direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Oosterparkwijk geconsolideerde versie
Status: geconsolideerd
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP585OosterparkwGV-gv02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Oosterparkwijk van de gemeente Groningen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0014.BP489Oosterparkwij-vg01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 de kaart:

de plankaart van het bestemmingsplan Oosterparkwijk.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 maatvoeringsgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een maatvoeringsvlak.

1.15 maatvoeringsvlak:

een op de kaart geheel of gedeeltelijk door maatvoeringsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn.

1.16 aan huis verbonden beroep:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, mits:
1. het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, en
2. de woonfunctie in overwegende mate intact blijft, en
3. waarbij het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.17 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.18 additionele voorzieningen:

voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.

1.19 archeologische verwachtingswaarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de hoge kans dat in dat gebied archeologische sporen voorkomen.

1.20 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.

1.21 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 dan wel de Monumentenverordening van de gemeente Groningen is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

1.22 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.23 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.24 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.25 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.26 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.27 beschermd wonen

wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

1.28 bestaand:

      • bestaand legaal gebruik op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
      • een bouwwerk dat op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan aanwezig is, in uitvoering is of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
1.29 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, behoudens een nog niet gerealiseerde bouwwerk waarvoor voor 1 januari 2015 een omgevingsvergunning is verleend.

1.30 bestaande legale kamerverhuur:

in afwijking van artikel 1.28 wordt onder bestaande legale kamerverhuur verstaan: het hebben of gebruiken van wooneenheden voor kamerverhuur

1.31 bestaand beschermd wonen

      • voor zover ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Herziening Bestemmingsregels Wonen 2 legaal en daadwerkelijk aanwezig of
      • voor zover nog niet aanwezig, maar wel legaal mogelijk op grond van vóór dat tijdstip verleende specifieke toestemmingen
      • en in de op dat moment aanwezige configuratie van het aantal bewoners en het aantal wooneenheden c.q. woningen.
1.32 bodemingrepen:

werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.33 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.34 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw.

1.35 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.37 bruto vloeroppervlakte:

de som van de oppervlaktes van alle bouwlagen van een gebouw, gemeten op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

1.38 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.40 detailhandel in motorbrandstoffen:

detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen.

1.41 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.42 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.43 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 gebruiksoppervlakte:

de vloeroppervlakte binnen de bouwmuren bepaald volgens NEN 2580 met dien verstande dat daarbij aangebouwde bergingen, garages en andere niet voor bewoning geschikte ruimtes niet worden meegeteld.

1.45 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg.

1.46 geluidsgevoelige objecten:

woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en elk ander gebouw waar gedurende een langere periode van de dag mensen verblijven.

1.47 geluidszoneringplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.48 grondgebonden woning:

een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.49 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige obejcten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.50 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een pereel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.51 hoofdmassa van de bebouwing:

het hoofdgebouw exclusief architectonisch ondergeschikte delen die door de vorm onderscheiden kunnen worden van dit hoofdgebouw.

1.52 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.53 horeca - 1:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, grillrooms, shoarmazaken, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.54 horeca - 2:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.55 horeca - 3:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)café's, met uitzondering van discotheken en nachtclubs.

1.56 horeca - 4:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend electrisch versterkte muziek of het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 06.00 uur, zoals nachtclubs en automatieken.

1.57 horeca - 5:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions.

1.58 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur.

1.59 kamerverhuur:

ruimte(n) in een (deel van een) gebouw die geschikt is (zijn) of geschikt te maken is (zijn) voor (nacht)verblijf, niet zijnde een logiesfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit of niet zijnde een (zelfstandige) woonruimte als bedoeld in de Huisvestingswet, ongeacht de duur van het verblijf en al dan niet tegen betaling.

1.60 kamerverhuurpand:

een pand dat ten behoeve van onzelfstandige kamerverhuur op grond van een onttrekkingvergunning Huisvestingswet onttrokken is aan de woningvoorraad.

1.61 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie.

1.62 kap:

een door tenminste één hellend dakvlak omsloten dak dat meer dan 50% van de bovenste vloerlaag van de onderliggende verdieping omvat.

1.63 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.64 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.65 ligplaats:

een bij een bestemmingsplan aangewezen plaats in het water, die door een woonschip wordt ingenomen.

1.66 logies met ontbijt:

het verstrekken van gelegenheid tot overnachting met ontbijt als toeristisch-recreatieve voorziening in een woning en ondergeschikt aan de woonfunctie.

1.67 maatschappelijke dienstverlening:

het geheel van diensten die de overheden aan hun burgers leveren, alsmede het verlenen van maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, psychosociale zorg, onderwijs, kinderdagopvang, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen van levensbeschouwelijke aard, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en speelterreinen, evenwel met uitzondering van een seksinrichting.

1.68 mantelzorg:

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie.

1.69 meergeneratiewoning:

een geschakelde, zelfstandige wooneenheid met inpandige verbinding voor ouderen of mensen met een beperking en hun familie waarbij de familie mantelzorg verleent.

1.70 oorspronkelijk hoofdgebouw:

het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.

1.71 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.72 peil:

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

voor schepen: de waterspiegel.

1.73 permanente bewoning

bewoning van een verblijf als hoofdverblijf.

1.74 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.75 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.76 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie.

1.77 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.78 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.79 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken.

1.80 standplaats voor straathandel:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten:

a. gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

b. door anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.

1.81 standplaats voor woonwagen:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.82 verkooppunt van motorbrandstoffen:

een inrichting voor de uitoefening van detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen.

1.83 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.84 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.85 voorgevelrooilijn:

voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan.

1.86 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.87 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.88 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.89 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.90 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.91 woonschip:

een schip uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebruikt of tot woning bestemd.

1.92 woon-werkcombinaties:

het wonen in combinatie met aan de woonfunctie ondergeschikte kantoor- en werkfuncties in de vorm van aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

1.93 zakelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten, al dan niet in een kantoorgebouw, op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

1.94 zelfstandige woning:

de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woondoeleinden geschikte eenheid van gebruik die in functioneel opzicht zelfstandig is.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

Artikel 3 Uitmetingsverschillen

Voorzover op de kaart niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de kaart, met dien verstande dat:

  • a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
  • b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. bedrijven die zijn genoemd in de categorieen 3.1 en 3.2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3';
  • c. detailhandel in caravans, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. detailhandel in auto-onderdelen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - auto-onderdelen';
  • e. zakelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • f. een seksinrichting, ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
  • g. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • h. wonen op de bovengelegen verdieping(en), ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage en de goot- of bouwhoogte mogen maximaal het aangegeven percentage en de aangegeven hoogte bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de verblijfssituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.2 onder b voor het vergroten van het toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2 onder b voor het vergroten van de toegestane goot- of bouwhoogte met maximaal 4 meter.
4.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 4.4.1, is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de verblijfssituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 4.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 4.1 onder a en b zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan die welke volgens lid 4.1 onder c en d is toegestaan en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' detailhandel in motorbrandstoffen is toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning, anders dan die welke volgens lid 4.1 onder h is toegestaan;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.1 onder a juncto lid 4.5 onder a voor de vestiging van bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidszoneringplichtige of risicovolle inrichtingen betreft en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie;
  • b. het bepaalde in lid 4.1 onder b juncto lid 4.5 onder a voor de vestiging van bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 3.1 en 3.2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidszoneringplichtige of risicovolle inrichtingen betreft en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie;
  • c. het bepaalde in lid 4.5 onder c voor het realiseren van (nieuwe) woningen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verblijfssituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde. Het gestelde in lid 4.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
4.7 Uitsterfregeling

