direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Bodenterrein – UMCG geconsolideerde versie
Status: geconsolideerd
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de oostkant van het stadscentrum zijn het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en een deel van de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) gevestigd. Zij vormen samen het medisch complex UMCG.

Het complex bevat een groot aantal voorzieningen: het academisch ziekenhuis met een zorgaanbod en met wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Deze voorzieningen zijn van bovenlokale betekenis en van groot belang voor Groningen. Om de unieke positie van het UMCG-/RuG-complex ook in de toekomst te kunnen faciliteren, is ontwikkelingsruimte nodig (circa 120.000 m² b.v.o., waarvan circa 30.000 tot 40.000 m² b.v.o. wordt gevormd door vervangende nieuwbouw). Het zuidelijke deel van het Bodenterrein, dat ten noorden van het UMCG-RuG-complex aan de overzijde van de Antonius Deusinglaan ligt, kan in een groot deel van de benodigde ontwikkelingsruimte voorzien.

Op het noordelijke deel van het Bodenterrein, langs het Oosterhamrikkanaal, is een menging van verschillende functies toegestaan, waaronder wonen, onderwijs en aan het UMCG gerelateerde functies.

Teneinde een doorsnijding van het ziekenhuisgebied te voorkomen, wordt de huidige Antonius Deusinglaan verlegd naar het noorden, zodat deze, onder de naam Vrydemalaan, tussen het nieuwe UMCG-RuG-terrein en het hiervoor bedoelde menggebied komt te liggen.

Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken is het voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

Bereikbaarheid

De groei van het UMCG en de specifieke ligging in de binnenstad van Groningen brengen met zich mee dat de bereikbaarheid van het medisch complex een punt van constante zorg is. Inmiddels zijn de grenzen van een goede bereikbaarheid in zicht, zeker in verband met de voorziene intensivering van het gebruik van het gebied. Door de noordzijde van het complex maximaal te ontsluiten, kunnen de bestaande knelpunten, zoals de Petrus Campersingel en het Damsterdiep, ontlast worden, zodat de bereikbaarheid voor de toekomst veiliggesteld wordt. In de toekomst is het, echter pas na afzonderlijke besluitvorming door de gemeenteraad, mogelijk dat een nieuwe verkeerssituatie ontstaat door de komst van Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) dat aan de noordzijde ingepast moet worden (openbaar vervoersnetwerk/ tram). Het voorliggend plan houdt hiermee rekening door middel van ruimtereservering.

Op grond van het verkeerscirculatieplan zullen in de toekomst vanuit de gebieden in de toekomst één of meer knippen nodig zijn voor het verkeer rondom de binnenstad richting Diepenring/stadscentrum. Dit heeft te maken het verkeersvraagstuk voor de hele stad in relatie met de autonome groei van het autoverkeer. De knippen zorgen voor doorstroming en veiligheid en de ring rond de binnenstad wordt rustiger. Op dit moment is over de plek, waar de knippen moeten komen, nog geen besluitvorming geweest. Een verkeersknip tussen Vrydemalaan en kruising Oostersingel/W.A.Scholtenstraat is een waarschijnlijke optie in verband met de verkeersveiligheid; vanaf hier is geen doorgaand autoverkeer meer mogelijk richting het stadscentrum.

In het kader van het voorliggend bestemmingsplan is een verkeersstudie uitgevoerd. Hierbij is uitgegaan van bovengenoemde verkeersknip. Deze heeft voor het plangebied en het gebied ten westen daarvan (de binnenstad) een positief leefmilieu-effect, doordat het gevolg is, dat er, behalve een verkeersveilige situatie, minder geluidbelasting ten gevolge van autoverkeer optreedt. Mocht in de toekomst worden besloten ter plaatse een tram te laten rijden, dan is dit een extra reden in het kader van de verkeersveiligheid (minder kruisend verkeer).

Voor het geluidonderzoek ten behoeve van dit bestemmingsplan is de knip als uitgangspunt genomen.

Inzet van het plan

Doel van het voorliggend bestemmingsplan is te komen tot een integrale gebiedsontwikkeling, Daarbij wordt gestreefd naar het realiseren van een hoogwaardig stedelijk gebied door versterking van de karakteristiek en de identiteit van het gebied als geheel en door het integreren ervan in de stedelijke context.

De inzet van het plan is concreet:

  • het accommoderen van de ruimtebehoefte van UMCG en RuG;
  • het creëren van een stedelijke rand langs het Oosterhamrikkanaal;
  • rekening houden met de bereikbaarheid van het UMCG/RuG-complex voor alle verkeer aan de noordzijde (ingang-noord) door het creëren van een nieuw auto-entreegebied en een nieuw voetgangers-entreegebied aan het nieuwe plein bij de Bloemsingel.

1.2 Geconsolideerde versie

Het bestemmingsplan Bodenterrein - UMCG is door de raad van Groningen vastgesteld op 26 mei 2010. Sindsdien zijn er 3 facetbestemmingsplannen door de gemeenteraad vastgesteld die wijzigingen in die versie hebben aangebracht. Het zijn de volgende plannen:

- Woningsplitsing, vastgesteld op 23 april 2014

- Facetherziening parkeren, vastgesteld op 8 juni 2016

- Herziening bestemmingsregels wonen, vastgesteld op 19 april 2017.

In deze geconsolideerde versie zijn de wijzigingen uit deze drie plannen verwerkt. Het gaat daarbij niet alleen om bestemmingsregels, maar ook om begripsbepalingen en algemene bepalingen.
De wijzigingen uit bestemmingsplan Herziening bestemmingsregels wonen hebben uitsluitend betrekking op de bestemming Gemengd ten noorden van het Oosterhamrikkanaal. Het plan Herziening bestemmingsregels wonen heeft nl. alleen betrekking op die locatie.
Ook de wijzigingen op de verbeelding zijn verwerkt in een geconsolideerde verbeelding. Gewijzigde teksten zijn gemarkeerd met kleur.

1.3 Begrenzing plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de achterzijde van de bedrijvenlocatie Oosterhamrikkade Noordzijde tegenover het Bodenterrein, de Petrus Campersingel/ de S.S.Rosensteinlaan/het Wouter van Doeverenplein, de Oostersingeldwarsstraat en de Oostersingel/ Bloemsingel.

De bedrijvenlocatie aan de Oosterhamrikkade Noordzijde tegenover het Bodenterrein is samen met het aangrenzend deel van het Oosterhamrikkanaal meegenomen, omdat het gebied behoort tot het oorspronkelijke stedenbouwkundig plan CiBoGa, waarvan het Bodenterrein deel uitmaakt. Voor dit gebied is (bij recht) dezelfde bebouwingsregeling opgenomen als die op dit moment geldt op grond van het vigerend bestemmingsplan. Er zijn op dit moment namelijk nog geen ontwikkelingen voorzien.

Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied ging een onderdeel van de stad Groningen vormen, toen het een functie kreeg in de verdediging van de stad.

Vestingwerken in de zeventiende eeuw
Na de 'Reductie' van Groningen in 1594 en de samenvoeging van de 'stadsstaat' Groningen bij de Verenigde Provinciën (daarmee waren het er zeven) werd een begin gemaakt met de vernieuwing van de stedelijke verdedigingswerken. Deze gordel bestond uit een een brede gracht met bastions (dat wil zeggen: de dwingers/ de uitspringende vijfhoekige delen van de vesting). De dwingers hadden een doorsnee van ongeveer 120 meter, de courtines (de muur tussen twee bastions) en de bastions hadden een hoogte van ongeveer 10 meter. Het oppervlak van de stad werd hiermee aanzienlijk uitgebreid, met name in noordelijke en oostelijke richting.

Het voorliggend plangebied omvat bijna de gehele oostelijke rand van de vestingwerken. Behalve de Jacobijnerdwinger op het huidige Bodenterrein lagen hier ook de Sint Walburgdwinger, de Sint Johannesdwinger en een groot deel van de voormalige Poeledwinger. De Jacobijnerdwinger diende tevens als militiaire gerichts- en begraafplaats voor terechtgestelden.

Het gedeelte van het Bodenterrein binnen de wal bleef lange tijd onbebouwd, omdat er een weiland lag, dat later werd aangekocht voor de uitbreiding van de gasfabriek aan de Bloemstraat.

In tegenstelling tot het noordelijke areaal van de stedelijke verdedigingswerken (de Hortusbuurt), dat in de 17de eeuw een bestemming als woongebied kreeg, werd het oostelijke deel meer gebruikt als plaats voor de legering van garnizoenen en als exercitieveld. Het Kruithuis, gebouwd in de 17de eeuw en gelegen ter plaatse van de Stadsschouwburg, herinnert daaraan. Het laag gelegen oostelijke deel van de stad bleef grotendeels leeg; alleen aan de (binnen)stadszijde vond eenvoudige bebouwing plaats. Op de dwingers verrezen molens. Deze situatie bleef tot circa 1874 nagenoeg ongewijzigd.

De verkaveling tussen de vestingwerken en de Hunze, die nog zichtbaar is op de kadastrale minuut uit 1820, geeft de richting van een aantal oude wegen in het plangebied aan (zie de afbeelding hierna) . Eén van deze wegen ligt precies op het tracé van de geplande wegomlegging in het noorden van het plan, op het Bodenterrein. Deze verharde weg werd toentertijd de Vrydemaweg genoemd, naar het daargelegen erf van de familie Vrydema. De weg zette zich in noordoostelijke richting voort in wat nu de E. Thomassen à Thuessinklaan is. Deze Vrydemaweg werd later de Jacobijnerweg genoemd, omdat aan het eind van de weg monniken van het Jacobijner klooster land bezaten en het huis van de familie Vrydema was afgebroken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0001.jpg"

De kadastrale minuut uit 1820 met moderne topografie

Ruimtelijke ontwikkelingen na de Vestingwet (1874)
In 1874 werd de status van Groningen als vestingstad opgeheven en kon zij zich ontdoen van haar als klemmend ervaren vestinggordel. Vier jaar later werd begonnen met het slechten van de wallen. De grachten werden opgevuld en de vrijkomende terreinen opgehoogd. Een immense strook grond, die in eigendom was bij het Rijk, bleef over. De oostelijke vestingterreinen waren oorspronkelijk gereserveerd voor een veemarkt en een houthaven. De vestinggracht, die even westelijk van de huidige Petrus Campersingel lag, werd vergraven tot een kanaal, het Verbindingskanaal, dat het Damsterdiep in het zuiden verbond met het Boterdiep in het noorden. Aan de buitenkant werd de landelijke Singel aangelegd.

Ontstaan van het Academisch Ziekenhuis
In 1797 kreeg Groningen een voorloper van het Academisch ziekenhuis, dat vanaf 1803 was gevestigd aan de Munnekeholm. Van stadswege werd als gevolg van een epidemie in 1819 het Stads-Armen Ziekenhuis aan de Schuitemakerstraat opgericht. In 1852 ontstond uit een fusie van beide ziekenhuizen het Algemeen Provinciaal, Stads- en Academisch Ziekenhuis. Dit bleef tot het einde van de 19de eeuw gevestigd op de bestaande locatie. De toenemende aandacht voor de volksgezondheid en de veranderingen in het denken over patiëntenzorg noodzaakten tot plannen voor uitbreiding van het ziekenhuis. Omdat het historische centrum geen ruimte meer bood voor groei, moest het ziekenhuis zoeken naar een andere locatie. Deze werd gevonden op de voormalige stadswallen aan de oostkant van de stad.

Situering en bouw van het nieuwe Academisch Ziekenhuis
Pas in 1889 bereikten ziekenhuis, gemeente en provincie overeenstemming en nog eens negen jaar later werd begonnen met de nieuwbouw ten oosten van de kort tevoren aangelegde Oostersingel. Het terrein was toen begrensd door het Verbindingskanaal in het oosten, in het zuiden door een naamloze straat in het verlengde van de Tuinstraat, in het noorden door een straat in het verlengde van de Walstraat en door de Oostersingel in het westen. Alleen hier was voldoende ruimte om te bouwen volgens het beoogde paviljoensysteem. De Haagse architect J.J. van Nieuwkerken ontwierp het plan, gebaseerd op de filosofie dat de klinieken zo zelfstandig mogelijk moesten functioneren. Zijn ontwerp was de neerslag van moderne opvattingen over ziekte en geneeskunde aan het einde van de 19de eeuw.

De ruimte tussen de afzonderlijke over het terrein gegroepeerde paviljoens kreeg de sfeer van een park, dit tot voorspoedig herstel van de patiënten door de aanwezigheid van voldoende frisse lucht en toetreding van zonlicht: ventilatie en hygiëne hadden de hoogste prioriteit. Ook was voor het paviljoensysteem gekozen vanwege de behoefte aan afzonderlijke ruimtes voor de verschillende specialismen, die zich na 1880 door nieuwe ontdekkingen in de geneeskunde sterk profileerden. Het ziekenhuis bestond uit drie grote klinieken (de heelkundige, de interne en de vrouwenkliniek), twee kleinere klinieken (dermatologie en psychiatrie), het Poortgebouw voor de administratie en het 'oeconomiegebouw' met voorzieningen voor verwarming en verlichting en dan nog: de barak voor besmettelijke ziekten, het lijkenhuis, een stal voor proefdieren, werkplaatsen en een kolenloods. Het terrein had aan de oostkant een natuurlijke begrenzing in de vorm van het Verbindingskanaal (de vergraven vestinggracht).

Het poortgebouw met de hoofdingang kwam aan de Oostersingel te staan, dichtbij de uitvalsweg vanuit het centrum, de Nieuwe Sint Jansstraat. In 1903 werd het ziekenhuis officieel geopend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0002.jpg"

Figuur 3. Plattegrond en vogelvluchtperspectief van het ziekenhuisterrein
in 1907

Kort na de opening werden in opdracht van de Rijksuniversiteit het pathologisch-anatomisch laboratorium (1904) en het fysiologisch laboratorium gebouwd (1911) om in de toenmalige groei van de faculteit geneeskunde te voorzien. Beide laboratoria verrezen ten noorden van het ziekenhuisterrein en waren georiënteerd op de hoek Oostersingel/Bloemsingel (rijksbouwmeester J.A. Vrijman). Nieuwe specialismen drongen aan op eigen klinieken. Met de bouw van de neurologische kliniek (1916, W. Hoekstra) werd de Oostersingeldwarsstraat de grens in het zuiden.

Stedenbouwkundige context
Vanaf het moment dat het Academisch ziekenhuis zich een plaats aan de oostkant van de stad had verworven, had het sterke invloed op de ruimtelijke ontwikkeling van de oostkant van de stad.

Het door J.A. Mulock Houwer gemaakte 'Plan van Uitleg' van 1903-1906 laat een geïsoleerd van de stad gelegen wijk (de latere Oosterparkwijk) zien, die door het terrein van het Academisch Ziekenhuis van de stad gescheiden wordt en door slechts twee wegen met de binnenstad verbonden is: de W.A. Scholtenstraat (1914) en het Damsterdiep.

Naar aanleiding van uitbreidingsplannen van het ziekenhuis (1915) in oostelijke richting werd het algemeen uitbreidingsplan van J.A. Mulock Houwer in 1918 gewijzigd. Toen de uitvoering van de uitbreidingsplannen op zich liet wachten, verwierf het ziekenhuis alvast een stuk grond - het latere Bodenterrein - ten noorden van de geprojecteerde straat, de latere Antonius Deusinglaan. Pas in 1926, na het graven van het Gorechtkanaal en het dempen van het Verbindingskanaal (de vergraven vestinggracht), kon de nieuwe weg worden aangelegd.

Na moeizame onderhandelingen tussen provincie, gemeente en het rijk volgde in 1926 een forse uitbreiding van het ziekenhuisterrein in oostelijke richting. Het al genoemde Verbindingskanaal werd gedempt. De nieuwe oostelijke begrenzing bestond uit een langgerekte boulevard van monumentale allure, de Petrus Campersingel/S.S. Rosensteinlaan. Ook de oude Singelweg verdween, met uitzondering van het meest zuidelijke deel bij het Damsterdiep waaraan nu nog het Typografengasthuis (1903) staat. Nieuw is de aanleg van de Antonius Deusinglaan, als ontsluiting van de in de jaren twintig gebouwde Oosterparkwijk via de W.A. Scholtenstraat (1913) naar het centrum. De huidige straatnamen aan de noordoostzijde van het gebied refereren nog aan de grondleggers van het Academisch Ziekenhuis en de medische faculteit rond die periode, zoals Evert Jan Thomassen à Theussink, Wouter van Doeveren en Antonius Deusing.

In 1928 en 1932 stelden Berlage en Schut voor de stad een nieuw uitbreidingsplan op. Het was voor een belangrijk deel een economisch ontwikkelingsmodel, waarbij bereikbaarheid en ontsluiting belangrijke thema's waren. In die tijd ging veruit het meeste vervoer nog over het water, reden waarom consequent alle terreinen die naast waterwegen gelegen waren, werden bestemd voor industriële ontwikkelingen. Langs het Van Starkenborghkanaal, het Damsterdiep, het Oosterhamrikkanaal en zelfs langs het Gorechtkanaal was industrie gedacht. Het nieuwe Gorechtkanaal was aan de oostkant van de stad ontworpen (1919); het kanaal zou in een boog van het Winschoterdiep naar het Eemskanaal en vandaar naar het Boterdiep lopen. Na de gereedkoming van het ruimer om de stad heen geleide Van Starkenborghkanaal verviel deze waterweg. Het al gereed zijnde westelijke deel (1924) kreeg een functie voor de aanvoer van kolen naar de gemeentelijke gasfabriek aan de Bloemsingel. Enkele jaren later kwam er een verbinding tot stand tussen dit westelijke kanaaldeel en het Van Starkenborghkanaal: het Oosterhamrikkanaal.

Het Bodenterrein
In de plannen van Mulock Houwer zijn de terreinen aan weerszijden van de nieuwe Antonius Deusinglaan gereserveerd voor uitbreiding van het Academisch Ziekenhuis en/of de Rijksuniversiteit. Maar doordat deze de grond voorlopig niet nodig hadden, werd het noordelijke deel in 1938 bestemd tot Bodenterrein. De boderijders hadden van oudsher hun standplaatsen op de Grote Markt, de Vismarkt of het A-Kerkhof. Doordat het aantal bodediensten enorm groeide, leidde dit tot enorme drukte in de binnenstad, vooral op marktdagen. Op advies van de afdeling Groningen voor Handel en Nijverheid werden in 1940 alle boderijders geconcentreerd op een centraal terrein aan de Bloemsingel. Hier was plek voor 463 boderijders.

Om de aansluiting van de Oosterpark op het stedelijke netwerk van de stad te realiseren, was de Thomassen à Thuessinklaan en in het verlengde daarvan de Vinkenstraat gedacht als doorgaande hoofdverbinding, evenals de Hortensialaan en de Resedastraat. De functie van deze laatste verbinding werd echter in de uitwerking overgenomen door de Rijksstraatweg langs het Damsterdiep, terwijl de route door de Vinkenstraat nooit werd doorgetrokken naar de overzijde van het Van Starkenborghkanaal. Dit heeft er echter wel toe geleid dat de Oosterparkwijk tot op de dag van vandaag een min of meer in zichzelf gekeerde wijk is gebleven die slecht op zijn omgeving is gericht: achter het UMCG, achter het Van Starkenborghkanaal en achter het Oosterhamrikkanaal.

Pas na de Tweede Wereldoorlog werd het oorspronkelijke plan gedeeltelijk veranderd. Er werden woningen gebouwd langs het ondertussen gedempte Gorechtkanaal en ook rondom de Oostersluis. Was het Van Starkenborghkanaal vroeger de rand van de stad, door de ontwikkelingssnelheid van de stad die na de Tweede Wereldoorlog plaatsvond, zijn alle industriezones rond de Oosterparkwijk door de stedelijke ontwikkeling ingehaald. Deze gebieden hebben dan ook hun functie verloren en liggen er over het algemeen desolaat bij. Omdat de zone langs het Oosterhamriktracé voornamelijk industrie- en bedrijfsgebouwen bevat, en de blokmaten ter plekke, als gevolg van het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan van Berlage, zeker aan de kant van de Oosterparkwijk erg groot is, wordt de zone als een achterkant van zowel de Oosterpark- als de Korrewegwijk ervaren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0003.jpg"

Luchtfoto van het ziekenhuisterrein, kort na de demping van het

Verbindingskanaal in 1926, en de aanleg van de Petrus Campersingel/

S.S. Rosensteinlaan.

Ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog
Het succes en de groei van het academisch ziekenhuis en medische faculteit zorgden ervoor, dat het complex steeds meer uitbreidde en in stedelijkheid toenam.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0004.jpg"

Het ziekenhuisterrein eind jaren vijftig; de brede groenstrook in het midden is
in de plaats gekomen van het in 1926 gedempte Verbindingskanaal.

De ruime opzet met paviljoens en veel groen verdween van lieverlee door de groeiende vraag, de intensivering met nieuwbouwactiviteiten en de behoefte aan parkeerplaatsen. In de jaren zestig was het terrein van het AZG (Academisch Ziekenhuis Groningen) bijna volgebouwd, terwijl een uitgebreid (nieuw)bouwprogramma noodzakelijk geworden was. Maar verplaatsing naar de periferie van de stad werd door het gemeentebestuur afgewezen. De nieuwbouwplannen van het ziekenhuis dienden daarom te passen in het stedenbouwkundige plan uit 1976 van de gemeente, waarin nieuwbouw van het AZG alleen achter de bestaande grens van de Oostersingel mocht plaatsvinden. Hoge gebouwen, zoals de 13 verdiepingen tellende Vrouwenkliniek uit 1974, waren voortaan uit den boze. Er werden maximale bouwhoogten vastgesteld van 6 à 7 lagen in het centrum en 4 bouwlagen aan de randen.

In 1976 presenteerde het Rotterdamse architectenbureau Kruisheer en Jalink een ontwikkelingsplan voor het gehele ziekenhuisterrein, waarbij de bestaande bebouwing gefaseerd zou worden vervangen. Zij tekenden het structuurplan en ontwierpen een groot deel van het Centraal Medisch Complex, dat vanaf begin jaren tachtig tot eind jaren negentig gerealiseerd zou gaan worden. Dit Centraal Medisch Complex (nu UMCG) kreeg een nieuwe hoofdingang aan het Hanzeplein, een ondergrondse parkeergarage, een centrale receptie en overdekte binnenstraten. Het UMCG-complex kreeg daarmee duidelijker vorm en zou zich steeds meer naar de stedelijke grenzen voegen.

Ontwikkelingen aan de noordzijde, zoals de Brug met een voorzieningengebouw en een ondergrondse parkeergarage, behoorden tot de laatste grotere uitbreidingen. Nog steeds worden nieuwe ontwikkelingen in de bestaande structuur van het complex ingepast.

Het Bodenterrein verloor haar functie in de tachtiger jaren van de twintigste eeuw toen het industrieterrein aan het Winschoterdiep het nieuwe vervoerscentrum voor Noord-Nederland werd. Op het meest oostelijke deel van het terrein bouwde de Universiteit in 1971 het Centraal dierenlaboratorium (ontwerp P. Colthof). Academisch ziekenhuis en universiteit namen de rest van het Bodenterrein in gebruik als parkeerplaats voor hun personeel.

Beschermd stadsgezicht en monumenten
 
Beschermd Stadsgezicht
Binnen het plangebied valt een deel van de oostelijke begrenzing binnen het Beschermd Stadsgezicht Petrus Campersingel/S.S. Rosensteinlaan: de groenstrook met water langs de westzijde van de Petrus Campersingel en S.S. Rosensteinlaan met uitzondering van het zuidelijke gedeelte.

Voorbeschermd gemeentelijk monument
Onder de voorbeschermde gemeentelijke monumenten vallen:

  • de oostelijke begrenzing van het plangebied (UMCG-terrein) langs de Petrus Campersingel /S.S. Rosensteinlaan met een grote stedenbouwkundige waarde, en de inrichting van de openbare ruimte van het gebied (gracht met vijverpartijen, groene walkanten met beplanting, trappen, kademuren en toegangsbruggen die nauw samenhangen met de monumentale stedenbouwkundige structuur van de Petrus Campersingel/S.S. Rosensteinlaan uit de jaren twintig. Deze groen-waterstrook tussen het UMCG-terrein en de Petrus Campersingel / S.S. Rosensteinlaan is voorbeschermd Gemeentelijk Monument, inclusief de toegangsbrug in het zuidelijke deel met portiersloge en trafostation, die op het ziekenhuisterrein staan.
  • het pand Bloemsingel 3 met 'groene' setting is voorbeschermd Gemeentelijk Monument (voormalige dienstwoning bij het Fysiologisch Laboratorium, Bloemsingel 1).

Voorgenomen aanwijzing tot gemeentelijk monument (fase II, zomer 2009)
Onder de voorgenomen aanwijzing tot gemeentelijk monument vallen:

  • De voormalige dienstwoningen Oostersingel 65 en 67 op grond van hun architectuurhistorische waarde en hun ruimtelijke situering in de groenstrook met hekwerken evenwijdig aan de Oostersingel, die behoorden bij de achterliggende, nu gesloopte laboratoria. Zij dienen daarom gehandhaafd te blijven in een 'groene' setting.

Cultuurhistorische waarden UMCG-Bodenterrein
Van cultuurhistorische waarde zijn:

  • het restant van de karakteristieke paviljoenaanleg van het ziekenhuiscomplex aan de Oostersingel met bijbehorende hekwerken en groene setting naast het poortgebouw en het poortgebouw met trappenhuis als karakteristiek onderdeel van de oorspronkelijke opzet van het ziekenhuis.
  • de oude bestuurskamer uit het poortgebouw, die omstreeks 2000 is ontmanteld, gerestaureerd en in zijn geheel is overgebracht naar de nieuwbouw.
  • het voormalige Fysiologisch Laboratorium, Bloemsingel 1, exclusief latere aanbouwen (1911, J.A. Vrijman) en het Laboratorium Anatomie en Embryologie', Oostersingel 69 (1904, J.A. Vrijman).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0005.jpg"

In rood gearceerd het gebied dat voorbeschermd gemeentelijk monument is.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk-functionele structuur en beleidskader

3.1 Algemeen

Het plangebied maakt deel uit van de oude vestingwallen rond de binnenstad en vormt zo een oostelijke schil rond de binnenstad. Ten westen en ten oosten van deze schil lopen wegen, die in ringen rond de binnenstad gaan (tangenten). Het plangebied ligt zo op een breukvlak tussen de gesloten bouwblokken van Binnenstad-Oost en de stadsuitleg van de Oosterparkwijk.

Het gebied heeft altijd een zelfstandig karakter gehad, ondoordringbaar en een beetje weerbarstig.

Het plangebied bestaat uit drie delen: het centrale te ontwikkelen deel betreffende het UMCG-RuG-complex, het zuidelijke deel gelegen ten zuiden van het Hanzeplein en het noordelijke deel gelegen ten noorden van het Oosterhamrikkanaal.

Deze drie delen, gescheiden door de dwarsverbindingen, zijn ruimtelijk en functioneel verschillend.

* In het centrale deel, in het gebied ten zuiden tussen de Antonius Deusinglaan en het Hanzeplein, is de bebouwing geconcentreerd en zijn de UMCG- en RuG-functies gevestigd. Het UMCG met de medische faculteit sluit qua schaal aan bij de Europaweg en heeft een regionale betekenis.

Het gebied ten noorden van de Antonius Deusinglaan, het Bodenterrein, zal in de nabije toekomst worden ontwikkeld. De Antonius Deusinglaan wordt verlegd naar het noorden, zodat het UMCG/RuG-terrein wordt vergroot zonder doorsnijding als gevolg van een stedelijke ontsluitingsweg.

Op het resterende Bodenterrein ten noorden van de omgelegde Antonius Deusinglaan, die in dit bestemmingsplan Vrydemalaan wordt genoemd overeenkomstig de weg die ter plaatse aanwezig was na de Middeleeuwen, zullen de nieuwe bouwblokken als integraal onderdeel van het Oosterhamriktracé het beeld naar de stad bepalen.

* De zuidpunt, die door een brede toegangspartij afgescheiden is van het centrale deel, is ruimtelijk en functioneel meer bij de stad getrokken. Het gebied heeft een locale betekenis.

* De noordzijde betreft een bedrijvenlocatie langs het water.

Ondanks de opdeling in het plangebied als totaal kan het plangebied als een eenheid worden ervaren. De bebouwing wordt omzoomd door een groene rand aan de oost- en westzijde.

Aan de westzijde is de Oostersingel, door de verbreding van de groene rand met daarin bestaande bebouwing en een aantal paviljoens, een ruime groene stadsstraat. De brede groene rand versterkt de betekenis van de tangent en het breukvlak tussen het UMCG /RuG-complex en de stad.

Aan de oostzijde worden langs de Petrus Campersingel het groen en het water behouden en uitgebreid. De - grotendeels bestaande - singel, houdt de schil in een keer bijeen en de voormalige vestingwallen blijven zich manifesteren aan deze zijde van de stad.

In het verleden was de ondoordringbaarheid van het plangebied een probleem. Dit is inmiddels deels opgelost, doordat op twee plaatsen oost-westverbindingen tussen de binnenstad en de buitenwijken zijn aangelegd: ten zuiden van de nieuwe entree van het UMCG voor het openbaar vervoer en de fiets en dwars over het terrein ter hoogte van de Walstraat voor de fiets, hulpdiensten en incidenteel patiëntenvervoer.

3.2 De deelgebieden

Het centrale deel: het ontwikkelgebied
In het centrale deel heeft een intensivering van het grondgebruik plaatsgevonden: de paviljoenachtige bebouwing ten behoeve van het UMCG heeft steeds verder plaats gemaakt voor een massief bouwblok. Het betreft één centraal ziekenhuiscomplex, het UMCG met aan de zuidzijde een hoofdingang (aan het Hanzeplein), een centrale receptie en met overdekte publieke binnenstraten die opgenomen zijn in het bouwblok. In dit deelgebied is sprake van een monofunctie: UMCG- voorzieningen met patiëntenzorg en het klinische deel van de faculteit geneeskunde. Daarbij is er in de binnenstraten en -pleinen plaats voor ondersteunende (kleinschalige) detailhandel en horeca ten behoeve van patiënten en bezoekers. Hier bevinden zich voorts een voorzieningengebouw en een ondergrondse parkeergarage. Nieuwe ontwikkelingen worden in de bestaande structuur van het complex ingepast.

UMCG en RuG ten zuiden van de Antonius Deusinglaan presenteren zich als soort eiland, een zelfstandig element teruggelegd in het groen. De brede toegangsweg langs de entreehal met het plein benadrukt dit beeld. De entree van het UMCG trekt vanaf de Petrus Campersingel de aandacht van voorbijgangers door de wijde ruimte ervoor. Het voorplein voor de entreehal verschaft het imposante UMCG ruimte. Vanwege die gewenste ruimtelijke werking is het plein niet door gebouwen omsloten. De oriëntatie op de stad vindt plaats via de aanrij-as en de oost-westverbinding langs het plein.

De bouwgrens voor de bebouwing is aan de westzijde teruggelegd ten opzichte van de bestaande bouw en de groene rand is daar verbreed. Aan de zijde van de Petrus Campersingel is de structuurbepalende rooilijn van het UMCG teruggelegd tot op de plek van het hoofdvolume. De zone ervoor wordt voornamelijk gevormd door groen en water met de mogelijkheid van paviljoens in het park.

Het Bodenterrein is gelegen direct ten noorden van de Antonius Deusinglaan. Het is sinds het verdwijnen van de boderijders in de tachtiger jaren steeds meer in onbruik geraakt en was in gebruik als parkeerterrein voor het UMCG en de RuG. Op deze locatie bevinden zich geïsoleerd nog enkele gebouwen van de RuG en het UMCG.

Het zuidelijke deel: het menggebied ten zuiden van het Hanzeplein
Terwijl het centrale deel zich manifesteert als een zelfstandig element, zijn bij de zuidpunt de relaties met de omgeving meer van belang. In de zuidpunt komen vele elementen bij elkaar.

De zuidpunt vormt de zuidoostelijke entree tot de binnenstad. Hier ook presenteert het UMCG zich als de dominante functie in dit gebied. Ruimtelijk is de zuidpunt ingepast in zijn omgeving. De grootschaligheid van het UMCG en de Europaweg enerzijds, en de kleinschaligheid van het Damsterdiep en de binnenstad anderzijds, zijn op elkaar afgestemd. De zuidpunt fungeert als een intermediair tussen het centrale UMCG-deel en de omringende stad, zowel ruimtelijk als functioneel.

