantwoording groepsrisico). Uit de beoordeling blijkt het volgende:

  • Bij de verlading en opslag van LPG bij een tankstation is een explosie (BLEVE) mogelijk. Uit referentiescenario's'' blijkt dat bij een explosie de 1%-letaliteitgrens op circa 230 meter ligt. Ten zuidoosten van het plangebied ligt, aan de Friesestraatweg 233a, een bestaand LPG-tankstation. Het tankstation ligt buiten het plangebied, maar het invloedsgebied reikt tot in het plangebied. Daarnaast is in het zuidwestelijke deel van plangebied een LPG-tankstation geprojecteerd. Hierdoor zijn in het zuidelijke deel van het plangebied dodelijke hittestralings- en overdrukeffecten mogelijk.
  • Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen op de Friesestraatweg (N355/N370) zijn drie ongevalscenario's mogelijk, namelijk een plasbrand, een explosie (BLEVE) en/of het vrijkomen van een toxische wolk. Uit referentiescenario's blijkt dat de 1% letaliteitgrens bij een plasbrand op circa 60 meter ligt. Voor een explosie en een toxische wolk is dit respectievelijk 230 en 200 meter. Doordat de N355/N370 het zuidelijke deel van het plangebied doorkruist, zijn hier dodelijke hittestraling-, overdruk- en toxische effecten mogelijk.
  • Bij schade aan hogedruk-aardgastransportleidingen zijn een flare (fakkelbrand) en een explosie mogelijk. De omvang van het scenario is afhankelijk van de druk en de diameter van de leiding. De N-507-25 is bijvoorbeeld 8,63 inch en 40 bar, waardoor de 100% letaliteitgrens op circa 50 meter ligt en de 1% letaliteitgrens op circa 95 meter. Voor de overige leidingen zie onderstaande tabel. Hierbij wordt opgemerkt dat de N-507-50 aan de zuidzijde van de Friesestraatweg 12,75 inch is en aan de noordzijde 6,26 inch. Doordat de onderstaande transportleidingen het plangebied doorkruisen, zijn hier letale hittestraling- en overdrukeffecten mogelijk.

Effectafstanden hogedruk-aardgastransportleidingen  
Leidingnummer   Diameter   Druk   100% letaal   1% letaal  
N-507-25   8,63 inch   40 bar   50m   95m  
N-507-26   16 inch   40 bar   80m   170m  
N-507-50 (-KR-13)   6,26 inch   40 bar   50m   70m  
N-507-50 (-KR-14)   12,75 inch   40 bar   70m   140m  

Figuur 9: Effectafstanden vanaf het hart van de aardgastransportleiding

Bron: Risicokaart (maart 2011)

Bereikbaarheid

De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Om te bepalen of zij tijdens een ramp of een zwaar ongeval voldoende snel kunnen optreden, is de opkomsttijd beoordeeld. Om te bepalen of het plangebied en de risicobron bovenwinds (met de windrichting mee) zijn te benaderen, is de tweezijdige bereikbaarheid beoordeeld. Het aspect bereikbaarheid is ruimtelijk relevant en daardoor te borgen in het bestemmingsplan. Uit de beoordeling blijkt het volgende.

Het plangebied is via de Friesestraatweg en de Professor Uilkensweg voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar. In het plangebied liggen wel enkele woonbuurten die eenzijdig ontsloten zijn. Dit betreft bestaande situaties met een beperkte omvang. Voor de woonbuurt Kleiwerd is echter een tweede ontsluiting wenselijk. Daarom wordt geadviseerd om voor de bestemming 'Wonen nader uit te werken' nadere voorwaarden op te nemen, zodat de woonbuurt Kleiwerd een tweede ontsluiting krijgt. Daarnaast wordt voor de bestemming 'Wonen nader uit te werken' geadviseerd om in de uitwerkingsregels nadere voorwaarden op te nemen, zodat de tweezijdige bereikbaarheid van deze bestemming wordt gegarandeerd. De handreiking 'Bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen' geldt daarbij als uitgangspunt.