Het gebruik ten behoeve van een seksinrichting als bedoeld in lid 4.1, onder f, mag niet worden hervat indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste een jaar gestaakt is geweest.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van detailhandel in de vorm van de uitoefening van een autoverkoopbedrijf, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca - 1, horeca - 2 en horeca - 3, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • d. woningen, met dien verstande dat:
    • 1. de gebruiksoppervlakte van een woning, met uitzondering van een meergeneratiewoning, tenminste 50m2 dient te bedragen, of, indien de gebruiksoppervlakte van een bestaande woning minder bedraagt, de bestaande gebruiksoppervlakte;
    • 2. deze functie niet is toegestaan op de begane grond;
    • 3. de gebruiksoppervlakte van een woning zich in ieder geval voor de helft boven peil bevindt, met uitzondering van woningen waarvan de bestaande gebruiksoppervlakte zich geheel beneden peil bevindt;
  • e. woningen met een gebruiksoppervlakte van minimaal 24 m2, uitsluitend in geval bestaande onzelfstandige kamerverhuur wordt omgezet naar zelfstandige woningen en het aantal zelfstandige woningen na woningvorming kleiner is dan het aantal onzelfstandige kamers;
  • f. bestaande kamerverhuur, met dien verstande dat het aantal kamers dat aanwezig is in een kamerverhuurpand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, niet mag worden vergroot;
  • g. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in een woning en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden.
  • b. Het is verboden een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan de gevel aangebrachte reclame-uitingen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag maximaal de aangegeven bouwhoogte bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:


a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.1.d.1 en toestaan dat de gebruiksoppervlakte van een woning minimaal 40m2 bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.1.b:
    1. mits:
    - de gebruiksoppervlakte woonfunctie van de bestaande woning groter is dan of gelijk is aan 140m2, en
    - de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat niet kleiner is dan 50m2
    2. voor het splitsen ten behoeve van een meergeneratiewoning.
5.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 5.4.1, is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 5.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van de uitoefening van een autoverkoopbedrijf;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor logies met ontbijt;
  • c. het gebruik van gebouwen voor kamerverhuur, voor zover niet toegestaan op grond van het bepaalde in lid 5.1.f;
  • d. het gebruik van een woning voor bewoning anders dan door een huishouden;
  • e. het gebruik van een bestaande woning als meer dan één zelfstandige woning, onverminderd het bepaalde in lid 5.4.1.b.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5 onder d voorbegeleid wonen.

5.6.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van sublid 5.6.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 5.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Dienstverlening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zakelijke dienstverlening;
  • b. maatschappelijke dienstverlening;
  • c. kantoren;
  • d. woningen op de bovengelegen verdieping(en), ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat:
    • 1. de gebruiksoppervlakte van een woning tenminste 50m2 bedraagt, met uitzondering van een meergeneratiewoning, of, indien de gebruiksoppervlakte van een bestaande woning minder bedraagt, de bestaande gebruiksoppervlakte;
    • 2. de gebruiksoppervlakte van een woning zich in ieder geval voor de helft boven peil bevindt, met uitzondering van woningen waarvan de bestaande gebruiksoppervlakte zich geheel beneden peil bevindt;
  • e. woningen met een gebruiksoppervlakte van minimaal 24 m2, uitsluitend in geval bestaande onzelfstandige kamerverhuur wordt omgezet naar zelfstandige woningen en het aantal zelfstandige woningen na woningvorming kleiner is dan het aantal onzelfstandige kamers;
  • f. bestaande kamerverhuur, met dien verstande dat het aantal kamers dat aanwezig is in een kamerverhuurpand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, niet mag worden vergroot.
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. additionele voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde doeleinden.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mogen tot een hoogte van 3.5 meter geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • c. Het is verboden een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goot- of bouwhoogte mag maximaal de aangegeven hoogte bedragen.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend aan de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    • 4. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk, minimaal 1 meter bedraagt.
  • b. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied, minimaal 1 meter bedraagt.
  • c. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag zijn bebouwd.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.1.d.1 en toestaan dat de gebruiksoppervlakte van een woning minimaal 40m2 bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.1.c:
    1. mits:
    - de gebruiksoppervlakte woonfunctie van de bestaande woning groter is dan of gelijk is aan 140m2, en
    - de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat niet kleiner is dan 50m2
    2. voor het splitsen ten behoeve van een meergeneratiewoning.
  • c. het bepaalde in lid 6.2.3 onder a.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, echter uitsluitend ten behoeve van een kap en met dien verstande dat de goothoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 6.2.3 onder a.3 voor het vergroten van de toegestane diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing tot maximaal 5 meter;
  • e. het bepaalde in lid 6.2.3 onder a.4 voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  • f. het bepaalde in lid 6.2.3 onder a voor het oprichten van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale goothoogte 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale breedte, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    • 4. een kap is toegestaan;
  • g. het bepaalde in lid 6.2.3 onder b.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot maximaal 4,50 meter, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
  • h. het bepaalde in lid 6.2.3 onder b.2 voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  • i. het bepaalde in lid 6.2.3 onder b voor het oprichten van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op het voorerfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. het vrijstaand bijbehorend bouwwerk achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn moet zijn gesitueerd;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,50 meter bedraagt, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
    • 4. door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 70m2 bedragen waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen achter het verlengde van de voorgevelrooilijn voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
  • j. het bepaalde in lid 6.2.3 onder c voor vergroting van de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied tot maximaal 70m² waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd.
6.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 6.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in 6.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van de percelen Damsterdiep 227-237 kan worden gewijzigd naar de bestemming Wonen, mits:

  • a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 6.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

6.6 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

    • 1. het gebruik van gebouwen voor kamerverhuur, voor zover niet toegestaan op grond van het bepaalde in lid 6.1.f.;
    • 2. het gebruik van een woning voor bewoning anders dan door een huishouden;
    • 3. het gebruik van een bestaande woning als meer dan één zelfstandige woning, onverminderd het bepaalde in lid 6.4.1.b;
6.7 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.6.2 voor begeleid wonen.