Aan de oostzijde vormt de hoge, ranke woontoren (18 lagen, circa 60 woningen) daarop een uitzondering. De toren markeert de plaats van het UMCG aan de Petrus Campersingel.

De westzijde van het gebied wordt gevormd door een gesloten bouwblok van vijf bouwlagen. Dit bouwblok sluit qua typologie - een gesloten bouwblok - aan bij de binnenstad (westzijde Oostersingel). Het blok heeft een woonfunctie aan de zijde van de Oostersingel en de Oostersingeldwarsstraat. De verbijzondering op de kop (11 lagen) beëindigt het groen van de Oostersingel. Er is een hotel in gevestigd.

De noord- en oostzijde van het gesloten bouwblok hebben een functie voor kantoren (vijf lagen) en bedrijven (circa 9500 m²) met winkels op de begane grond aan het plein.

Het lange blok van vijf lagen hoog met een terugliggende vijfde laag gelegen aan de oostzijde van de aanrijroute, is bestemd voor kantoren. Het blok is opgetild; het manifesteert zich daardoor luchtiger dan het gesloten bouwblok en vormt een overgang naar de onbebouwde ruimte.

Ook de functionele invulling van de zuidpunt is beïnvloed door de omgeving. Enerzijds is er de dienstverlening gerelateerd aan het UMCG, anderzijds is er de woonfunctie in ondergebracht in aansluiting op het bestaande wonen ten westen en ten oosten van het plangebied.

Groen speelt een belangrijke rol in de zuidpunt. De monumentale bomen langs de Petrus Campersingel zijn zowel visueel als ecologisch een waardevol element. Aan deze zijde domineert de gebogen structuurlijn van de Petrus Campersingel; de monumentale bomen versterken die dominantie door de schermwerking. De bebouwing van de zuidpunt en de entreehal van het UMCG schemeren daar af en toe doorheen.

In de zuidpunt komen de beide omvattende groene randen samen ter plaatse van de entree van het UMCG aan het ovaalvormig plein.

Het zuidelijke deel van het plangebied zal niet worden ontwikkeld. Het behoudt zijn huidige functie.

Het noordelijke deel: de bedrijvenstrook aan het Oosterhamrikkanaal
De noordelijke rand van het plangebied wordt gevormd door het bedrijvenstrookje direct ten noorden van het Oosterhamrikkanaal. In de huidige situatie maakt het terrein onderdeel uit van een voor de Korrewegwijk kenmerkend gesloten bouwblok, maar de bestaande bebouwing doet niet overal recht aan dit principe en aan de betekenis van de plek. De oorspronkelijke bedrijfsbebouwing heeft in de loop van de tijd een andere functionele invulling gekregen. Hier bevindt zich bebouwing met een gemengd karakter.

Op korte termijn zal dit gebied niet worden ontwikkeld. De bestaande functies en bouwmogelijkheden worden daarom vooralsnog gehandhaafd. In de toekomst kunnen burgemeester en wethouders de bestemming ter plaatse wijzigen naar de bestemming Woongebied met eventueel op de begane grond werkfuncties die verenigbaar zijn met de woonbebouwing.

3.3 Beleidskader

3.3.1 Algemeen

Sinds jaar en dag spant het gemeentebestuur van Groningen zich in om de voor de binnenstad zo karakteristieke menging van functies - ook stedelijke en regionale - te behouden en waar mogelijk te versterken. Dit beleid is gestoeld op de visie, die in het begin van de jaren zeventig in de Doelstellingennota Binnenstad werd neergelegd. Ook in de beleidsnota's die daarop volgden, heeft steeds het behoud van het multifunctionele karakter en de verwevenheid van functies van de binnenstad centraal gestaan. In het Structuurplan 1987 en het Plan van Aanpak Binnenstad 1989 wordt "functionele slijtage" als één van de grootste bedreigingen voor de binnenstad gezien: van oudsher in de binnenstad gevestigde functies trekken weg, waardoor de veelzijdigheid en de leefbaarheid van de binnenstad wordt aangetast.

De multifunctionaliteit en vitaliteit van de binnenstad heeft in de loop der jaren talrijke malen onder druk gestaan, vooral veroorzaakt door het schaalvergrotingsproces. Daarbij bestaat er een permanente spanning tussen het bieden van ruimte aan stedelijke en regionale functies en het behoud van de waardevolle stedenbouwkundige structuur. Juist in de binnenstad is die spanning groot: daar is de ruimte schaars en de stedenbouwkundige structuur van een bijzonder hoge kwaliteit. Het toenmalige academisch ziekenhuis Groningen (AZG), de universiteitsbibliotheek en de openbare bibliotheek zijn bekende voorbeelden, waarbij nadrukkelijk werd gekozen voor veranderingen in het bestaande en vertrouwde stadsbeeld teneinde het functioneren van deze voorzieningen in of aan de rand van de binnenstad mogelijk te maken en daarmee het multifunctionele karakter van de binnenstad te behouden: de 'compacte-stadgedachte'.

De omgeving van het plangebied is sterk in beweging. Basis vormt het beleid van de gemeente vastgelegd in een structuurplan, bestemmingsplannen, visies, het gemeentelijk beleid ten aanzien van ecologie en bomen en ten aanzien van verkeer en vervoer in relatie tot de bereikbaarheid van het gebied.

3.3.2 Beleidsstukken en nota's

Structuurplan De Stad van straks (1994)
In het structuurplan van 1994 werd de stad voor het eerst sinds jaren weer als een samenhangend geheel getekend. Naast uitbreidingsgebieden werden in de stad enkele ontwikkelingszones aangegeven, waaronder de Sontweg en het Oosterhamriktracé.

Het Oosterhamriktracé werd gezien als een continue lange lijn in de stad, die landt in het CiBoGa- gebied en die daar de verbinding met de binnenstad maakt. Als een nieuwe ontwikkelingsradiaal van de stad moest het Oosterhamriktracé de relatie tussen de Binnenstad en de Noordoostflank (Beyum, Lewenborg en Kardinge) van de stad verbeteren. Dit betekende perspectief en kansen voor ruimtelijke en functionele versterking van de stad op deze plek.

Het Structuurplan wijst de zone, waarin het plangebied ligt aan als intensiveringszone. De UMCG- functie is daarbij van regionale of zelfs bovenregionale betekenis. De huidige ontwikkelingen rond het CiGa-terrein, het UMCG en de universiteit, en de nieuwe plannen voor het Bodenterrein geven een impuls om voor deze totale zone een samenhangende visie te ontwikkelen.

Bij de aanpak van het plangebied staan twee doelstellingen voorop: 1. het intensiveren van het grondgebruik ten behoeve van stedelijke functies, en 2. het plangebied ruimtelijk meer op de stad betrekken.

De ontwikkelingsvisie Oosterhamriktracé
Voor het Oosterhamrikkanaal en de gebieden daaromheen is op 26 mei 2004 de Ontwikkelingsvisie Oosterhamriktracé “De radiaal wakker gekust” door de gemeenteraad vastgesteld.

Door de visie op het Oosterhamriktracé wordt de Oosterparkwijk voor het eerst in haar geschiedenis gekoppeld aan de stedenbouwkundige hoofdstructuur van de stad Groningen. Door het introduceren van een nieuwe auto-ontsluiting op de oostelijke stadsring langs de noordzijde van het Oosterhamrikkanaal en een toekomstige hoogwaardig-vervoersverbinding via de Vinkenstraat en Thomassen à Thuessinklaan richting Bodenterrein, wordt de verkeersstructuur een leidend principe voor de herstructurering. De aangrenzende Oosterpark- en Korrewegwijk krijgen als het ware een gezicht naar de ontwikkelingsas, waardoor deze zijde van achterkant naar voorkant transformeert.

Essentiële doelstellingen daarnaast zijn:

  • een functionele ontwikkeling van de voormalige industrieterreinen langs het Oosterhamrikkanaal naar woningbouw en mogelijk kantoren en bedrijven;
  • het betrekken van de beide aanliggende woonwijken op elkaar;
  • het versterken van het woon- en verblijfsklimaat langs het kanaal.

De visie is voor het gebied aan de noordoostzijde van de Oosterparkwijk vertaald in bestemmingsplan Waterrand Oosterparkwijk.

Verkeers- en vervoersbeleid
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente omvat onder meer het beleid ten aanzien van Park&Ride, parkeervoorzieningen en de visie Regiotram Groningen. In de visie Regiotram Groningen is een tramlijn mogelijk tussen het Centraal Station en het Zernike-complex in het noorden van de stad. Het onderzoek voor het tweede tracé, de Kardingelijn, is gaande. Diverse routes zijn nog in onderzoek. Eén van de varianten betreft een route door de W.A.Scholtenstraat, over de Bloemsingel en vervolgens via de Vrydemalaan, de Thomassen à Thuessinklaan en de Vinkenstraat naar Kardinge. Een tramhalte ter hoogte van de Bloemsingel - de noordentree van het UMCG - is op deze plek mogelijk. Andere varianten gaan door de Oostersingel en/ of via de Petrus Campersingel. Begin 2010 zal hierover duidelijkheid worden verschaft.

Bestemmingsplan CiGa
Stedenbouwkundig plan CiBoGa, dat was opgesteld voor het Circus-, het Gasfabriek- en het Bodenterrein, moest de basis vormen voor een nieuw bestemmingsplan voor dat terrein.

De uitwerking van het stedenbouwkundig plan is deels vastgelegd in bestemmingsplan CiGa. Het Bodenterrein, oorspronkelijk onderdeel van het plan, werd buiten het bestemmingsplan gelaten, omdat de toegenomen ruimtebehoefte van het UMCG om een gewijzigde invulling vroeg.

Volkshuisvestingsbeleid
Het Gronings volkshuisvestingsbeleid is ingebed in de afspraken omtrent de Regiovisie Groningen-Assen 2030. Via de actualisatie van de Regiovisie zijn in 2004 nieuwe woningbouwaantallen afgesproken. Deze kwamen voor de stad Groningen neer op minimaal 1350 nieuw te bouwen woningen per jaar. Na hernieuwde discussie aan de hand van onderzoek komt er een nieuwe taakstelling van 1150 woningen per jaar. Het Bodenterrein als ontwikkelingslocatie voor binnenstedelijk hoogwaardig wonen is nadrukkelijk in beeld om de beleidsdoelen en taakstellingen ook in de toekomst te kunnen halen.

Ecologie
Het plangebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van verschillende biotopen met verschillende natuurwaarden. Dit uit zich in het bijzonder in waardevolle bomen, struiken, kruiden, waterstructuren en gebouwen. De ecozone (brede plasberm met ecologische oever) ligt met name aan de noordkant van het kanaal en is via een dam verbonden met het plangebied.

Het stedelijk ecologisch beleid richt zich niet alleen op het behouden en versterken van ecologische waardevolle gebieden en verbindingen en het opheffen van knelpunten, maar ook op het stedelijke milieu in het algemeen.

Het uitgangspunt voor de ecologische ontwikkeling en inrichting is het zoveel mogelijk handhaven en versterken van bestaande biotopen. Dit wordt bereikt door:

1. het zoveel mogelijk handhaven van bestaand groen, in het bijzonder grote bomen;

2. het streven naar een water- en groenverbinding tussen de S.S.Rosensteinlaan en het Oosterhamrikkanaal, waarbij een verbinding in het kanaal daarbij het beste groene ecologische aansluitingspunt vormt;

3. versterking van de bestaande ecologische waarde van de water- en groenverbinding langs de S.S. Rosensteinlaan/Petrus Campersingel;

4. waar mogelijk op de daken dakvegetaties toe te passen met inheemse soorten.

Voor het plangebied zijn voor de verschillende biotopen specifieke doelsoorten vastgesteld. Voor deze doelsoorten wordt verwezen naar de ecologische quickscan, die in het Bijlagenboek behorend bij dit plan is gevoegd.

Groen
Het gehele plangebied grenst aan de door de raad vastgestelde ecologische structuur. Hierbij zijn verschillende zones te onderscheiden:

* de zone aan de oostkant langs de S.S.Rosensteinlaan/Petrus Campersingel;
Deze zone heeft de status van te ontwikkelen water- en groenverbinding.

* de zone aan de noordkant van het Oosterhamrikkanaal.
Deze zone heeft de status van te versterken groenverbinding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0006.jpg"

Ecologische oever Oosterhamrikkanaal met op de achtergrond de dam die moet dienen als groenverbinding in het plangebied

Het gemeentelijk beleid richt zich op het behouden en versterken van de waardevolle boomstructuren en het opheffen van leemtes. Bomenhoofdstructuren zijn belangrijk voor de stedenbouwkundige structuren van de stad. Bomen zijn in de stad onmisbaar voor de ecologie, de leefbaarheid, de vermindering van fijnstof en de tempering van de opwarming van de aarde.

In het bomenstructuurplan is aangegeven dat de gemeente langs de Antonius Deusinglaan en de Rosensteinlaan/Petrus Campersingel een bomenhoofdstructuur van de eerste grootte (grootste bomen > 12 meter) nastreeft.

Langs de Bloemsingel bestaat een bomennevenstructuur die belangrijk is voor de woonfunctie van de woonwijk (nevenstructuur). Deze bomen zijn door de gemeente geclassificeerd als monumentale bomen en vormen een karakteristieke laanbeplanting. Ook op het Bodenterrein en aan de oostzijde van de Antonius Deusinglaan staan meerdere groepen waardevolle bomen die de gemeente kwalificeert als monumentaal groen. Deze kwalificatie betekent dat de gemeente Groningen extra zorg, aandacht en bescherming aan deze bomen geeft. Dit gebeurt zeker gezien de politieke aandacht die uitgaat naar het groen en de hieruit voortvloeiende realisatie van het groenstructuurplan.

Voor de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling voor bomen in het plangebied: zie paragraaf 5.3.

Hoofdstuk 4 De beoogde ontwikkeling

4.1 Inleiding

Het UMCG en de RuG hebben een huisvestingsonderzoek verricht en hun ruimtebehoefte voor de korte, middellange en lange termijn bepaald. De totale ruimtebehoefte/groei van beide instellingen is circa 120.000 m² bvo (waarvan 30.000 tot 40.000 vervangende nieuwbouw) voor (aanvullende) zorg-, onderzoeks- en onderwijsprogramma's, inclusief een mogelijkheid voor circa 300 studentenwoningen.

Deze wensen zijn vertaald in een ruimtelijke opzet waarbij het tracé van de Antonius Deusinglaan verlegd wordt, zodat er ook in de toekomst geen auto- en openbaarvervoersdoorsnijding van het UMCG-terrein plaatsvindt. Het huidige UMCG-gebied wordt verruimd en met gronden ten noorden van de huidige Antonius Deusinglaan samengevoegd tot een éénduidig en samenhangend gebied, waarbij diverse doorsnijdingen voor met name langzaam verkeer mogelijk worden. De Antonius Deusinglaan wordt verlegd naar het noorden en krijgt een nieuwe naam: de Vrydemalaan.

Omdat de Antonius Deusinglaan wordt omgelegd, was er reden om de stedenbouwkundige visie voor dit gebied van de stad opnieuw onder de loep te nemen en een analyse te maken. De radiale ontwikkeling van de stad langs het tracé vanaf de Grote Markt via de Antonius Deusinglaan en het Oosterhamriktracé naar Kardinge is niet meer als zodanig afleesbaar. Hoe moet het gebied dan worden gelezen, wat zijn de te onderscheiden gebieden, zijn er verbanden of juist niet, wat zijn de grenzen? Deze analyse heeft uiteindelijk geresulteerd in het concept-Structuur- en Visieplan Bodenterrein / UMCG (2007).

Het ruimtelijk en functioneel concept van het gebied tussen het Oosterhamrikkanaal en het Hanzeplein gaat uit van het zoneren van het gebied op een zodanige wijze dat het de sferen in de deelgebieden karakteriseert en versterkt: enerzijds het UMCG-RuG-complex tussen de nieuwe Vrydemalaan en het Hanzeplein, anderzijds de Oosterhamrikkanaalzone tussen de Vrydemalaan en het Oosterhamrikkanaal, waar onder meer woningen kunnen worden gerealiseerd.

In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op: de UMCG-RuG-locatie, het wonen in de Oosterhamrikkanaalzone, het openbare gebied en het verkeersconcept.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0010.jpg"

4.2 De UMCG-RuG-locatie

Door de Vrydemalaan (zie ook hoofdstuk 2, ontstaansgeschiedenis) ontstaat een opdeling in het gebied: UMCG/RuG-complex met twee nieuwe entreegebieden (ter hoogte van de Vrydemalaan en aan het nieuwe plein Bloemsingel) enerzijds en de verlengde Oosterhamrikkanaalzone anderzijds. Het nieuwe noordelijke deel van het RuG-gebied sluit ruimtelijk en functioneel sterk aan bij het middendeel en bestaat uit onderwijs- en onderzoeksvoorzieningen met aanverwante en toegevoegde functies. De "ruggengraat” van het UMCG en de ermee samenhangende ondergrondse infrastructuur van het UMCG worden doorgetrokken tot de Vrydemalaan.

Het UMCG/RuG-gebied wordt aan de oostzijde vormgegeven als een parkzone met groen en water langs de Petrus Campersingel / S.S. Rosensteinlaan. Daarbij wordt aangesloten op de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van het gebied; deze worden verder uitgebouwd. De bebouwing die hier wordt gerealiseerd maakt de schaalsprong tussen de hoge bebouwing op het UMCG-gebied in de centrale zone en de bouwhoogte van de bestaande bebouwing van de Oosterparkwijk. In het midden van het UMCG-terrein ontstaat een stedelijke kernzone (de ruggengraat van het terrein) met een hoge bebouwingsdichtheid en stedelijkheid. Aan de westzijde is een zone met groen voorzien, waarin losse objecten, de paviljoens, staan langs de Oostersingel. Door stedelijke wandvorming en een hoogte-accent - dus door in architectonische zin een “gezicht” maken langs de Vrydemalaan - kan de nieuwe noordentree van het UMCG en de RuG voor autobezoek van vooral personeel en bezoekers worden vormgegeven. Op de knoop tussen de centrale zone en de nieuwe noordentree naar de stad aan de Oostersingel ontstaat een nieuw stuk stad met onder andere een openbare ruimte (plein) en functies die daarbij horen. Een hoogte-accent achter Bloemsingel 1 markeert de nieuwe betekenis van deze plek in de stad in de vorm van de nieuwe entree van het ziekenhuis.

De vrouwenkliniek is door zijn hoogte een beeldbepalend element, zowel naar de Europaweg als naar de Diepenring. De bouwhoogte van de overige bebouwing, met uitzondering van de beoogde stedenbouwkundige accenten en de bebouwing in de centrale as, is gerelateerd aan de omgeving. De bebouwingsranden langs de Oostersingel en Petrus Campersingel worden lager; zij maken de schaalsprong naar de bebouwing aan de overzijde.

De bebouwingsstructuur bestaat uit faseerbare bebouwingseenheden: bouwblokken met binnengebieden. Aan de randen ontstaat een meer open bebouwingsstructuur.

Een losse bebouwingstructuur is geprojecteerd in het groen aan de Oostersingel. Het monumentale pand Bloemsingel 1 wordt samen met het beoogde hoogteaccent het hart van de nieuwe Noordentree aan de Bloemsingel. Het vormt daarin een stedenbouwkundig ensemble met de nabijgelegen overige te handhaven historische bebouwing.

Aan de Oostersingel worden de groene randen voortgezet; er kunnen losse verspreide gebouwen voorkomen.

Hoofduitgangspunt is dat de zone van Groen en Water langs de Petrus Campersingel verder wordt versterkt, er een ecologische verbinding wordt gemaakt met het Oosterhamrikkanaal en dat de bebouwing qua volume in deze zone de overgang tussen de grote schaal van het ziekenhuis en de schaal van de Oosterparkwijk maakt. Hier komen bouwblokken die direct aansluiten op het water en groen van de singel. Veel van de bestaande bebouwing in het centrale deel van het terrein wordt gehandhaafd. De bestaande en de nieuw geplande bebouwing aan de noord- en oostzijde sluiten op elkaar aan. Aan de zuidzijde is de bouwgrens als voortzetting van het middendeel ter plaatse van het beddenhuis teruggelegd ten behoeve van groen. In deze groene parkzone is nog beperkt bebouwing - als paviljoens in het park - mogelijk.

De functies, die in het noordelijke deel van het UMCG-RuG-gebied ondergebracht worden zijn: UMCG-voorzieningen en universitaire voorzieningen (geneeskunde en farmacie). De universiteit streeft ernaar de huisvesting van de medische faculteiten te concentreren langs de Vrydemalaan.

Het 'wonen' zal in dit gebied strategisch kunnen worden ingezet om de leefbaarheid en de sociale veiligheid op dit 'gezondheidszorgcomplex' te verhogen. Op het terrein kunnen desgewenst circa 300 eenheden voor studenten worden gerealiseerd. Daarnaast wordt ook gedacht aan short stay.

Om de nieuwe openbare ruimte van het UMCG / de RuG als onderdeel van het netwerk van de stad als geheel te benadrukken zijn ook stedelijke functies als detailhandel en horecafuncties mogelijk in de zone.

Het entreegebied bij de nieuwe noordelijke ingang

De nieuwe Vrydemalaan kan op logische wijze samengevoegd worden met de structuur van het Oosterhamriktracé. De continuïteit van de ontwikkelingszone langs het Oosterhamriktracé wordt niet doorbroken, maar versterkt en loopt door tot aan de oorspronkelijke grens van de binnenstad (Bloemsingel).

Het toekomstige hoogwaardig openbaar vervoer met een halte aan de Bloemsingel zorgt voor een extra langzaam-verkeersentree van het UMCG / de RuG in het verlengde van de W.A. Scholtenstraat. Deze is gericht op de binnenstad. Van hieruit (de Oostersingel) krijgt het ziekenhuis een directe toegangsmogelijkheid in de vorm van een stedelijk plein met openbare functies; zo vormt het gebied een “gezicht” naar de stad.

De Noordentree voor autoverkeer en fietsers aan de Vrydemalaan krijgt - na wijziging van de bestemming door middel van een wijzigingsplan - een accentuering in de vorm van een hoogte-accent met een stedenbouwkundige verruiming naar het Wouter van Doeverenplein en de monumentale kerk. Het water en groen van de singel worden hier om de hoek doorgezet tot aan deze noordentree. De Vrydemalaan krijgt naast de auto-ontsluiting van de parkeergarage(s) onder het Bodenterrein en de entree van de Boterdiepgarage aan de Bloemsingel tevens een auto-ontsluiting voor het UMCG-/ RuG-gebied.

De drie entrees van het complex (de zuid- en de noordentree, en die aan het nieuwe plein aan de Bloemsingel) staan met elkaar in verbinding via de nieuwe boulevard in de centrale zone. Alle entrees van de aansluitende gebouwen bevinden zich langs deze nieuwe straten. Door het nieuwe stedelijke plein aan de Bloemsingel, samen met de centrale boulevard, wordt hoogwaardige openbare ruimte aan de stad toegevoegd waarin de auto 'te gast' is.

4.3 Wonen in de Oosterhamrikkanaalzone

Ruimtelijk vormt de kanaalzone van het Bodenterrein een voortzetting van het Oosterhamriktracé. De zone aan de Vrydemalaan krijgt aan de noordzijde een gemengde functionele invulling met de functies wonen en op het ziekenhuis gerichte aanvullende functies.

Bebouwingsaccenten accentueren de stedenbouwkundig bijzondere locaties.

Gestreefd wordt naar transparantie van de Vrydemalaan (verlegde Antonius Deusinglaan) naar het Oosterhamrikkanaal. Minimaal 2 ruime doorsteken zijn een vereiste om de relatie naar het water van het kanaal voelbaar en zichtbaar te maken.

De locaties op het Bodenterrein zijn in stedenbouwkundige zin onderscheidend van het CiGaterrein en sluiten met het gesloten bouwblokkensysteem aan op die gelegen in de Korrewegwijk en op de ontwikkelingen in het Oosterhamriktracé.

De oriëntatie en de ontsluiting van het wonen is gericht op de directe omgeving. Het parkeren vindt plaats in en of onder de bouwblokken.

Na wijziging van de bestemming Gemengd naar Wonen is een hoogteaccent van stedelijke aard (circa 60 meter) op de kop bij het Wouter van Doeverenplein mogelijk. Dit is op de kruising van twee stedenbouwkundige hoofdstructuren en op de plek waar de verkeersbajonet, van kanaal naar HOV-as, samenkomt.

Op de locatie Bodenterrein tussen het kanaal en de Vrydemalaan is de functie wonen mogelijk. Gestreefd wordt naar grondgebonden woningen, woon-werkachtig, aan het water, en aan de Vrydemalaan meergezinswoningen met onderin een plint, waarin ruimte is voor aan het UMCG en de RuG verwante functies. Aan de kop bij het Wouter van Doeverenplein is ruimte voor centrum-stedelijk wonen in de duurdere sector. Het totaal aantal te ontwikkelen woningen in deze zone is circa 225. De locatie zal een belangrijke rol spelen in het voldoen aan de vraag naar centrum-stedelijke woonmilieus. Het precieze aantal en type woningen zal afhangen van de woningmarkt- omstandigheden. De doelgroep voor dit gebied zijn vooral kleine huishoudens met een stedelijke woonmilieu-vraag. Uit leefstijlonderzoek blijkt dat zij mogelijk gesteld zijn op comfort en een bijzondere woning.

De appartementen dienen qua segmentering niet rechtstreeks te concurreren met de goedkope projecten in de wijkvernieuwing. Alle woningen dienen van een goede buitenruimte te (kunnen) worden voorzien. Door het aanbieden van vooral woningen in het midden- en dure segment zal dit project een belangrijke bijdrage leveren in het op gang houden van de doorstroming in de stad en het voldoen aan de kwalitatieve vraag.

Hoge prioriteit heeft de bouw van circa 300 eenheden voor tijdelijke studenten-/jongerenhuisvesting op deze locatie; de beoogde structurele bebouwing zal op de langere termijn gaan plaatsvinden.

4.4 Het openbare gebied

Het plan gaat uit van herkenbare begrenzingen. De stedenbouwkundige hoofdstructuur valt samen met de groen- en verkeerskundige hoofdstructuur van de stad.

De inrichting van de openbare ruimte, gevormd door de Vrydemalaan, wordt vormgegeven in relatie met de beoogde tram, de verkeersontsluiting en het begeleidend groen. Het profiel van de weg en het tramtracé krijgt een relatie met de begeleidende wanden aan weerszijden (schaal- en hoogteverschil).

Ter plekke van de beoogde nieuwe halte voor de tram aan de Bloemsingel wordt gestreefd naar pleinvorming en “gezicht” maken door UMCG / RuG. Deze nieuwe ingang is vooral bestemd voor voetgangers en fietsers. Op deze plek kan de relatie UMCG / RuG – binnenstad via de W.A.Scholtenstraat vorm krijgen.

Het ziekenhuisgebied is in de lengte opgespannen tussen de twee entreegebieden: het Hanzeplein in het zuiden en de noordelijke ingang aan de Vrydemalaan. Tussen de entreegebieden loopt binnen de bestaande bebouwing een overdekte promenade, die onderdeel uitmaakt van de stedelijke kernzone. Het entreegebied aan het nieuwe plein krijgt via de openbare boulevard een directe verbinding met deze promenade.

Het beeld langs de Petrus Campersingel bestaat uit een water- en groenzone met meer open en lossere bebouwing. De samenhangende groen- en waterstructuur langs Petrus Campersingel loopt tot aan de Vrydemalaan. Daarnaast wordt er een ecologische verbinding gemaakt tussen het water van het Oosterhamrikkanaal en dat langs de Petrus Campersingel.

In aansluiting op de Oosterparkwijk wordt de singelstructuur met de bijbehorende paden doorgezet. Het water vormt hier een natuurlijke begrenzing. Een éénzijdige bomenrij aan de Petrus Campersingel/ S.S. Rosensteinlaan richting Oosterhamrikkanaal vormt onderdeel van de hoofdgroenstructuur.

De samenhangende groenstructuur langs Ooster- en Bloemsingel loopt door tot de locatie van het voormalige Waterbedrijf.

Het beeld langs de Oostersingel bestaat uit een groene zone met losse bebouwing. De begeleidende groenstructuur is een “kralensnoer” van groen die op elke specifieke plek reageert op haar omgeving.

Langs de Oostersingel zorgt het historische hekwerk voor de begrenzing. Het groen is onderdeel van de groene inrichting tussen de bebouwingsobjecten op het UMCG - RuG-terrein. Een éénzijdige bomenrij langs de woonbebouwing aan de Oostersingel vormt onderdeel van de hoofdgroenstructuur.

De kwaliteit van de openbare ruimte wordt langs het kanaal in relatie tot de overkant vormgegeven.

Langs het kanaal ontstaat een boulevard aan het water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0013.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0015.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0016.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0017.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0018.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0020.jpg"

4.5 Verkeersconcept

Stedelijk verkeers- en vervoersbeleid
Uitgangspunten
Binnen het kader van dit bestemmingsplan is de bereikbaarheid van het UMCG, evenals die van het centrum van de stad van wezenlijk belang voor het optimaal functioneren van het gebied

De basis van de bereikbaarheid ligt besloten in de uitgangspunten en voorwaarden van het stedelijk verkeers- en vervoersbeleid.

De basis voor het stedelijk verkeers- en vervoersbeleid is de stedenbouwkundige structuur van de compacte stad, waarbij in beginsel de ruimtelijke, functionele en verkeersstructuur samenvallen. Anderzijds is Groningen een stad in het ommeland met groeiverwachtingen binnen een samenhangende regiovisie. De grootschalige stedelijke functies, waaronder het UMCG, blijven gebonden aan de stad. Het UMCG heeft zich in een eeuw tijd ontwikkeld tot een 'stad' in de stad. Een verdere ontwikkeling hiervan wordt in het plan mogelijk gemaakt.

Het verkeersbeleid voor de stad is beschreven in verschillende beleidsnota's. Samengevat komt het neer op het aanbieden van een netwerk van wegen met bepaalde karakteristieken ten aanzien van doorstroming en veiligheid. Het verkeersbeleid richt zich op specifieke doelgroepen en op een kwalitatief goed, duurzaam en optimaal gebruik van de beschikbare openbare ruimte.

Basisnetwerk
Het basisnetwerk van de stad bestaat uit de diepenring, regionale routes en de ringweg. De slogan 'Er gaat niets boven Groningen' beschrijft een specifiek kenmerk van de ligging van Groningen in Nederland. Als gevolg van deze ligging is er sprake van een specifieke (over)belasting op de T-structuur van autosnelwegen (A7 – A28). In de stad zelf is er sprake van een sterke verkeersdruk aan de oostkant van het centrum, onder andere vanwege de ligging van het UMCG en de verkeersaantrekkende werking van deze grootschalige functie. Verder zijn er aan deze zijde van het centrum twee regionale routes (Damsterdiep en Europaweg) die toegang geven tot het centrumgebied en een groot aantal parkeerplaatsen.

Op het hoofdwegennet heeft doorstroming de prioriteit. Het onderliggende wegennet kan dan blijven bewegen. De kortste route is niet automatisch de snelste route en snelheid is van ondergeschikt belang als het gaat om bereikbaarheid. Het in stand houden van de doorstroming is dan van groter belang.

Het verkeersbeleid besteedt aandacht aan het optimaliseren (ongelijkvloerse kruisingen, netwerkregelingen, informatie) van de infrastructuur. Aan de zuid- en oostzijde van de stad zijn de laatste jaren grootschalige maatregelen getroffen op het hoofdwegennet om de doorstroming te bevorderen.

Doelgroepen
Daarnaast is er het doelgroepenbeleid om verkeersvraagstukken te hanteren of op te lossen, zowel verkeerskundig als ruimtelijk.

In de regio is er een sterke gerichtheid op de auto. Het openbaar vervoer (bus en trein) is in een samenhangend netwerk binnen de regio goed ontwikkeld, mede door het sterke contrast tussen stad en ommeland. Om de autobezoekers aan de stad vanuit de regio op te vangen, is sterk ingezet op een parkeerbeleid gekoppeld aan hoogwaardig openbaar vervoer van en naar het centrum. Er zijn drie parkeerschillen te onderscheiden: 1. het centrum, 2. de rand rondom de binnenstad, 3. P&R en transferia voor het parkeren op afstand, waarbij de doelgroepen bewoners, bezoekers en werknemers ieder op een eigen manier worden gefaciliteerd.