Bluswatervoorzieningen

De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de aanwezigheid en de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen. Om te bepalen of de brandweer snel kan beschikken over voldoende bluswater, is de beschikbaarheid van zowel primaire (brandkranen) als secundaire (open water) bluswatervoorzieningen beoordeeld. Het aspect bluswatervoorziening is weliswaar niet ruimtelijk relevant, maar wel van belang voor de ruimtelijke afweging. Verbeteringen ten aanzien van bluswatervoorzieningen zijn te borgen in de uitvoeringsfase van het plan. Uit de beoordeling blijkt het volgende.

  • In het plangebied zijn voldoende primaire en secundaire bluswatervoorzieningen aanwezig. De bestemmingen 'Wonen nader uit te werken' en 'Bedrijf (verkoop motorbrandstoffen)' zijn echter nog niet voorzien van bluswatervoorzieningen. Daarom adviseert de brandweer om in het bestemmingsplan vast te leggen dat de bluswatervoorzieningen in de uitvoeringsfase van het plan worden meegenomen. Aandachtspunt hierbij is dat de leidingbeheerder van de hoogspanningsverbinding geen brandkranen toestaat onder het hoogspanningstracé. Ook hier geldt de eerder genoemde handreiking als uitgangspunt.
  • Langs de Friesestraatweg zijn nauwelijks bluswatervoorzieningen aanwezig. Hierdoor is voor het bestrijden van grote incidenten ondersteuning vanuit de regio (groot watertransport) benodigd. Mede afhankelijk van de melding, geldt hiervoor een opkomsttijd van minimaal een half uur. Hierdoor is een calamiteit met gevaarlijke stoffen mogelijk niet snel en effectief te beheersen.
  • Voor incidenten met een aardgastransportleiding geldt dat een gasbrand niet geblust mag worden in verband met explosiegevaar. Dit bemoeilijkt het snel en effectief bestrijden van een gasbrand. De brandweer zal zich voornamelijk richten op het bestrijden van secundaire branden en het assisteren bij het ontruimen van de gevarenzone.

6.2 Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied van een risicobron om zichzelf in veiligheid te brengen indien een ramp of een zwaar ongeval plaatsvindt. Belangrijk aspect hierbij is, dat zij zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten, bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. De mate van zelfredzaamheid in het rampgebied is bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval. Om de zelfredzaamheid van de aanwezige personen te beoordelen, zijn de volgende aspecten beoordeeld:

  • zelfredzaam vermogen;
  • ontvluchtingsmogelijkheden;
  • signaleringsmogelijkheden.

Zelfredzaam vermogen

De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de mate van zelfredzaamheid van personen. Hierbij is het fysieke vermogen beoordeeld, zoals geestelijke en/of lichamelijke beperkingen van groepen personen. Het aspect zelfredzaamheid is niet ruimtelijk relevant, maar is wel zwaarwegend voor de verantwoording van het groepsrisico. Uit de beoordeling blijk het volgende.

  • Het bestemmingsplan voorziet vooralsnog niet in de realisatie van objecten voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen (ouderen, zieken en kleine kinderen). In het plangebied ligt wel de bestaande Justitiële Jeugdinrichting 'Het Poortje' (zie onderstaande tabel). Door detentie is hier sprake van langdurig verblijf met een verminderde zelfredzaamheid. De zuidvleugel van de JJI Het Poortje ligt deels in het invloedsgebied van de Friesestraatweg. De noordvleugel ligt deels in het invloedsgebied van de aardgastransportleiding N-507-50. Het centrale gedeelte van het gebouw ligt buiten de invloedsgebieden en kan voldoende bescherming bieden tegen optredende effecten. In geval van een incident met gevaarlijke stoffen is mogelijk een interne verplaatsing van personen noodzakelijk. De brandweer adviseert u om het bestuur van JJI Het Poortje hierover te informeren.
  • Voor de bestemming 'Wonen nader uit te werken' adviseert de brandweer om nadere voorwaarden op te nemen, zodat objecten voor verminderd zelfredzame personen in de 30 meter zone (plasbrandaandachtsgebied) van de Friesestraatweg worden uitgesloten. Dit conform het provinciaal basisnet Groningen. Daarnaast adviseert de brandweer om dergelijke objecten uit te sluiten in de 100% letaliteitsgrens van de transportleidingen.