6.8 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 6.7 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. de woonsituatie;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 3. de verkeersveiligheid;
  • 4. de sociale veiligheid;
  • 5. de milieusituatie;
  • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in paragraaf 4.3.1 van de juridische toelichting onder het kopje Nadere eisen is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. maatschappelijke dienstverlening;
  • c. zakelijke dienstverlening;
  • d. horeca - 1, horeca - 2 en horeca - 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • e. horecabedrijven in de categorie horeca - 5, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5';
  • f. detailhandel;
  • g. recreatie;
  • h. bedrijven als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • i. bedrijven als bedoeld in de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken;
  • j. woningen, met dien verstande dat:
    • 1. de gebruiksoppervlakte van een woning, met uitzondering van een meergeneratiewoning, tenminste 50m2 dient te bedragen, of, indien de gebruiksoppervlakte van een bestaande woning minder bedraagt, de bestaande gebruiksoppervlakte;
    • 2. de gebruiksoppervlakte van een woning zich in ieder geval voor de helft boven peil bevindt, met uitzondering van woningen waarvan de bestaande gebruiksoppervlakte zich geheel beneden peil bevindt;
  • k. woningen met een gebruiksoppervlakte van minimaal 24 m2, uitsluitend in geval bestaande onzelfstandige kamerverhuur wordt omgezet naar zelfstandige woningen en het aantal zelfstandige woningen na woningvorming kleiner is dan het aantal onzelfstandige kamers;
  • l. bestaande kamerverhuur, met dien verstande dat het aantal kamers dat aanwezig is in een kamerverhuurpand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, niet mag worden vergroot;
  • m. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in een woning en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. additionele voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde doeleinden.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mogen tot een hoogte van 3.5 meter geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • c. Het is verboden een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan de gevel aangebrachte reclame-uitingen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd.
  • b. De goot- of bouwhoogte mag maximaal de aangegeven hoogte bedragen.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend aan de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    • 4. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied, minimaal 1 meter bedraagt.
  • b. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied, minimaal 1 meter bedraagt.
  • c. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag zijn bebouwd.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Voor zover het niet erf- of perceelsafscheidingen betreft mogen de bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedragen en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.
  • d. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag zijn bebouwd.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.1.j en toestaan dat de gebruiksoppervlakte van een woning minimaal 40m2 bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.3 onder a.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, echter uitsluitend ten behoeve van een kap en met dien verstande dat de goothoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 7.2.3 onder a.3 voor het vergroten van de toegestane diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing tot maximaal 5 meter;
  • d. het bepaalde in lid 7.2.3 onder a.3 voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk achter een oorspronkelijk aangebouwd bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale diepte achter het oorspronkelijk aangebouwd bijbehorende bouwwerk 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale breedte gelijk is aan de breedte van het oorspronkelijk aangebouwde bijbehorende bouwwerk;
  • e. het bepaalde in lid 7.2.3 onder a.4 voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  • f. het bepaalde in lid 7.2.3 onder a voor het oprichten van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale goothoogte 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale breedte, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    • 4. een kap is toegestaan;
  • g. het bepaalde in lid 7.2.3 onder b.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot maximaal 4,50 meter, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
  • h. het bepaalde in lid 7.2.3 onder b.2 voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  • i. het bepaalde in lid 7.2.3 onder b voor het oprichten van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op het voorerfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. het vrijstaand bijbehorend bouwwerk achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn moet zijn gesitueerd;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,50 meter bedraagt, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
    • 4. door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 70m2 bedragen waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen achter het verlengde van de voorgevelrooilijn voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
  • j. het bepaalde in lid 7.2.3 onder c voor vergroting van de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied tot maximaal 70m² waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd;
  • k. het bepaalde in lid 7.2.1.c:
    1. mits:
    - de gebruiksoppervlakte woonfunctie van de bestaande woning groter is dan of gelijk is aan 140m2, en
    - de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat niet kleiner is dan 50m2
    2. voor het splitsen ten behoeve van een meergeneratiewoning.
7.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 7.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in 7.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 7.1 zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor logies met ontbijt;
  • c. het gebruik van gebouwen voor kamerverhuur, voor zover niet toegestaan op grond van het bepaalde in lid 7.1.l;
  • d. het gebruik van een woning voor bewoning anders dan door een huishouden;
  • e. het gebruik van een bestaande woning als meer dan één zelfstandige woning, onverminderd het bepaalde in lid 7.4.1.k.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijkingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 juncto lid 7.5 onder a voor de vestiging van bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidszoneringplichtige of risicovolle inrichtingen betreft.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.5 onder d voor begeleid wonen.
7.6.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 7.6.1 onder b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in paragraaf 4.3.1 van de juridische toelichting onder het kopje Nadere eisen is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplantingen;
  • c. recreatieve voorzieningen;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. een standplaats, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats';
  • h. kades en oevers;
  • i. tuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';
  • j. bergingen ten behoeve van woonschepen, uitsluitend binnen bouwvlakken;
  • k. additionele voorzieningen,waaronder ruimtes ten behoeve van sluis- en brugbediening.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde doeleinden.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' mogen nutsgebouwen worden gebouwd tot een maximale hoogte van 4 meter.
8.2.2 Gebouwen (bergingen bij woonschepen)

Voor het bouwen van gebouwen (bij woonschepen) gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen (waaronder bergingen) mogen uitsluitend binnen een op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Per ligplaats is maximaal 1 gebouw in de vorm van een berging toegestaan.
  • c. De hoogte van gebouwen mag maximaal 3 meter bedragen.
  • d. De oppervlakte van een berging mag maximaal 15% van het bouwvlak bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van de berging per ligplaats 12m2 bedraagt en de oppervlakte van de berging per ligplaats tenminste 7.5m2 mag bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van voorzieningen voor een (individueel) woonschip, mogen uitsluitend binnen een op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Er mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor (rail)verkeers-, nautische-, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden en voor het afmeren en bereikbaar maken van (groepen) schepen worden gebouwd.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van voorzieningen voor een (individueel) woonschip maximaal 3 meter bedragen.
  • e. Bij een woonschip zijn gebouwde erf- en terreinafscheidingen niet toegestaan.
  • f. In aanvulling op het bepaalde onder a mag de oppervlakte van de voorzieningen voor een woonschip per ligplaats maximaal 18m2 bedragen.
  • g. In afwijking van het bepaalde onder c mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor nautische-, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden maximaal 15 meter bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. nautische-, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden:
ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met bestaande nautische-, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden.

b. de verblijfssituatie:
ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

c. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

d. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals gebouwen voor onderhoud en beheer of voor recreatief (mede)gebruik van de in lid 8.1 bedoelde gronden, daaronder mede begrepen dierenverblijven, mits de oppervlakte per gebouw maximaal 50 m2 en de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  • b. lid 8.2.2 onder d voor het bouwen van gebouwen in de vorm van bergingen met een oppervlakte groter dan 12m2, met dien verstande dat het bebouwingspercentage maximaal 15% van het bouwvlak mag bedragen en de maximale oppervlakte van de berging per ligplaats 20m2 mag bedragen;
  • c. lid 8.2.3 onder e voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1 meter mag bedragen en het moet gaan om transparante hekwerken ten behoeve van begroeiing.
8.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 8.4.1, is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. nautische-, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • b. de verblijfssituatie;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 8.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen (waaronder bergingen) voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van gebouwen (waaronder bergingen) voor beroep of bedrijf;
  • c. het gebruik van gronden als tuin, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';
  • d. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • e. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar-, of vliegtuigen (waaronder parkeren van auto's);
  • f. het storten van puin en afvalstoffen;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • h. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven en/of de bestemming Groen (deels) wordt gewijzigd in de bestemming Maatschappelijk en/of Wonen, mits:

  • a. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 11 meter;
  • b. het maximale bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50%;
  • c. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan (de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of) een verkregen hogere grenswaarde;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Maatschappelijk respectievelijk Wonen de regels van de bestemming Maatschappelijk respectievelijk Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

Het gestelde in lid 8.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde doeleinden.

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak gebouwen worden gebouwd tot een maximale oppervlakte van 50m2 per perceel en een maximale hoogte van 3 meter.
  • c. De goot- of bouwhoogte mag maximaal de aangegeven hoogte bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Voor zover het niet erf- of perceelsafscheidingen betreft mogen de bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedragen en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
  • d. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag zijn bebouwd.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2.2 onder b voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100m2 per perceel en een maximale hoogte van maximaal 4 meter;
  • b. het bepaalde in lid 9.2.2 onder c ten behoeve van het vergroten van de toegestane goot- of bouwhoogte met maximaal 4 meter.
9.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 9.4.1, is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 9.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval het gebruik van de gronden en bouwwerken voor wonen, anders dan die welke volgens lid 9.1 onder b en d is toegestaan, gerekend.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 onder c juncto lid 9.5 voor het realiseren van (nieuwe) woningen in het gebouw aan de Zaagmuldersweg 530, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verblijfssituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere. Het gestelde in lid 9.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. groentetuinen;
  • c. dagrecreatieve voorzieningen, waaronder voorzieningen ten behoeve van de duivensport;
  • d. additionele voorzieningen, waaronder een verenigingsgebouw.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde doeleinden.

10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage en de bouwhoogte mogen maximaal het aangegeven percentage en de aangegeven bouwhoogte bedragen.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder b voor het vergroten van het toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10.

10.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 10.3.1, is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en gebouwen ten behoeve van permanente bewoning gerekend.

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde doeleinden.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Voor zover het niet erf- of perceelsafscheidingen betreft mogen de bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend op het achtererfgebied van de bijbehorende hoofdgebouwen worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedragen en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, fiets- en voetpaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. bermen, taluds, groenvoorzieningen en waterlopen;
  • e. wonen in de vorm van overhangende balkons en galerijen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  • f. additionele voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde doeleinden.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen nutsgebouwen worden gebouwd tot een maximale oppervlakte van 30 m2 en een maximale hoogte van 4 meter.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' overhangende balkons en galerijen toegestaan.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterhuishouding;
  • c. scheepvaartverkeer (uitsluitend het Oosterhamrikkanaal);
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. bermen;
  • f. kades en oevers;
  • g. ligplaatsen voor woonschepen, ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';
  • h. additionele voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde doeleinden.