Stimulering van het fietsgebruik, als wezenlijk onderdeel van het denken over mobiliteit binnen een compacte stad en ook in relatie tot de ambities van een duurzame stad, heeft er toe geleid dat deze vervoerscategorie in de stad sterk vertegenwoordigd is.

Om de openbare ruimte optimaal te kunnen benutten en een duurzame basis te behouden voor de verkeersmobiliteit is hoogwaardig openbaar vervoer van groot belang, zowel binnen de compacte stad Groningen als in de relatie en samenwerking met de regio. Binnen dat kader ligt er het voornemen om een nieuwe vervoerwijze, de tram, te introduceren als kwaliteitsimpuls. Momenteel staat de ontwikkeling van hoogwaardig regionaal openbaar vervoer (tram) als kwaliteitsimpuls bovenaan op de agenda: allereerst het tramtracé tussen het hoofdstation en Zernike; een tweede lijn via het UMCG naar Kardinge is momenteel in onderzoek.

Optimalisering van de doorstroming van het autoverkeer nabij het plangebied
De bereikbaarheid moet gewaarborgd worden door onder andere een goede en verfijndere uitwerking van het stedelijk beleid. Hieraan wordt reeds hard gewerkt. Op vele fronten worden verkeers- maatregelen genomen en verkeers- en vervoersaanpassingen uitgevoerd of voorbereid door uitvoering van diverse vervoers- en verkeersmaatregelen.

Zo wordt onder andere de zuidelijke ringweg aangepakt, P&R's worden nieuw aangelegd en/of geoptimaliseerd, doorgaande busbanen worden (af)gemaakt en betere verwijzingen op de Ringweg en in de stad worden aangebracht.

In de huidige situatie ontbreken er nog enkele schakels om de vervoersstromen (bus, auto en het langzame verkeer) optimaal te laten doorstromen. Eén van die schakels is de kruising Damsterdiep/Europaweg. Vooral in de spits is er sprake van een slechte doorstroming op de kruising Damsterdiep/Europaweg. Diverse maatregelen en afspraken zijn gemaakt om hier verbetering in aan te brengen. Het gaat dan onder andere om de diverse verkeersmaatregelen en aanpassingen van het wegennet, zoals de aanleg van de Berlagebrug en doorgaande busbanen.

Ook zal naar verwachting het, door het UMCG en de RuG ingezette, vervoersbeleid met betrekking tot de eigen werknemers de doorstroming bevorderen.

Van de afspraak om bezoekers en patiënten uit het noorden en noordoosten van de provincie gerichter uit te nodigen - met een verwijzing naar een snellere en effectievere route naar parkeergarage-noord, via de Bedumerweg en de Kapteynlaan -, wordt verwacht dat de kruising nog meer ontlast gaat worden.

In dit kader wordt de komende tijd tevens onderzoek gedaan naar een mogelijke auto-ontsluiting van de Oosterhamrikkade vanaf de oostelijke ringweg. De veronderstelling leeft dat deze ontsluiting het autoverkeer, dat zijn herkomst of bestemming heeft in de Oosterparkwijk en Korrewegwijk en omstreken, de Petrus Campersingel en de kruising Damsterdiep/Europaweg nog meer kan ontlasten.

Onder andere in dit verband is de ontsluiting van het zuidoosten van de stad opnieuw onderzocht ten behoeve van te nemen maatregelen. Te denken valt aan de aanleg van de Berlagebrug en de rond de Sontweg nieuw te creëren route ter ontlasting van de kruising Damsterdiep/Europaweg.

Beperking van het autoverkeer naar het plangebied
Om het kruispunt Damsterdiep/Europaweg nog meer te ontlasten worden de volgende maatregelen op korte en middenlange termijn uitgevoerd:

  • De helft van de 10.000 werknemers van UMCG en RuG die werken op het UMCG-terrein woont in de regio. De werknemers die met de auto komen, kunnen, zoals hierboven aangegeven, gebruik maken van P&R- voorzieningen in combinatie met aanvullend busvervoer. (Het laatste half jaar is het gebruik hiervan sterk toegenomen, vooral in Haren, mede door de afsluiting van het Bodenterrein in maart 2009.)
  • Uiteraard is het UMCG ook bereikbaar met het openbaar vervoer (bus). Zowel aan de noord- als aan de zuidzijde zijn haltes gesitueerd. Er zijn logische en directe verbindingen mogelijk met andere delen van de stad, zoals het hoofdstation en de P&R-locaties Kardinge, Europapark, Haren en Zernike. Het vervoersbeleid van UMCG en RuG stimuleert de eigen werknemers hiervan gebruik te maken. Het UMCG wil tevens graag opgenomen zijn in het netwerk van hoogwaardig openbaar vervoer (tram) met aan de noord- en zuidzijde van het gebied een haltesituatie. Het bestemmingsplan geeft aan het te realiseren plein aan de Bloemsingel hiervoor de mogelijkheid.
  • Ook komen vele bezoekers en werknemers per fiets naar het UMCG. Er zijn goede stallingsvoorzieningen op eigen erf of in de directe nabijheid van belangrijke fietsroutes aanwezig of in voorbereiding. De maaswijdte van het fietsnetwerk is ter hoogte van het UMCG minder fijnmazig dan bijvoorbeeld in de binnenstad. Wel is er sprake van een fietsroute dwars over het terrein, ter hoogte van de Walstraat, die mogelijk een nieuwe verbinding tussen de Oosterparkwijk en de binnenstad kan gaan vormen. De aanleg van de Vrydemalaan creëert nieuwe kansen voor fietsrelaties met de binnenstad via het Gasfabriekterrein. Van daaruit is het mogelijk om een keuze te maken voor één van de drie noordroutes naar de binnenstad.
  • Er komt een fietsroute over het oude Antonius Deusingtracé die via het nieuwe plein en de noordelijke ontsluiting aan de Vrydemalaan een verbinding maakt tussen het centrum en de noordoostelijke stadswijken.

Ontsluitingsroutes
Voor de bereikbaarheid van het UMCG wordt ervan uitgegaan dat de bezoekers en patiënten uit de provincie voor een groot deel per eigen vervoer komen en gaan. De parkeergarages noord (850 parkeerplaatsen) en zuid (650 parkeerplaatsen) op het UMCG-terrein voldoen aan de behoefte.

Bestaande ontsluitingsroutes
Het UMCG is voor de bereikbaarheid per auto aangewezen op een ontsluiting die gerelateerd is aan de Petrus Campersingel en de Antonius Deusinglaan/nieuwe Vrydemalaan.

De ruimtelijke en verkeerskundige betekenis van de Petrus Campersingel voor de stad Groningen is groot. Het gaat om een belangrijke ontsluitingsroute die onderdeel is van de hoofdstructuur van de stad. De Petrus Campersingel heeft betekenis voor de ontsluiting van het gehele oostelijk stadsdeel.

Drie routes, c.q. de Diepenring (rond het centrum), de Petrus Campersingel (die wijken verbindt) en de oostelijke ringweg (die stadsdelen koppelt) zorgen samen voor de noordzuidverbinding en koppelen de radialen uit de regio (Bedumerweg en Damsterdiep) met het centrum. Dit netwerk van wegen heeft ook een belangrijke relatie met het centrum, onder andere voor de distributie van goederen en de afwikkeling van autoverkeer van/naar beschikbare parkeervoorzieningen aan de Diepenring en op de routes vanuit de regio naar de stad.

De Petrus Campersingel en S.S.Rosensteinlaan maken onderdeel uit van een beschermd stadsgezicht. Het gehele profiel met daarin de bomenrij, de singel, bomen in een groene oever, de rijbaan met een bomenrij in het trottoir, de woningen en enkele bijzondere functies (kerk, school, brug) vormen daarbij een bijzondere en ook prachtig samenhangende stedelijke ruimte (ontwerp: Berlage).

Het UMCG-gebied is dermate groot, dat gesproken kan worden van een zuid- en noordontsluiting vanaf de Petrus Campersingel.

De zuidontsluiting is gerelateerd aan het Centraal Medisch Complex (CMC) aan het Hanzeplein dat door bezoekers en patiënten algemeen herkend wordt als de hoofdentree van het UMCG. Aan deze zijde is ook de parkeergarage-zuid bereikbaar voor met name patiënten/bezoekers.

Aan de noordkant van het UMCG liggen geheel andere functies, waaronder laboratoria en onderwijsfuncties (RuG). De bereikbaarheid van deze voorzieningen en die van parkeergarage-noord (de Brug) is nu mogelijk via de Antonius Deusinglaan. In de toekomst komt de noordontsluiting te liggen aan de nieuw aan te leggen Vrydemalaan.

De nieuwe Vrydemalaan

Vanuit het zuiden is de nieuw aan te leggen Vrydemalaan bereikbaar vanaf de Petrus Campersingel en vanuit het noorden via de Bedumerweg-Kapteynlaan. De Vrydemalaan gaat, evenals de huidige Antonius Deusinglaan als ontsluitingsroute functioneren voor al het verkeer aan de noordzijde van het UMCG. Binnen de uitgangspunten van het hierboven beschreven stedelijk verkeers- en vervoerbeleid, waarbij het gebruik van P+R-locaties voor het woon-/werkverkeer wordt gestimuleerd, vindt het bestemmingsverkeer per auto, komend uit de stad en de regio, hier zijn eindpunt. Zowel bestemmingsverkeer voor het centrum als bezoekers en patiënten uit het noorden en noordoosten van de provincie bereiken over de Vrydemalaan de diverse gebouwde en nog te bouwen parkeergarages in of nabij het plangebied. Het betreft de Boterdiepgarage (1100 parkeerplaatsen), een nieuwe garage onder het Bodenterrein (circa 700 parkeerplaatsen), een nieuwe parkeervoorziening op het uitbreidingsgebied van het UMCG (350 parkeerplaatsen) en de huidige parkeergarage-noord van het UMCG.

De Vrydemalaan wordt een lommerrijke boulevard met gescheiden verkeersgebruikers en met een gereserveerde zone voor hoogwaardig openbaar vervoer (de tram). Behalve voor het autoverkeer zijn dit doorgaande verkeersstromen. De weg neemt de functie van belangrijke fietsroute naar en vanaf de stad van de Antonius Deusinglaan over. Het openbaar vervoer (bus) tussen het centrum en het transferium Kardinge behoudt een route via de Antonius Deusinglaan of via de Vrydemalaan.

De 'bouwentree' van het UMCG-terrein aan de Petrus Campersingel, die vooral betekenis heeft voor de distributie van goederen, is van cruciaal belang voor het UMCG. Goederen worden centraal aangevoerd vanaf het distributiecentrum Eemspoort en overdag op het UMCG-terrein ondergronds verspreid. Nu is dat alleen mogelijk in zuidelijke richting; bij de uitbreiding van het UMCG in noordelijke richting zal ook het ondergrondse netwerk uitgebreid moeten worden.

Bij de ontsluiting van het gebied aan de Vrydemalaan wordt een distributie-overslagpunt gerealiseerd, zodat de noordelijke ingang ook voor distributie gebruikt kan worden. Bovengronds lopen en verblijven straks bezoekers, patiëntenmedewerkers en studenten.

Het uitgangspunt is dat de noordentree van het UMCG bereikbaar blijft tijdens de realisatie van de Vrydemalaan. Ook tijdens het bouwrijp maken van het Bodenterrein (vanaf 2010) blijft de noordentree bereikbaar voor autoverkeer, fietsers en hulpverleningsdiensten.

Parkeren
Vervoersmanagement en parkeren
Parkeergarage-zuid met 650 parkeerplaatsen aan het Hanzeplein van het UMCG voorziet in een belangrijke behoefte. Ongeveer 50% van de patiënten en bezoekers komt vanuit het zuiden via de Europaweg naar het UMCG.

Midden op het UMCG-terrein is recent een nieuwe parkeergarage (noord) met 850 plaatsen voor bezoekers van het UMCG gerealiseerd. Deze garage zou de bezoekers uit de noordelijk gelegen regio's kunnen herbergen. De route en de verwijzing naar deze garage zijn nog niet optimaal. Om de noordelijke ontsluiting van het UMCG-terrein optimaal te kunnen laten functioneren, worden verwijzingen aangebracht en worden bezoekers van het UMCG uit het noorden van de provincie uitgenodigd om de noordelijke aanrijroute via de Bedumerweg/Kapteynlaan te benutten.

Het Bodenterrein, met 1100 parkeerplaatsen, is sinds 16 maart 2009 niet meer beschikbaar voor parkeren door medewerkers van het UMCG. In overleg tussen gemeente en UMCG zijn voor de werknemers alternatieven gezocht, onder andere op P&R-terreinen, waar aanvullend vervoer mogelijk is.

Parkeerfaciliteiten
De parkeergarage Boterdiep onder het CiGa-terrein met 1100 plaatsen is in het voorjaar van 2009 opengesteld. De hoofdtoegang zit aan het Boterdiep. Aan de zijde van de Bloemsingel wordt binnenkort nog een toegang voor het autoverkeer gerealiseerd. In deze garage zijn, volgens afspraak, 300 parkeerplaatsen voor het UMCG/de RuG beschikbaar gesteld. In deze fase van de realisatie van het CiGa-terrein is het mogelijk om tijdelijk te voorzien in 200 extra plaatsen om de parkeerbehoefte voor werknemers van het UMCG voorlopig af te dekken.

Op het Bodenterrein komen onder de geplande woningbouw, in combinatie met bedrijvigheid op de begane grond, één of meerdere gebouwde parkeervoorzieningen voor circa 700 auto's, waarbij dubbelgebruik (wonen/werken/bezoek) nagestreefd wordt. De toegang tot de parkeervoorzieningen op het Boden- en Gasfabriekterrein kruist de beoogde trambaan. Hiervoor worden aanvullende voorzieningen gemaakt als definitief besloten is de tweede tramlijn Centrum-Kardinge v.v. te realiseren.

Op het UMCG-terrein is in de toekomst aan de noordzijde nog een kleine parkeergarage voorzien met 300 parkeerplaatsen. Deze krijgt, evenals de reeds bestaande parkeergarage-noord z'n ontsluiting aan de Vrydemalaan.

Parkeergarage-noord met 850 parkeerplaatsen gaat vooral een functie vervullen voor bezoekers van het UMCG. Deze parkeergarage ligt in de toekomst feitelijk niet meer aan de noordkant, maar komt vanwege de nieuwe Vrydemalaan meer centraal in het gebied te liggen. De auto-ontsluiting vanaf de noordzijde via de Vrydemalaan is logisch vanuit de gedachte dat er op die route meerdere garages gebouwd zullen worden die dan allen aan één parkeerroute liggen. De ontsluiting van garage-noord is relatief gunstig, omdat deze route parallel loopt aan de belangrijkste langzaam-verkeerroute op het UMCG-terrein en ook aansluit op het Oosterhamriktracé. Deze auto-ontsluiting kruist de belangrijke voetgangersroute tussen de gewenste openbaar vervoerhalte aan de Bloemsingel en de centrale toegang aan de noordkant van de gebouwenreeks.

4.6 Verkeersmodel

Ten behoeve van het voorliggend bestemmingsplan is de studie 'Verkeersafwikkeling rondom UMCG' opgesteld (oktober 2009).

Onderzoek is verricht naar de invloed van de voorgenomen ontwikkeling op de verkeersintensiteiten en de doorstroming op de wegen in de omgeving. Naast de absolute verkeersintensiteiten zijn de Intensiteits/Capaciteits (I/C) verhoudingen, de kruispuntbelastingen en de ochtend-/avondspits in beeld gebracht. Bij de verkeersprognose voor 2020 is uitgegaan van de voorgenomen eindsituatie. Dit betekent dat rekening is gehouden met de totale uitbreiding van het UMCG/de RuG, de nieuwe parkeergarages, de reconstructie van de Antonius Deusinglaan, de voorgenomen woningbouw en de ontwikkeling op het CiBoGa-terrein. Bij de verkeersprognoses is ook uitgegaan van de afsluiting van de nieuwe Vrydemalaan voor het doorgaande autoverkeer. Hierover zal ook afzonderlijk nog nadere besluitvorming plaatsvinden middels een verkeersbesluit.

Uitgegaan is van het maximale, c.q. minst gunstige, scenario. De effecten zullen in de praktijk naar verwachting veel gunstiger uitvallen door de volgende factoren:

a. er is in het model gerekend met 120.000 m² nieuwbouw; echter, er wordt ook circa 30.000 tot 40.000 m² b.v.o. gesloopt. De toename in m² ten gevolge van de nieuwbouw is dus 80.000-90.000 m² b.v.o.

b. in het berekende autogebruik door werknemers van het UMCG is geen rekening gehouden met het vervoersmanagement van het UMCG, waarbij ongeveer de helft van de werknemers die met de auto komt elders parkeert (bijvoorbeeld P+R Haren, Euroborg, Kardinge en Zernike. (In de spits zal dit in de werkelijkheid tot lagere intensiteiten dan genoemd in het model leiden).

Als basis voor het verkeersonderzoek is gebruik gemaakt van het verkeersmodel dat speciaal voor de stad en de regio is opgesteld. Dit verkeersmodel (RGA 1.2 genaamd) is na uitgebreid onderzoek door verkeersexperts in 2006 tot stand gekomen. Dit in nauw overleg met de twee provincies, de gemeenten Groningen en Assen, Rijkswaterstaat en het regionaal OV-bureau. Het beheer van het RGA-verkeersmodel is in handen van de provincie Groningen.

Toelichting behoeven de intensiteiten op de Petrus Campersingel-S.S.Rosensteinlaan. Hiervoor is finetuning noodzakelijk. Het model laat zien dat een deel van de Petrus Campersingel wordt belast met 12000 en een ander deel met 19000 motorvoertuigen. Deze plotselinge sprong in verkeersaantallen wordt veroorzaakt door de modelmatige opzet: het model kent in plaats van 3 aantakkingen vanuit de Oosterparkwijk (verkeerafvoerende en - toeleverende wegen) er slechts één. Algemeen aanvaard is dan een verdeling over de aantakkingen, waardoor een realistische aanname voor de Petrus Campersingel is dat hier van noord naar zuid moet worden uitgegaan van 12000, 15000 en op het meest zuidelijke stuk 19000 voertuigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0021.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0022.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0023.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0024.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0025.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0026.jpg"

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Archeologie

Aanleiding
Het verdrag van Valetta
In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valetta' ondertekend, dat ten doel heeft om beter rekening te houden met het archeologisch erfgoed in de bodem. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald door een ingrijpende wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten, zoals de Ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen: in bestemmings- plannen. Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 een paragraaf over archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan voorschriften te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen.

Het plangebied
Bodenterrein/UMCG
Het gehele plan ligt binnen AMK-terrein nummer 8789, dat van hoge archeologische waarde is en dat geregistreerd staat op de Archeologische Monumentenkaart Nederland (AMK). In het gedeelte van het AMK-terrein dat binnen het plangebied ligt, zijn vooral sporen uit de Steentijd te verwachten, zeker omdat eventuele resten goed geconserveerd worden door de bovenliggende, afdekkende kleilagen. Maar ook sporen uit later tijd zijn niet uit te sluiten (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0027.jpg"

Ligging van het AMK-terrein

Steentijd
Het plangebied van bestemmingsplan Bodenterrein-UMCG ligt in zijn geheel op de oostelijke flank van de Hondsrug. De pleistocene (dek)zanden van de Hondsrug komen hier niet aan het maaiveld, maar liggen onder een dikke kleilaag, die dikker wordt in het oosten van het plangebied, naarmate de Hondsrug daar verder onder het maaiveld wegduikt. De pleistocene zanden van de Hondsrug zijn in het verleden een aantrekkelijke vestigingsplaats gebleken voor jagers en verzamelaars in de Steentijd. De kans op het aantreffen van archeologische resten op dit pleistocene dekzand is hoog.

De geschiktheid van de pleistocene zanden voor bewoning is bevestigd door archeologische waarnemingen die werden gedaan op het terrein van de voormalige gasfabriek. Op enkele plaatsen was de top van het dekzand nog aanwezig; verder was het terrein volkomen vergraven. Van de top van het dekzand, uit een mogelijke prehistorische bouwvoor, kon enig aardewerk en wat vuursteen verzameld worden. Vermoedelijk dateert het aardewerk uit de Late Steentijd of daarna.

Ook werden er opgravingen uitgevoerd ten behoeve van de nieuwbouw van een ondergrondse parkeergarage voor het UMCG. Hierbij werd ook weer het niveau van het dekzand aangesneden. In het dekzand werden sporen aangetroffen uit de nieuwe Steentijd, in de vorm van aardewerk en vuursteen, maar ook -en dat is zeldzaam- in de vorm van ploegkrassen in de oude bouwvoor uit die tijd. Enkele paalkuilen geven aan dat er ook op deze plek gewoond werd.

De nog onbeschadigde dekzandlagen ter plaatse van het UMCG bevatten hoogstwaarschijnlijk intacte, goed geconserveerde sporen en vondsten uit de Jonge Steentijd, die vooral door de verwachte intactheid van groot wetenschappelijk belang zouden zijn.

Na de middeleeuwen
Na de middeleeuwen, toen in het plangebied de pleistocene zanden van de Hondsrug al lang afgedekt waren door een kleilaag, werd de Hunze door bedijkingen ingedamd en kon het omliggende gebied als wei- en hooiland in gebruik worden genomen.

Archeologische waarden
Om de archeologische waarden in de toekomst veilig te stellen, zijn in het plan voorschriften opgenomen, zodat er bij toekomstige bodemverstoringen aandacht kan worden gegeven aan archeologisch onderzoek (zie plankaart). De voorschriften richten zich op de dieper gelegen pleistocene lagen, en niet zozeer op restanten uit de perioden daarna, omdat de resten bij de bouw van het academisch ziekenhuis nagenoeg vernietigd zijn.

5.2 Ecologie

Algemeen
In het stedelijk gebied levert de natuur een belangrijke bijdrage aan het leefmilieu en aan de beleving ervan door de mensen, die er wonen en werken. In toenemende mate wordt daarom bij het ontwerp en de inrichting van plannen rekening gehouden met de noodzakelijke voorwaarden voor een goede natuurlijke ontwikkeling in het gebied.

De aanwezigheid van dieren en planten in de stad is vooral mogelijk dankzij water- en groenstructuren, die onderling en met het landschap buiten de stad verbonden zijn. De samenstelling en de mate van samenhang in deze ecologische structuren bepalen de vitaliteit van de stedelijke natuur. Losse groen- en waterelementen kunnen een ecologische functie hebben, wanneer ze voldoende groot zijn en voldoende rust hebben gekregen om zich te kunnen ontwikkelen. Door middel van aangepast beheer en zo nodig zorgvuldig ontwerp kan de ecologie in de stad versterkt worden.

De stedelijke ecologische structuur in Groningen behoeft op een aantal punten versterking. Relevant hier is de ecologische (groen)verbinding met het Noorderplantsoen en het Damsterdiep. Deze versterkingen zullen in het kader van dit bestemmingsplan worden gerealiseerd.

Plangebied
In de wijken rond het plangebied is in ruime mate groen en water aanwezig. Het is echter gebleken, dat de natuurwaarde ervan gering is. De elementen maken geen deel uit van een samenhangende stedelijke ecologische structuur.

Het plangebied ligt op de overgang van het verdichte stenen milieu van de binnenstad naar de wat meer open structuur van de Oosterparkwijk. In de omgeving worden daarom typische cultuurvolgers (gierzwaluw, zwarte roodstaart, houtduif en een aantal vleermuissoorten) naast de boomkruiper, groenling, tjiftjaf en andere tuin- en parkbewoners gesignaleerd. Ook de aanwezige plantensoorten wijzen op een sterk cultureel bepaalde omgeving. Het functioneren van de natuur in het gebied kan met gerichte maatregelen en aangepast beheer zeker verbeterd worden.

In de afgelopen jaren is met de bouwactiviteiten en de daarop volgende verdichting door de nieuwbouw in het plangebied de oorspronkelijke groenstructuur voor een deel verloren gegaan. Omdat met name de oudere bomenstructuren en de begroeiing van de gebouwen een ecologische functie hadden, is daarmee schade aangericht. Er is een voedselgebied voor een aantal soorten, maar vooral een schuil- en overnachtingsgelegenheid voor vogels, verloren gegaan.

De noord(west)zijde van het Oosterhamrikkanaal en de Oosterhamrikkade behoren tot de stedelijke ecologische structuur (te ontwikkelen). Hierop is in het kader van het watermolenproject aangesloten. Er is een brede ecologische oever aangelegd en ook het talud en de berm zijn ingezaaid met kruiden.

Ontwikkelingsmogelijkheden
Het plan voorziet in een groene omzoming van het ziekenhuisterrein, bestaande uit delen van het bestaande groen, aangevuld met nieuwe aanleg. De planontwikkeling is uitgekristalliseerd, zodat het gebied nu een aantal jaren met rust gelaten kan worden. Daarom kan de groene rand een onderdeel worden van een nieuwe ecologische structuur, die de historische kern van de stad omkadert en de ecologische samenhang in de Korrewegbuurt en de Oosterparkwijk versterkt. Daarvoor zou in de toekomst ook de groenstructuur van de Bloemsingel versterkt moeten worden, zodat een verbinding kan worden gerealiseerd met het Noorderplantsoen.

Bij de wijze van inrichting van de groene rand van het plangebied kan het beste aangesloten worden op het karakter van de directe omgeving. De Oostersingel kan een meer "klassieke" inrichting krijgen als een groene stadsstraat. Ook bij de groenstrook direct langs de Petrus Campersingel past een meer traditionele aanpak. In een open structuur zijn de bomen beeldbepalend. Bij een goede keuze van de soorten kunnen deze bomenstructuren op den duur een goede bijdrage leveren aan de natuurwaarde van de omgeving.

Het uitbouwen van de ecologische structuur biedt een belangrijke bijdrage aan de ecologische waarde van het gebied. De bestaande singel met bijbehorende bomen/struiken biedt een goede basis voor uitbouw van de ecologische structuur. Er kan compensatie voor verloren ecologische structuren gevonden worden in de inrichting van een deel van de oostrand van het ziekenhuisterrein.

Bij een zorgvuldige inrichting met inheemse soorten is een structuur mogelijk, die een belangrijke bijdrage levert aan het noodzakelijke ecologisch herstel in het gebied en die een gunstige invloed heeft op de gewenste natuurontwikkeling in de aangrenzende wijk.


Conclusies in het kader van de Vogelrichtlijn
Het plangebied ligt op een ruime afstand van de Vogelrichtlijngebieden Leekstermeergebied en Zuidlaardermeergebied. Mede gezien de afstand, de afscherming door bestaande bebouwing en gezien het feit, dat er in het voorliggend plan uitsluitend in tot nu toe bestaand bebouwd gebied bebouwing is geprojecteerd, is er geen sprake van invloed ten gevolge van het voorliggend plan op beide gebieden. Er is dan ook geen nader onderzoek nodig.

Omdat alle vogelsoorten beschermd zijn in het kader van de Flora- en Faunawet liggen er risico's bij het slopen van gebouwen en het kappen van groen. Zolang broedende vogels op locaties aanwezig zijn, kan er niet gesloopt of gekapt worden. Alleen aantoonbaar gekwalificeerden kunnen volgens de Flora- en Faunawet daadwerkelijke broedgevallen uitsluiten. Binnen het plangebied komen geen beschermde plantensoorten voor met een natuurlijke oorsprong. De voorkomende en algemene diersoorten zijn beschermd, maar er geldt geen ontheffingsplicht voor, mits men zich aan de algemene zorgplicht houdt.

Natuurwaarden
Er heeft een ecologische quickscan en vleermuisonderzoek plaatsgevonden. Natuurwaarden in dit deel worden gevormd door levensplaatsen voor kruiden, kleine zoogdieren, water, stads- en tuinvogels, amfibieën, vlinders en vleermuizen. De aanwezige soorten in dit gebied en de specifieke doelsoorten die vanuit het stedelijk ecologisch beleid in dit gebied van belang zijn, zijn opgenomen in een ecologische quick-scan.

Groen
In de huidige situatie is vooral het groen langs de Petrus Campersingel en de Antonius Deusinglaan beeldbepalend. In de stedenbouwkundige visie voor het gebied wordt er over herkenbare groene zones gesproken langs de randen van het plan. Het groen wordt hier bepalend. Voor de Petrus Campersingel betekent dit vooral handhaving van het waardevol groen aan de wegzijde en waar mogelijk versterking ervan.

In het voorliggend bestemmingsplan is een aantal uitgangspunten vastgesteld, die ingrijpend zijn voor het bestaande groen. Door de verlegging van de Antonius Deusinglaan ten behoeve van de uitbreiding en verdichting van het gebied verdwijnt een deel van de ecologische waarde en van de hoofdbomenstructuur. Hiermee zal het daar aanwezige monumentale groen verdwijnen. Inpassing van dit groen is niet mogelijk, omdat het verleggen van de Antonius Deusinglaan noodzakelijk is om de verdere uitbreiding van het UMCG/de RuG mogelijk te maken. Daarnaast zal het doorzetten van de bouwstructuur van beide instellingen tot gevolg hebben dat waardevol groen verdwijnt.

De groene inrichting van het uitbreidingsgebied en van de Vrydemalaan zal hiervan een groot deel compenseren. Ook op het UMCG-terrein aan de zijde van de Oostersingel en binnen de nieuwbouw zal ernaar gestreefd worden het groen ter compensatie te versterken. Voor het groen aan de zijde van de Oostersingel/Bloemstraat betekent dit een verbetering van de verblijfsruimte en een versterking van het groene karakter. Gestreefd wordt solitaire monumentale bomen in te passen. Langs de Vrydemalaan zal, in combinatie met het aanleggen van het beoogde tramtracé, een zware bomenhoofdstructuur worden gerealiseerd.

Aan het Oosterhamriktracé en langs de Petrus Campersingel/ S.S.Rosensteinlaan (wegzijde) dient de ecologische groenstructuur aangevuld te worden. Zoals uit de boomeffectanalyse blijkt, zullen op basis van het bestemmingsplan op de hoek van de Antonius Deusinglaan en de S.S. Rosensteinlaan, 3 monumentale bomen moeten wijken voor nieuwe bouwblokken. Ook voor deze 3 monumentale bomen zal een maximale inspanning en investering geleverd worden deze in de bouwplanontwikkeling inpasbaar te maken. Hiervoor wordt de mogelijkheid onderzocht de bouwblokken verder van de S.S. Rosensteinlaan te realiseren.

De nieuwe groenstructuur zal de verblijfskwaliteit en de leefbaarheid bevorderen. Met de vervangende stedenbouwkundige structuur en de groencompensatie zijn er mogelijkheden om de ecologische en groene waarden van dit deel van de stad te behouden.

5.3 Boomeffectanalyse

In het voorliggend bestemmingsplan is een boomeffectanalyse (BEA) opgenomen in de bijlage. In de tabellen vermeld in de BEA (zie Bijlagenboek bij het bestemmingsplan) staan de consequenties van deze ruimtelijke ontwikkeling gespecificeerd.

Kap
Om het bestemmingplan uit te kunnen voeren, is het nodig dat er in totaal 224 bomen gekapt moeten worden. Van dit aantal zijn 22 bomen monumentaal en 41 waardevol. In de uitwerking van de plannen kunnen de aantallen te kappen/te verplanten bomen in positieve of negatieve zin licht afwijken. Hiervoor is een uitgewerkte inrichtingsplan en aanvullend onderzoek nodig. Daarnaast kunnen 25 bomen waarschijnlijk verplant worden. Uit nader onderzoek moet blijken of verplanten mogelijk is. Is dat niet mogelijk dan zal hiervoor ook een kapvergunning aangevraagd worden voor het daadwerkelijk kappen. Ook moeten er in totaal 7560 m² houtopstanden gekapt worden; het betreft voornamelijk een hoog opgaande groenstrook langs het Oosterhamrikkanaal met een globale breedte van 14 meter en een in het oog springende hoge beplantingstrook langs de Petrus Campersingel (UMCG-zijde) met een globale breedte variërend van 8 tot 5 meter.

Compensatie
In het bestemmingsplan wordt ingezet op het versterken van water en ecologie aan de kant van de Petrus Campersingel. Op het UMCG-terrein langs de Oostersingel wordt ingezet op een groene zone. Langs de nieuwe Vrydemaweg komt een zware dubbele rij bomen. Daarnaast heeft het UMCG een inrichtingsplan voor het totale terrein laten maken waar de inzet is om een kwaliteitsslag te maken met de inrichting van de openbare ruimte met groen langs de centrale singel en de binnentuinen in de U-vormige bebouwing langs de Petrus Campersingel. Zie voor een indicatie de in de Boomeffectanalyse gevoegde 'Masterplan inrichting UMCG-terrein januari 2009'. Op het UMCG- terrein komen langs de Petrus Campussingel groene daken waarmee wordt ingezet op duurzaamheid. De boomhoofdstructuur Wouter van Doeverenplein / S.S.Rosensteinlaan moet in de ontwikkeling inpasbaar gemaakt worden en, daar waar het mogelijk is, versterkt worden.