Objecten met verminderd zelfredzame personen in invloedsgebieden  
  straat   categorie   LPG best.   LPG nieuw   N355/N370   N-507-25   N-507-26   N-507-50  
1% letaliteit   -   -   230m   230m   230m   95m   170m   70m  
JJI Het Poortje   Hoogeweg 9   gevangenissen   250m   360m   170m   300m   420m   60m  

Figuur 10: Afstanden kwetsbare objecten tot risicobronnen, bron Risicokaart (maart 2011)

Ontvluchtingsmogelijkheden

De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de mogelijkheden voor ontvluchten van het mogelijke rampgebied. Hierbij zijn de vluchtmogelijkheden loodrecht van de risicobron beoordeeld. Dit aspect is niet ruimtelijk relevant, maar wel te borgen bij de inrichting van het plangebied. Uit de beoordeling blijkt het volgende.

Het plangebied en de directe omgeving daarvan bieden over het algemeen voldoende vluchtmogelijkheden, die loodrecht van de risicobronnen wegleiden. Uitzondering hierop is de bestaande bebouwing naast de hogedruk aardgastransportleiding N-507-50. Deze bebouwing is eenzijdig ontsloten richting de transportleiding. Daarom adviseert de brandweer om in overleg met Gasunie passende maatregelen te treffen om de kans op schade aan de leiding te beperken. Bijvoorbeeld door een betere aanduiding van de leidingen. Daarnaast adviseert de brandweer om voor de bestemming 'Wonen nader uit te werken' nadere eisen op te nemen, zodat ontvluchting loodrecht van de risicobronnen is gewaarborgd.

Signaleringsmogelijkheden

Tot slot heeft de brandweer het plangebied beoordeeld op de mogelijkheden voor signalering. Hierbij is beoordeeld of het plangebied in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS) ligt. Het aspect signalering is niet ruimtelijk relevant, maar wel zwaarwegend voor de verantwoording van het groepsrisico. Uit de beoordeling blijkt het volgende.

Het plangebied ligt nagenoeg geheel in het sirenebereik van het bestaande WAS. Hierdoor is een snelle signalering mogelijk. Het aspect signaleringsmogelijkheden geeft daarom geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Conclusie

De externe veiligheidssituatie voor het bestemmingsplan Reitdiep is in beeld gebracht. Binnen het plangebied zijn risicobronnen aanwezig die invloed hebben op de veiligheidssituatie binnen het plangebied, te weten:

  • hogedruk-aardgasleiding N-507-26-KR,
  • hogedruk-aardgasleiding N-507-50-KR,
  • provinciale weg N355 (Friesestraatweg).

Onderstaande risicobron ligt nabij het plangebied: het LPG-tankstation aan de Friesestraatweg 213.

Voorts is een LPG-station toegestaan aan de zuidwestzijde van het plangebied.

Uit nader onderzoek is gebleken dat aan veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG). De harde veiligheidsnormen worden in acht genomen en zijn gewaarborgd.

Voor de N355 geldt een effectgebied van 200 meter. Het plangebied ligt daarom voor een deel binnen het invloedsgebied van de provinciale weg N355. Uit berekeningen is gebleken dat het groepsrisico geheel beneden de oriëntatiewaarde ligt.

Voor beide hogedruk-aardgasleidingen geldt een toetsingsgebied GR van respectievelijk 70 en 170 meter. Berekeningen laten zien dat de geprojecteerde nieuwbouw slechts een geringe toename van het GR tot gevolg heeft. Deze veiligheidsstudie geldt als de verantwoording groepsrisico in deze.

De regionale brandweer heeft daarnaast geconstateerd, dat er in het plangebied sprake is van een beperkte bestrijdbaarheid. Om de tweezijdige bereikbaarheid van de bestemming 'Wonen nader uit te werken' te garanderen, adviseert de brandweer om in de uitwerkingsregels nadere voorwaarden op te nemen. Dit geldt zowel voor objecten in de bestemming 'Wonen nader uit te werken' als voor de woonbuurt Kleiwerd. Opdat de bluswatervoorzieningen in de uitvoeringsfase worden meegenomen, adviseert de brandweer om voor de bestemmingen 'Wonen nader uit te werken' en 'Bedrijf (verkoop motorbrandstoffen LPG)' nadere voorwaarden op te nemen.