13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de oppervlakte van de gebouwen maximaal 25 m2 mag bedragen en de bouwhoogte maximaal 3 meter.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor verkeers-, nautische-, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden maximaal 15 meter bedragen.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Gebruiksregels voor woonschepen

Voor het innemen van een ligplaats gelden de volgende bepalingen:

  • a. Woonschepen mogen uitsluitend binnen de op de kaart met de aanduiding 'ligplaats' aangegeven gronden liggen.
  • b. De onderlinge afstand tussen twee woonschepen dient minimaal 5 meter te bedragen.
13.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar-, of vliegtuigen (waaronder parkeren van auto's);
  • d. het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, met dien verstande dat:
    • 1. de gebruiksoppervlakte van een woning meer dan 50m2 bedraagt, met uitzondering van de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' en meergeneratiewoningen, of, indien de gebruiksoppervlakte van een bestaande woning minder bedraagt, de bestaande gebruiksoppervlakte;
    • 2. de gebruiksoppervlakte van een woning zich in ieder geval voor de helft boven peil bevindt, met uitzondering van woningen waarvan de bestaande gebruiksoppervlakte zich geheel beneden peil bevindt;
  • b. woningen met een gebruiksoppervlakte van minimaal 24 m2, uitsluitend in geval bestaande onzelfstandige kamerverhuur wordt omgezet naar zelfstandige woningen en het aantal zelfstandige woningen na woningvorming kleiner is dan het aantal onzelfstandige kamers;
  • c. bestaande kamerverhuur, met dien verstande dat het aantal kamers dat aanwezig is in een kamerverhuurpand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, niet mag worden vergroot;
  • d. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • e. maatschappelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • f. zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', met dien verstande dat deze functies uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond;
  • g. zakelijke en maatschappelijke dienstverlening en detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat deze functies uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond;
  • h. horeca - 1, horeca - 2 en horeca - 3, zakelijke en maatschappelijke dienstverlening en detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat deze functies uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. additionele voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde doeleinden.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen' mogen uitsluitend garageboxen en bergingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 20m2 per garagebox of berging.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mogen tot een hoogte van 3.5 meter geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd.
  • d. Nutsgebouwen mogen worden gebouwd tot een maximale oppervlakte van 50 m2 en een maximale hoogte van 4 meter;
  • e. Het is verboden een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
14.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De afstand tussen vrijstaande hoofdgebouwen en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt.
  • c. De afstand tussen twee aaneengebouwde hoofdgebouwen en één van beide zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt.
  • d. De bouw- en/of goothoogte mogen maximaal de aangegeven bouw- en/of goothoogte bedragen.
  • e. De dakhelling mag maximaal 60º bedragen.
14.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend aan de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    • 4. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied, minimaal 1 meter bedraagt.
  • b. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied, minimaal 1 meter bedraagt.
  • c. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag zijn bebouwd.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Voor zover het niet erf- of perceelsafscheidingen betreft mogen de bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedragen en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.
  • d. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag zijn bebouwd.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 14.2.2 voor het toestaan van ondergrondse of halfverdiepte parkeervoorzieningen, onafhankelijk van de op de kaart aangegeven bouwgrenzen, met dien verstande dat deze afwijkingsbevoegdheid niet mag worden toegepast voor het perceel Zaagmuldersweg 1 (Zaagdam);
  • b. het bepaalde in lid 14.1.a en toestaan dat de gebruiksoppervlakte van een woning minimaal 40m2 bedraagt;
  • c. het bepaalde in lid 14.2.3 onder a.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, echter uitsluitend ten behoeve van een kap en met dien verstande dat de goothoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 14.2.3 onder a.3 voor het vergroten van de toegestane diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing tot maximaal 5 meter;
  • e. het bepaalde in lid 14.2.3 onder a.3 voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk achter een oorspronkelijk aangebouwd bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale diepte achter het oorspronkelijk aangebouwd bijbehorende bouwwerk 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale breedte gelijk is aan de breedte van het oorspronkelijk aangebouwde bijbehorende bouwwerk;
  • f. het bepaalde in lid 14.2.3 onder a.4 voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  • g. het bepaalde in lid 14.2.3 onder a voor het oprichten van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale goothoogte 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale breedte, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    • 4. een kap is toegestaan;
  • h. het bepaalde in lid 14.2.3 onder b.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot maximaal 4,50 meter, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
  • i. het bepaalde in lid 14.2.3 onder b.2 voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  • j. het bepaalde in lid 14.2.3 onder b voor het oprichten van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op het voorerfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. het vrijstaand bijbehorend bouwwerk achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn moet zijn gesitueerd;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,50 meter bedraagt, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
    • 4. door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 70m2 bedragen waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen achter het verlengde van de voorgevelrooilijn voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
  • k. het bepaalde in lid 14.2.3 onder c voor vergroting van de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied tot maximaal 70m² waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd;
  • l. het bepaalde in lid 14.2.1.e:
    1. mits:
    - de gebruiksoppervlakte woonfunctie van de bestaande woning groter is dan of gelijk is aan 140m2, en
    - de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat niet kleiner is dan 50m2
    2. voor het splitsen ten behoeve van een meergeneratiewoning.
14.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 14.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in 14.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van standplaatsen;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis beroep;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 14.1 is toegestaan;
  • f. het gebruik van gebouwen voor kamerverhuur, voor zover niet toegestaan op grond van het bepaalde in lid 14.1.c;
  • g. het gebruik van een woning voor bewoning anders dan door een huishouden;
  • h. het gebruik van een bestaande woning als meer dan één zelfstandige woning, onverminderd het bepaalde in lid 14.4.1.l.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 14.5 onder d voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70m². Het gestelde in lid 14.3 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  • b. lid 14.5 onder e voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van. Het gestelde in lid 14.3 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  • c. lid 14.1 juncto lid 14.5 onder e voor het gebruik van de gebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond. Het gestelde in lid 14.3 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  • d. lid 14.1 juncto lid 14.5 onder e voor het gebruik van de gebouwen ten behoeve van detailhandel, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond. Het gestelde in lid 14.3 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  • e. lid 14.1 juncto lid 14.5 onder e voor het gebruik van de gebouwen ten behoeve van zakelijke en/of maatschappelijke dienstverlening, met dien verstande dat deze functies uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond. Het gestelde in lid 14.3 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  • f. lid 14.1 juncto lid 14.5 onder e voor het gebruik van de gebouwen ten behoeve van horeca - 2, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond. Het gestelde in lid 14.3 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  • g. het bepaalde in lid 14.5 onder g voor begeleid wonen. Het gestelde in lid 14.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
14.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de situering en de vorm van de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:
    • 1. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' de bestemming Wonen wordt gewijzigd in de bestemming Maatschappelijk, mits:
    • 1. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 11 meter;
    • 2. het maximale bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50%;
    • 3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan (de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of) een verkregen hogere grenswaarde;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Maatschappelijk de relevante regels van de bestemming Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

Het gestelde in lid 14.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Leiding - Hoogspanning

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van ondergrondse hoogspanningsleidingen.

15.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de in de leidingstrook gelegen leidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 voor de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 200m2 en een grotere diepte dan 0,6 meter beneden maaiveld, waarvoor een reguliere omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 mits aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
  • b. Op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
  • c. Technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.
  • d. Archeologisch onderzoek door middel van opgraving wordt uitgevoerd.
  • e. De bouw van het bouwwerk wordt begeleid door een een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
16.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de in lid 16.3.1 genoemde vergunning voorwaarden te verbinden wordt een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg om advies gevraagd.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
16.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voot het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende activiteiten uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van de gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • c. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
16.4.2 Uitzondering op de vergunningplicht

Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. tot een oppervlakte kleiner dan 200m2 en een diepte kleiner dan 0,60 meter beneden maaiveld;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
16.4.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin, naar oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' van de kaart te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 17 Waarde - Beschermd stadsgezicht-1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht-1' (Petrus Campersingel/S.S.Rosensteinlaan) aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud (en herstel) van de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het gebied.