Voor het compenseren van het groen geldt de groencompensatie-regeling (één op één), zoals die in de groenstructuurvisie is vastgelegd. Bij de verdere ontwikkeling van dit gebied ligt de inspanningsverplichting voor het compenseren van groen binnen het plangebied zelf. In de kapaanvraag zal deze verder tot uiting komen in een herplantplicht.

5.4 Water

Watertoets
De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als medeordenend principe. Water legt verbindingen tussen de bodem, de natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). Doel is hierbij tot een zo natuurlijk mogelijk watersysteem te komen, dat is

afgestemd op een duurzame en natuurlijke ontwikkeling en op de geohydrologie van het gebied.
In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en -kwantiteit moeten plaatsvinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheersgebied van het waterschap Noorderzijlvest.

Binnen het plangebied is een geringe hoeveelheid oppervlaktewater aanwezig. Nagenoeg het gehele gebied is volgebouwd en voorzien van verharding voor wegen, trottoirs en parkeerplaatsen. Aan de noordzijde van het plan ligt het Oosterhamrikkanaal, welke deel uitmaakt van de 'boezem' van het Waterschap Noorderzijlvest. Dit water heeft een streefpeil van -0.93m ten opzichte van NAP. In tijden van hevige en / of langdurige neerslag kan dit behoorlijk stijgen. De kerende hoogte van de kade moet minimaal +0.50 meter ten opzichte van NAP zijn. Het water aan de westzijde van de stuw maakt geen deel uit van de boezem, maar van het watersysteem 'De Watermolen'. Dit water fungeert als een soort spaarbekken voor de vijvers in het Noorderplantsoen en heeft dan ook een betere waterkwaliteit dan het boezemwater. Het waterpeil in dit westelijke deel is -0.70 meter NAP; het water wordt middels een stuw op peil gehouden. Overtollig water stroomt af naar het Oosterhamrik- kanaal. De peilstijgingen zijn in dit water minder groot, maar ook hier is een kerende hoogte van minimaal +0.50 meter ten opzichte van NAP noodzakelijk.

Langs de S.S. Rosensteinlaan en de Petrus Campersingel ligt het water 'De Wetering', welke een waterpeil van -0.93m heeft; dit water staat middels een duiker in verbinding met de Gorechtvijvers. 'De Wetering' maakt deel uit van de stedelijke ecologische structuur en is aan de wegzijde grotendeels met een flauw talud ingericht. Aan de zuid- en westzijde van het plangebied is geen water aanwezig.

Bij de nieuwbouw, inbreiding en herinrichting van het gebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verstedelijking zal regenwater sneller tot afstroming komen. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting; er zal meer water geborgen moeten worden. Berging van regenwater kan het eenvoudigst naast het al aanwezige water. Vandaar dat een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist is. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist.

In enkele gevallen is compensatie middels oppervlaktewater niet realiseerbaar in verband met de hoge mate van verstedelijking. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geborgen en vertraagd afgevoerd. Aan de oostzijde van het uitbreidingsgebied vindt een forse vergroting van het oppervlaktewater plaats. In overleg met het waterschap moet gekeken worden of in deze gevallen elders nog compensatie in de vorm van oppervlaktewater nodig is.

Bij het aanleggen van open water en andere watergerelateerde maatregelen zijn de principes van duurzaam stedelijk waterbeheer van toepassing: scheiden aan de bron, vasthouden en bergen binnen het plangebied en daarna gecontroleerd afvoeren. De plaatselijke grondslag en de hoogte van de grondwaterspiegel moeten duidelijk maken welke oplossingen gekozen worden.

Kort samengevat: een uitbreiding van het verhard oppervlak mag niet leiden tot een toename van de waterafvoer in het gebied.

Bodem en riolering
Binnen het plangebied variëren de maaiveldhoogtes van circa 0.00 meter tot +1.00 meter ten opzichte van NAP. Vooral op het Bodenterrein en in de groene driehoek ten zuidwesten van het Wouter van Doeverenplein ligt het terrein laag. Hier treden volgens de Stedelijke Wateropgave dan ook het snelst problemen op ten tijde van hevige neerslag. Daarnaast is het gebied tussen het Hanzeplein en de Oostersingeldwarsstraat gevoelig voor wateroverlast. In de Stedelijke Wateropgave is onderzocht waar zich in de stad problemen kunnen voordoen met water door hevige neerslag (nu en in de toekomst). De afvoer van deze hevige neerslag kan tot problemen leiden, omdat de capaciteit van het rioleringssysteem te klein is of omdat er te weinig oppervlaktewater aanwezig is. De problemen worden dan gevormd door water op straat. In de meeste gevallen is dit een ongewenste situatie, gezien de bijbehorende overlast, de eventuele schade en de risico's voor de volksgezondheid.

Voor een goede drooglegging van wegen en gebouwen is een minimale afstand van 1.30 meter vereist tussen het maaiveld en de grondwaterstand. Gezien het waterpeil van -0.70 meter en plaatselijke maaiveldhoogtes van 0.00 meter (ter hoogte van het Bodenterrein) voldoet dit niet aan de eisen en verdient dit bij vernieuwing en reconstructies de nodige aandacht. Verder naar het zuiden ligt het maaiveld hoger en lijkt de drooglegging dan ook voldoende. Echter, door de zeer intensieve bebouwing is het mogelijk dat grondwater niet vrij kan afstromen. Hierdoor kunnen problemen ontstaan met 'opgehoopt' grondwater. Bij de verdere nieuwbouw en uitbreiding is dit een belangrijk punt van aandacht. De ontwateringsdiepte (afstand tussen maaiveld en grondwaterstand), die ontstaat door opbolling van het grondwater, dient minimaal 0.80 meter te zijn. Vooral in stedelijk gebied met weinig tot geen water kan deze marge worden overschreden, wat kan leiden tot grondwateroverlast.

In het gebied ligt een gemengd rioolstelsel, welke zowel het regenwater als het huishoudelijke afvalwater afvoert. In de Bloemsingel, de Antonius Deusinglaan en de S.S. Rosensteinlaan ligt een groot transportriool welke het afvalwater vanuit het gemaal Selwerd afvoert naar het gemaal aan het Damsterdiep. Vervolgens wordt het water naar de zuivering gepompt. Tevens bevindt zich in de Antonius Deusinglaan een bergingsleiding, welke rioolwater bergt, voordat het overstort op het bergingsriool in het Oosterhamrikkanaal. Beide riolen vormen een belangrijke schakel in het Groningse rioolsysteem.

De overige riolering is ook van het type gemengd en zorgt voor de afvoer van het afval- en hemelwater van de woningen, de gebouwen en het ziekenhuis. Daarnaast stroomt het regenwater via de straatkolken in het riool. De aansluiting van het UMCG op de riolering verdient extra aandacht in verband met de aanwezigheid van chemische stoffen in het afvalwater (medicijnen e.d.).

Bij de aanleg van nieuwe riolering moet een gescheiden stelsel gerealiseerd worden. Dit betekent dat het regenwater naar het oppervlaktewater afstroomt en het overige afvalwater naar het bestaande gemengde stelsel afgevoerd wordt. Bij de geplande herontwikkeling van het Bodenterrein en het noordelijk deel van het UMCG is oppervlaktewater dichtbij: enerzijds het 'spaarbekken' aan de noordzijde en anderzijds 'De Wetering'. Berekeningen moeten aantonen welke hoeveelheden waar naartoe moeten.

Bouwmaterialen
Bij de realisatie van de gebouwen mogen geen materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn. Te denken valt aan de toepassingen van lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen logen milieugevaarlijke stoffen uit die via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Het toepassen van vegetatiedaken is een uitstekend middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op en bergt en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's en dergelijke. Een ander voordeel is de toename van flora en fauna. In deze vegetatiedaken kunnen vele soorten vogels, insecten en andere dieren zich huisvesten. En als laatste geven de groene daken een prettige aanblik vanaf bijvoorbeeld de Martinitoren!

Een andere duurzame maatregel betreft het hergebruik van regenwater voor het doorspoelen van het toilet en het wassen van (bedrijfs)auto's. Dit zijn enige gebruiksmogelijkheden waarmee een forse besparing op het drinkwatergebruik gerealiseerd kan worden.

Oevers
Met name langs 'De Wetering' zijn flauwe oevers aanwezig. Bij de toekomstige ontwikkelingen van het gebied is het belangrijk om de ecologische structuur langs de Petrus Campersingel en de S.S. Rosensteinlaan waar mogelijk te versterken middels flauwe oevers met een natuurlijke inrichting en bijbehorende plasbermen.

Bij het bouwen in het water kunnen voorzieningen aangebracht worden om watervogels te laten nestelen en waterplanten te laten groeien. Vooral onderwaterplanten zorgen voor een verbetering van de waterkwaliteit en de doorzicht van het water.

Ambitie ten aanzien van de Wetering
De ambitie voor de Wetering is:

  • glashelder water met rijke onderwaterbegroeiing waar scholen vissen zwemmen en amfibieën leven;
  • oevers, gekenmerkt door kleurrijke soorten oeverplanten, waar vlinders en libellen nectar en voedsel vinden;
  • water dat plaatselijk tot zeer dichtbij is te benaderen en daar een hoge belevingswaarde heeft en dat op andere plaatsen juist is afgeschermd van het drukke verkeer door grote bosschages welke een rustplaats bieden voor vogels en andere dieren.

Tezamen met een versterking van de bestaande bomenstructuur geeft dit een zeer natuurlijke uitstraling van de Wetering en haar omgeving.

5.5 Milieu

5.5.1 Duurzaam ruimtegebruik en de afweging van belangen

Besluitvorming over ruimtelijke plannen vraagt om een integrale afweging tussen de -soms vele- milieubelangen onderling èn een integrale afweging tussen milieubelangen aan de ene kant en economische, sociale en ruimtelijke belangen aan de andere kant.

Beleid
Binnen de gemeente Groningen is sinds eind jaren '80 van de vorige eeuw het principe van de compacte stad uitgangspunt van het milieu- en ruimtelijk beleid. Het compacte stadsbeleid staat voor een concentratie van stedelijke functies waardoor op regionaal niveau het milieu gunstig wordt beïnvloed. De compacte stad leidt immers tot minder ruimtebeslag in het buitengebied en minder mobiliteit.

Het concept van de compacte stad brengt echter met zich mee dat de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving door de concentratie van stedelijke functies, plaatselijk kan leiden tot milieubelasting. Het is dan ook belangrijk om de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving gericht in de gaten te houden. Uitgangspunt hierbij is dat de relatief goede kwaliteit van het Groningse milieu wordt gehandhaafd en waar nodig verbeterd.

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidsvisie vastgesteld. Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden, ligt een focus op de thema's 'energie' en 'de kwaliteit van de leefomgeving'. De duurzaamheidsvisie van de gemeente is uitgewerkt in: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl'. Vastgelegd is hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingskwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden.

De keuze om de verdere ontwikkeling van het UMCG/RuG complex te laten plaatsvinden op de huidige locatie in de stad is recentelijk verwoord en gemotiveerd in de Structuurvisie “Stad op scherp” (maart 2009). Duurzaamheidsoverwegingen hebben een nadrukkelijke rol gespeeld bij de totstandkoming van deze structuurvisie. De integrale afweging tussen de milieu-, economische, sociale en ruimtelijke belangen heeft hierin plaatsgevonden.

In de structuurvisie staan de uitgangspunten voor duurzaamheid aangegeven: “We kunnen duurzaam zijn door compact te blijven, door alternatief vervoer aan te bieden en door de schaarse ruimte slim te benutten”. “We zien Groningen ook als een stad die binnen haar grenzen blijft, zodat het buitengebied gespaard wordt. Om niet dezelfde fout te maken als de Randstad hebben we ons eigen antwoord op de trend van toenemende mobiliteit, ongestuurde ruimtelijke spreiding en versnippering”. “Een duurzame stad is in de eerste plaats een leefbare en gezonde stad, voor nu en in de toekomst”.

Het UMCG/RuG-gebied
Op grond van het beleid zoals hiervoor beschreven, is de ontwikkeling en uitbreiding van het UMCG/RuG-gebied gewenst. Het UMCG/de RuG met een zorgaanbod en met wetenschappelijk onderwijs en onderzoek is sociaal en economisch gezien van bovenlokale betekenis en van groot belang voor Groningen. Het UMCG is met 10.000 medewerkers de grootste werkgever van Noord Nederland en draagt in belangrijke mate bij aan een levensvatbare regionale economie. Om deze

unieke positie te kunnen behouden is ontwikkeling, innovatie en groei nodig. Om deze groei te kunnen faciliteren, is ontwikkelingsruimte nodig van circa 120.000 m² b.v.o. (zie het beleidsdocument “Bouwen aan de toekomst van gezondheid” uit 2007 dat via de website www.umcg.nl is te downloaden).

De kwaliteit van de leefomgeving wordt, behalve door de centrale plek van belangrijke voorzieningen zoals het UMCG en de RuG, onder meer bepaald door de aspecten duurzaamheid, ecologie, groen en water.

In dit bestemmingsplan is een voorbeeld van duurzaamheid, in de zin van zuinig omgaan met de schaarse ruimte, de bouw van ondergrondse parkeergarages ter vervanging van de bestaande bovengrondse parkeerplaatsen op het Bodenterrein. Een ondergrondse parkeergarage vergroot de intensiteit van het ruimtegebruik in hoge mate en past in het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid.

Zuinig/dubbel ruimtegebruik is er ook door de mogelijkheid voor voetgangers en fietsers het plangebied vanaf en naar de omliggende wijken te doorkruisen via een rechtstreekse route.

Ook is rekening gehouden met een verdere verbetering van de bereikbaarheid van het plangebied voor het openbaar vervoer: er is gezorgd voor ruimtereservering voor tramtracé lijn 2, al zal in het kader van dit plan geen besluitvorming plaatsvinden over deze tramlijn.

Tevens is er sprake van dubbel ruimtebruik voor de aspecten ecologie, groen en water in het plangebied. Doel is de stedelijke ecologische structuur van de stad te versterken, te zorgen voor een groene omzoming van het ziekenhuisterrein, deels nieuw en deels aanvullend, dakvegetatie en muurbegroeiingen toe te passen en de openbare ruimte parkachtig in te richten, het water langs de Petrus Campersingel fors uit te breiden, restwarmte van het UMCG te benutten en een warmte-koude-opslagvoorziening te realiseren. Op de aspecten ecologie, groen en water is uitvoeriger ingegaan in respectievelijk de paragrafen 3.3.2, 5.2, 5.3 en 5.4.

Uitbreiding van UMCG en RuG ter plaatse voorkomt dat beslag moet worden gelegd op ruimte voor landschap en natuur in het buitengebied. Bijbehorend autoverkeer zijn in het buitengebied dan evenmin nodig. Het verkeer wordt nu op de voorgestelde locatie opgevangen en autoverkeer wordt door de nabijheid van deze voorzieningen binnen de stad, dus door de goede bereikbaarheid voor voetgangers, fietsers en openbaar vervoer, en door het kwalitatief hoogwaardige vervoersmanagement zoveel mogelijk voorkomen. Op de beleidsachtergrond voor deze keuzes is nader ingegaan in paragraaf 3.3.

Toch kan toevoeging van extra voorzieningen, woningen en economische functies door het intensiever gebruik van de ruimte op de schaal van de stad meer milieubelasting met zich mee brengen. Door middel van kwaliteitsverbeterende en mitigerende maatregelen wordt ernaar gestreefd een goede kwaliteit van de leefomgeving te handhaven. De kwaliteit van de leefomgeving in en om het plangebied wordt vooral beïnvloed door het gemotoriseerd wegverkeer vanwege de geluid- en luchtemissies. Het verkeersconcept is behandeld in hoofdstuk 4; geluid en luchtkwaliteitsaspecten komen aan de orde in de paragrafen 5.5.2 en 5.5.3.

In dit hoofdstuk wordt vervolgens ingegaan op externe veiligheid en overige bedrijfsactiviteiten in de paragrafen 5.5.4 en 5.5.5, op de aspecten energie en bodem in de paragrafen 5.5.6 en 5.5.7 en tot slot op de leefomgevingskwaliteit in paragraaf 5.5.8. In laatstgenoemde paragraaf is een belangen- afweging en conclusie opgenomen ten aanzien van de leefomgevingskwaliteit.

5.5.2 Geluid

Inleiding
De voornaamste geluidsbron in en om het plangebied is het wegverkeer en in mindere mate het geluid van de installaties en activiteiten op het ziekenhuisterrein zelf. Bij lagere snelheden van voertuigen zijn de motor en de uitlaat de belangrijkste geluidbronnen. Bij snelheden boven de 30 à 40 km/uur wordt het rolgeluid over het wegdek dominant.

In de nabijheid van het plangebied zijn de volgende wegen relevant voor geluid: de verlegde Antonius Deusinglaan (Vrydemalaan), de S.S. Rosensteinlaan, de Petrus Campersingel, het Wouter van Doeverenplein, de J.C.Kapteynlaan, de Oostersingel, de W.A.Scholtenstraat, de Bloemstraat en de Bloemsingel.

Akoestisch onderzoek
Onderzoek is uitgevoerd naar de geluidskwaliteit in en om het plangebied in de huidige en toekomstige situatie. In de huidige situatie is de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer tussen de 56 en 62 dB (Lden inclusief aftrek artikel 110g Wgh). Dit afhankelijk van de straat met de daarbij

behorende verkeersintensiteit en de ligging van de woning ten opzichte van de weg. Zie hiervoor ter indicatie de tabel “Verkeersintensiteiten en geluidsbelasting per straat” verderop in het hoofdstuk.

Uitgaande van de verkeersprognose uit het verkeersonderzoek van DHV “Verkeersafwikkeling rondom UMCG”, oktober 2009, registratienummer : NN-ON20092098 is berekend welke geluidsbelasting in de toekomst zal gaan optreden in en om het plangebied.

Nieuwbouw binnen het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan maakt de bouw van nieuwe voor geluid gevoelige bestemmingen mogelijk. Onder geluidsgevoelige bestemmingen wordt verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medisch centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven. Voor kantoorgebouwen gelden geen grenswaarden met betrekking tot de geluidsbelasting op de buitengevel. Wel dient de gevel-geluidwering zodanig te zijn dat wordt voldaan aan de eisen aan het binnenniveau die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit.

Om een gunstig leefklimaat qua geluid in de buitenlucht te bevorderen is voor nieuwbouw van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen een voorkeursnorm vastgesteld in de Wet geluidhinder van 48 dB. De maximaal toelaatbare geluidsbelasting in binnenstedelijke situaties voor nieuwbouw is 63 dB. Indien de voorkeurswaarde van 48 dB niet haalbaar blijkt, kan een hogere grenswaarde voor geluid toegestaan worden via een hogere- waardeprocedure. Een maximaal binnenniveau van 33 dB voor leefruimtes in woningen en 28 dB voor verblijfsruimten binnen onderwijs- en ziekenhuisgebouwen geldt daarbij als randvoorwaarde. Bij de bouwvergunning zal de hiervoor benodigde isolatie getoetst worden.

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat op de buitengevel van de geplande nieuwbouw binnen het plangebied er geluidsbelastingen zullen voorkomen boven de voorkeurswaarde van 48 dB. Langs verkeerswegen in binnenstedelijke situaties in Groningen is dit vaak het geval. De maximale grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. De nieuwe gebouwen aan de oostzijde zullen voornamelijk belast worden door het geluid van de noord-zuidroute: J.C.Kapteynlaan, Wouter van Doeverenplein, S.S. Rosensteinlaan en de Petrus Campersingel. De geluidsbelasting op de gebouwen aan de nieuwe Vrydemalaan (Bodenterrein en Noordkant UMCG) is het hoogst aan de kant van het Wouter van Doeverenplein en wordt lager richting de Bloemsingel. Dit hangt samen met de afnemende verkeersintensiteit op de Vrydemalaan vanwege de verkeersknip tussen Vrydemalaan en kruising Oostersingel/W.A.Scholtenstraat; vanaf hier is geen doorgaand autoverkeer meer mogelijk richting het stadscentrum. De noord-westkant van het plangebied zal hierdoor rustig zijn vanwege het minder aantal auto's en de lagere snelheden.

Om de nieuwbouw mogelijk te maken is een hogere grenswaarde voor geluid op grond van de Wet geluidhinder vastgesteld. Voor de motivering hiervoor en de vastgestelde hogere waarde wordt verwezen naar de ontwerp-beschikking hogere grenswaarde voor geluid voor Bestemmingsplan Bodenterrein-UMCG. Deze ontwerp-beschikking is tegelijkertijd met het ontwerp-bestemmingsplan bekend gemaakt en ter inzage gelegd.

Gevolgen voor de omgeving van het plangebied
De Wet geluidhinder kent een afzonderlijke beoordelingssystematiek voor verkeersreconstructies van bestaande wegen. Van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder is alleen sprake indien een bestaande weg wordt gewijzigd en aanliggende woningen ten gevolge van deze wijziging een verhoging van de geluidsbelasting ondervinden van 2 dB of meer. De algemene regel bij reconstructies is dat de bestaande geluidsbelasting niet wordt verhoogd als gevolg van de reconstructie. Met andere woorden: de reeds heersende geluidswaarde is de voorkeursgrenswaarde. De heersende waarde is de geluidsbelasting op de woning in het jaar voordat de reconstructie plaatsvindt.

De fysieke wegreconstructie beperkt zich bij dit bestemmingsplan tot het verleggen van de Antonius Deusinglaan (wordt Vrydemalaan). Onderzocht is of deze fysieke wegreconstructie een reconstructie oplevert in de zin van de Wet geluidhinder. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat dit het geval is. Als gevolg van de fysieke wegreconstructie is daarom een hogere grenswaarde voor geluid vastgesteld voor bestaande woningen. Tevens is er op grond van de Wet geluidhinder een verplichting om maatregelen te treffen als de geluidsbelasting in de woning te hoog wordt.

Een wijziging van de kruising aan het Wouter van Doeverenplein wordt in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Op dit moment vindt een onderzoek plaats naar het gewenste tramtracé tussen het Hoofdstation en Kardinge dat via het UMCG gaat lopen (lijn 2). Het definitieve tracé en de eventueel hiervoor benodigde aanpassingen van wegen en kruisingen zijn nog niet bekend. Besluitvorming hierover vindt plaats buiten het kader van dit bestemmingsplan.

De gemeente heeft op grond van artikel 99, lid 2 Wet geluidhinder tevens onderzoek laten doen langs de wegen in de omgeving van het UMCG waar geen reconstructie zal plaatsvinden. Uit het verkeers- en akoestisch onderzoek is gebleken dat langs bepaalde wegen een geluidstoename en langs andere wegen een geluidsafname plaatsvindt.

Geluidsgevolgen voor de omgeving van het plangebied hebben voornamelijk te maken met de veranderende verkeersintensiteiten. Ter referentie: een verdubbeling of halvering van het verkeer geeft, zonder het treffen van maatregelen, een geluidsverschil van 3 dB. Een bepaalde absolute verkeerstoename geeft overigens op een rustige weg een groter effect dan op een drukke weg. Ter referentie: 2.000 extra motorvoertuigen per etmaal geven op een bestaande weg met 3.000 mvt/etmaal een toename van 2,2 dB en op een weg met 10.000 mvt/etmaal een toename van slechts 0,8 dB.

De toename vindt over het algemeen plaats langs de hoofdontsluitingsroutes vanaf de Bedumerweg en de Europaweg. Langs de straten aan de kant van de binnenstad en de diepenring zal een geluidsafname plaatsvinden. Dit komt doordat de Vrydemalaan geen doorgaande weg wordt. De modelmatige verkeersstudie geeft wel een flinke verkeers- en geluidstoename te zien in de Korrewegwijk. Er zal nog een nadere studie, buiten het kader van dit bestemmingsplan, worden uitgevoerd naar een mogelijke ontsluiting van het UMCG-complex via een nieuwe route langs het Oosterhamrikkanaal naar de Oostelijke ringweg. Dit zal de Korrewegwijk ontlasten.

In de onderstaande figuur en tabel is een samenvatting gegeven van de resultaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0028.jpg"

Verschil tussen toekomstige (2020) en huidige
verkeerssituatie (rood=toename, groen = afname)

    huidige situatie   Lden   max prognose   geluid  
      geluid
belasting  
2020   toename  
Straatnaam   mvt/etm   huidige situatie   mvt/etm   in  
    weekdag   dB   weekdag   dB  
Sumatralaan
(Bedumerweg - Korreweg)  
9.100   60   13.400   1,7  
Korreweg
(Kapteynln - Floresplein)  
7.200   60   10.900   1,8  
J C Kapteynlaan (Oosterhamrikkade-Korreweg)   11.200   62   15.400   1,2  
Wouter van Doeverenplein (Oosterhamrikkade-Vrydemalaan)   11.400   59   15.300   1,3  
S.S. Rosensteinlaan
(Vrydemalaan-JH Jansenstraat)  
6.000   58   13.000   3,2  
Petrus Campersingel
(D.Huizingstraat-JH Jansenstraat) woningkant  
11.400   59   18.300   2,0  
Petrus Campersingel
(LJ Zielstraweg-Hanzeplein)  
12.800   60   18.900   1,7  
Petrus Campersingel
(Damsterdiep-LJ Zielstraweg)  
19.500   62   24.700   1,0  
Bloemstraat (Oostersingel-Turfsingel)   2.700   60   2.700   0,0  
W.A. Scholtenstraat (Turfsingel-Oostersingel)   5.900   62   3.500   -2,3  
Oostersingel
(Walstr - WA Scholtenstraat)  
6.100   61   5.900   -0,1  
Turfsingel zuidkant
(Ebbingestr - WA Scholtenstraat)  
6.400   62   4.800   -1,2  
E.Thomassen à Thuessinklaan (Kapteynln-Gorechtkade)   4.400   58   2.500   -2,3  
Zaagmuldersweg (Heesterpoort-Klaprooslaan)   5.600   60   6.600   0,7  

Verkeersintensiteiten en geluidsbelasting per straat in Lden inclusief aftrek artikel 110g Wgh

Extra geluidsreducerende maatregelen wegverkeer
Achtergrond
Bij een geluidstoename langs wegen waar geen reconstructie plaatsvindt bestaat er op grond van de Wet geluidhinder geen verplichting om geluidsreducerende maatregelen te treffen. Er wordt voldaan aan de milieunormen. Echter, vanwege het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid streeft de gemeente ernaar de leefomgevingsomgevingskwaliteit verder te verbeteren.

Geluidarm asfalt
In de toekomst zal, buiten het kader van dit bestemmingsplan, maar in het kader van grootonderhoud van een aantal wegen als extra maatregel worden ingezet op de toepassing van geluidarm asfalt, dat de mogelijke geluidstoename als gevolg van verkeer in ieder geval zal voorkomen; er zal zelfs een verbetering van de geluidkwaliteit plaatsvinden. Gestreefd wordt naar toepassing op de straten waar al sprake is van een relatief hoge geluidsbelasting. In binnenstedelijke situaties zijn alternatieven, zoals de toepassing van geluidsschermen, niet gewenst vanwege het uitzicht en de barrièrewerking, maar er kunnen prima zogenaamde dunne deklagen toegepast worden. Deze asfaltmengsels worden in een dunne laag (ongeveer 10-30 mm) aangelegd op een onderlaag. Door de fijne oppervlaktextuur blijken dunne deklagen sterk geluidreducerend te werken. De meeste dunne deklagen hebben bovendien een percentage van 10 tot 15 aan holle ruimte. Dit leidt enerzijds tot de vermindering van geluidafstraling ten gevolge van aerodynamische processen, en anderzijds tot significante absorptie bij de dunne deklagen met wat grotere laagdikten.

De ontwikkeling van de verkeersgroei als gevolg van de uitbreiding van het UMCG/RuG-complex en de ontwikkeling op het CiBoGa-terrein is afhankelijk van het bouwtempo. Het totale nieuw- en verbouwplan zal pas over 10 jaar gerealiseerd zijn. De geluidstoename zal geleidelijk aan over een langere periode plaatsvinden.

Het voornemen is om binnen een periode van 10 jaar een asfaltsoort op de bestaande wegen toe te passen met een geluidsreductie van minimaal 4 dB. Met behulp van een dunne deklaag kan deze reductie op een 50 km/uur weg gehaald worden. Hierbij wordt de mogelijke geluidstoename in ieder geval voorkomen en er zal zelfs een verbetering van de geluidkwaliteit plaatsvinden. Het gaat daarbij om de volgende wegen en pleinen: Sumatralaan, Borneoplein, J.C.Kapteynlaan, Wouter van Doeverenplein, S.S. Rosensteinlaan en Petrus Campersingel. Dit zijn de hoofdontsluitingswegen naar het UMCG-complex. De toepassing van geluidsarm asfalt zal naar verwachting worden gecombineerd met het geplande grootonderhoud van de weg.

30-km-gebied
De gemeente streeft ernaar om het laatste deel van de Vrydemalaan en de Bloemsingel in de toekomst in te richten als 30 km-gebied. Aanleiding is de gewenste verkeerssituatie en geluidskwaliteit ter plaatse. Auto's kruisen, voordat ze de parkeergarage aan de Bloemsingel inrijden, een busbaan en fietspaden; de snelheid zal daar naar beneden moeten. Aan de kant van de Bloemsingel/Oosterstraat zal binnen het plangebied een stedelijk plein komen met openbare functies. Daar zullen zich veel voetgangers en fietsers bevinden; bovendien komt er een halte voor het openbaar vervoer. Kortom, het wordt een gebied waar veel voetgangers, fietsers, auto's en bussen elkaar kruisen. Om een verkeersveilige situatie te creëren, zal de snelheid voor het gemotoriseerde verkeer daar laag moeten blijven. Dit bevordert tevens het leef- en verblijfsklimaat in het gebied.

Conclusie
Door de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied (nieuwbouw en toepassing van de knip tussen Vrydemalaan en kruising Oostersingel/W.A.Scholtenstraat) en door de autonome groei van het autoverkeer zal de verkeersbelasting anders worden verdeeld dan nu het geval is. De Petrus Campersingel en een aantal wegen in de Korrewegwijk geven een toename te zien, een aantal wegen in en nabij de binnenstad en in de Oosterparkwijk laten een reductie zien.

Aan de wettelijke geluidnormen wordt voldaan. Extra maatregelen die in de toekomst buiten het kader van dit plan worden toegepast, zullen niet alleen de geluidtoename voorkomen, maar zelfs leiden tot een verbetering van de kwaliteit.

5.5.3 Luchtkwaliteit

Regelgeving
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De regelgeving is uitgewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en Ministeriële Regelingen. Daarmee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 en de daarmee samenhangende regels niet meer van toepassing.

Artikel 5.16 Wm (eerste lid) geeft aan hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (opgesomd in het tweede lid) kunnen uitoefenen in relatie tot luchtkwaliteitseisen. Als aannemelijk is, dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;
  • een project is genoemd of past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen. (Van dit onderdeel kan pas gebruik worden gemaakt als het NSL is vastgesteld.)


De nieuwe wettelijke regels zijn uitgewerkt in de volgende regelingen:

• het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

• de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

• de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007

• de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied voor dit bestemmingsplan zullen ertoe leiden, dat dit project 'In Betekende Mate (IBM)' bijdraagt aan de lokale luchtkwaliteit. Dit betekent dat de lokale luchtkwaliteit door de uitvoering van het plan mogelijk aanzienlijk kan verslechteren ten opzichte van de autonome situatie. Een IBM-project moet worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer. Hiervoor moet een luchtkwaliteitonderzoek worden uitgevoerd volgens de Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit 2007. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden bekeken of de veranderingen in luchtkwaliteit geen onacceptabele gevolgen hebben voor de blootstelling van mensen.

Onderzoek
Uit het 'Luchtkwaliteitsonderzoek Bodenterrein-UMCG' (zie Bijlagenboek) blijkt, dat er in 2020 ruimschoots wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer.