In het plangebied is in de bestaande situatie sprake van een beperkte zelfredzaamheid. Om de veiligheid te verbeteren, adviseert de brandweer om in overleg met de Gasunie passende maatregelen te treffen, zodat de kans op schade aan de hogedruk aardgastransportleiding wordt beperkt. Ook wordt geadviseerd om het bestuur van JJI Het Poortje te informeren over de externe veiligheidsrisico's. Tot slot adviseert de brandweer om voor de bestemming 'Wonen nader uit te werken' nadere voorwaarden op te nemen, zodat nieuwe objecten voor verminderd zelfredzame personen in de 30- meterzone van de Friesestraatweg en de 100%-letaliteitsgrens van de transportleidingen worden uitgesloten.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Bijlage 4 Inventarisatie bodemkwaliteit

Ten behoeve van de actualisatie van het voorliggend bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van gegevens over de bodemkwaliteit. Daarvoor zijn de volgende aspecten beoordeeld:

  • de locaties die verdacht zijn van een ernstige bodemverontreiniging;
  • de aanwezigheid van ernstige bodemverontreinigingen;
  • de locaties waar na sanering een zorgmaatregel van kracht is en mogelijke gebruiksbeperkingen liggen;
  • de diffuse bodemkwaliteit zoals vastgesteld in de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart.

De uitgevoerde inventarisatie

Voor de inventarisatie van de bodemkwaliteitsgegevens is gebruik gemaakt van de informatie zoals opgeslagen in het informatiesysteem Squit van de gemeente Groningen. In het systeem Squit zijn in ieder geval de locaties opgenomen,

  • die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging;
  • waar sprake is van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging:
    • 1. historisch geval: ontstaan voor 1987
    • 2. nieuw geval: ontstaan na 1987
  • waar een bodemsanering is uitgevoerd en waar eventuele nazorgmaatregelen of gebruiksbeperkingen van kracht zijn.

Bijgaand is een lijst opgenomen met de in Squit opgenomen locaties die binnen het betreffende plangebied liggen. Op basis van deze inventarisatie is de beoordeling uitgevoerd.

Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele saneringswerkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of een belanghebbende. Voor de locaties die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een bouwvergunning in ieder geval noodzakelijk. De Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening regelen in welke gevallen de aanvraag van een bouwvergunning vergezeld dient te gaan van een bodemonderzoek. De gemeente ziet erop toe, dat de sanering op de juiste manier wordt uitgevoerd.

Ernstige bodemverontreinigingen en saneringen

Uit de bijgaande Squit-lijst blijkt, dat binnen het plangebied diverse locaties aanwezig zijn die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten die in het verleden hebben plaatsgevonden. Het kan ook zijn dat in een eerder bodemonderzoek is vastgesteld, dat er bodemverontreiniging aanwezig is, waarvan het vermoeden bestaat dat bij nader onderzoek vastgesteld wordt dat het om een geval van ernstige bodemverontreiniging gaat. Bij een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft ernstig verminderd. Een bodemsanering is dan nodig om de locatie weer geschikt te maken voor het beoogde gebruik.

Binnen het plangebied bevinden zich voornamelijk dempingen en ophogingen. Daarnaast bevinden er zich diverse (voormalige) bedrijventerreinen met verschillende bedrijvigheid, waardoor de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn.

Binnen het plangebied is op één locatie een geval van ernstige bodemverontreiniging vastgesteld. Dit betreft een historisch geval (ontstaan voor 1987). De locatie is gesaneerd. Een tweede locatie is gesaneerd; hier was geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.

Deze locaties, de sanering en de gebruiksbeperkingen zijn opgenomen in een tabel in paragraaf 4.4.6.