Deze ruimtelijke en functionele karakteristiek kenmerkt zich door:

  • de grootschalige stedenbouwkundige structuur van de langgerekte, flauw gebogen route van de Petrus Campersingel en S.S. Rosensteinlaan met het karakter van een boulevard en de daaraan gelegen uniforme, samenhangende bebouwing uit de jaren twintig van de vorige eeuw met bijbehorende groenvoorzieningen;
  • de architectonische kwaliteit, gaafheid en zelfzaamheid van de langgerekte, uniforme gebogen gevelwand;
  • het karakteristieke profiel van de Petrus Campersingel, van west naar oost: water - oplopende walkant - fietspad - groenstrook met boombeplanting - rijbaan - bestrate berm - fietspad - trottoir met boombeplanting - voorerfafscheiding, bestaande uit ligusterheggen, bakstenen muurtjes en houten toegangshekjes - voortuin - gevelwand;
  • de nog zichtbare oude structuur van het beloop van het voormalige verbindingskanaal in het zuidoostelijke deel, te herkennen aan de rooilijn van de oudere bebouwing en het groene gazon hiervoor met dikke lindebomen;
  • de vijverpartij ten westen van de singel met oplopende walkant en de bakstenen trappartij naar de vijver tegenover het H.A. Kooykerplein;
  • de karakteristieke boombeplanting, bestaande uit lindebomen waaronder een aantal zeldzame exemplaren dikke lindebomen;
  • de voorerfafscheiding van de voortuinen, bestaande uit ligusterheggen, bakstenen muurtjes en houten toegangshekjes en het door boombeplanting omzoomde H.A. Kooykerplein;
  • de zichtassen van de drie radiaalstraten (Jan Hissink Jansenstraat, H.A.Kooykerplein/Ripperdalaan en Dirk Huizingastraat) die georiënteerd zijn op de Martinitoren;
  • de belangrijke stedenbouwkundige elementen ('boeksteunen') aan het begin en eind van de wand, respectievelijk de hoekbebouwing aan de kruising Petrus Campersingel/Damsterdiep (gebouw met woningen) en het kerkgebouw van de Oosterkerk aan de kruising S.S. Rosensteinlaan/E. Thomassen a Thuessinklaan;
  • de relatie met het achter de wand gelegen Monumenten Inventarisatie Project (MIP)-gebied, bestaande uit complexen voormalige arbeiderswoningen.
17.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de hoeveelheid, de plaats, de afmetingen en de gevelindeling van de bebouwing, ten behoeve van het behoud (en herstel) van de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het gebied, zoals beschreven in lid 17.1.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
17.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende activiteiten uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen en paden en het aanbrengen van verhardingen, uitgezonderd één toegangspad per woning tot een breedte van maximaal 1.50 meter;
  • b. het verwijderen van de ligusterheggen als erfafscheiding naar de straat.
17.3.2 Uitzondering op de vergunningplicht

Het in lid 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die deel uitmaken van activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een beheers- of inrichtingsplan dat door burgemeester en wethouders is geaccepteerd.
17.3.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De in lid 17.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het gebied overeenkomstig het bepaalde in lid 17.1.

Artikel 18 Waarde - Beschermd stadsgezicht-2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht-2' (Bloemenbuurt) aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud (en herstel) van de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het gebied.

Deze ruimtelijke en functionele karakteristiek kenmerkt zich door:

  • de stedenbouwkundige opzet van de kern van de Bloemenbuurt, bestaande uit de 'boerderijtjes' , in een losse verkaveling gegroepeerd rondom een groen rechthoekig plein, de Lindenhof;
  • het stedenbouwkundig concept van de Bloemenbuurt als geheel, waarvan de hoofdopzet geent is op de Tuinstadbeweging, in nauwe samenhang met de bijzondere architectonische kwaliteit van de bebouwing van de complexen in de stijl van de Amsterdamse School;
  • de bijzondere structuur, variatie en zichtassen van de door de buurt verspreid liggende hofjes, poortgebouwen, pleintjes en plantsoentjes met groenvoorzieningen en bakstenen muurtjes;
  • de architectonische waarde en de bijzondere stedenbouwkundige situering van het schoolgebouw aan de Heesterpoort en de winkels aan de randen van de buurt;
  • de contrastwerking tussen de hogere en lagere woningcomplexen en het gevarieerde bebouwingsbeeld;
  • de gevarieerde toepassing van verschillende soorten en klueren baksteen, metselverbanden en van diverse kapvormen;
  • de profielen van de hoofdstraten (Hortensialaan en Irislaan): gesloten gevelwand - kleine voortuinen met erfafscheiding, bestaande uit ligusterheggen - trottoir, voorzien van boombeplanting - straat - trottoir, voorzien van boombeplanting - kleine voortuinen met erfafscheiding, bestaande uit ligusterheggen - gesloten gevelwand;
  • de profielen van de Goudsbloemstraat en de Begoniastraat: gesloten gevelwand - trottoir - straat - trottoir - gesloten gevelwand.
18.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de hoeveelheid, de plaats, de afmetingen en de gevelindeling van de bebouwing, ten behoeve van het behoud (en herstel) van de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het gebied, zoals beschreven in lid 18.1.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
18.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende activiteiten uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het aanleggen van verharde wegen, paden, in - en uitritten, parkeervoorzieningen of terrassen;
  • b. het verwijderen van de houtopstanden;
  • c. het afgraven of ophogen van de gronden met meer dan 40 centimeter.
18.3.2 Uitzondering op de vergunningplicht

Het in lid 18.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die deel uitmaken van activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een beheers- of inrichtingsplan dat door burgemeester en wethouders is geaccepteerd.
18.3.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De in lid 18.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het gebied overeenkomstig het bepaalde in lid 18.1.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met het normale onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een automaten/amusementshal;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor standplaatsen voor woonwagens.

Artikel 21 Verwijzing naar beleidsregels

21.1 Beleidsregels inzake splitsing en bewoning

Burgemeester en wethouders passen de in Hoofdstuk 2 opgenomen afwijkingsbevoegdheden voor:

  • 1. het gebruik van een woning anders dan door één huishouden;
  • 2. het veranderen en/of vergroten van een bestaande woning tot twee of meer zelfstandige woningen;
  • 3. het stellen van nadere eisen in de onder 1 en 2 genoemde situaties;

toe met inachtneming van met betrekking tot dit onderwerp vastgestelde beleidsregels of, als die er niet zijn, het ruimtelijk relevante deel van de door hen vastgestelde beleidsregels ten aanzien van woningonttrekking en woningvorming, zoals die beleidsregels gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

21.2 Beleidsregels inzake het beschermd wonen

Burgemeester en wethouders passen de in Hoofdstuk 2 opgenomen afwijkingsbevoegdheden voor het toestaan van beschermd wonen toe met inachtneming van door hen vastgestelde beleidsregels ten aanzien van beschermd wonen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Hetzelfde geldt voor de in dat hoofdstuk opgenomen bevoegdheden tot het stellen van nadere eisen als die worden toegepast in een situatie waar beschermd wonen aan de orde is.

Artikel 22 Parkeren

22.1 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

22.2 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.1:

  • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
22.3 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 22.2 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • b. de woon- en leefsituatie.
22.4 Beleidsregels

Burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

Artikel 23 Algemene afwijkingsbevoegdheid

23.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voor zover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan:

  • a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages en/of van de bij recht in de regels en/of op de plankaart gegeven maten en afmetingen tot maximaal 1 meter, met dien verstande dat deze afwijkingsbevoegdheid niet mag worden gebruikt ten behoeve van een extra bouwlaag;
  • b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. voor overschrijding van de bouw- en/of maatvoeringsgrenzen:
    1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  • d. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
    2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden;
  • e. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
  • f. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
  • g. voor het oprichten van containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, Wet milieubeheer, met een maximale inhoud van 200m3, met dien verstande dat voor ondergrondse containers geen maatvoeringsbeperkingen gelden;
  • h. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
  • i. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen tot een maximale hoogte van 6 meter, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  • j. voor het innemen van een standplaats voor straathandel;
  • k. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  • l. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil, met dien verstande dat voor reclame-uitingen een maximale hoogte van 6 meter geldt;
  • m. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil.
23.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van lid 23.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Oosterparkwijk.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

SBI-code   SBI-code 2008   nr.   omschrijving   cat.      
01   01   -   landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw          
014   016   4   - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²   2      
014   016   3   - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m²   3.1      
                       