De jaargemiddelde concentraties van PM10 komen in 2020 na planrealisering niet boven de waarde van 16 µg/m3 (inclusief zeezoutcorrectie). Dit is ruimschoots lager dan de grenswaarde van 40 µg/m3. De hoogste concentratie na planrealisering is berekend voor de Europaweg, namelijk 15,8 µg/m3 (inclusief zeezoutcorrectie).

Voor de meeste wegen geldt dat de planrealisering leidt tot een kleine toename van de fijn-stof-concentratie. De grootste toename doet zich voor langs de Europaweg; de concentratie fijn stof neemt hier toe met 0,5 µg/m3.

De concentraties van NO2 komen niet boven de waarde van 38 µg/m3 in de huidige situatie en 23,1 µg/m3 in 2020 na planrealisering. De grenswaarde voor NO2 bedraagt 40 µg/m3. De hoogste concentraties van NO2 zijn berekend voor de Europaweg. Ook de grootste toename doet zich voor bij de Europaweg; door de realisatie van het plan neemt de concentratie van NO2 hier toe met 2 µg/m3.

Voor zowel de autonome ontwikkeling als de ontwikkeling na planrealisatie geldt, dat er een aanzienlijke verbetering wordt verwacht ten opzichte van de huidige luchtkwaliteit ten gevolge van het Europese emissiebeleid voor nieuwe auto's.

De berekende concentraties van luchtverontreinigende stoffen geven aan, dat het bestemmingsplan een meer duurzame leefomgevingkwaliteit in en rond het plangebied Bodenterrein-UMCG niet in de weg staat. Omdat de concentraties ruimschoots lager zijn dan de wettelijke grenswaarden zijn geen specifieke maatregelen nodig om de blootstelling van mensen (en dan in het bijzonder van de kwetsbare groepen) aan luchtverontreinigende stoffen te verminderen.

Conclusie
Voor alle onderzochte situaties geldt, dat er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer en de eisen die worden gesteld aan een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan.

5.5.4 Externe veiligheid

Inleiding
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de externe veiligheidssituatie. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's, alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied. Deze werkwijze volgt het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Groningen, zoals beschreven in het 'Interim beleid groepsrisico externe veiligheid' (februari 2006) en in 'De Veiligheidstoets' (augustus 2005).

De risico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen risico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water) van gevaarlijke stoffen.

Beleid en regelgeving
Ten aanzien van het plangebied moet worden gekeken naar veiligheidsaspecten. De normering en veiligheidszonering van gevaarlijke stoffen wordt geregeld in het 'Besluit externe veiligheid voor inrichtingen' (BEVI, 2004) en in de 'Circulaire Risiconormering Vervoer gevaarlijke Stoffen' (2004) alsmede in de 'Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (2005).

In het externe veiligheidsbeleid staat de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen centraal.

Het plaatsgebonden risico (PR) van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit. De grenswaarde voor het PR is 10-6. Deze grenswaarde is plaatsgebonden en op een kaart aan te geven. Plaatsen met eenzelfde risico worden in de vorm van risicocontouren aangegeven. Met een norm voor het plaatsgebonden risico wordt voorkomen dat er te dichtbij woonwijken, of andere plaatsen waar veel mensen aanwezig zijn, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Onder activiteiten met gevaarlijke stoffen vallen zowel de opslag als het vervoer (over spoor, weg of water of door (buis)leidingen) ervan.

Daarnaast bestaat het begrip 'groepsrisico' (GR). Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De normstelling voor het groepsrisico heeft niet de status van een grenswaarde, maar van een oriënterende waarde.

Onderzoek
Onderzoek is verricht naar de risicosituatie in het plangebied. Dit onderzoek bestond uit:

1. een inventarisatie van de risicobronnen

2. het eventueel bepalen en berekenen van het risico van de risicobronnen

3. aangeven van de consequenties van de bepaalde en berekende risico's

Uit het onderzoek is gebleken dat:

  • in de omgeving van het plangebied zich geen risicobronnen bevinden die gevolgen hebben voor kwetsbare functies in het plangebied;
  • risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over spoor, weg of water niet relevant zijn voor het plangebied;
  • het UMCG zelf wel enige risicobronnen heeft op het eigen terrein, zoals de opslag van gassen, chemische stoffen en brandbare stoffen. Het UMCG dient zich te houden aan de veiligheidsvoorschriften op grond van de Wet milieubeheer. Richtlijnafstanden die gelden op grond van de Wet milieubeheer of een PGS-richtlijn (richtlijn Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen) vormen geen probleem. Hierdoor worden de risico's voor de omgeving en het plangebied geminimaliseerd.

Nucleaire geneeskunde
Op het terrein van het UMCG komt een nieuwe unit voor de uitvoering van bestralingsmethoden.

Met behulp van een ioniserende stralingsbron worden tumoren behandeld. Deze ioniserende straling, kunnen schade berokkenen aan levend weefsel. De stralingsbron produceert alfastralen (dit zijn deeltjes, de kernen van de atomen van helium), bètastralen (snel bewegende elektronen) en gammastralen (elektromagnetische golven met een hoge energie).

Alfastralen worden al door een vel papier tegengehouden, maar bètastralen pas door een dunne staalplaat (aluminium bijvoorbeeld). De meeste schade veroorzaken ze als de stoffen waardoor ze worden geproduceerd, geabsorbeerd worden in het menselijk lichaam (via voedsel of door inademing).

Gammastralen zijn minder ioniserend dan alfa- of bètastralen, maar hebben een groot doordringend vermogen. Bescherming tegen die stralen vraagt een dikkere laag (er is circa zes centimeter lood, tien cm ijzer of 33 cm beton nodig om 95% van de gammastraling van een kobalt-60 (Co-60)-bron tegen te houden). Ze veroorzaken schade vergelijkbaar met de schade veroorzaakt door röntgenstralen, zoals brandwonden, genetische mutaties (veranderingen aan het DNA van de cellen) en (als gevolg hiervan) soms kanker. Het menselijke lichaam biedt weerstand aan deze mutaties door de meeste gemuteerde DNA-strengen als defect te herkennen en af te breken of te repareren.

De risico's van straling zijn afhankelijk van: de hoeveelheid vrijkomende straling, de blootstellings- duur (het hele jaar door of kort), de afstand tot de bron, blootstellingswegen (via directe straling of ook via de lucht of het water), de mate van afscherming tussen de bron en de ontvanger en het risico op camaliteiten en de mate waarin er dan straling kan voorkomen.

Besluit stralingsbescherming
Op 1 maart 2002 is het Besluit stralingsbescherming in werking getreden. Het besluit bevat maatregelen om werknemers en burgers te beschermen tegen de gevaren van ioniserende straling. Zo stelt het normen en reguleert het de meldings- en vergunningplicht voor het werken met (radioactieve) bronnen waarbij straling vrijkomt. Het besluit vervangt het Besluit stralenbescherming Kernenergiewet. Het nieuwe besluit implementeert twee richtlijnen van de Europese Unie: 96/29/Euratom en 97/43/Euratom. De eerste EU-richtlijn voorziet in bescherming van de gezondheid van de bevolking en werknemers tegen de gevaren van ioniserende straling. De tweede EU-richtlijn beschermt personen tegen de gevaren van ioniserende straling bij medische blootstelling.

Wettelijke eisen
Burgers mogen binnen de terreingrens van het ziekenhuis niet meer dan 1 mSv aan straling per jaar oplopen van kunstmatige bronnen. Dit geldt ook voor kinderen en zwangere vrouwen. Kinderen zijn gevoeliger voor straling, maar daarmee is in deze limiet rekening gehouden. De doses door medisch onderzoek en therapie zijn hierin niet meegeteld. Hiervoor gelden alleen aanbevelingen om de doses te beperken.

De wettelijke limiet voor werknemers die beroepsmatig met ioniserende straling te maken hebben (bijvoorbeeld werknemers van kerncentrales of ziekenhuizen), bedraagt 20 mSv per jaar. Alleen zwangere werknemers mogen maximaal 1 mSv oplopen. Deze doses zijn gebaseerd op de aanbevelingen van de Internationale Commissie voor Stralingsbescherming (ICRP): http://www.icrp.org.

De wettelijke limiet is geen grens tussen 'gevaarlijk' en 'ongevaarlijk'. De natuurlijke straling is op veel plekken al hoger dan de limiet. In de ontwikkelde landen kunnen we echter - afgezien van ongevallen - makkelijk onder de limiet blijven, dus wordt dat ook geëist. Ook al is overschrijding (mits geen hele forse overschrijdingen) niet echt gevaarlijk.

De maximaal toelaatbare stralingsbelasting voor bewoners buiten de terreingrens van het ziekenhuis is 0,1 millisievert per jaar.

De mogelijkheden om de stralingsdosis te beperken zijn: a. afscherming van de stralingsbron in het apparaat zelf (hierdoor ontstaat een heel gerichte stralingsbundel) en b. plaatsing van het stralingsapparaat in een speciale beschermde ruimte: dit is een bunker met dikke betonnen muren; de straling kan niet door de muren heen.

Door middel van een uitbreidingsvergunning zal worden getoetst of voldaan wordt aan de wettelijke eisen. Voorts dient een vergunning van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te worden verkregen.

Conclusie
Voor de risicobronnen in en rond het plangebied kan worden aangeven dat deze geen significante invloed hebben op de veiligheidssituatie in het plangebied. Ook de risicobronnen op het UMCG-terrein geven geen normoverschrijdingen op de omgeving. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling en realisering van het bestemmingsplan.

5.5.5 Overige bedrijfsactiviteiten

Inleiding
De activiteiten van de RuG en het UMCG zijn bedrijfsmatige activiteiten in het kader van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer stelt regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder voor omwonenden en risicovolle situaties.

Milieuvergunning
In artikel 1.1 lid 2 van de Wet milieubeheer is aangegeven dat onder de bescherming van het milieu ook moet worden verstaan de zorg voor het beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu van het personen- en goederenverkeer van en naar de inrichting. Daarbij kan gedacht aan maatregelen ter beperking van de automobiliteit, OV-inzet, stimulering van carpooling, fietsgebruik en - voor wat betreft het goederenvervoer - aan maatregelen van logistieke aard, bijvoorbeeld efficiënte routeplanning en belading om daarmee het aantal transportbewegingen te beperken. Vanwege de ligging in de stad is de bereikbaarheid van het UMCG een voortdurend aandachtspunt. Het UMCG besteedt hier ook de nodige aandacht aan. Bij de milieuvergunning zal bezien worden of er nog extra aandacht voor het vervoersmanagement van het UMCG nodig is.

Voor de geplande uitbreidingen en wijzigingen van de RuG en het UMCG is een aanpassing van de huidige milieuvergunning nodig. Daarbij zal in detail bepaald worden welke maatregelen genomen moeten worden ter bescherming van het milieu. De leefmilieukwaliteit is hiermee door de Wet milieubeheer gewaarborgd. Omdat detailontwerpen voor de gebouwen en installaties nog gemaakt moeten worden, kunnen nu nog geen toetsingen aan de milieunormen worden uitgevoerd. Dit zal plaatsvinden bij de behandeling van de bouw- en milieuvergunning. Ten aanzien van milieuaspecten van het uitbreidings- en wijzigingsgedeelte die mogelijk de leefkwaliteit op het niveau van de ruimtelijke ordening kunnen beïnvloeden, wordt onderstaand ingegaan.

Geluid
Mogelijke geluidsbronnen van de inrichting zijn:

  • gebouwuitstraling vanwege inpandige geluidsbronnen;
  • installaties en ventilatoren die buiten gebouwen of op daken staan;
  • intern transport met motorvoertuigen en laden en lossen;
  • verkeersbewegingen van en naar de inrichting.

Door middel van het treffen van een combinatie van bron- en isolatiemaatregelen en een goede situering van de ontsluitingsingangen voor het gemotoriseerd verkeer kan aan de geluidsnormen voldaan worden. In het kader van de milieuvergunningaanvraag voor de uitbreiding zal hiernaar akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en bepaald worden welke maatregelen nodig zijn. De verkeersbewegingen op de openbare weg worden volgens de systematiek van de Wet geluidhinder beoordeeld, omdat het verkeer van en naar het UMCG daar samengaat met het overige verkeer.

Milieuaspecten van parkeergarages
Een parkeergarage kan een zodanige omvang hebben dat dit een zelfstandige inrichting is in de zin van de Wet milieubeheer. De mogelijke belasting van de directe leefomgeving door parkeergarages wordt voornamelijk veroorzaakt door de aankomende en vertrekkende auto's (geluid en uitlaatgassen). Er worden emissies geproduceerd op de aan- en afrijroutes, maar ook in de parkeergarage zelf. Via een ventilatiesysteem wordt de luchtkwaliteit in de parkeergarage geregeld. Door bij de locatie van de aan- en afvoeropening voldoende afstand aan te houden van gevoelige functies kan aan de normen voldaan worden.

De geluid- en luchtgevolgen van de aan- en afrijdende van auto's concentreren zich bij de in- en uitgang van de parkeergarage. Daarbij is voor geluid de gemiddelde geluidsbelasting van belang tijdens de dag-, avond- en nachtperiode en de optredende geluidspieken als gevolg van het optrekken van auto's. De aandachtsperioden zijn: de avondperiode vanwege het relatief intensief gebruik tijdens bijvoorbeeld koopavonden en de nachtperiode vanwege de optredende geluidspieken van afzonderlijk optrekkende auto's.

Bij het ontwerp van in- en uitgangen van de parkeergarage in de nabijheid van gevoelige functies zal hiermee rekening worden gehouden. Dit kan in de vorm van:

  • voldoende afstand houden tot geluidgevoelige bestemmingen en /of
  • toepassing van afschermende constructies rondom de in- en uitgang (bijvoorbeeld luifels of schermen).

Bij de situering van gevoelige functies in de nabijheid van de in- en uitgangen van een parkeergarage zal hiermee tevens rekening worden gehouden. Dit kan door in de nabijheid van de in- en uitgang:

  • gevoelige ruimten (woon-, studeer- of slaapkamer) op voldoende afstand te situeren, bijvoorbeeld door afscherming met geluidongevoelige ruimtes zoals bergruimte, gang of douche en/of
  • geluidgevoelige ruimten voldoende te isoleren en/of
  • zogenaamde dove gevels toe te passen (de geluidsnorm op de gevel is hierop niet van toepassing, de maximale binnenwaarde is wel relevant).

Tevens dient de situering van ventilatievoorzieningen (zowel natuurlijke als mechanische) van de verblijfsruimten te voldoen aan het Bouwbesluit.

Vanwege geluidspieken van een optrekkende auto's in de nachtperiode dient een afstand van 15 meter tussen de in-/uitgang van een parkeergarage tot geluidgevoelige voorzieningen in acht te worden genomen. Echter, vanwege het wat intensievere gebruik van een parkeergarage in de avondperiode is in dit bestemmingsplan uitgegaan van een minimale afstand van 30 meter om normoverschrijdingen te voorkomen. De afstand van 30 meter voor geluid is hier een voorkeursafstand. Voor het bouwen van een geluidsgevoelige ruimte binnen een afstand van 30 meter dient een dove gevel te worden toegepast; dit wordt gewaarborgd door lid 4.2.2 van de regels in samenhang met de plankaart. Van deze voorwaarde kan door burgemeester en wethouders ontheffing worden verleend, indien middels een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat er voldaan wordt aan het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer of een gesteld maatwerkvoorschrift in het kader van dit besluit (zie lid 4.4.1).

Risico's van de bedrijfsactiviteiten
Op het RuG/UMCG complex worden diverse stoffen opgeslagen, die als zij vrijkomen risico's voor de directe omgeving kunnen opleveren. Voor de opslag van de stoffen die mogelijk gevaar voor de omgeving kunnen opleveren, gelden PGS-richtlijnen. PGS staat voor Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen. De Publicatiereeks is een handreiking voor bedrijven die gevaarlijke stoffen produceren, transporteren, opslaan of gebruiken en voor overheden die zijn belast met de vergunningverlening en het toezicht op deze bedrijven. Op basis van de actuele stand der techniek wordt hierin een overzicht gegeven van voorschriften, eisen, criteria en voorwaarden, die kunnen worden toegepast bij vergunningverlening, het opstellen van algemene regels en het toezicht op deze bedrijven. In de publicatiereeks wordt zoveel mogelijk op integrale wijze aandacht besteed aan arbeidsveiligheid, milieuveiligheid, transportveiligheid en brandveiligheid.

In de richtlijnen staan onder andere voorschriften ten aanzien van:

  • het voorkomen van ongelukken of beschadigingen van de opslagvoorziening;
  • het voorkomen van ondeskundig handelen met de stoffen;
  • maatregelen om een brand te voorkomen of om een beginnende brand te bestrijden;
  • het aanhouden van voldoende afstand.

Conclusie
Door dit samenstel aan maatregelen worden de risico's voor de omgeving en het plangebied geminimaliseerd. Via opname van de benodigde maatregelen in de milieuvergunning is de veiligheid ook voldoende gewaarborgd.

5.5.6 Energie

Duurzaamste stad van Nederland
De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidsvisie vastgesteld.

Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden, ligt een focus op de thema's 'energie' en 'de kwaliteit van de leefomgeving'. Daarnaast gelden er algemene eisen ten aanzien van duurzame bouw, zoals onder andere weergegeven in het Nationale Pakket Duurzame Woningbouw (NPDW) en het Nationale Pakket Duurzame Utiliteitsbouw (NPDU).

De duurzaamheidsvisie is uitgewerkt in: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+ 2025'. Vastgelegd is hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingskwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de gemeente de stad klaar wil maken voor de effecten van klimaatverandering. Beschreven is hoe, met wie, waarmee en wanneer deze ambitie wordt nagestreefd: door te streven naar 'CO2-neutraal' met een extra 'plus' op energiebesparen.

Binnen de Routekaart wordt een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. Deze wordt gebruikt bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.

De Groningse energieladder
De Groningse energieladder kent in volgorde van belangrijkheid de volgende prioriteiten: energievrij, vermindering van energieverbruik, gebruik en productie van duurzame energie, en efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen / compensatie van fossiele energiebronnen.

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de energieladder meegenomen worden. Er dient bijvoorbeeld aandacht te worden geschonken aan een optimale isolatie en aan productie en gebruik van duurzame energie. Ook dient bekeken te worden of er energiebronnen in de buurt van nieuwbouwprojecten zijn.

Benutting restwarmte UMCG
Een mogelijkheid om energie te besparen in het plangebied is gebruik te maken van de bij het UMCG beschikbare restwarmte. Het restwarmteaanbod bij het UMCG is voldoende voor circa 1000 woningen. De mogelijke afzet kan worden gerealiseerd binnen het CiBoGa-gebied: de nieuwe woningen, de winkels en eventueel de kunstvakschool.

Het gaat om twee soorten restwarmte. Er is warmte beschikbaar van circa 40°C die vrijkomt uit de warmtekrachtinstallatie die ruim 4000 uur per jaar draait. Er is ook warmte beschikbaar van 14°C die continu vrijkomt uit het bodemopslagsysteem dat door het UMCG alleen wordt gebruikt voor koudeonttrekking. Aangezien de bodem zo niet in balans is, moet het UMCG ook warmte aan de bodem onttrekken, waarvoor nog geen afzet is. Het gevolg is dat dit met koeltorens afgevoerd moet worden. Wordt afzet van deze warmte in de nabijheid gevonden, dan is het WKO(warmte-koude-opslag)-systeem pas (echt) af en hopelijk in balans (te krijgen).

De gemeente heeft in 2008 een bijeenkomst belegd voor de bij het initiatief betrokken projectontwikkelaars en gebouweigenaren en het UMCG. Tijdens deze bijeenkomst is een toelichting gegeven op de mogelijkheden en gevraagd onder welke (rand)voorwaarden partijen bereid zijn aan realisatie van de plannen medewerking te verlenen en om zich te verbinden warmte af te nemen uit het aan te leggen systeem. Deze randvoorwaarden zullen worden opgenomen in een nog op te stellen aanbestedingsdocument.

Bodemwarmte
Onderzoek is tevens uitgevoerd naar de mogelijkheden van productie en gebruik van duurzame energie. Uit onderzoek is gebleken dat het gebruik van aardwarmte, in de vorm van warmte-/koude- opslag in de bodem in combinatie met warmtepompen een realistisch alternatief is voor verwarming door middel van aardgas.

Een deel van de bebouwing van de UMCG maakt gebruik van bodemwarmte in de vorm van warmte-/ koude- opslag (WKO). Ook binnen de begrenzing van dit bestemmingsplan zijn volop mogelijkheden aanwezig voor het gebruik van warmte- en koude-opslag in de bodem. Bij een collectieve warmte-koudelevering zal rekening gehouden worden met het ruimtebeslag van de installatie en het leidingwerk. Daarnaast kunnen meerdere systemen bij elkaar, elkaar gaan beïnvloeden.

Conclusie
De keuze om woningbouw te plannen in de nabijheid van de aanwezige restwarmtebronnen is op het gebied van energie een duurzame keuze. Voor een goede werking en opslag van warmte zal binnen het plangebied ruimte voor de installatie en buffercapaciteit gereserveerd worden. Hetzelfde geldt voor de noodzakelijke leidingen voor aanvoer van de warmte (zogenaamde restwarmtenet).

5.5.7 Bodem

Inleiding
Bij de ontwikkeling van de geplande functies is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet.

In deze paragraaf is aangeven op welke wijze de gemeente hieraan invulling geeft.

Onderzoek en sanering
Er is ten behoeve van het voorliggend plan een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van gegevens over de bodemkwaliteit bij de gemeente. Voor de inventarisatie van de bodemkwaliteit is gebruik gemaakt van de informatie, zoals opgeslagen in het bodeminformatiesysteem van de gemeente. Voor de resultaten van dit onderzoek wordt verwezen naar het onderzoek “Inventarisatie bodemkwaliteitsgegevens”, mei 2009 van de Milieudienst. Dit is toegevoegd als afzonderlijke bijlage bij deze toelichting (zie Bijlagenboek).

Bestaande situatie gehele gebied
Binnen het plangebied bevinden zich diverse locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. Deze kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of kan zijn gebleken uit een eerder bodemonderzoek. In het gebied zijn meerdere (voormalige) bedrijfsterreinen aangemerkt als ernstig verontreinigde locaties. Daarnaast liggen er veel dempingen in het plangebied.

In totaal zijn dertien locaties aanwezig waar een geval van ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld. Hiervan zijn vijf locaties aangemerkt als spoedeisend. Dit betekent dat op deze locaties voor 2015 (binnen 4 jaar na het afgeven van de beschikking) moet zijn gestart met de sanering. Twee van deze locaties zijn al gesaneerd. In de tabel met resultaten van het bodemonderzoek die is opgenomen in het Bijlagenboek zijn de locaties met een ernstige bodemverontreiniging benoemd. Hierbij is tevens aangegeven of er al een sanering heeft plaatsgevonden en of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.

Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele saneringswerkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of de belanghebbende. De gemeente ziet erop toe dat het onderzoek of de sanering op de juiste manier wordt uitgevoerd.

Als gevolg van jarenlange activiteiten kan de bodem belast zijn met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat voor het plangebied Bodenterrein-UMCG de bodem belast is met diffuse bodemverontreiniging met diverse parameters. Deze verhoogde waarden zijn van invloed op de voorwaarden voor hergebruik van grond.

Ontwikkelgebied
Het plangebied maakt gedeeltelijk onderdeel uit van het saneringsterrein CiBoGa. Voor CiBoGa is in 1998 een convenant bodemsanering gesloten tussen het rijk, de provincie Groningen en de gemeente Groningen over de aanpak van bekende bodemverontreinigingen in het gebied.

Met het convenant is vastgelegd dat de bekende gevallen van bodemverontreiniging multifunctioneel worden gesaneerd. Verontreiniging die na de convenantdatum worden aangetoond, kunnen functiegericht worden gesaneerd. Voor CiBoGa zijn 2 saneringsplannen opgesteld. Het gaat om raamsaneringsplannen, waarbinnen saneringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.

Conclusie
Met dit bestemmingplan wordt van een aantal locaties binnen de plangrenzen van het CiBoGa convenant de bestemming gewijzigd. De bodemkwaliteit is nog niet geschikt voor de beoogde functies en zal door middel van sanering geschikt moeten worden gemaakt. De bekende verontreinigingen (vastgelegd in het convenant) worden multifunctioneel gesaneerd. Voor de gewenste bodemkwaliteit en de terugsaneerwaarde van de nog niet bekende verontreinigingen is de toekomstige functie van belang. Met de ontwikkeling van deze locaties moet daarom rekening worden gehouden met de uitvoeringsaspecten van het CiBoGa-convenant.

Naast de verontreinigingen ter plaatse van CiBoGa zijn nog diverse verontreinigingen ter plaatse van het bestemmingsplangebied aanwezig. Bij ontwikkelingen ter plaatse van deze verontreinigingen is de toekomstige functie van belang en zal mogelijk gesaneerd moeten worden. Daarnaast is een aantal locaties al gesaneerd. Voorafgaand aan iedere ontwikkeling zal onderzoek worden uitgevoerd om de actuele bodemsituatie in beeld te krijgen.

5.5.8 Leefomgevingskwaliteit, belangenafweging en conclusies

Het Universitair Medisch Centrum Groningen is ruim een eeuw gevestigd op de huidige plek ten oosten van de Oostersingel. In de loop van de jaren is het ziekenhuis flink in omvang toegenomen, zodanig dat het een grootschalig gebouwencomplex vormt tussen de kleinschaliger wijken Binnenstad-Oost en Oosterparkwijk.

Het voorliggend plan voorziet in een verdere toename en intensivering van het ruimtegebruik.

In paragraaf 5.5.1 is reeds ingegaan op een belangrijke achterliggende reden om deze ontwikkeling te willen faciliteren: zuinig ruimtegebruik.

Tevens is respect voor en voortzetting van de historische ontwikkeling op deze plek van belang.

De centrale plek van hoogwaardige, kennisintensieve instellingen op het gebied van de gezondheidszorg kan worden gezien als een kwaliteit voor de omgeving, de stad en zelfs het hele noorden van het land. Het economisch belang is groot: het UMCG is de grootste werkgever van Groningen. De wetenschappelijke waarde van de instellingen is prominent.

Verwacht mag worden dat de voorgenomen nieuwbouw, net als de reeds eerder gerealiseerde nieuwbouw, door een aangenaam zorg-, werk- en bezoekersklimaat een verrijking zal betekenen voor de belevingswaarde van gebruikers en bezoekers in de nabije en wijde omgeving van UMCG en RuG.

Ruimtelijk en qua milieu kan een dergelijke grootschalige ingreep een inbreuk maken op de belevingswaarde van het gebied. In het voorliggend plan is hieraan uitdrukkelijk aandacht geschonken. Hierna worden de belangrijkste aspecten nogmaals belicht.

Wat betreft de ruimtelijke aspecten het volgende. De centrale zone op het UMCG-RuG-terrein is, grotendeels nu al, hoog en stedelijk. Het voorliggend plan voorziet in bebouwing die de schaalsprong moeten maken naar de omliggende wijken door aan de randen met deze overgang rekening te houden.

De bebouwing wordt hier lager en minder intensief dan in het centrale deel. Er zal sprake zijn van een parkachtige omgeving met zelfs bredere waterpartijen en groen. Aandacht is besteed aan de doorsteekbaarheid van het terrein voor langzaam verkeer, alsmede aan doorzichten van en naar het

centrale deel van het gebied. Aan de westzijde van de Vrydemalaan wordt voorzien in een pleintje, dat de belevingswaarde en herbergzaamheid van het gebied verder kan doen toenemen. Het beschermd stadsgezicht Petrus Campersingel/S.S.Rosensteinlaan krijgt extra bescherming in de regels door middel van een aanlegvergunningstelsel. Voorts is in de ontwerpversie van dit bestemmingsplan in de afzonderlijke bijlage bij dit plan (in het Bijlagenboek) een beeldkwaliteitsplan gevoegd, dat tot stand is gekomen op grond van afspraken tussen UMCG en gemeente als indicatief referentiebeeld voor de inrichting en vormgeving van de voorgenomen ontwikkeling op het UMCG-terrein.

De milieu-aspecten zijn in dit hoofdstuk al uitvoerig aan de orde geweest. Samengevat het volgende.

Uiteraard wordt er met dit plan voldaan aan alle formele vereisten op het gebied van het milieu.

Echter, zoals in paragraaf 5.4.1 al is gesteld: intensivering van ruimtegebruik kan plaatselijk extra milieubelasting met zich meebrengen. Dat is op enkele plaatsen op korte termijn het geval, maar door het toepassen van geluidsarm asfalt kan zelfs een verbetering van de kwaliteit optreden. Daar staat tegenover dat de geluidssituatie in de stad rond de Diepenring reeds op de korte termijn ten gevolge van dit plan zal verbeteren als gevolg van de verkeersknip. Ook is het de verwachting is dat de huidige luchtkwaliteit in het plangebied aanzienlijk zal verbeteren. Dit komt doordat de achtergrondconcentraties in de toekomst afnemen door Europese en landelijke beleidsmaatregelen, bijvoorbeeld door het stellen van emissie-eisen aan auto's. Inclusief de verkeersaantrekkende werking van het plan nemen de concentraties van de verschillende stoffen hierdoor af ten opzichte van de huidige situatie.

De bedrijfsactiviteiten op het UMCG-/ RuG-terrein zullen geen significante gevolgen hebben voor de omgeving. Mede via opname van de benodigde maatregelen in de milieuvergunning wordt dit ook voldoende gewaarborgd. Op het gebied van duurzame energie zijn in het kader van dit project de nodige initiatieven ontplooid ten aanzien van optimale isolatie en benutting van rest- en bodemwarmte.

In de bodem bevindt zich op een aantal locaties nog verontreiniging, die waar nodig gesaneerd zal worden voorafgaand aan de uitvoering van het desbetreffende project.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling ten aanzien van zuinig ruimtegebruik, ruimtelijke invulling en sociale, economische en ecologische aspecten kan als uitermate positief worden gekwalificeerd. De milieubelasting blijft beperkt, terwijl uitvoerig aandacht wordt geschonken aan ecologie, groen en

water. De conclusie is dan ook dat de leefomgevingskwaliteit als geheel verbetert.

5.6 Groninger Kwaliteitsbeleid en Politiekeurmerk

Het kwaliteitsbeleid met betrekking tot het wonen in de gemeente Groningen is vastgelegd in de nota Groninger Woonkwaliteit (GWk), zoals vastgesteld door de raad in 2003 en onlangs geëvalueerd en opnieuw vastgesteld. Het GWk-beleid richt zich behalve op levensloopbestendigheid en toegankelijkheid ook op duurzaamheid, veiligheid en gezondheid. Veiligheidseisen komen tevens voort uit een convenant Politiekeurmerk Veilig Wonen, dat de gemeente Groningen heeft afgesloten met de politie en het Openbaar Ministerie. Voor het GWk-beleid is er samen met ontwikkelaars, corporaties, belangengroeperingen en gemeente een pakket aan maatregelen ontwikkeld. Weer hebben bijna alle ontwikkelaars en corporaties op 5 juni 2008 de intentieovereenkomst GWk2 ondertekend.

De bedoeling is om de woningen aan het GWk te laten voldoen. Tijdens het voorbereidingstraject wordt een Gwk-advies opgesteld en de bouwaanvragen en de bouw zullen steeksproefsgewijs getoetst worden.

5.7 Fietsparagraaf

Het verkeersconcept (paragraaf 4.5) bevat een toelichting op het verkeersbeleid inclusief het fietsbeleid. Hierna wordt nog eens afzonderlijk ingegaan op het beleid ten aanzien van het fietsverkeer.

Voor de verlegging van de Antonius Deusinglaan, c.q. de aanleg van de Vrydemalaan, is gekozen om het UMCG en de RuG de nodige ontwikkelingsruimte te kunnen geven, zodanig dat het UMCG-/ RuG-terrein niet wordt doorsneden door een weg. Dit betekent een wijziging voor het fietsverkeer.

Het fietsverkeer in dit deel van het plangebied heeft een herkomst of bestemming in het noordoosten van de stad. Dit is een groot voedingsgebied (Korrewegwijk, de Held, Beijum). Een groot deel van de fietsersstroom naar de binnenstad gaat via de Korreweg en ook een aanzienlijk deel gaat via de Kapteynbrug om vervolgens via de Antonius Deusinglaan naar de binnenstad te rijden.