Squit-lijst

 

Locatie code   Locatie naam   Vervolgtaak   Lopende fase   Ont-
staan  
Hoofdcategorie  
GO001400049   Hoogeweg, Nieuwbouw v/d wijk Reitdiep   Uitvoeren aanvullend OO   Onderzoek op aard   Voor 1987   Bedrijfsterrein (Voormalig)  
GO001400114   Aquamarijnstraat 1   Voldoende onderzocht   Onderzoek op aard   Voor 1987   Bedrijfsterrein (Voormalig)  
GO001400244   Friesestraatweg, nabij 251   Voldoende onderzocht   Onderzoek op aard   Voor 1987   Overig  
GO001400302   Hoogeweg, vml. nr. 1   Voldoende gesaneerd   SE gereed   Voor 1987   Bedrijfsterrein (Voormalig)  
GO001400310   Hoogeweg 13   Voldoende onderzocht   Onderzoek op aard   Voor 1987   Tanks  
GO001400317   Hoogeweg, Reitdiephaven tegenover 'het Poortje'   Voldoende onderzocht   Onderzoek op aard   Voor 1987   Demping/ophogingen  
GO001400911   Hoogeweg 9   Voldoende onderzocht   Onderzoek op aard   Voor 1987   Bedrijfsterrein (Huidig)  
GO001401461   Friesestraatweg, vml. nr. 251   Voldoende onderzocht   Onderzoek op aard   Voor 1987   Overig  
GO001401664   Briljantstraat, demping park Briljantstraat I   Uitvoeren OO   Historisch onderzoek   Voor 1987   Demping/ophogingen  
GO001401665   Briljantstraat, demping park Briljantstraat II   Uitvoeren OO   Historisch onderzoek   Voor 1987   Demping/ophogingen  
GO001401666   Briljantstraat, dempingen Vinkhuizen-noord B   Voldoende onderzocht   Historisch onderzoek   Voor 1987   Demping/ophogingen  
GO001401729   Friesestraatweg, sloten   Voldoende onderzocht   Historisch onderzoek   Voor 1987   Demping/ophogingen  
GO001401909   Leegeweg, dempingen polder De Oude Held   Voldoende onderzocht   Historisch onderzoek   Voor 1987   Demping/ophogingen  
GO001402010   Plataanlaan, dempingen noordelijke Ringweg   Voldoende onderzocht   Historisch onderzoek   Voor 1987   Demping/ophogingen  
GO001402016   Barnwerd, demping Prof. Uilkensweg   Voldoende onderzocht   Historisch onderzoek   Voor 1987   Demping/ophogingen  
GO001402189   Zijlvesterweg 17   Uitvoeren NO   Onderzoek op aard   Voor 1987   Bedrijfsterrein (Voormalig)  
GO001402551   Friesestraatweg, trace   Voldoende gesaneerd   SE gereed   Voor 1987   Overig  
GO001402666   Leegeweg, De Held   Voldoende onderzocht   Onderzoek op aard   Voor 1987   Overig  
GR001400183   Siersteenlaan, Eelderbaan   Voldoende onderzocht   Onderzoek op aard   Voor 1987   Demping/ophogingen  
GR001400338   Hoogeweg 7 - 7a   Voldoende onderzocht   Onderzoek op aard   Na 1987   Overig  
GO001403576   Hoogeweg, vml. nr. 11   Voldoende onderzocht   Onderzoek op aard   Voor 1987   Overig  
GO001403780   Hoogeweg, trace   Voldoende onderzocht   Onderzoek op aard   Voor 1987   Overig  
GO001404122   Kwartsstraat, trace   Voldoende onderzocht   Onderzoek op aard   Voor 1987   Overig  

Voldoende onderzocht wil zeggen: voldoende onderzocht voor het beoogde doel van het onderzoek. Onderzoek is niet vanzelfsprekend geschikt voor alle doeleinden.

OO: oriënterend bodemonderzoek; NO: nader bodemonderzoek

Bijlage 5 Overleg

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0033.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0034.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0035.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0036.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0037.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0038.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0039.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0040.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0041.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0042.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0043.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0044.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP641Reitdiep12GV-gv01_0045.jpg"