15   10, 11   -   vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken          
151   101, 102   0   Slachterijen en overige vleesverwerking:          
151   101, 102   1   - slachterijen en pluimveeslachterijen   3.2      
151   101   3   - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval   4.2      
151   101   4   - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m²   3.2      
151   101   5   - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m²   3.1      
151   101   6   - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²   3.1      
151   101, 102   7   - loonslachterijen   3.1      
151   108   8   - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m²   3.1      
152   102   0   Visverwerkingsbedrijven:          
152   102   2   - conserveren   4.1      
152   102   3   - roken   4.2      
152   102   4   - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m²   4.2      
152   102   5   - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m²   3.2      
152   102   6   - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²   3.1      
1531   1031   0   Aardappelprodukten fabrieken:          
1531   1031   1   - vervaardiging van aardappelproducten   4.2      
1531   1031   2   - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²   3.1      
1532, 1533   1032, 1039   0   Groente- en fruitconservenfabrieken:          
1532, 1533   1032, 1039   1   - jam   3.2      
1532, 1533   1032, 1039   2   - groente algemeen   3.2      
1532, 1533   1032, 1039   3   - met koolsoorten   3.2      
1532, 1533   1032, 1039   4   - met drogerijen   4.2      
1532, 1533   1032, 1039   5   - met uienconservering (zoutinleggerij)   4.2      
1541   104101   0   Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:          
1541   104101   1   - p.c. < 250.000 t/j   4.1      
1541   104101   2   - p.c. >= 250.000 t/j   4.2   Z  
1542   104102   0   Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:          
1542   104102   1   - p.c. < 250.000 t/j   4.1      
1542   104102   2   - p.c. >= 250.000 t/j   4.2   Z  
1543   1042   0   Margarinefabrieken:          
1543   1042   1   - p.c. < 250.000 t/j   4.1      
1543   1042   2   - p.c. >= 250.000 t/j   4.2   Z  
1551   1052   0   Zuivelprodukten fabrieken:          
1551   1051   3   - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j   3.2      
1551   1051   4   - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j   4.2   Z  
1551   1051   5   - overige zuivelprodukten fabrieken   4.2      
1552   1052   1   Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²   3.2      
1552   1052   2   - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²   2      
1561   1061   0   Meelfabrieken:          
1561   1061   1   - p.c. >= 500 t/u   4.2   Z  
1561   1061   2   - p.c. < 500 t/u   4.1      
1561   1061       Grutterswarenfabrieken   4.1      
1562   1062   0   Zetmeelfabrieken:          
1562   1062   1   - p.c. < 10 t/u   4.1      
1562   1062   2   - p.c. >= 10 t/u   4.2   Z  
1571   1091   0   Veevoerfabrieken:          
1571   1091   3   - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water   4.2      
1571   1091   5   - mengvoeder, p.c. < 100 t/u   4.1      
1571   1091   6   - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u   4.2   Z  
1572   1092       Vervaardiging van voer voor huisdieren   4.1      
1581   1071   0   Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:          
1581   1071   1   - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens   2      
1581   1071   2   - v.c. >= 7500 kg meel/week   3.2      
1582   1072       Banket, biscuit- en koekfabrieken   3.2      
1583   1081   0   Suikerfabrieken:          
1583   1081   1   - v.c. < 2.500 t/j   5.1      
1583   1081   2   - v.c. >= 2.500 t/j   5.3   Z  
1584   10821   0   Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:          
1584   10821   2   - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m²   3.2      
1584   10821   4   - Suikerwerkfabrieken met suiker branden   4.2      
1584   10821   5   - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m²   3.2      
1585   1073       Deegwarenfabrieken   3.1      
1586   1083   0   Koffiebranderijen en theepakkerijen:          
1586   1083   2   - theepakkerijen   3.2      
1587   108401       Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden   4.1      
1589   1089       Vervaardiging van overige voedingsmiddelen   4.1      
1589.1   1089       Bakkerijgrondstoffenfabrieken   4.1      
1589.2   1089   0   Soep- en soeparomafabrieken:          
1589.2   1089   1   - zonder poederdrogen   3.2      
1589.2   1089   2   - met poederdrogen   4.2      
1589.2   1089       Bakmeel- en puddingpoederfabrieken   4.1      
1591   110101       Destilleerderijen en likeurstokerijen   4.2      
1592   110102   0   Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:          
1592   110102   1   - p.c. < 5.000 t/j   4.1      
1592   110102   2   - p.c. >= 5.000 t/j   4.2      
1596   1105       Bierbrouwerijen   4.2      
1597   1106       Mouterijen   4.2      
1598   1107       Mineraalwater- en frisdrankfabrieken   3.2      
                       
16   12   -   verwerking van tabak          
160   120       Tabakverwerkende industrie   4.1      
                       
17   13   -   vervaardiging van textiel          
171   131       Bewerken en spinnen van textielvezels   3.2      
172   132   0   Weven van textiel:          
172   132   1   - aantal weefgetouwen < 50   3.2      
172   132   2   - aantal weefgetouwen >= 50   4.2   Z  
173   133       Textielveredelingsbedrijven   3.1      
174, 175   139       Vervaardiging van textielwaren   3.1      
1751   1393       Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken   4.1      
176, 177   139, 143       Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen   3.1      
                       
18   14   -   vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont          
181   141       Vervaardiging kleding van leer   3.1      
183   142, 151       Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont   3.1      
                       
19   15   -   vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding)          
191   151, 152       Lederfabrieken   4.2      
192   151       Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel)   3.1      
193   152       Schoenenfabrieken   3.1      
                       
20   16   -   houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d.          
2010.1   16101       Houtzagerijen   3.2      
2010.2   16102   0   Houtconserveringsbedrijven:          
2010.2   16102   1   - met creosootolie   4.1      
2010.2   16102   2   - met zoutoplossingen   3.1      
202   1621       Fineer- en plaatmaterialenfabrieken   3.2      
203, 204, 205   162   0   Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout   3.2      
203, 204, 205   162   1   Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2   3.1      
                       
21   17   -   vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren          
2111   1711       Vervaardiging van pulp   4.1      
2112   1712   0   Papier- en kartonfabrieken:          
2112   1712   1   - p.c. < 3 t/u   3.1      
2112   1712   2   - p.c. 3 - 15 t/u   4.1   Z  
2112   1712   3   - p.c. >= 15 t/u   4.2   Z  
212   172       Papier- en kartonwarenfabrieken   3.2      
2121.2   17212   0   Golfkartonfabrieken:          
2121.2   17212   1   - p.c. < 3 t/u   3.2      
2121.2   17212   2   - p.c. >= 3 t/u   4.1   Z  
                       
22   58   -   uitgeverijen, drukkerijen en reproduktie van opgenomen media          
2221   1811       Drukkerijen van dagbladen   3.2      
2222   1812       Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)   3.2      
                       
23   19   -   aardolie-/steenkoolverwerk. ind.          
2320.2   19202   A   Smeeroliën- en vettenfabrieken   3.2      
2320.2   19202   B   Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie   4.2      
2320.2   19202   C   Aardolieproduktenfabrieken n.e.g.   4.2      
                       
24   20   -   vervaardiging van chemische produkten          
2411   2011   0   Vervaardiging van industriële gassen:          
2412   2012       Kleur- en verfstoffenfabrieken   4.1      
2413   2012   0   Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:          
2413   2012   1   - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn"   4.2      
2414.1   20141   A0   Organ. chemische grondstoffenfabrieken:          
2414.1   20141   A1   - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn"   4.2      
2414.1   20141   B0   Methanolfabrieken:          
2414.1   20141   B1   - p.c. < 100.000 t/j   4.1      
2414.1   20141   B2   - p.c. >= 100.000 t/j   4.2   Z  
2414.2   20149   0   Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):          
2414.2   20149   1   - p.c. < 50.000 t/j   4.2      
242   202   0   Landbouwchemicaliënfabrieken:          
243   203       Verf, lak en vernisfabrieken   4.2      
2441   2120   0   Farmaceutische grondstoffenfabrieken:          
2441   2110   1   - p.c. < 1.000 t/j   4.2      
2442   2120   0   Farmaceutische produktenfabrieken:          
2442   2120   1   - formulering en afvullen geneesmiddelen   3.1      
2451   2041       Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken   4.2      
2452   2042       Parfumerie- en cosmeticafabrieken   4.2      
2462   2052   0   Lijm- en plakmiddelenfabrieken:          
2462   2052   1   - zonder dierlijke grondstoffen   3.2      
2464   205902       Fotochemische produktenfabrieken   3.2      
2466   205903   A   Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken   3.1      
2466   205903   B   Overige chemische produktenfabrieken n.e.g.   4.1      
247   2060       Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken   4.2      
                       