De gemeenteraad heeft zich er voor uitgesproken dat er een fietsroute mogelijk blijft via de (voormalige) Antonius Deusinglaan. In de plannen is daar rekening mee gehouden. Fietsers kunnen deze route blijven gebruiken om bij de gebouwen op het UMCG-RuG-terrein te komen en ook om bijvoorbeeld op de Grote Markt uit te komen. Vanwege gewenste bouwontwikkelingen, de noordentree tot het UMCG-terrein (Vrydemalaan) en publieke functies aan een plein in de omgeving van Bloemsingel 1 is de route niet geheel rechtstreeks.

Dit plan biedt een uitbreiding en een grotere variatie aan fietsroutes. Er wordt een nieuwe hoofdfietsroute gerealiseerd, namelijk op de nieuwe Vrydemalaan, die iets ten noorden van de Antonius Deusinglaan is geprojecteerd. Naar verwachting wordt die route in 2010 gerealiseerd; hoe deze er exact uit zal komen te zien, betreft een inrichtingsmaatregel, die valt buiten het kader van dit bestemmingsplan. Voor fietsers geeft de route via de Vrydemalaan eveneens een rechtstreekse verbinding met de binnenstad. De route gaat via het Gasfabriekterrein en sluit aan op tenminste drie bruggen: de Ebbingebrug, de Boteringebrug en de Kijk in 't Jatbrug die elk een eigen deel van de binnenstad ontsluiten. Tevens is het mogelijk vanaf de Vrydemaweg via de Bloemsingel en de W.A.Scholtenstraat de Grote Markt te bereiken. Parallel aan de route over de Vrydemalaan is er ook nog een aantrekkelijke fietsroute langs het water van het Oosterhamrikkanaal.

Het UMCG heeft op het eigen terrein in aansluiting op bestaande en nieuwe fietsroutes een aantal hoogwaardige stallingsvoorzieningen gerealiseerd voor zowel personeel, studenten als bezoekers.

5.8 Kabels en leidingen

Bestaande situatie
Onder de Antonius Deusinglaan, onder de Bloemsingel, langs het Oosterhamrikkanaal en langs het Wouter van Doeverenplein ligt ondergrondse infrastructuur die voor de directe omgeving, de binnenstad en het UMCG van groot belang is. Onder de Antonius Deusinglaan en onder de Bloemsingel liggen rioolleidingen, gas-, electra- en waterleidingen, alsmede telecom en CAI-leidingen. Langs het Oosterhamrikkanaal en langs het Wouter van Doeverenplein liggen onder andere leidingen voor hogedrukgas, telecom en electra.

Nieuwe situatie
De bestaande Antonius Deusinglaan wordt volledig overbouwd door het UMCG. Dit houdt in dat alle daar aanwezige kabels en leidingen (inclusief moerriool) moeten worden verlegd naar een leidingtracé langs het nieuw aan te leggen wegtracé over het Bodenterrein en langs de Bloemsingel.

Het bestaande leidingtracé langs het Wouter van Doeverenplein en het Oosterhamrikkanaal dient te worden gehandhaafd in verband met de aanwezigheid van een hogedrukgasleiding en hoogspanningskabels.

Plankaart en regels
Vanwege het ruimtelijk belang van de gas- en hoogspanningsleiding zijn deze op de plankaart opgenomen en voorzien van voorschriften. De hogedrukgasleiding heeft een druk van 8 bar; de afstand vanaf de weerszijden van de zijkant van deze leiding dient minimaal 3,5 meter te bedragen. De hoogspanningsleiding betreft een 110kV-hoogspanningskabel; de afstand vanaf de weerszijden van de kabel dient minimaal 2,5 meter te bedragen.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Algemeen

Het voorliggend bestemmingsplan Bodenterrein-UMCG voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke Ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht bouwvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.
Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens ontheffingen opgenomen, alsmede een wijzigingsbevoegdheid naar Wonen respectievelijk Woondoeleinden voor de bestemming Gemengd (zie verder in paragraaf 6.3.1 onder artikel 4). Tevens is een wijzigingsbevoegdheid voor bouwvlakken in de bestemming Maatschappelijk opgenomen, omdat het niet is uitgesloten dat ten gevolge van bijvoorbeeld snelle medische ontwikkelingen bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de kaart nieuwe bouwvlakken moeten worden aangegeven.
De wijzigingsbevoegdheid voor de bestemming 'Waarde - Archeologie' heeft ten doel deze bestemming van de kaart te verwijderen, indien ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 en 'Strakke Plannen, Handboek Bestemmingsplannen Gemeente Groningen'. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming: een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en voorts zonodig nadere eisen, ontheffing van de bouwregels, gebruiksregels en ontheffing van de gebruiksregels. Het bestemmings- plan is digitaal gemaakt. Het is raadpleegbaar via het internet (bestemmingsplannen.groningen.nl).

Het bestemmingsplan kent 6 (enkelvoudige) bestemmingen, alsmede 4 dubbelbestemmingen. Een toelichting op deze bestemmingen is gegeven in paragraaf 6.3.

6.2 Geldende bestemmingsplannen en overige regelingen

In het plangebied vigeren momenteel de onderstaande bestemmingsplannen. Deze worden geheel of gedeeltelijk door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.

Nr. Bestemmingsplan Vastgesteld Goedgekeurd

233   Binnenstad Groningen a t/m t   6-2-1978 32   24-04-1979 12078/17/1D 2e afd.    
358   Korrewegwijk/de Hoogte   24-03-1993   26-10-1993 93/7543/43 Kroon 04-04-1995    
380   Oostersingel oostzijde   13-09-1995   16-04-1996 (beroep ingetrokken)    
412   CiGa   27-06-2001   22-01-2002   12-02-2003  

Naast de hiervoor genoemde (bestemmings)plannen geldt voor het plangebied momenteel een aantal aanvullende en uniforme voorschriften. Deze worden eveneens meegenomen en daarmee vervangen door het voorliggend bestemmingsplan. Het betreft onderstaande regelingen.

Nr. (bestemmings)plan Vastgesteld Goedgekeurd

  Aanvullende voorschriften
gebruik  
25-07-1994   20-10-1994    
413   Uniforme voorschriften prostitutiebedrijven   28-03-2001, nr. 5a   25-06-2001   31-08-2001  
387   Uniforme voorschriften Openbaar vaarwater   29-5-1997 nr. 5n   25-08-1997 nr. 97/09203/1RRB   20-11-1997  

6.3 Geconsolideerde versie

Zoals in paragraaf 1.2 al is aangegeven is dit de geconsolideerde versie van het bestemmingsplan Bodenterrein - UMCG. In deze geconsolideerde versie zijn de wijzigingen uit drie facetbestemmingsplannen verwerkt in één doorlopende tekst:

- Woningsplitsing, vastgesteld op 23 april 2014

- Facetherziening parkeren, vastgesteld op 8 juni 2016

- Herziening bestemmingsregels wonen, vastgesteld op 19 april 2017 (alleen voor de bestemming Gemengd ten noorden van het oosterhamrikkanaal).


Hoewel deze geconsolideerde versie bedoeld is om geraadpleegd te kunnen worden als integrale regeling, is zij als zodanig niet door de raad vastgesteld en heeft dan ook geen zelfstandige rechtskracht. De in de consolidatie samengebrachte bepalingen ontlenen hun rechtskracht enkel en alleen aan hun oorspronkelijke vaststelling. Waar bepalingen in de geconsolideerde versie onverhoopt mochten afwijken van de formeel vastgestelde versie, gelden de formeel vastgestelde bepalingen.

Deze consolidatie brengt geen verandering in per plan geldende peilmomenten voor bestaande situaties en overgangssituaties. Daarom moet, waar in regels verwezen wordt naar peilmomenten en bestaande situaties, steeds gekeken worden naar de peildata van het plan waarin de in het geding zijnde regel zijn oorsprong vindt (Bodenterrein - UMCG, Woningsplitsing, Facetherziening parkeren of Herziening bestemmingsregels wonen).

6.4 Toelichting op de artikelen

6.4.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels
Waar nodig zijn in deze geconsolideerde versie begrippen uit de facetherzieningen ingevoegd, waarbij vanwege technische beperkingen de oorspronkelijke nummering soms niet kon worden aangehouden.

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Additionele voorzieningen
In artikel 1 van de voorschriften (begripsomschrijvingen) wordt omschreven wat onder additionele voorzieningen moet worden verstaan. Duidelijk is dat deze voorzieningen zijn gekoppeld aan een bestemming of functie en een ondergeschikte en ondersteunende positie innemen ten opzichte van de volgens deze bestemming toegelaten functies. Per bestemming kunnen zij dus variëren. Mede daarom is het niet mogelijk en gewenst om een uitputtende opsomming te geven van wat onder additionele voorzieningen moet worden verstaan.

Onder horeca als additionele voorziening vallen bijvoorbeeld bedrijfskantines. Het betreft inrichtingen, waarbij het doel van het bezoek in hoofdzaak is gericht op andere activiteiten dan consumptie, en waarbij de horecafunctie uitsluitend in relatie met die andere activiteiten voorkomt. Te denken valt aan de activiteiten van het UMCG en de RuG.

Vloerindex
In artikel 1 is een definitie gegeven van het begrip vloerindex. De vloerindex is opgenomen in het voorschrift voor een bedrijvengebiedje aan de Oosterhamrikkade Noordzijde. Met het volgende rekenvoorbeeld kan het begrip worden toegelicht.

Gesteld, dat het te bebouwen oppervlak van een perceel 1000 m² bedraagt, waarvan krachtens het ter plaatse geldende bebouwingspercentage 60 % mag worden bebouwd, terwijl voorts het aantal bouwlagen is bepaald op 1-3 en de vloerindex 1,2 bedraagt, dan is het volgende op te merken.

Het maximaal te realiseren vloeroppervlak bedraagt in dit voorbeeld 1,2 x 1000 = 1200 m² . Aangezien een bebouwingspercentage van 60 geldt, mag dit vloeroppervlak niet meer dan 600 m² (60% van 1000 m²) op de begane grond worden verwezenlijkt. Er doet zich nu een aantal keuzemogelijkheden voor, waarvan de twee uitersten zijn:

1. maximalisatie van bebouwingspercentages en vloeroppervlak;

2. maximalisatie van het aantal bouwlagen en vloeroppervlak.

Bij de eerste mogelijkheid kan 600 m² van het beschikbare terreinoppervlak voor bebouwing worden benut, waarbij de resterende toegestane vloeroppervlakte (eveneens 600 m² ) in de vorm van een tweede bouwlaag verwezenlijkt kan worden.

Bij mogelijkheid 2 betekent dit, dat het toegestane vloeroppervlak van 1200 m² ondergebracht kan worden in drie bouwlagen van elk 400 m² vloeroppervlak.

Het spreekt voor zich, dat naast de hiervoor genoemde keuzemogelijkheden nog tal van tussenoplossingen mogelijk zijn, mits de vloerindex maar niet wordt overschreden. Nog los van het feit dat niet per se het toegestane vloeroppervlak ook inderdaad behoeft te worden benut, is het zeer wel denkbaar op de verdiepingen een kleiner vloeroppervlak te realiseren dan op de begane grond.

Bestemmingsregels
Onderstaande tekst is in deze geconsolideerde versie aangepast ten opzichte van het oorspronkelijk vastgestelde plan.

In de bestemmingsomschrijving van de bestemming Gemengd is de functie 'wonen' vervangen door 'woningen', waarbij een woning wordt gedefinieerd als 'een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden'. Daarmee wordt bereikt dat alleen duurzame vormen van huishoudens zijn toegestaan. Kamerverhuur valt daar niet onder. Een huishouden wordt namelijk gedefinieerd als 'persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur'. De oppervlakte van nieuwe woningen moet tenminste 50 m² zijn.
Bestaande kamerverhuur blijft uiteraard wel toegestaan. Als peildatum voor 'bestaand' geldt het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Herziening bestemmingsregels wonen. In de bestemmingsomschrijving van de bestemmingsplannen is opgenomen dat onzelfstandige kamerverhuurpanden mogen worden omgezet in zelfstandige woningen, mits de oppervlakte daarvan minimaal 24 m2 bedraagt en het aantal huishoudens in het pand afneemt.
De gebruiksregels zijn overeenkomstig bovenstaande aangepast: gebruik voor nieuwe kamerverhuur of bewoning anders dan door een huishouden is niet meer toegestaan.
Nieuwe kamerverhuur kan uitsluitend mogelijk worden gemaakt via een buitenplanse afwijking van de gebruiksregels. Hierbij hanteren we de omgevingstoets. Die is vervat in beleidsregels met betrekking tot onttrekkingsvergunningen en woningvorming die zijn opgesteld ter uitvoering van de gemeentelijke huisvestingsverordening. In artikel 16 van dit bestemmingsplan wordt naar de omgevingstoets in deze beleidsregels verwezen.
De algemene ontheffings- , vrijstellings- of afwijkingsbevoegdheden zijn aangevuld. Aan de algemene regel dat het college de bevoegdheid heeft om met 10% van de voorgeschreven maten af te wijken is toegevoegd dat de afwijking maximaal 1 meter mag zijn en niet mag worden toegepast ten behoeve van een extra bouwlaag.


Artikel 4. Bestemming Gemengd
De bestemming Gemengd kent een diversiteit aan gebieden.

De locatie aan de Oosterhamrikkade Noordzijde behoudt de bebouwingseisen volgens het vigerende bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders kunnen na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid de bestemming Gemengd wijzigen naar de bestemming Woongebied. Vooralsnog is dit niet aan de orde, omdat het gebied om volkshuisvestelijke redenen pas in een later stadium zal worden ontwikkeld. Bovendien is de gewenste ontwikkeling van het gebied als één geheel nog niet mogelijk, omdat het verschillende eigenaren kent.
In deze geconsolideerde versie zijn, als gevolg van het bestemmingsplan Herziening bestemmingsregels wonen, de regels voor deze locatie aangepast. Voor de overige locaties met de bestemming Gemengd geldt het bestemmingsplan Herziening bestemmingsregels wonen niet.

Het gebied direct ten zuiden van het Oosterhamrikkanaal is wel een ontwikkelingsgebied, dat een woonfunctie krijgt met op de begane grond een diversiteit aan stedelijke functies. Echter, na een ontheffing is het ook mogelijk dat één of meer bouwblokken bijvoorbeeld een onderwijs- of kantoorfunctie krijgt/ krijgen.

Voor de locatie aan het Wouter van Doeverenplein waar na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een woontoren is toegestaan is deze bevoegdheid opgenomen, omdat een dergelijke ontwikkeling weliswaar stedenbouwkundig wenselijk is, maar op dit moment nog onvoldoende is uitkristalliseerd.

Het gebied ten zuiden van het Hanzeplein kent naast de functie wonen enkele grootschalige, aan de gezondheidszorg gerelateerde functies, zoals de GGD, een Arbo-kantoor en een apotheek.

Binnen de bestemming Gemengd is detailhandel op de begane grond toegestaan. Echter, een supermarkt, detailhandel in volumineuze goederen inclusief grootschalige detailhandel in meubels en woninginrichting, detailhandel in motorbrandstoffen, bouwmarkten en tuincentra zijn uitgesloten.

Een (volwaardige) supermarkt moet op grond van het gemeentelijk gdv-/pdv-beleid ('de Nota detailhandel en leisure') in het centrum van een stad, wijk of buurt of in een winkelstrip worden gevestigd.

Detailhandel in volumineuze goederen, bouwmarkten, tuincentra en detailhandel in motorbrandstoffen zijn ongewenst, omdat zij naar hun aard niet passen in deze centrumstedelijke omgeving. Voor grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting geldt voorts dat deze zich op grond van gemeentelijk beleid dient te vestigen in de binnenstad of op het Meubelplein, echter met uitzondering van Ikea en Vos.

Binnen de bestemming is een ontheffing voor horeca mogelijk. Maximaal twee horecavestigingen in de vorm van horeca-1, horeca-2 en/of horeca-3 zijn toegestaan van samen 250 m2 bruto vloeroppervlakte. Dit betekent dat zich, in plaats van twee kleine vestigingen, ook één horecagelegenheid kan vestigen van maximaal 250 m2 bruto vloeroppervlakte.

Artikel 5. Bestemming Groen
In dit bestemmingsplan is het groen, dat van belang is in verband met het beschermd stadsgezicht Petrus Campersingel/S.S.Rosensteinlaan en de (te ontwikkelen) ecologische verbinding aan het Oosterhamrikkanaal, als Groen bestemd.

Artikel 6. Bestemming Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk is gelegd op het medisch complex UMCG. Het complex bevat een groot aantal voorzieningen: het academisch ziekenhuis met een zorgaanbod, wetenschappelijk onderwijs en onderzoek.

Binnen de bestemming zijn onder meer detailhandel en horeca toegestaan ter ondersteuning van de ziekenhuisfunctie. Detailhandel en horeca zijn voorts van belang als stedelijke functies aan het nieuwe plein op de knoop tussen de centrale UMCG-RuG-zone en de nieuwe noordentree. Hierdoor wordt deze nieuwe openbare ruimte als onderdeel van het netwerk van de stad benadrukt.

Voor de niet toegestane vormen van detailhandel: zie hierboven onder de toelichting op de bestemming Gemengd. Het verschil met de bestemming Gemengd wat betreft de aard van de toegestane detailhandel is, dat binnen de bestemming Maatschappelijk een (bestaande) supermarkt is toegestaan. Deze heeft een functie voor patiënten en personeel, maar ook voor bijvoorbeeld bezoekers. Aan de noordzijde van het ziekenhuiscomplex zal om dezelfde reden tevens een kleine supermarkt na een ontheffing kunnen worden toegestaan.

In de bouwregels is opgenomen dat in de zone ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' voldoende ruimte dient te worden gereserveerd dan wel behouden ten behoeve van een langzaam-verkeersroute (lid 6.2.2). Dit wil zeggen: niet de hele zone behoeft te worden vrijgehouden van bebouwing, maar uitsluitend voor zover nodig, en uitsluitend op de begane grond. Zo is bijvoorbeeld ook een onderdoorgang mogelijk.

Artikel 7. Bestemming Verkeer
De bestemming Verkeer betreft vrijwel alle wegen en straten in het plangebied. De wegen en straten binnen de bestemming Maatschappelijk behoren tot het UMCG-RuG-complex.

Artikel 8. Bestemming Water
De bestemming Water betreft het water langs de Petrus Campersingel en het westelijke deel van het Oosterhamrikkanaal. Woon- en bedrijfsschepen zijn in het plangebied niet toegestaan. Dit met uitzondering van de bestaande CiBoGaboot, die momenteel onder andere een expositie-, vergader- en kantoorfunctie heeft.

Artikel 9. Bestemming Wonen
De bestemming Wonen is gelegd op de locatie van een reeds gerealiseerde woonflat aan de Petrus Campersingel.

Artikel 10 en 11. De bestemmingen Leiding-gas en Leiding-hoogspanning
De artikelen 10 en 11 betreffen de dubbelbestemmingen Leiding - gas en Leiding - hoogspanning. waarbinnen de leidingstroken in het plangebied worden geregeld. Om de leidingen te beschermen moet een minimum afstand voor het bouwen in acht worden genomen. Dit wordt geregeld door middel van voorschriften en door leidingzones aangegeven op de plankaart.

Artikel 12. Bestemming Waarde - Archeologie 2
De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 heeft ten doel mogelijke archeologische waarden te beschermen. De bestemming ligt in het westelijk deel van het plangebied.

Voor het UMCG-terrein geldt dat voor alle graafwerk, dat dieper reikt dan 1,5 m - NAP en waarbij de zandondergrond wordt geraakt, er voorafgaand aan het graafwerk archeologisch vooronderzoek dient te worden uitgevoerd.

Artikel 13. Bestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht
Het voorliggend bestemmingsplan biedt bescherming aan het beschermd stadsgezicht Petrus Campersingel/ S.S.Rosensteinlaan. De begrenzing van het beschermd stadsgezicht is aangegeven op de plankaart.

Doel van de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is om de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing, voor zover deze het plangebied betreft, beoogt het behoud van de ruimtelijke structuren, van de beeldkwaliteit van de bebouwing in en aan de openbare ruimte en van de belangrijke groene open ruimtes. De bescherming zal plaatsvinden door middel van bouwplantoetsing en de inrichting van de openbare ruimte.

In het voorliggend bestemmingsplan is de bescherming geregeld door ter plaatse de bestemmingen Water, Groen en Verkeer te leggen; een klein strookje van het beschermd stadsgezicht valt over de bestemming Maatschappelijk. Daarnaast is de Welstandsnota van belang. Specifiek voor het beschermd stadsgezicht is bovendien artikel 13 opgenomen. Dit artikel biedt extra bescherming door middel van een aanlegvergunningstelsel voor de bestemming Groen.

Algemene regels
Artikel 14. Anti-dubbeltelbepaling
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt in een bouwvergunningstoets en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 15. Parkeren
In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Artikel 16. Verwijzing naar beleidsregels
Op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a van het Besluit ruimtelijke ordening is het mogelijk om in een bestemmingsplan te verwijzen naar beleidsregels. Daarmee kan een zekere mate van flexibiliteit worden ingebouwd in een bestemmingsplan: beleidswijzigingen die worden aangebracht in beleidsregels werken dan door in het bestemmingsplan, zonder dat het bestemmingsplan moet worden gewijzigd.
Ten aanzien van kamerverhuur en woningvorming hebben burgemeester en wethouders in juli 2015 beleidsregels vastgesteld, met onder andere de omgevingstoets die eerder in deze toelichting is genoemd. Die wordt toegepast bij het toetsen van aanvragen om (binnenplanse) afwijking van het bestemmingsplan voor het realiseren van kamerverhuurpanden en zelfstandige kamers. Met dit artikel 20 wordt de koppeling gelegd met deze beleidsregels. Bij eventuele aanpassing van de beleidsregels verwijst dit artikel naar die aangepaste beleidsregels.

Artikel 17. Algemene ontheffingsregels
Dit artikel bevat enkele ontheffingsbepalingen, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18. Strafbepaling
In dit artikel wordt de overtreding van het in een aantal bestemmingsbepalingen neergelegde verbod om zonder aanlegvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren aangeduid als een strafbaar feit. Dit is nodig, omdat artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten ten aanzien van een overtreding van artikel 3.3. van de Wet ruimtelijke ordening een expliciete strafbaarstelling in het bestemmingsplan eist.

Artikel 19. Overgangsrecht
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 20. Slotregel
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

Algemeen
Algemeen gebruiksverbod
Dit bestemmingsplan bevat geen algemeen gebruiksverbod. Artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening voorziet hierin thans. Deze gebruiksbepaling heeft rechtstreekse werking.

Het volledige artikel luidt:
Artikel 7.10

  • 1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met een bestemmingsplan, een projectbesluit daaronder begrepen, een beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40, 3.41 of 3.42, een voorbereidingsbesluit voor zover hierbij toepassing is gegeven aan het derde of vierde lid, een provinciale verordening of een algemene maatregel van bestuur, voor zover hierbij toepassing is gegeven aan artikel 4.1, derde of vijfde lid, onderscheidenlijk 4.3, derde of vierde lid, of een aanwijzing voor zover hierbij toepassing is gegeven aan artikel 4.2, derde lid, onderscheidenlijk 4.4, derde lid.
  • 2. Een gedraging in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een krachtens deze wet verleende vergunning of ontheffing is verboden.
  • 3. Overtreding van een verbod als bedoeld in het eerste of tweede lid is een strafbaar feit.

Het derde lid stelt de overtreding van het algemene gebruiksverbod strafbaar. Ook deze strafbepaling hoeft dus niet meer in het bestemmingsplan te worden opgenomen. Volgens artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten zijn overtredingen van regels, gesteld bij of krachtens artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, economisch delicten. Overtredingen van regels, gesteld bij of krachtens artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening, zijn in dit artikel eveneens aangemerkt als economische delicten, echter 'voor zover aangeduid als strafbare feiten'. Met het oog daarop voorziet, zoals hierboven al werd opgemerkt, artikel 18 in strafbaarstelling van het in het bestemmingsplan opgenomen verbod om zonder aanlegvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren.

Interpretatieve gebruiksbepalingen
Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden. Het algemeen gebruiksverbod zelf is opgenomen in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening (zie hierboven onder algemeen gebruiksverbod).

Wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht  
Dit bestemmingsplan bevat geen algemene procedureregels voor wijzigings- en uitwerkingsplannen. De procedure hiervoor is nu voorgeschreven in artikel 3.6 onder 5 van de Wet ruimtelijke ordening en heeft rechtstreekse werking. Dit artikel regelt dat deze procedure de weg moet volgen die is voorgeschreven in artikel 3.4 Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent een terinzagelegging van 6 weken, gedurende welke zienswijzen kunnen worden ingediend. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens binnen 8 weken over de vaststelling van het uitwerkings- of wijzigingsplan.

6.4.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning is geen ontheffing nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

In de definitie van een aan huis verbonden beroep (artikel 1 van de voorschriften) worden seksinrichtingen uitgesloten. Zij zijn op grond van gemeentelijk beleid beperkt tot een beperkt aantal locaties binnen de gemeente, allen gelegen buiten het plangebied. Zij zijn daarom binnen het plangebied niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid /exploitatie

Het bestemmingsplan UMCG/Bodenterrein betreft het ziekenhuiscomplex, het ten noorden daarvan gelegen Bodenterrein, een locatie ten noorden van het Oosterhamrikkanaal en het gebied ten zuiden van het Hanzeplein.

Het Bodenterrein en de locatie ten noorden van het Oosterhamrikkanaal maken deel uit van de herontwikkeling van een groot gebied in het noordoostelijk deel van de binnenstad: het CiBoGa-project. Al eerder is voor een deel van het CiBoGagebied het bestemmingsplan “CiGa” vastgesteld. In het voorliggend bestemmingsplan is het resterend deel van het CiBoGa-gebied meegenomen.

Het Bodenterrein en de Vrydemalaan zijn in gemeentelijk eigendom.

Het gebied ten noorden van het Oosterhamrikkanaal behoudt de vigerende bestemmingsplanregeling en kan pas worden ontwikkeld na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Ook voor het gebied ten zuiden van het Hanzeplein zijn geen nieuwe ontwikkelingen geprojecteerd.

Het plangebied wordt ontwikkeld door enerzijds het UMCG die globaal de uitbreiding ten zuiden van de omgelegde Antonius Deusinglaan voor zijn rekening neemt en anderzijds door de gemeente die globaal de omgelegde Antonius Deusinglaan en ontwikkelingen tussen deze nieuwe weg en het Oosterhamrikkanaal voor haar rekening neemt. De kosten en opbrengsten die dit voor de gemeente met zich meebrengt, zijn ondergebracht in de geactualiseerde grondexploitatie CiBoGa 2008 die in december 2008 door de raad is geaccordeerd. Deze exploitatie is in zijn geheel economisch uitvoerbaar. Eind 2009 is een herziene exploitatie in procedure gebracht, welke in februari/maart 2010 door de raad wordt behandeld; ook deze herziening is economisch uitvoerbaar. De kosten worden door de opbrengsten gedekt. De kosten bestaan uit verwerving, sloop, bouw- en woonrijp maken, groen en bijkomende kosten als voorbereiding en toezicht, planontwikkeling en financieringskosten. De opbrengsten bestaan uit subsidies, eigen gemeentelijke bijdragen en uitgifte van grond voor met name de ontwikkelingen van het UMCG en voor woningbouw langs het Oosterhamrikkanaal. Daarnaast doet het UMCG een bijdrage in de aanleg van de infrastructuur. Met het UMCG is een anterieure overeenkomst gesloten.

Nagegaan is of het op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de daarin opgenomen regeling omtrent grondexploitatie noodzakelijk is een exploitatieplan aan het bestemmingsplan toe te voegen. Een dergelijk plan wordt tezamen met het bestemmingplan door de raad vastgesteld en bevat een verantwoording van de wijze, waarop de kosten van een ontwikkeling verzekerd zijn. Daarnaast kan een exploitatieplan inrichtingseisen voor de ontwikkeling bevatten.

Een exploitatieplan is niet nodig als ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan een exploitatieovereenkomst is gesloten met de ontwikkelaar of als het gaat om gronden die in eigendom zijn van de gemeente of waarvoor er reeds een bouwvergunning is afgegeven danwel waarvoor een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan is opgenomen.

In afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatie) is geregeld dat een exploitatieplan ten behoeve van een ontwikkelingen die door middel van een wijzigingsbevoegheid worden mogelijk gemaakt pas ten tijde van de wijziging van de bestemming hoeft worden vastgesteld.

Het is op grond van het vorenstaande niet nodig dat de raad bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt.

Hoofdstuk 8 Participatie en overleg

8.1 Participatie

Gedurende de periode voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan is tweemaal een informatieavond georganiseerd in de CiBoGa-boot, waar diverse bewonersorganisaties rondom het CiBoGa-gebied over de inhoudelijke voortgang zijn geïnformeerd. Het betrof bewoners- vertegenwoordigingen van de Oosterparkwijk, de Korrewegwijk, Binnenstad-Oost en het Ebbingekwartier.

Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening door middel van een kennisgeving van het voornemen tot het maken van het voorliggend bestemmingsplan op 4 maart 2009. Gezien het stadium waarin het plan op dat moment verkeerde, zijn toen geen stukken ter inzage gelegd, is toen evenmin gelegenheid geboden zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen en zijn onafhankelijke instanties niet in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het voornemen.

Over het voorontwerp-bestemmingsplan is overleg gepleegd in het Bestuurlijk Overleg UMCG, RuG en gemeente.

8.2 Inspraak

De inspraakperiode van vier weken is van start gegaan op 27 augustus 2009 na een advertentie in de Gezinsbode.

Mondelinge inspraak was mogelijk op 15 september 2009 tijdens een inspraakbijeenkomst in de Faculteit der Medische Wetenschappen, Antonius Deusinglaan 1 te Groningen. Op deze bijeenkomst hebben 22 belangstellenden de presentielijst getekend.

De mondelinge inspraakreacties betreffen in hoofdzaak de in het bestemmingsplan voorgestelde verkeerssituatie, de in het bestemmingsplan toegestane bouwhoogten en de locatie tussen de achterzijde C.H.Petersstraat en de Oosterhamrikkade.

Bij de voorgestelde verkeerssituatie zijn er met name zorgen en wensen betreffende het verkeer op de Petrus Campersingel, de gevolgen van het verleggen van de Antonius Deusinglaan, de verbinding tussen de Petrus Campersingel en het centrale deel van het UMCG-terrein over De Wetering en de knip. Voorts zijn er zorgen over de fietsverbinding over het UMCG-terrein ter plaatse van de huidige Antonius Deusinglaan.

Gedurende de inspraakperiode zijn 8 schriftelijke inspraakreacties ingediend, namelijk van:

  • 1. het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), postbus 30.001, 9700 RB Groningen;
  • 2. de Rijksuniversiteit Groningen (RuG), postbus 72, 9700 AB Groningen;
  • 3. een bewoner aan de Petrus Campersingel;
  • 4. een bewoner aan de Petrus Campersingel;
  • 5. 2 bewoners aan de C.H.Petersstraat, mede namens 53 bewoners aan de C.H.Petersstraat, de J.C.Kapteynlaan, de Oosterhamrikkade en het Eyssoniusplein;
    5a. 2 bewoners aan de C.H.Petersstraat;
  • 6. een bewoner aan de Oosterhamrikkade;
  • 7. de Fietsersbond, Zwanebloemstraat 15, 9731 CH Groningen.

De schriftelijke inspraakreacties betreffen deels dezelfde punten als die tijdens de inspraakbijeenkomst zijn genoemd. Het gaat in hoofdzaak om de volgende punten.

Inspraakreactie UMCG

Het UMCG verzoekt het aantal doorzichten langs de Petrus Campersingel /S.S.Rosensteinlaan op 4 te stellen en hier het maximale bebouwingspercentage te verhogen en de minimum bouwhoogte te schrappen. Voorts vraagt het UMCG zich af of het maximum bebouwingspercentage langs de Oostersingel realistisch is, gezien de huidige en toekomstige bebouwing.

Gemeentelijke reactie

  • Het voorontwerp-bestemmingsplan was gebaseerd op tekeningen van het stedenbouwkundig plan, die voor de koppen aan de Petrus Campersingel een hoogte van 4 bouwlagen aangaven. Dit resulteerde in een minimumhoogte van 17 meter. Gezien het uitgangspunt dat de bebouwingsblokken van het UMCG langs de Petrus Campersingel de schaalsprong moeten maken tussen UMCG en Oosterparkwijk, is een afwezige of lagere minimumbebouwingshoogte inderdaad wenselijk. De plankaart is hierop voor de meeste bouwblokken aangepast. Uitsluitend een verlaging van de bouwhoogte zou met zich meebrengen dat het gewenste brutovloeroppervlak niet kan worden gehaald. Daarom is een hoger bebouwingspercentage toegestaan. Op de plankaart is het bebouwingspercentage verhoogd.
  • De bouwhoogte aan de rand van de Vrydemalaan is niet aangepast, vanwege de gewenste overgang naar de bestaande stad. (N.B.De benaming Vrydemaweg is hier en hierna achteraf vervangen door de benaming Vrydemalaan, vanwege het overeenkomstige voorstel van de straatnamencommissie van de gemeente.)
  • Het bestemmingsplan is een vertaling van het ruimtelijke concept dat ten grondslag heeft gelegen aan het stedenbouwkundig plan en vervolgens dit bestemmingsplan. De zone langs de Oostersingel bestaat uit een groene zone met daarin paviljoenachtige gebouwen naast de monumentale bebouwing van de oude hoofdentree. Deze zone vormt de overgang tussen de grote schaal van de centrale zone (ruggengraat) van het UMCG en de kleine schaal van de bestaande wijk Binnenstad-Oost. Het bebouwingspercentage in deze zone is gemaximaliseerd op 30%.
    Het bestaande bebouwingpercentage is 25%, zodat voor extra bebouwing in deze zone nog 5% resteert. Daarnaast is in uitzonderlijke gevallen een ontheffing mogelijk. De bebouwingsmogelijkheden in deze zone zijn dan ook meer dan voldoende om ook toekomstige bebouwing mogelijk te maken.

Inspraakreactie RuG

De RuG verzoekt de bouwhoogten op een aantal plekken te verhogen en het bebouwingspercentage op de hoek Bloemsingel-Vrydemalaan te verlagen.

Gemeentelijke reactie

Naar aanleiding van de inspraakreactie van de RuG heeft de gemeente de bouwhoogtes van de voormalige Vrouwenkliniek en het gebouw van tandheelkunde en voor het Eribagebouw aangepast, omdat het gaat om bestaande hoogtes danwel de aansluiting daarop; op de plankaart is een maximale bouwhoogte van respectievelijk 60 meter en 36 meter opgenomen, conform het verzoek. Het bebouwingspercentage op de hoek Bloemsingel-Vrydemalaan is verlaagd van 100% naar 30% om het behoud van de groene strook te waarborgen. De maximale bouwhoogte direct ten zuiden van de Vrydemalaan is niet verhoogd om een goede overgang naar de stad te waarborgen.

Inspraakreactie omwonenden nabij de Petrus Campersingel

  • a. Omwonenden nabij de Petrus Campersingel zijn bezorgd over situatie op de Petrus Campersingel: de verkeers- en parkeerdruk, het gebruik van de in- /uitritten en de extra uitlaatgassen en fijnstof, en het doodlopen van de Vrydemalaan op het CiBoGa-plan.
  • b. Door het verleggen van de Antonius Deusinglaan en door de geplande bebouwing op de noordhoek van het UMCG-terrein en de hoogbouw aan het Wouter van Doeverenplein wordt de betekenis van de Amsterdamse school-architectuur van de Oosterkerk met de Wirtzschool gekleineerd en wordt de stedenbouwkundige, visuele en esthetische verbinding tussen belangrijke delen van de stad geblokkeerd. De opvatting over het 'beschermd stadsgezicht' blijkt hierdoor, en door het massale verkeer, in de praktijk inhoudsloos.

Gemeentelijke reactie

Ad a.

  • Uit het uitgevoerde verkeers-, geluid- en luchtonderzoek blijkt dat de verkeersdruk op de Petrus Campersingel en de S.S. Rosensteinlaan niet ontoelaatbaar toeneemt. De stelling dat nu al het verkeer op de Petrus Campersingel gedurende bijna de hele dag vaststaat, is niet juist. Ook zal de situatie op de singel wat betreft de in-/uitrit niet of nauwelijks veranderen ten gevolge van dit bestemmingsplan; alleen tijdens de bouw, en dan nog zeer incidenteel, zal de ingang aan de Petrus Campersingel gebruikt kunnen worden. Het gaat dus om overlast, die slechts zeer tijdelijk is, doordat tijdens de bouwactiviteiten de noordzijde voor het overgrote deel van de tijd toegankelijk blijft voor verkeer. Ook zal er zal geen sprake zijn van een merkbare toename van trillingen en dus evenmin van schade.
    Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de normen van de Wet geluidhinder niet worden overschreden en uit het luchtonderzoek dat wordt voldaan aan de normen voor de luchtkwaliteit.
  • Vanwege het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid streeft de gemeente ernaar de leefomgevingsomgevingskwaliteit verder te verbeteren.
    In de toekomst zal, buiten het kader van dit bestemmingsplan, maar in het kader van grootonderhoud van een aantal wegen als extra maatregel worden ingezet op de toepassing van geluidarm asfalt, dat de mogelijke geluidstoename als gevolg van verkeer in ieder geval zal voorkomen; er zal zelfs een verbetering van de geluidkwaliteit plaatsvinden. Daarnaast wordt ernaar gestreefd om het laatste deel van de Vrydemalaan en de Bloemsingel in de toekomst in te richten als 30 km-gebied. Dit bevordert tevens het leef- en verblijfsklimaat in het gebied.
  • In het kader van het voorliggend bestemmingsplan is een verkeersstudie uitgevoerd. Hierbij is uitgegaan van een verkeersknip tussen Vrydemalaan en kruising Oostersingel/ W.A.Scholten- straat; vanaf hier is geen doorgaand autoverkeer meer mogelijk richting het stadscentrum. De knip heeft voor het plangebied en het gebied ten westen daarvan (de binnenstad) een positief leefmilieu-effect, doordat het gevolg is, dat er minder geluidbelasting ten gevolge van autoverkeer optreedt.
    Op grond van het verkeerscirculatieplan zullen in de toekomst vanuit de gebieden in de toekomst één of meer knippen nodig zijn voor het verkeer rondom de binnenstad richting Diepenring/stadscentrum. Zij zullen moeten zorgen voor doorstroming en veiligheid en de ring rond de binnenstad wordt rustiger. Op dit moment is over de plekken, waar de knippen zullen moeten komen, nog geen besluitvorming geweest.

Ad b. De gemeente is van mening dat de monumentale Oosterkerk als onderdeel van het beschermde stadgezicht gezien mag worden. De kerk is niet voor niets aangewezen als Rijksmonument. Er is een verschil van opvatting mogelijk ten aanzien van de positie van de kerk in zijn omgeving. Het kerkgebouw komt vanaf de Vrydemalaan pontificaal in beeld. De betekenis van het Beschermd Stadsgezicht wordt gezien de omschrijving in de zogenoemde 'waardering' nergens aangetast.

Inspraakreactie bewoners nabij Oosterhamrikkade-noordzijde

Bewoners nabij het deel van het plangebied aan de Oosterhamrikkade-noordzijde vrezen te intensieve en te hoge bebouwing nabij hun woningen.

Gemeentelijke reactie

Voor de regeling bij recht ten behoeve van dit gebied is dezelfde bebouwingsregeling opgenomen als die op dit moment op grond van het vigerend bestemmingsplan geldt. De reden is dat hier vooralsnog geen ontwikkelingen zijn voorzien.

Inspraakreactie bewoner Oosterhamrikkade

Een bewoner is van mening dat de CiBogaboot moet vervallen of worden voorzien van een einddatum.

Gemeentelijke reactie

Het is wenselijk dat de CiBoGaboot ter plaatse beschikbaar blijft voor openbaar toegankelijke functies, zoals dienstverlening, horeca, ateliers en kleinschalige bedrijvigheid.

Inspraakreactie Fietsersbond

De Fietsersbond mist een fietsparagraaf, wil dat de fietsroute over de Antonius Deusinglaan zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en maakt zich zorgen over de kwaliteit van de nieuwe route.

Gemeentelijke reactie

Naar aanleiding van de reactie van de Fietsersbond is een afzonderlijke fietsparagraaf aan het bestemmingsplan toegevoegd (par. 5.7). Hieruit blijkt dat de kwaliteit van de fietsverbindingen in z'n totaliteit zal verbeteren.

Het verslag van de inspraakbijeenkomst en een uitvoeriger samenvatting van de schriftelijke inspraakreacties en de gemeentelijke reactie hierop zijn als onderdeel van dit bestemmingsplan opgenomen in bijlage 1 bij deze plantoelichting. Op grond van de nieuwste jurisprudentie zijn de toegezonden inspraakreacties niet meer integraal opgenomen in het bestemmingsplan, maar als bijlage bij het Collegebesluit tot tervisielegging van het bestemmingsplan opgenomen.

8.3 Vooroverleg

In het kader van het overleg op grond van artikel 3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorliggende bestemmingsplan toegezonden aan de bij het plan betrokken instanties. De provincie Groningen, de rijksdiensten en de brandweer hebben inhoudelijke opmerkingen gemaakt, die hebben geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.

De provincie

De provincie acht de verwachting gerechtvaardigd dat een ontheffing zal worden verleend van de omgevingsverordening met betrekking tot de in het bestemmingsplan opgenomen woningbouw- mogelijkheden.

De provincie merkt voorts het volgende op. Het verdient aanbeveling de onderzoeken die als basis hebben gediend voor de conclusies met betrekking tot geluid en luchtkwaliteit aan de plantoelichting toe te voegen, evenals de onderzoeken met betrekking tot geluid en luchtkwaliteit als gevolg van de veranderende verkeerssituatie binnen het plangebied. Het plan dient op grond van de provinciale omgevingsverordening een paragraaf over energie en duurzaam ruimtegebruik te bevatten. Ook wordt de gemeente verzocht een paragraaf over de leefomgevingskwaliteit in de plantoelichting op te nemen, alsmede de integrale afweging tussen de milieubelangen onderling en tussen milieubelangen enerzijds en economische, sociale en ruimtelijke belangen anderzijds met de uitkomst van deze afwegingen.

Gemeentelijke reactie

Het plan is overeenkomstig de reactie van de provincie aangepast. In hoofdstuk 4 is een extra paragraaf toegevoegd als toelichting op het verkeersmodel (par. 4.6). In hoofdstuk 5 is uitgebreid ingegaan op: duurzaam ruimtegebruik, waarbij een afweging van keuzes is gegeven (par. 5.5.1), energie (par. 5.5.6) en de leefomgevingskwaliteit, belangenafweging en conclusies (par. 5.5.8).

De gevraagde onderzoeken op het gebied van geluid en luchtkwaliteit behorend bij de verkeers- en de milieuparagraaf zijn als afzonderlijke bijlage bij het bestemmingsplan (in het Bijlagenboek) gevoegd, evenals het uitgevoerde onderzoek, dat als basis heeft gediend voor de conclusies met betrekking tot de geluid- en luchtkwaliteit. Hoofdstuk 1 en de geluidsparagraaf (5.5.2) zijn geactualiseerd en verduidelijkt mede in relatie tot de verkeersknip.

De rijksreactie

De rijksdiensten merken het volgende op:

  • a. Door het plangebied loopt een aardgastransportleiding. Dit is aangegeven in de plantoelichting evenals in de planvoorschriften. In het voorontwerp-bestemmingsplan is niet aangegeven welke eigenschappen aan de leiding zijn verbonden, zodat niet valt na te gaan welke zonering van toepassing is. Verzocht wordt deze informatie en eventuele consequenties alsnog in de toelichting op te nemen.
  • b. De rijksdiensten gaan ervan uit dat het onderzoek naar de veranderende verkeerssituatie in en om het plangebied tijdig is afgerond en inzichtelijk is wat de effecten hiervan zijn en of er nog een geluidsontheffingsprocedure gevolgd moet worden.
  • c. De gemeente wordt geadviseerd om in artikel 14 van de voorschriften ook een aanlegvergunningstelsel op te nemen met betrekking tot het water en het wegprofiel van de Petrus Campersingel / S.S.Rosensteinlaan. In het voorontwerp-plan is dat alleen voor de bestemming 'Groen' gedaan. Het bestemmingsplan kan met inachtneming van dit punt als voldoende beschermend worden aangemerkt.

Gemeentelijke reactie

Ad a. De gasbuisleiding betreft geen hogedruktransportleiding conform de definitie van het Besluit Externe Veiligheid. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid geldt pas vanaf een ontwerpdruk van 16 bar. Dit is hier niet het geval. Echter, gezien het belang van de leiding is de informatie hierover opgenomen in de plantoelichting (in par. 5.8; zie ook paragraaf 8.4 Overige wijzigingen).

Ad b. Het gevraagde onderzoek is opgenomen in de afzonderlijke bijlage bij dit bestemmingsplan (in het Bijlagenboek). Zie ook de gemeentelijke reactie op het vooroverleg met de provincie.

Ad c. Op de plankaart is het wegprofiel van de Petrus Campersingel opgenomen, waaruit blijkt dat er geen plannen zijn ter plaatse van het beschermd stadsgezicht de hoofdstructuur van de inrichting aan te passen; alleen de waterpartij langs de Petrus Campersingel wordt verbreed, mede in verband met de gewenst waterbergingscompensatie. Bescherming wordt voorts gewaarborgd door de toevoeging van een aanlegvergunningstelsel in de bestemmingen Water en Verkeer.

Brandweer

De brandweer adviseert:

a. om in het bestemmingsplan rekening te houden met de noodzaak om met brandweervoertuigen van de ingang ter plaatse van de huidige inrit tegenover huisnummer 247/249 gebruik te kunnen blijven maken;

b. om vanaf de zijde van het ziekenhuisterrein één of meerdere plaatsen te creëren waar een brandweervoertuig direct aan het water een opstelplaats kan krijgen.

Gemeentelijke reactie

Ad a. Het moet inderdaad voor de brandweer mogelijk blijven om van de ingang ter plaatse van de huidige inrit tegenover huisnummer 247/249 gebruik te kunnen blijven maken, zolang er geen alternatieven voorhanden zijn. Mede naar aanleiding van de reactie van de brandweer is de aanduiding 'langzaam verkeer' op de plankaart vervangen door de aanduiding 'verkeer', zodat ook de hulpverleningsdiensten, evenals incidenteel niet-mobiele patiënten, van de toegang halverwege de Petrus Campersingel gebruik kunnen maken.

Ad b. Op de plankaart is rekening gehouden met voldoende ruimte voor opstelplaatsen.

Tussen de gebouwen aan de Petrus Campersingel aan de zijde van het ziekenhuisterrein is direct aan het water halfverharding geprojecteerd, dat door brandweervoertuigen als opstelplaats kan worden gebruikt. Wij zullen het advies bij het UMCG / de RuG onder de aandacht brengen, zodat bij de inrichting en nadere invulling van het terrein voor dit punt voldoende aandacht is.

De overige reacties in het kader van het vooroverleg hebben geen aanleiding gegeven tot aanpassing van het plan. De vooroverlegreacties zijn integraal opgenomen in bijlage 2 bij deze toelichting.

8.4 Overige wijzigingen

Op grond van voortschrijdend inzicht zijn in het bestemmingsplan de onderstaande wijzigingen opgenomen.

  • In hoofdstuk 5 is een paragraaf toegevoegd met een samenvatting van de Boomeffectanalyse voor het plangebied, die integraal is opgenomen in de afzonderlijke bijlage bij het bestemmingsplan (in het Bijlagenboek).
  • In de milieuparagraaf (par.5.5) zijn de paragrafen inzake luchtkwaliteit (par.5.5.3), mede naar aanleiding van gewijzigde wetgeving, en bodem (par.5.5.7) geactualiseerd en is een paragraaf 'overige bedrijfsmatige activiteiten' (par.5.5.5) toegevoegd.
  • Paragraaf 4.3 is aangevuld met een vermelding van de realisering op korte termijn van de tijdelijke studenten-/jongerenhuisvesting op het Bodenterrein.
  • In de bestemming Gemengd zijn wegen en paden, alsmede speelvoorzieningen onder de bestemmingsomschrijving opgenomen (lid 4.1); speelvoorzieningen zijn eveneens onder de bestemmingsomschrijving van de bestemming Maatschappelijk opgenomen (lid 6.1).
  • In de bestemming Maatschappelijk is de ruimte die minimaal noodzakelijk is als dwarsdoorsteek over het terrein voor het langzaam verkeer objectief begrensd: minimaal 3 meter (lid 6.2.2).
  • Toegevoegd is dat bij toepassing van de ontheffing in lid 6.4.1 de onbebouwde ruimte tussen de vrijstaande gebouwen aan de oostzijde van het UMCG-terrein minimaal 17 meter breed zijn; hierdoor wordt de minimaal noodzakelijke ruimte voor doorzichten beter gewaarborgd.
  • Onder de bestemming Water is in de bestemmingsomschrijving de flexibiliteit vergroot voor de toegestane functionele invulling van de CiBoGaboot (lid 8.1).
  • In het Bijlagenboek behorend bij dit bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan gevoegd, dat tot stand is gekomen op grond van afspraken tussen UMCG en gemeente als indicatief referentiebeeld voor de inrichting en vormgeving van de voorgenomen ontwikkeling op het UMCG-terrein.

De plankaart is als volgt aangepast:

  • De leidingzones voor gas en electriciteit blijven op plankaart aangegeven en in de voorschriften geregeld, echter voor de zakelijk-rechtstroken rond de overige leidingen kan worden volstaan met de gebruikelijke KLIC-meldingen. Zij hebben geen ruimtelijke consequenties en zijn daarom geschrapt van de plankaart; zij zijn wel toegevoegd onder de bestemmingsomschrijving van de bestemming Groen als nutsvoorzieningen.
  • Het dwarsprofiel van de nieuw aan te leggen Vrydemalaan is met bijbehorende regeling (lid 7.3) op de plankaart opgenomen.
  • De begrenzingen van enkele bouwvlakken op het UMCG-terrein aan de zijde Petrus Campersingel zijn enigszins gewijzigd; tevens is de maximum toegestane bouwhoogte verlaagd om beter aan te sluiten op de Oosterparkwijk.
  • Er is 1 extra en 1 (iets) aangepaste overbouwing op het UMCG-/RuG-terrein toegestaan.
  • De plangrens ter plaatse van Bloemsingel 2 is in beperkte mate teruggelegd om tegemoet te komen aan de bewoner(s) van het pand.
  • Op de plankaart is de plek aangegeven waar een dove gevel, in verband met de toegang tot de parkeergarages, verplicht is om ter plaatse geluidgevoelige ruimten te kunnen toestaan. Dit in samenhang met een regeling in de bestemming Gemengd (lid 4.2.2 en lid 4.4.1).
  • De minimum bouwhoogte langs de Oostersingel is geschrapt om in deze zone ook lagere bebouwing te kunnen toestaan.

Voorts zijn voornamelijk niet-inhoudelijke tekstuele en redactionele wijzigingen opgenomen.

Bijlagen

Bijlage 1 Inspraakreacties

Mondelinge reacties

Verslag van: Inspraakbijeenkomst Bestemmingsplan Bodenterrein-UMCG

Datum: 15 september 2009

Plaats: Faculteit der Medische Wetenschappen, Keuningzaal

Tijd: 19:30-22:30 uur

Aanwezig: Liesbeth Bunnik (voorzitter), Tjerd van Riemsdijk (projectmanager), Harmen Postma (stedenbouwkundige), Han Vriens (Verkeerskundige) en Rianne Meinderts (jurist)

Verslag: Marijke Teeninga (Notuleerservice Mooi Werk)

1. Opening

Liesbeth Bunnik opent de bijeenkomst om 19.30 uur en heet de aanwezigen welkom. Het doel van deze formele inspraakavond is om aanwezigen de gelegenheid te bieden om vragen te kunnen stellen, maar ook om hun mening naar voren te brengen. Schriftelijke reacties zijn mogelijk tot en met 23 september 2009 bij college B&W. Alle mondelinge en schriftelijke reacties zullen verwerkt worden in een inspraakrapport.

2. Presentaties

Hierna komt Tjerd van Riemsdijk aan het woord. Hij is de projectmanager en licht de aanleiding en procedure toe. Vervolgens vertelt Harmen Postma als stedenbouwkundige over de uitgangspunten van het bestemmingsplan. Han Vriens licht daarna de verkeerskundige aspecten toe. Tenslotte licht Harmen Postma het structuur- en visieplan toe. Ook is Rianne Meinderts aanwezig om vragen van juridische aard te beantwoorden.

Hierna volgt om 20:30 uur een pauze. De bijeenkomst wordt om 20:45 uur hervat.

3. Reacties

Een bewoner van de C.H. Petersstraat, vraagt een inhoudelijke toelichting op de situatie van zijn straat in het bestemmingsplan. Harmen Postma zegt dat de grens van de Korrewegwijk oorspronkelijk bij het CiBoGaterrein lag. Met het doortrekken van de nog te realiseren Vrydemalaan (de benaming Vrydemaweg is hier en hierna vervangen door de benaming Vrydemalaan vanwege het overeenkomstige voorstel van de straatnamencommissie van de gemeente), kan het Oosterhamriktracé aangepakt worden. De Korrewegwijk zal dan geen onderdeel meer uitmaken van het CiBoGaterrein. Harmen Postma geeft aan dat de regeling voor de industriezone in het huidige bestemmingsplan voor dit gebied, is overgenomen. In reactie daarop vraagt de bewoner wat er gedaan wordt met de opmerkingen van een bijeenkomst van twaalf jaar geleden. Hij ziet de destijds gemaakte afspraken graag herbevestigd, omdat hij bang is dat deze afspraken komen te vervallen met een nieuw bestemmingsplan. Deze afspraken hadden betrekking op: rekening houden met licht en zicht, rekening houden en aansluiting vinden met de bestaande bebouwing en de woonkwaliteit. Deze afspraken worden nagezocht en hierop volgt nog reactie.

(N.B. Eventuele afspraken konden niet worden teruggevonden. Echter, op dit moment is dat niet relevant. Op grond van het voorliggend bestemmingsplan veranderen de bebouwingsmogelijkheden tussen de Oosterhamrikkade en de C.H.Petersstraat niet ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. De bebouwingseisen uit het vigerende bestemmingsplan zijn exact overgenomen. Zie ook hierna onder schriftelijke reacties: de gemeentelijke reactie op de schriftelijke inspraakreactie, opgenomen onder ad 5 en 5a. )

Er wordt voor gepleit de C.H. Petersstraat uit het bestemmingsplan te laten. Rianne Meinderts licht toe dat deze locatie altijd al in de plannen voor het totale gebied was opgenomen. Wat er op dit moment is, wordt niet gewijzigd. Harmen Postma zegt dat er gezocht wordt naar een stedenbouwkundige structuur die bij de Korrewegwijk past, maar dat hiervoor nog geen plan is; deze ontwikkelingen worden in de tijd vooruit geschoven.

Gevraagd wordt naar de verwachte verkeersdruk op de J.C. Kapteynlaan. Han Vriens licht toe dat er op de route ongeveer 10.000 motorvoertuigen zijn, waarvan 12.000 op de Petrus Campersingel. Dit aantal grenst aan de capaciteit van het wegvak. Op een gegeven moment zijn kruisingen maatgevend, wat maakt of een kruising bijvoorbeeld wordt voorzien van stoplichten. Indien in de toekomst de verkeersdruk aan de oostkant van het centrum te hoog is, moet er een regelstrategie bedacht worden die doorstroming garandeert. De doorstroming is een belangrijk criterium, waarmee bedoeld wordt dat het verkeer blijft bewegen. Dit is iets anders dan bereikbaarheid. Wel is er nu het idee om bij het Oosterhamriktracé, vergelijkbaar met de Hereweg, aan beide kanten de woongebieden Korreweg en Oosterparkwijk te ontsluiten. Verder is het startsein gegeven om de Berlagebrug te realiseren. Met deze brug wordt een deel van de verkeersdruk op de Europaweg (Oosterhavenbrug) overgenomen. Op dit vierkant (carré) van wegen is een regelstrategie afgesproken met de betrokken wegbeheerders.

Opmerking: Het is een omwonende opgevallen dat de grenzen van het bestemmingsplan langs zijn voordeur lopen. Harmen Postma licht toe dat zijn huis onderdeel uitmaakt van een monumentaal blok die de gemeente graag wil handhaven; in die zin wordt de tekening nog aangepast.

Een omwonende zegt dat niet duidelijk wordt aangegeven dat de nieuwe weg (Vrydemalaan) niet beschikbaar is voor doorgaand verkeer. Wanneer de Antonius Deusinglaan verdwijnt, zou dit voor hem betekenen dat hij alleen via de Diepenring uit de stad kan komen. Hij vraagt zich af of het verkeerstechnisch wel mogelijk is om de huidige autoroute op te heffen. Han Vriens licht toe dat de Antonius Deusinglaan inderdaad verdwijnt en dat er een nieuwe route wordt aangelegd, de Vrydemalaan. Er is op de Vrydemalaan autoverkeer mogelijk, waarbij het voorstel is om daar geen doorgaand verkeer van te maken. Hierbij wordt uitgegaan van een toekomstige tramverbinding. Met de komst van een tramhalte ontstaat er een belangrijke situatie, een nieuwe entree aan de noordkant van het UMCG, die ingericht is voor fietsers, voetgangers en trampassagiers. Er wordt verondersteld dat er niet veel meer autoverkeer richting de Diepenring zal gaan en dat de capaciteit daar voldoende zal zijn voor de verkeersafwikkeling gerelateerd aan het UMCG en de parkeergarages.

Een inspreker vraagt wanneer de Antonius Deusinglaan wordt weggehaald. Tjerd van Riemsdijk zegt dat dit jaar nog begonnen wordt met de aanleg van de nieuwe weg. Vervolgens is het de bedoeling dat de route er in 2011 in ligt, wat betekent dat medio 2011 de Antonius Deusinglaan als verkeersontsluiting eruit kan. Op dat moment wordt de weg voor het publiek gesloten. In reactie daarop, vraagt de inspreker of de parkeergarage Damsterdiep dan klaar is. Tjerd Van Riemsdijk zegt dat dit niet het geval is, maar dat tevens de knip er nog niet in zal zitten. Doorgaand verkeer is dan nog mogelijk via de Vrydemalaan. De knip is alleen bedoeld indien het college B&W c.q. Raad besluit het Oosterhamriktracé open te maken voor de ontsluiting van de oostelijke ringweg. Dit is een punt voor de lange termijn. (N.B. In het ontwerp-bestemmingsplan is hiervan afgeweken. In het kader van het verkeerscirculatieplan zijn er zijn één of meer knippen gewenst, waarbij de verkeersknip tussen Vrydemalaan en kruising Oostersingel/W.A.Scholtenstraat een waarschijnlijke optie is in verband met de verkeersveiligheid. Vanaf hier is geen doorgaand autoverkeer meer mogelijk richting het stadscentrum. Daarbij komt dat de voorgestelde knip een positief effect heeft op de kwaliteit van het leefmilieu binnen en buiten het plangebied, doordat er minder verkeerslawaai wordt geproduceerd. De knip is daarom uitgangspunt voor dit plan.)

 

De inspreker vraagt of er ook vrachtverkeer mogelijk is via de Vrydemalaan. Tjerd van Riemsdijk geeft aan dat bekend is dat er de komende jaren behoorlijke werkzaamheden plaatsvinden in de stad. Er vindt nu onderzoek plaats hoe het verkeer in de loop van de werkzaamheden goed kan verlopen. De inspreker uit nogmaals zijn twijfels over het weghalen van de Antonius Deusinglaan als doorgaande route en de gevolgen van de knip.

Een bewoner aan de Petrus Campersingel geeft aan veel last te hebben van trillingen. Hij voorziet problemen als de verkeersdruk nog meer zal toenemen. Verder geeft hij aan dat in 1976(?) een fietsbrug beloofd is in de stijl van de Amsterdamse school en dat de dam weg zou gaan. De dam is er nog steeds en is alleen verbreed. Han Vriens geeft aan dat de Petrus Campersingel een stedenbouwkundige eenheid is en dat er op die manier naar gekeken moet worden. De woningbouw, de weg, het groen en het water over de volle breedte zijn wezenlijk historisch en stedenbouwkundige elementen. Hierin past een brug in stijl van de Amsterdamse school. Het zou mooi zijn als deze hier ook zou komen.

De inspreker heeft de politie al diverse malen geïnformeerd over gevaarlijke verkeerssituaties die ontstaan aan de Petrus Campersingel. Het haaks in- en uitdraaien vanuit de doorgaande weg heeft al botsingen opgeleverd. Han Vriens licht toe dat daar, wat vroeger de bouwingang heette, een deel van de bevoorrading plaatsvindt. Het haaks in- en uitdraaien heeft te maken met het logistieke overslagpunt op het terrein van het UMCG en het logistieke centrum buiten de stad. Er is een idee om de ondergrondse bevoorrading ook naar de noordkant uit te breiden. Dit is een ingewikkeld vraagstuk, waarbij in de stedenbouwkundige visie wordt gedacht aan een wandelpromenade, de fietsverbinding en ook nog de ontsluiting van parkeergarage noord. Er is nog nader onderzoek nodig hoe de Vrydemalaan-entree zich verhoudt tot de entree aan de Petrus Campersingel. De inspreker zegt dat er voorheen een bord stond dat aangaf dat men niet linksaf mocht, omdat dit te gevaarlijk was. De rechterkant is echter ook niet goed te zien. Er staat momenteel nergens aangegeven dat het een gevaarlijke in- en uitgang is en het probleem wordt niet gesignaleerd.

De inspreker vraagt naar de gele stippeltjes op de kaart. Han Vriens licht toe dat de gele stippeltjes voor een optionele fietsbrug staan. Ook voor dit punt is een onderzoeksopgave geformuleerd.

De inspreker zegt dat de Oosterkerk in Amsterdamse schoolstijl en de openheid naar beide zijden op de hoek genegeerd worden met de komst van hoogbouw tegenover de kerk. Deze “blokkigheid” vindt hij stuitend en de stedenbouwkundige functie komt niet meer tot zijn recht. Verder kan iemand met een 45-km-auto niet over het fietspad over het UMCG-terrein en moet dan uitgeweken worden via een hoofdweg. Al met al, vindt hij het een “wanoplossing.” Harmen Postma licht toe dat in het stedenbouwkundig plan nadrukkelijk rekening gehouden is met de Amsterdamse schoolstijl van de kerk en de oriëntatie op het kruispunt en dat hier om een verschil in opvatting gaat.

De fietsersbond heeft een aantal opmerkingen. De fietsersbond mist fietsparagrafen in het bestemmingsplan en zou deze wel graag willen zien. Han Vriens licht toe dat fietsverkeer wel onderdeel is van het bestemmingsplan onder de kop verkeersaspecten. Wat het fietsverkeer betreft, is er een groot voedingsgebied in het noordoosten dat via de Kapteynbrug het gebied binnenkomt en vervolgens via de Antonius Deusinglaan in de binnenstad komt. De nieuwe route geeft aansluiting tot de drie belangrijkste bruggen: de Ebbingebrug, de Boteringebrug en de Kijk in 't Jat brug. In die zin zijn er andere goede routes te vinden met aansluiting op de binnenstad. Daarnaast is er ook nog een route over het UMCG-terrein die in gebruik blijft voor fietsverkeer in beide richtingen. Zo kan op de Vrydemalaan zelf het fietsverkeer opgevangen worden of via het UMCG-terrein vervolgd worden.

De fietsersbond vraagt of men vanuit de Korrewegwijk dan moet omfietsen. Han Vriens zegt dat dit klopt.

De fietsersbond vraagt wat de kwaliteit wordt van de route over het ziekenhuisterrein. Er zou verder nog een andere route op het midden van het UMCG-terrein zijn, maar hij heeft deze nog niet kunnen ontdekken. Een bewoner aan de Petrus Campersingel geeft aan dat deze route onzichtbaar en onveilig is vanaf de Oostersingel. Han Vriens licht toe dat de route/weg op het UMCG terrein voor bestemmingsverkeer is, omdat het voedingsgebied klein is. Verder zegt hij de fietsroute er inderdaad is en dat het UMCG zijn best doet om de route in het interne circuit een duidelijkere betekenis te geven.

Een inspreker, woonachtig aan de Petrus Campersingel, wil meer duidelijkheid over de gevolgen op het gebied van verkeer. Er ontstaan nieuwe werkgelegenheid en woningen waardoor de singel alleen maar drukker wordt, met weer gevolgen voor de geluidhinder, trillingen en de luchtkwaliteit. Komen er voorzieningen, zijn er al plannen en komen er rekensommen op tafel? Han Vriens zegt dat het ontwikkelen nooit ophoudt. Op een gegeven moment is het aantal auto's niet maatgevend, maar de doorstroming. Hij verwacht dat het autoverkeer in aantallen maximaal hetzelfde aantal als nu zal zijn. Met de komst van de Berlagebrug wordt bovendien een verlichting van het verkeer op de Europaweg verwacht. De verkeersdrukte voor de Petrus Campersingel is marginaal; deze komt minder voor in de eerder genoemde carré. In reactie daarop wordt gesteld dat het verkeer niet minder, maar ook niet veel meer wordt. Is dat de conclusie voor de komende tien jaar? Han Vriens antwoordt dat dit zo is.