25   22   -   vervaardiging van produkten van rubber en kunststof          
2511   221101       Rubberbandenfabrieken   4.2      
2512   221102   0   Loopvlakvernieuwingsbedrijven:          
2512   221102   1   - vloeropp. < 100 m2   3.1      
2512   221102   2   - vloeropp. >= 100 m2   4.1      
2513   2219       Rubber-artikelenfabrieken   3.2      
252   222   0   Kunststofverwerkende bedrijven:          
252   222   1   - zonder fenolharsen   4.1      
252   222   2   - met fenolharsen   4.2      
252   222   3   - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen   3.1      
                       
26   23   -   vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsprodukten          
261   231   0   Glasfabrieken:          
261   231   1   - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j   3.2      
261   231   2   - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j   4.2   Z  
261   231   3   - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j   4.2      
2615   231       Glasbewerkingsbedrijven   3.1      
262, 263   232, 234   0   Aardewerkfabrieken:          
262, 263   232, 234   2   - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW   3.2      
264   233   A   Baksteen en baksteenelementenfabrieken   4.1      
264   233   B   Dakpannenfabrieken   4.1      
2651   2351   0   Cementfabrieken:          
2652   235201   0   Kalkfabrieken:          
2652   235201   1   - p.c. < 100.000 t/j   4.1      
2653   235202   0   Gipsfabrieken:          
2653   235202   1   - p.c. < 100.000 t/j   4.1      
2661.1   23611   0   Betonwarenfabrieken:          
2661.1   23611   1   - zonder persen, triltafels en bekistingtrille   4.1      
2661.1   23611   2   - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d   4.2      
2661.2   23612   0   Kalkzandsteenfabrieken:          
2661.2   23612   1   - p.c. < 100.000 t/j   3.2      
2661.2   23612   2   - p.c. >= 100.000 t/j   4.2   Z  
2662   2362       Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken   3.2      
2663, 2664   2363, 2364   0   Betonmortelcentrales:          
2663, 2664   2363, 2364   1   - p.c. < 100 t/u   3.2      
2663, 2664   2363, 2364   2   - p.c. >= 100 t/u   4.2   Z  
2665, 2666   2365, 2369   0   Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:          
2665, 2666   2365, 2369   1   - p.c. < 100 t/d   3.2      
2665, 2666   2365, 2369   2   - p.c. >= 100 t/d   4.2   Z  
267   237   0   Natuursteenbewerkingsbedrijven:          
267   237   1   - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²   3.2      
267   237   2   - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²   3.1      
267   237   3   - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j   4.2      
2681   2391       Slijp- en polijstmiddelen fabrieken   3.1      
2682   2399   A0   Bitumineuze materialenfabrieken:          
2682   2399   A1   - p.c. < 100 t/u   4.2      
2682   2399   B0   Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):          
2682   2399   B1   - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j   4.2   Z  
2682   2399   B2   - overige isolatiematerialen   4.1      
2682   2399   C   Minerale produktenfabrieken n.e.g.   3.2      
2682   2399   D0   Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur   4.1      
2682   2399   D1   - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur   4.2   Z  
                       
27   24   -   vervaardiging van metalen          
272   241   0   IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:          
273   243   0   Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:          
273   243   1   - p.o. < 2.000 m2   4.2      
274   244   A0   Non-ferro-metaalfabrieken:          
274   244   A1   - p.c. < 1.000 t/j   4.2      
274   244   B0   Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:          
2751, 2752   2451, 2452   0   IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:          
2751, 2752   2451, 2452   1   - p.c. < 4.000 t/j   4.2      
2753, 2754   2453, 2454   0   Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:          
2753, 2754   2453, 2454   1   - p.c. < 4.000 t/j   4.2      
                       
28   25, 31   -   vervaard. en reparatie van produkten van metaal (excl. mach./transportmidd.)          
281   251, 331   0   Constructiewerkplaatsen:          
281   251, 331   1   - gesloten gebouw   3.2      
281   251, 331   1a   - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2   3.1      
281   251, 331   2   - in open lucht, p.o. < 2.000 m2   4.1      
281   251, 331   3   - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2   4.2   Z  
2821   2529, 3311   0   Tank- en reservoirbouwbedrijven:          
2821   2529, 3311   1   - p.o. < 2.000 m2   4.2      
2822, 2830   2521, 2530, 3311       Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels   4.1      
284   255, 331   A   Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven   4.1      
284   255, 331   B   Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.   3.2      
284   255, 331   B1   Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2   3.1      
2851   2561, 3311   0   Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:          
2851   2561, 3311   1   - algemeen   3.2      
2851   2561, 3311   10   - stralen   4.1      
2851   2561, 3311   11   - metaalharden   3.2      
2851   2561, 3311   12   - lakspuiten en moffelen   3.2      
2851   2561, 3311   2   - scoperen (opspuiten van zink)   3.2      
2851   2561, 3311   3   - thermisch verzinken   3.2      
2851   2561, 3311   4   - thermisch vertinnen   3.2      
2851   2561, 3311   5   - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)   3.2      
2851   2561,3311   6   - anodiseren, eloxeren   3.2      
2851   2561, 3311   7   - chemische oppervlaktebehandeling   3.2      
2851   2561, 3311   8   - emailleren   3.2      
2851   2561, 3311   9   - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed)   3.2      
2852   2562, 3311   1   Overige metaalbewerkende industrie   3.2      
2852   2562, 3311   2   Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2   3.1      
287   259, 331   A0   Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:          
287   259, 331   A1   - p.o. < 2.000 m2   4.1      
287   259, 331   B   Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.   3.2      
287   259, 331   B   Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2   3.1      
                       
29   27, 28, 33   -   vervaardiging van machines en apparaten          
29   27, 28, 33   0   Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:          
29   27, 28, 33   1   - p.o. < 2.000 m2   3.2      
29   27, 28, 33   2   - p.o. >= 2.000 m2   4.1      
29   28, 33   3   - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW   4.2   Z  
                       
30   26, 28, 33   -   vervaardiging van kantoormachines en computers          
30   26, 28, 33   A   Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie   2      
                       
31   26, 27, 33   -   vervaardiging van over. elektr. machines, apparaten en benodigdh.          
311   271, 331       Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie   4.1      
312   271, 273       Schakel- en installatiemateriaalfabrieken   4.1      
313   273       Elektrische draad- en kabelfabrieken   4.1      
314   272       Accumulatoren- en batterijenfabrieken   3.2      
315   274       Lampenfabrieken   4.2      
                       
32   26, 33   -   vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh          
321 t/m 323   261, 263, 264, 331       Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d.   3.1      
3210   2612       Fabrieken voor gedrukte bedrading   3.1      
                       
33   26, 32, 33   -   vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten          
33   26, 32, 33   A   Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie   2      
34   29   -              
34   29       vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers          
341   291   0   Autofabrieken en assemblagebedrijven          
341   291   1   - p.o. < 10.000 m2   4.1      
341   291   2   - p.o. >= 10.000 m2   4.2   Z  
3420.1   29201       Carrosseriefabrieken   4.1      
3420.2   29202       Aanhangwagen- en opleggerfabrieken   4.1      
343   293       Auto-onderdelenfabrieken   3.2      
                       