Een inspreker geeft aan dat de fietsroute over het UMCG-terrein inderdaad onveilig is. Zij heeft ook last van het vrachtverkeer op het terrein zelf en overig verkeer van het ziekenhuis. Ze is benieuwd of deze situatie in de toekomst beter wordt. Verder geeft ze aan dat bij de aansluiting van de Petrus Campersingel en de Oostersingel, het moeilijk en gevaarlijk is om de weg weer op te komen. Er is geen zicht op beide straten omdat er veel auto's geparkeerd staan. Kan dit probleem ook verholpen of opgelost worden? Han Vriens kent de situatie en beaamt dat het niet makkelijk is om de weg op te komen. Wel is er recentelijk een kleine verbetering bij de bushalte gemaakt. Uitgaande van het bestemmingsplan kan hij niet zeggen of het vraagstuk in de toekomst er anders uit zal zien. Hij ziet nog niet direct verbeteringen optreden. Tjalling Nijboer merkt op dat, los van de drukte en het slechte zicht, het ook een rare constructie is; de stoep houdt op waarbij je door het gras loopt. Tjalling Nijboer ziet bij de gele stippellijn mogelijkheden om deze situatie te verbeteren. Han Vriens neemt dit punt mee.

De inspreker haakt in op de opmerking van een andere inspreker over de Oosterkerk en de tegenovergelegen plek die grotendeels zal verdwijnen door de verbouwing. Afgezien van het esthetische aspect, vindt ze het jammer dat het groen en de openheid zullen verdwijnen op de hoek. Tjerd van Riemsdijk zegt dat het watergebied wel degelijk uitgebreid zal worden en ook het groen over de lengte van de Petrus Campersingel behoorlijk wordt uitgebreid. Ook spelen er duurzaamheidaspecten; het wateroppervlak dat vergroot wordt aan de Petrus Campersingel krijgt op den duur aansluiting op het Oosterhamrikkanaal aan de westkant, wat weer onderdeel uitmaakt van de watermolen om de waterkwaliteit in zijn geheel te verbeteren. In die zin wordt er in dit plan gezocht naar een compensatie van het wegnemen van het groen aan de kruising. Met de komst van de Vrydemalaan zal een deel van het huidige groen, ook monumentale bomen, verdwijnen. Er wordt getracht het weg te nemen groen grotendeels te terug te laten komen, en daarmee te compenseren, in hetzelfde gebied.

Een bewoner aan de Oostersingel, zegt zich te kunnen vinden in het huidige ontwerp maar uit zijn angst over de ruimte die het UMCG krijgt in het bestemmingsplan. Harmen Postma geeft aan dat men tot dit plan gekomen is waarbij een aantal randvoorwaarden gelden, zoals het inbrengen van water en groen. Het middengebied is van het UMCG zelf; het is aan het UMCG zelf hoe dit ingevuld wordt. Dhr. Holwerda haalt het document SVBP (2008) aan en noemt daarbij als voorbeeld de invulling van de maatschappelijke ruimte. Het is hem opgevallen dat er in de richtlijnen een andere omschrijving wordt gegeven dan in het bestemmingsplan. Hij pleit voor een strakkere omschrijving in het bestemmingsplan, vooral omdat dit zijn kans is om inspraak te leveren en dit later niet meer mogelijk is. Hij zou de beperkingen meer accuraat op papier willen zien. Rianne Meinderts licht toe dat de SVBP als standaard is opgesteld en die landelijk gehanteerd moet worden. Dat is ook in dit geval gebeurd, alleen niet alles wordt vastgelegd omdat er een mate van flexibiliteit moet zijn en de regelingen moeten worden aangepast aan het plangebied.

Een inspreker vraagt in hoeverre het plan al is vastgelegd en er op dat niveau nog inspraak mogelijk is. Harmen Postma licht toe dat het plan zoals dat nu gepresenteerd is, is vastgelegd. De stedenbouwkundige opzet geldt als uitgangspunt voor het bestemmingsplan. Tjerd van Riemsdijk vertelt dat deze verbeelding samen met de Rug, het UMCG en de gemeente is gemaakt. Aan het bestemmingsplan ligt wel een afspraak ten grondslag tussen die partijen om het ook op deze manier te gaan realiseren. Elk gebouw dat gerealiseerd zal worden, behoeft een bouwvergunning. Een van de insprekers ziet die afspraak graag vertaald in een exact bestemmingsplan. Rianne Meinderts benadrukt nogmaals dat een bestemmingsplan een mate van flexibiliteit moet hebben. Indien gebruik gemaakt wordt van een vrijstelling kan het college van B&W dit niet zomaar doen. Bij elke aanvraag geldt een procedure waar ook nog door de bevolking op kan worden gereageerd.

De inspreker zegt de uitleg te begrijpen, maar geeft aan dat hij een discrepantie ziet tussen de interpretatie van het bestemmingsplan en het huidige ontwerp. Als het eenmaal is vastgelegd en er komt een hoog gebouw voor zijn huis, dan heeft hij geen mogelijkheid meer om hier tegenin te gaan.

Een inspreker zegt een herbevestiging in het bestemmingsplan zinvol te vinden. Haar ervaring is dat een project (Bloemhof) dat qua bestemmingsplan aan de voorwaarden voldoet, maar hier in de praktijk niet op lijkt. De interpretatie van het bestemmingsplan verschilt tussen gemeente en bewoners, aldus een inspreker. Tjerd van Riemsdijk geeft aan dat het een ander project betreft waarvan de zaak al is uitgevochten; het heeft geen zin om daar nu op in te gaan. De inspreker noemt als voorbeeld de interpretatie van gebouwen die tot minimaal drie en maximaal vijf hoog gebouwd kunnen worden. Dit is ook relevant voor de noordzijde van de Oosterhamrikkade, aldus een bewoner aan de C.H.Petersstraat. Rianne Meinderts licht toe dat de regeling in het huidige bestemmingsplan voor de Oosterhamrikkade gelijk is aan die in het nieuwe bestemmingsplan dat vandaag aan de orde is. Tjerd van Riemsdijk zegt dat de zorg wordt begrepen en er komt een reactie. De eerder besproken afspraken en uitspraken van twaalf jaar geleden worden opgezocht en zo goed mogelijk nageleefd.

Een inspreker vraagt: wat is de status van de opmerkingen van deze avond en noemt daarbij zijn opmerkingen over de Oosterkerk als voorbeeld. Hij wil hier graag status aan geven. Liesbeth Bunnik geeft aan dat zijn opmerkingen in het verslag en vervolgens in het inspraakrapport worden opgenomen. Verder heeft de inspreker nog een verkeerstip: de file richting het Damsterdiep op de Petrus Campersingel tot de Jan Hissink Janssenstraat wordt volgens hem veroorzaakt door het stoplicht bij de Huizingastraat. Han Vriens geeft aan dat dit kruispunt binnenkort opnieuw wordt aangepakt in het belang van de fietsers en de doorstroming.

Een inspreker vraagt naar de meerwaarde van het hoogteaccent bij de nieuwe entree van het terrein (kruising Bloemsingel 1). Harmen Postma licht toe dat in het hele gebied een aantal hoogteaccenten is die een stedenbouwkundige en een ruimtelijke betekenis vervullen. Het nieuwe gezicht/de entree van het UMCG naar de stad toe heeft een representatieve functie en vormt het einde van de ruggengraat van het UMCG. De inspreker pleit ervoor dat de pijl los komt te staan van het rijksmonument, tenzij er een functionele reden zou zijn om ze aan elkaar vast te plaatsen.

4. Afsluiting

Liesbeth Bunnik sluit de bijeenkomst om 22:27 uur en dankt aanwezigen voor hun komst en inbreng. Men wordt gevraagd hun adresgegevens te noteren; het verslag wordt dan toegezonden.

Schriftelijke reacties

Gedurende de inspraakperiode zijn 8 schriftelijke inspraakreacties ingediend. Deze zijn hierna samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.

Op grond van de nieuwste jurisprudentie zijn de toegezonden inspraakreacties niet meer integraal

opgenomen in het bestemmingsplan, maar als bijlage bij het Collegebesluit tot tervisielegging van het bestemmingsplan opgenomen.

Schriftelijke inspraakreacties zijn binnengekomen van:

  • 1. het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), postbus 30.001, 9700 RB Groningen;
  • 2. de Rijksuniversiteit Groningen (RuG), postbus 72, 9700 AB Groningen;
  • 3. een bewoner aan de Petrus Campersingel;
  • 4. een bewoner aan de Petrus Campersingel;
  • 5. 2 bewoners aan de C.H.Petersstraat, mede namens 53 bewoners aan de C.H.Petersstraat, de J.C.Kapteynlaan, de Oosterhamrikkade en het Eyssoniusplein;
    5a. 2 bewoners aan de C.H.Petersstraat;
  • 6. een bewoner aan de Oosterhamrikkade;
  • 7. de Fietsersbond, Zwanebloemstraat 15, 9731 CH Groningen.

Ad 1. Inspraakreactie UMCG

  • a. De op de plankaart opgenomen bouwvlakken langs de Petrus Campersingel/S.S.Rosensteinlaan: er is nu sprake van 5 omlijnde bouwvlakken, terwijl in het overleg steeds sprake was van 4 doorzichten vanuit de wijk in het UMCG-complex, het maximale bebouwingspercentage is te laag, de minimale bouwhoogte ongewenst.
  • b. Het is de vraag of het maximum bebouwingspercentage langs de Oostersingel realistisch is gezien de huidige en de toekomstige bebouwing.

Gemeentelijke reactie

Ad a. In de eerste schetsen van het bestemmingsplan was een zone getekend met een viertal doorzichten naar het water en groen van de Petrus Campersingel. Dit gaf optimale vrijheid ten aanzien van de te bepalen rooilijnen. Echter, in het kader van de uniformering van bestemmingsplannen in Nederland wordt deze tekenwijze als minder gewenst beschouwd. Daarom zijn zowel in de oude als de nieuwe tekening van het bestemmingsplan 5 bouwvlakken ingetekend, waarbij het uitgangspunt - op grond waarvan de doorsteken niet exact zijn vastgelegd - hetzelfde is gebleven. Dit is mogelijk door in de voorschriften een ontheffing op te nemen ten aanzien van de overschrijding van de rooilijn met 7 meter.

Het voorontwerp-bestemmingsplan was gebaseerd op tekeningen van het stedenbouwkundig plan, die voor de koppen aan de Petrus Campersingel een hoogte van 4 bouwlagen aangaven. Dit resulteerde in een minimumhoogte van 17 meter. Gezien het uitgangspunt dat de bebouwingsblokken van het UMCG langs de Petrus Campersingel de schaalsprong moeten maken tussen UMCG en Oosterparkwijk, is een afwezige of lagere minimumbebouwingshoogte inderdaad wenselijk. De plankaart is hierop voor de meeste bouwblokken aangepast. Uitsluitend een verlaging van de bouwhoogte zou met zich meebrengen dat het gewenste brutovloeroppervlak niet kan worden gehaald. Daarom is tevens een hoger bebouwingspercentage toegestaan. Op de plankaart is het bebouwingspercentage verhoogd.

Ad b. Het bestemmingsplan is een vertaling van het ruimtelijke concept dat ten grondslag heeft gelegen aan het stedenbouwkundig plan en vervolgens dit bestemmingsplan.

De zone langs de Oostersingel bestaat uit een groene zone met daarin paviljoenachtige gebouwen naast de monumentale bebouwing van de oude hoofdentree. Deze zone vormt de overgang tussen de grote schaal van de centrale zone (ruggengraat) van het UMCG en de kleine schaal van de bestaande wijk Binnenstad-Oost. Het bebouwingspercentage in deze zone is gemaximaliseerd op 30%.

Het bestaande bebouwingpercentage is 25%, zodat voor extra bebouwing in deze zone nog 5% resteert. Daarnaast is in uitzonderlijke gevallen een ontheffing mogelijk. De bebouwings- mogelijkheden in deze zone zijn dan ook meer dan voldoende om ook toekomstige bebouwing mogelijk te maken.

Ad 2. Inspraakreactie RuG

Het verheugt de RuG dat een jarenlang plantraject, waarin hard is gewerkt, nu kan worden geformaliseerd. Bij het voorontwerp-bestemmingsplan worden de hierna opgenomen kanttekeningen geplaatst.

  • a. De RuG verzoekt de bouwhoogte op de plankaart voor het gebouw van de voormalige Vrouwenkliniek en het gebouw van tandheelkunde aan te passen aan de huidige bouwhoogte: 60.05 respectievelijk 35.90 meter. Voor het Eribagebouw zijn de planvoorbereidingen gestart; doel is de bouwhoogte te koppelen aan het bestaande aangrenzende gebouw van 35.90 meter.
    Het bebouwingspercentage voor de hoek Bloemsingel/Vrydemalaan is op de plankaart 100%, maar dient 30% te zijn.
  • b. Verzocht wordt de bouwhoogte in het gebied ten zuiden van de Vrydemalaan, aangegeven met de functie-aanduiding (w), in plaats van 30 meter in overeenstemming te brengen met de beoogde bouwhoogte van het Eribagebouw, waarvan de hoogte 35.90 meter is.
  • c. De naamgeving van Oostersingel 69 op blz. 15 dient te zijn 'Laboratorium Anatomie en Embryologie'.
  • d. De RuG gaat ervan uit dat de oude, te verleggen kabels en leidingen niet in de bodem achterblijven.

Gemeentelijke reactie

Ad a. De gemeente kan met de voorgestelde aanpassingen van de bouwhoogtes instemmen, omdat het gaat om bestaande hoogtes danwel de aansluiting daarop; op de plankaart is een maximale bouwhoogte van respectievelijk 60 meter en 36 meter opgenomen, conform het verzoek. Het bebouwingspercentage op de hoek Bloemsingel-Vrydemalaan is verlaagd van 100% naar 30% om het behoud van de groene strook te waarborgen.

Ad b. Het stedenbouwkundig plan en het bestemmingsplan zijn opgesteld om zowel het UMCG en de RuG op eigen terrein ruime bebouwingsmogelijkheden te geven, maar zijn tevens bedoeld om de stedenbouwkundige inpassing van het gebied in het omringende weefsel van de stad te garanderen. Daarom is langs de randen van het gebied gekeken hoe de overgangen van het UMCG-/ RuG- terrein naar de bestaande stad moet plaatsvinden. Op al die randen is sprake van een overgang in schaal. Dat geldt ook voor de rand langs de Vrydemalaan. In het bestemmingsplan is de bebouwingshoogte aangehouden, zoals die in het stedenbouwkundige plan was aangegeven. Daarom is er geen reden de plankaart op dit punt aan te passen.

Ad c. Vanuit historisch oogpunt klopt deze opmerking. De naamgeving in de toelichting is aangepast.

Ad d. Over eventueel te verleggen kabels en leidingen is met het AZG op 17 oktober 2007 een overeenkomst gesloten. Overigens valt een dergelijke overeenkomst buiten het kader van dit bestemmingsplan.

Ad 3. Inspraakreactie bewoner Petrus Campersingel

  • a. Er zijn in dit bestemmingsplan geen goede oplossingen voor het in- en uitgaande verkeer vanuit en naar het centrum, dat nú nog gebruik maakt van de Antonius Deusinglaan. Ook is er geen aandacht besteed aan alternatieve routes van en naar het UMCG-terrein zelf, anders dan de overbelaste Petrus Campersingel. De verkeersdruk op de Petrus Campersingel en S.S.Rosensteinlaan neemt door dit bestemmingsplan ontoelaatbaar toe en is schadelijk voor de bebouwing (trillingen en scheuren in de bebouwing) en voor gezondheid en welzijn van de bewoners (extra uitlaatgassen bij files en extra fijnstof bij in- en uitritten op de singel).
  • b. Door het verleggen van de Antonius Deusinglaan en door de geplande bebouwing op de noordhoek van het UMCG-terrein en de hoogbouw aan het Wouter van Doeverenplein wordt de betekenis van de Amsterdamse school-architectuur van de Oosterkerk met de Wirtzschool gekleineerd en wordt de stedenbouwkundige, visuele en esthetische verbinding tussen belangrijke delen van de stad geblokkeerd. De opvatting over het 'beschermd stadsgezicht' blijkt hierdoor, en door het massale verkeer, in de praktijk inhoudsloos.
  • c. De aan de singelarchitectuur verwante fietsbrug over de Wetering tegenover de Petrus Campersingel is er nooit gekomen. De permanente, ongemarkeerde toegang is voor alle soorten verkeer.
  • d. In de bekendmaking van de inspraakmogelijkheid is niet duidelijk vermeld wat de gevolgen zijn van het bestemmingsplan voor de verkeersafwikkeling, bijvoorbeeld het doodlopen van de Vrydemalaan op het CiBoGa-plan.

Gemeentelijke reactie

Ad a. Uit het uitgevoerde verkeers-, geluid- en luchtonderzoek blijkt dat de verkeersdruk op de Petrus Campersingel en de S.S. Rosensteinlaan niet ontoelaatbaar toeneemt. Er zal geen sprake zijn van een merkbare toename van trillingen en dus evenmin van schade. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de normen van de Wet geluidhinder niet worden overschreden en uit het luchtonderzoek dat wordt voldaan aan de normen voor de luchtkwaliteit (zie ook paragraaf 5.5.2. en 5.5.3 van de toelichting op het bestemmingsplan). Ook zal de situatie op de singel wat betreft de uitrit niet of nauwelijks veranderen ten gevolge van dit bestemmingsplan. Alleen tijdens de bouw, en dan nog zeer incidenteel, zal de ingang aan de Petrus Campersingel gebruikt kunnen worden. Het gaat dus om overlast, die slechts zeer tijdelijk is, doordat tijdens de bouwactiviteiten de noordzijde voor het overgrote deel van de tijd toegankelijk blijft voor verkeer.

Ad b. De gemeente is van mening dat de monumentale Oosterkerk als onderdeel van het beschermde stadgezicht gezien mag worden. De kerk is niet voor niets aangewezen als Rijksmonument. Er is een verschil van opvatting mogelijk ten aanzien van de positie van de kerk in zijn omgeving. Het grondplan van de Oosterkerk is volgens de gemeente gerelateerd aan de richtingen van de kruising van de Thomassen à Thuessinklaan en de S.S. Rosensteinlaan. De symmetrie van het gebouw langs deze beide straten benadrukt dat ook. Met de omlegging van de Antonius Deusinglaan ontstaat er een zuivere kruising, waardoor de zichtlijnen niet langer langs het gebouw gaan, zoals in de huidige situatie vanaf de Antonius Deusinglaan vanaf iets grotere afstand het geval is. Het kerkgebouw komt vanaf de Vrydemalaan pontificaal in beeld. De omarming van het UMCG door het water van de Wetering op de hoek Vrydemalaan/ S.S. Rosensteinlaan zorgt op die plek voor ruimte en werkt bij windstil weer tevens als een klassieke spiegelvijver, wat de klassieke en monumentale situering van de kerk en de plek benadrukt.

Wat betreft het beschermd stadsgezicht: De betekenis van het Beschermd Stadsgezicht wordt gezien de omschrijving in de zogenoemde 'waardering' nergens aangetast. Hierin staat het volgende. "Het gebied Petrus Campersingel/S.S. Rosensteinlaan is een bijzonder gaaf voorbeeld van een stedenbouwkundige structuur met architectonisch samenhangende bebouwing en hierop afgestemde groenvoorzieningen uit het eind van de jaren twintig van deze eeuw. De schaal en afmetingen van de monumentale wand, die de binnenstad aan de oostkant omarmt, is imposant. Het gebied Petrus Campersingel/S.S. Rosensteinlaan is als zodanig van belang vanwege haar betekenis voor de geschiedenis van de stedenbouw uit de jaren twintig van deze eeuw en vanwege de zeldzaamheid en de gaafheid van het ruimtelijke concept”. Met deze 'waardering' stemmen wij in.

Inherent aan de keuze voor het bieden van ruimte voor uitbreiding aan de UMCG / RuG en het omleggen van de Antonius Deusinglaan is het verdwijnen van de zichtlijn op de Martinitoren vanaf de kruising Thomassen à Thuessinklaan en S.S. Rosensteinlaan. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan blijft de zichtlijn echter intact.

Ad c. Het bestemmingsplan bevat toelatingsplanologie; dit betekent dat het weliswaar een aan de singelarchitectuur architectonisch verwante uitvoering toestaat, maar deze niet kan afdwingen. De toegang over de Wetering zal incidenteel gebruikt worden als bouwtoegang en voor het vrachtverkeer, zeker zolang de noordzijde niet is gerealiseerd. Uiteindelijk zal de toegang net als nu alleen voor fietsverkeer en hulpverleningsdiensten, eventueel voor bevoorrading, en een enkele keer voor niet-mobiele patiënten, zoals hoogzwangere vrouwen, worden gebruikt.

Ad d. De knip is niet in de inspraakadvertentie genoemd, omdat het voorliggend bestemmingsplan niet de enige reden en niet het enige besluitvormingskader is voor de knip. Op grond van het verkeerscirculatieplan zullen in de toekomst vanuit de gebieden in de toekomst één of meer knippen nodig zijn voor het verkeer rondom de binnenstad richting Diepenring/stadscentrum. Dit heeft te maken het verkeersvraagstuk voor de hele stad in relatie met de autonome groei van het autoverkeer. De knippen zullen moeten zorgen voor doorstroming en veiligheid en de ring rond de binnenstad wordt rustiger, ondanks de autonome groei. Op dit moment is over de plekken, waar de knippen zullen moeten komen, nog geen besluitvorming geweest.

De knippen zijn extra van belang voor doorstroming en veiligheid wanneer in de toekomst wordt besloten tramlijn 2 langs het UMCG te laten lopen en/of het Oosterhamriktracé open te stellen voor autoverkeer. Het voorliggend bestemmingsplan Bodenterrein-UMCG houdt met deze mogelijkheid rekening door middel van ruimtereservering, maar in het kader van het bestemmingsplan wordt geen beslissing genomen over tram en Oosterhamriktracé.

In het kader van het voorliggend bestemmingsplan is een verkeersstudie uitgevoerd. Hierbij is uitgegaan van een verkeersknip tussen Vrydemalaan en kruising Oostersingel/W.A.Scholtenstraat; vanaf hier is geen doorgaand autoverkeer meer mogelijk richting het stadscentrum. De knip heeft voor het plangebied en het gebied ten westen daarvan (de binnenstad) een positief leefmilieu-effect, doordat het gevolg is, dat er minder geluidbelasting ten gevolge van autoverkeer optreedt. Voor de resultaten van dit onderzoek wordt verwezen naar het onderzoek van DHV “Verkeersafwikkeling rondom UMCG”, oktober 2009 dat is opgenomen in het bij dit plan behorende Bijlagenboek.

Ad 4. Inspraakreactie bewoner Petrus Campersingel

Verkeersdruk en parkeerdruk op de Petrus Campersingel zullen nog verder toenemen en de nieuwe tijdelijke toegang tot het UMCG-terrein is een onzalig plan. Nu al staat verkeer gedurende bijna de hele dag vast. Er zal nog meer toeleverings- en bezoekersverkeer komen. Deeloplossing is parkeren langs de Petrus Campersingel uitsluitend voor vergunninghouders toe te staan en een 30-km-zone met drempels in te voeren.

Gemeentelijke reactie

Uit verkeersonderzoek is gebleken dat de verkeersdruk op de Petrus Campersingel en de S.S. Rosensteinlaan niet ontoelaatbaar toeneemt. Wij kunnen niet instemmen met de stelling dat nu al het verkeer op de Petrus Campersingel gedurende bijna de hele dag vaststaat. Het is niet de verwachting dat ten gevolge van het bestemmingsplan er sprake zal zijn van een wijziging van de veiligheid en doorstroming op de Petrus Campersingel door toename van verkeer dat gebruik maakt van de oostentree. Een toename van gebruikers van de oostentree wordt niet verwacht (zie ook onder Ad 3).

Een 30-km-zone voor de Petrus Campersingel wordt niet overwogen. De gemeenteraad heeft voor vrijwel de gehele stad een categorisingsvisie vastgesteld. Hierin is opgenomen voor welke wegen een 30-km-regiem mogelijk is; de hoofdwegen, zoals de Petrus Campersingel behouden een maximum snelheid van 50 km per uur.

Wat betreft het parkeren voor vergunninghouders langs de Petrus Campersingel: dat is er al min of meer in de vorm van betaald parkeren. Deze regeling is bedoeld voor bewoners. Het woon-/ werkverkeer zal verder van het centrum moeten parkeren, bijvoorbeeld via de park- en rideregeling of in parkeergarages. Voorts heeft het UMCG al een hele goede vervoers- en parkeerregeling voor het personeel.

Ad 5 en 5a. Inspraakreactie bewoners bewoners nabij Oosterhamrikkade-noordzijde

De inspraakreacties van de bewoners onder 5 en 5a zijn vrijwel identiek.

De bewoners waarderen het bestemmingsplan als geheel en zien het als een stimulans voor de directe woonomgeving. Zorgen betreffen de toekomstige bebouwing van het terrein aan de Oosterhamrik- kade. Ontwikkelaars krijgen de gelegenheid 70% van het gehele terrein vol te bouwen vanaf 10 meter van de achtergevels van de huidige bewoners van de omliggende straten. Hierdoor zou de lichttoetreding sterk verminderen, de privacy onredelijk worden aangetast, een prettige aansluiting op de binnenstad en een harmonische aansluiting van oude en nieuwe bebouwing verdwijnen en zouden de bewoners het gevoel krijgen ingesloten te worden door bebouwing.

Gemeentelijke reactie

De veronderstelling dat ontwikkelaars meer bebouwingsmogelijkheden krijgen dan nu het geval is, is onterecht. Aan de bebouwingsmogelijkheden tussen de Oosterhamrikkade en de C.H.Petersstraat verandert niets ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. De bebouwingseisen uit het vigerende bestemmingsplan zijn exact overgenomen. De reden om de locatie in dit bestemmingsplan nu toch mee te nemen is gelegen in de door het rijk opgelegde plicht aan gemeenten om in 2013 actuele bestemmingsplannen te hebben voor het gehele gemeentelijke grondgebied.

Voor de locatie is in het bestemmingsplan voorts een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Dit houdt in dat, indien een wijziging van de bestaande juridische situatie gewenst is, burgemeester en wethouders een wijzigingsplan moeten opstellen, dat moet worden gepubliceerd; de mogelijkheid wordt geboden op het plan zienswijzen in te dienen.

Ad 6. Inspraakreactie bewoner Oosterhamrikkade

De CiBoGaboot is als een tijdelijk informatiecentrum aan de omgeving gepresenteerd. De ligplaats voor de boot moet vervallen of worden voorzien van een einddatum.

Gemeentelijke reactie

Het is wenselijk dat de CiBoGaboot ter plaatse beschikbaar blijft voor openbaar toegankelijke functies, zoals dienstverlening, horeca, ateliers en kleinschalige bedrijvigheid.

Ad 7. Inspraakreactie Fietsersbond

De Fietsersbond mist een onderbouwing voor het verleggen van de hoofdfietsroute die momenteel over de Antonius Deusinglaan gaat. Wat zijn de voor- en nadelen? Een fietsparagraaf ontbreekt.

Een nadeel is dat de nieuwe fietsroute 25% langer wordt, twee bochten maakt en naar de binnenstad toe een oversteek kent, wat zeer inefficiënt is voor de doorstroming. De huidige fietsroute over het Deusingtracé moet zoveel mogelijk worden gehandhaafd.

Onduidelijk is hoe de route eruit gaat zien. Wanneer is de nieuwe uitvoering klaar?

Gemeentelijke reactie

De fietsparagraaf is geïntegreerd in het verkeersconcept (paragraaf 4.5) het voorontwerp- bestemmingsplan. Het is echter geen probleem ook nog een afzonderlijke verkeersparagraaf in het bestemmingsplan op te nemen (paragraaf 5.7). Het gaat om onderstaande informatie, die tevens een antwoord vormt op de gestelde vragen.

Voor de verlegging van de Antonius Deusinglaan, c.q. de aanleg van de Vrydemalaan, is gekozen om het UMCG en de RuG de nodige ontwikkelingsruimte te kunnen geven, zodanig dat het UMCG-/ RuG-terrein niet wordt doorsneden door een weg. Dit betekent een wijziging voor het fietsverkeer.

Het fietsverkeer in dit deel van het plangebied heeft een herkomst of bestemming in het noordoosten van de stad. Dit is een groot voedingsgebied (Korrewegwijk, de Held, Beijum). Een groot deel van deze fietsersstroom gaat via de Korreweg en ook een aanzienlijk deel gaat via de Kapteynbrug om vervolgens via de Antonius Deusinglaan van of naar de binnenstad te rijden.

De gemeenteraad heeft zich er voor uitgesproken dat er een fietsroute mogelijk blijft via de (voormalige) Antonius Deusinglaan. In de plannen is daar rekening mee gehouden. Fietsers kunnen deze route blijven gebruiken om bij de gebouwen op het UMCG-RuG-terrein te komen en ook om bijvoorbeeld op de Grote Markt uit te komen. Vanwege gewenste bouwontwikkelingen, de noordentree tot het UMCG-terrein (Vrydemalaan) en publieke functies aan een plein in de omgeving van Bloemsingel 1 is de route niet niet geheel rechtstreeks.

Dit plan biedt een uitbreiding en een grotere variatie aan fietsroutes. Er wordt een nieuwe hoofdfietsroute gerealiseerd, namelijk op de nieuwe Vrydemalaan, die iets ten noorden van de Antonius Deusinglaan is geprojecteerd. Naar verwachting wordt die route in 2010 gerealiseerd; hoe deze er exact uit zal komen te zien, betreft een inrichtingsmaatregel, die valt buiten het kader van dit bestemmingsplan. Voor fietsers geeft de route via de Vrydemalaan eveneens een rechtstreekse verbinding met de binnenstad. De route gaat via het Gasfabriekterrein en sluit aan op tenminste drie bruggen: de Ebbingebrug, de Boteringebrug en de Kijk in 't Jatbrug die elk een eigen deel van de binnenstad ontsluiten. Tevens is het mogelijk vanaf de Vrydemaweg via de Bloemsingel en de W.A.Scholtenstraat de Grote Markt te bereiken. Parallel aan de route over de Vrydemalaan is er ook nog een aantrekkelijke fietsroute langs het water van het Oosterhamrikkanaal.

Het UMCG heeft op het eigen terrein in aansluiting op bestaande en nieuwe fietsroutes een aantal hoogwaardige stallingsvoorzieningen gerealiseerd voor zowel personeel, studenten als bezoekers.

Bijlage 2 Vooroverlegreacties

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0029.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0030.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0031.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0032.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0033.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0034.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0035.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0036.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP586BodentUMCGGV-gv01_0037.jpg"

Bijlage 3 Inhoudsopgave Bijlagenboek

Afzonderlijk toegevoegde bijlagen behorend bij dit bestemmingsplan zijn de volgende:

  • A. Beeldkwaliteitsplan
  • B. Quickscan Bodenterrein, 6 februari 2008
  • C. Nader onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet. Vleermuizen op het Bodenterrein te Groningen, 2008, Koeman en Bijkerk b.v.
  • D. Boomeffectanalyse, 16 november 2009, Dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken.
  • E. “Verkeersafwikkeling rondom UMCG”, oktober 2009, registratienummer : NN-ON20092098 van DHV
  • F. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai ten behoeve van bestemmingplan Bodenterrein-UMCG, november 2009, NAA
  • G. Akoestisch onderzoek wegverkeer, Oosterhamrikkade Noordzijde, 21 november 2009, Milieudienst
  • H. Luchtkwaliteitsonderzoek Bodenterrein/UMCG, nr. 2095202, 11 november 2009, Milieudienst
  • I. Inventarisatie bodemkwaliteitsgegevens, november 2009, Milieudienst

De straatnamencommissie van de gemeente heeft voorgesteld de benaming Vrydemaweg te vervangen door de benaming Vrydemalaan. Echter, gezien de reeds eerder uitgevoerde onderzoeken is in deze bijlagen de oude naam gehandhaafd.