35   30   -   vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens)          
351   301, 3315   0   Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:          
351   301, 3315   1   - houten schepen   3.1      
351   301, 3315   2   - kunststof schepen   3.2      
351   301, 3315   3   - metalen schepen < 25 m   4.1      
352   302, 317   0   Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:          
352   302, 317   1   - algemeen   3.2      
352   302, 317   2   - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW   4.2   Z  
353   303,3316   0   Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:          
353   303, 3316   1   - zonder proefdraaien motoren   4.1      
354   309       Rijwiel- en motorrijwielfabrieken   3.2      
355   3099       Transportmiddelenindustrie n.e.g.   3.2      
                       
36   31   -   vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g.          
361   310   1   Meubelfabrieken   3.2      
361   9524   2   Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2   1      
362   321       Fabricage van munten, sieraden e.d.   2      
363   322       Muziekinstrumentenfabrieken   2      
364   323       Sportartikelenfabrieken   3.1      
365   324       Speelgoedartikelenfabrieken   3.1      
3663.1   32991       Sociale werkvoorziening   2      
3663.2   32999       Vervaardiging van overige goederen n.e.g.   3.1      
37   38   -              
37   38   -   voorbereiding tot recycling          
372   383202   A0   Puinbrekerijen en -malerijen:          
372   383202   A1   - v.c. < 100.000 t/j   4.2      
372   383202   B   Rubberregeneratiebedrijven   4.2      
372   383202   C   Afvalscheidingsinstallaties   4.2      
                       
40   35   -   produktie en distrib. van stroom, aardgas, stoom en warm water          
40   35   A0   Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)          
40   35   A1   - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth   5.2   Z  
40   35   A2   - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth   5.1   Z  
40   35   A3   - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in   5.1   Z  
40   35   B0   bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:          
40   35   B1   - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie   3.2      
40   35   B2   - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa   3.2      
40   35   C0   Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:          
40   35   C1   - < 10 MVA   2      
40   35   C2   - 10 - 100 MVA   3.1      
40   35   C3   - 100 - 200 MVA   3.2      
40   35   C4   - 200 - 1000 MVA   4.2   Z  
40   35   D0   Gasdistributiebedrijven:          
40   35   D1   - gascompressorstations vermogen < 100 MW   4.2      
40   35   D5   - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D   3.1      
40   35   E0   Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:          
40   35   E1   - stadsverwarming   3.2      
                       
41   36   -   winning en ditributie van water          
41   36   A0   Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:          
41   36   A2   - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling   3.1      
41   36   B0   Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:          
41   36   B1   - < 1 MW   2      
41   36   B2   - 1 - 15 MW   3.2      
41   36   B3   - >= 15 MW   4.2      
                       
45   41, 42, 43   -   bouwnijverheid          
45   41, 42, 43   0   Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m²   3.2      
45   41, 42, 43   1   - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m²   3.1      
45   41, 42, 43   2   Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m²   3.1      
45   41, 42, 43   3   - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²   2      
                       
50   45, 47   -   handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations          
501, 502, 504   451, 452, 454       Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven   2      
501   451       Groothandel in vrachtauto's (incl. import)   3.2      
5020.4   45204   A   Autoplaatwerkerijen   3.2      
5020.4   45204   C   Autospuitinrichtingen   3.1      
51   46   -              
51   46   -   groothandel en handelsbemiddeling          
5121   4621   0   Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders   3.1      
5121   4621   1   Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer   4.2   Z  
5122   4622       Grth in bloemen en planten   2      
5123   4623       Grth in levende dieren   3.2      
5124   4624       Grth in huiden, vellen en leder   3.1      
5125, 5131   46217, 4631       Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen   3.1      
5132, 5133   4632, 4633       Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën   3.1      
5134   4634       Grth in dranken   2      
5135   4635       Grth in tabaksprodukten   2      
5136   4636       Grth in suiker, chocolade en suikerwerk   2      
5137   4637       Grth in koffie, thee, cacao en specerijen   2      
5138, 5139   4638, 4639       Grth in overige voedings- en genotmiddelen   2      
514   464, 46733       Grth in overige consumentenartikelen   2      
5148.7   46499   0   Grth in vuurwerk en munitie:          
5148.7   46499   1   - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton   2      
5148.7   46499   2   - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton   3.1      
5148.7   46499   5   - munitie   2      
5151.1   46711   0   Grth in vaste brandstoffen:          
5151.1   46711   1   - klein, lokaal verzorgingsgebied   3.1      
5151.2   46712   0   Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:          
5151.2   46712   1   - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3   4.1      
5151.2   46712   3   - tot vloeistof verdichte gassen   4.2      
5151.3   46713       Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen)   3.2      
5152.1   46721   0   Grth in metaalertsen:          
5152.1   46721   1   - opslag opp. < 2.000 m2   4.2      
5152.2 /.3   46722, 46723       Grth in metalen en -halffabrikaten   3.2      
5153   4673   0   Grth in hout en bouwmaterialen:          
5153   4673   1   - algemeen: b.o. > 2000 m²   3.1      
5153   4673   2   - algemeen: b.o. <= 2000 m²   2      
5153.4   46735   4   zand en grind:          
5153.4   46735   5   - algemeen: b.o. > 200 m²   3.2      
5153.4   46735   6   - algemeen: b.o. <= 200 m²   2      
5154   4674   0   Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:          
5154   4674   1   - algemeen: b.o. > 2.000 m²   3.1      
5154   4674   2   - algemeen: b.o. < = 2.000 m²   2      
5155.1   46751       Grth in chemische produkten   3.2      
5155.2   46752       Grth in kunstmeststoffen   2      
5156   4676       Grth in overige intermediaire goederen   2      
5157   4677   0   Autosloperijen: b.o. > 1000 m²   3.2      
5157   4677   1   - autosloperijen: b.o. <= 1000 m²   3.1      
5157.2/3   4677   0   Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m²   3.2      
5157.2/3   4677   1   - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m²   3.1      
518   466   0   Grth in machines en apparaten:          
518   466   1   - machines voor de bouwnijverheid   3.2      
518   466   2   - overige   3.1      
519   466, 469       Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.   2      
                       
60   49   -   vervoer over land          
6021.1   493       Bus-, tram- en metrostations en -remises   3.2      
6023   493       Touringcarbedrijven   3.2      
6024   494   0   Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m²   3.2      
6024   494   1   - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m²   3.1      
603   495       Pomp- en compressorstations van pijpleidingen   2      
                       
63   52   -   dienstverlening t.b.v. het vervoer          
6311.1   52241   0   Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:          
6311.1   52241   2   - stukgoederen   4.2      
6311.1   52241   7   - tankercleaning   4.2      
6311.2   52242   0   Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:          
6311.2   52241   1   - containers   4.2      
6311.2   52242   10   - tankercleaning   4.2      
6311.2   52242   2   - stukgoederen   3.2      
6311.2   52242   3   - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m²   4.2      
6311.2   52242   5   - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u   4.2      
6311.2   52242   7   - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2   4.2      
6312   52102, 52109   A   Distributiecentra, koelhuizen   3.1      
6312   52109   B   Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)   2      
6321   5221   2   Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)   3.2      
                       
64   53   -   post en telecommunicatie          
641   531, 532       Post- en koeriersdiensten   2      
642   61   A   Telecommunicatiebedrijven   1      
                       
71   77   -   verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen          
711   7711       Personenautoverhuurbedrijven   2      
712   7712, 7739       Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's)   3.1      
713   773       Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen   3.1      
714   772       Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.   2      
                       
72   62   -   computerservice- en informatietechnologie          
72   62   A   Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.   1      
72   58, 63   B   Datacentra   2      
                       
73   72   -   SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK          
731   721       Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk   2      
                       
74   63,69 t/m 71,73,74,77,78,80 t/m 82   -   overige zakelijke dienstverlening          
747   812       Reinigingsbedrijven voor gebouwen   3.1      
7481.3   74203       Foto- en filmontwikkelcentrales   2      
7484.3   82991       Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten   4.1      
                       
75   84   -   openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen          
7525   8425       Brandweerkazernes   3.1      
                       
80   85       onderwijs          
                       
85   85.53       Auto- en motorrijscholen   2      
                       
90   37, 38, 39   -   milieudienstverlening          
9001   3700   A0   RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:          
9001   3700   A1   - < 100.000 i.e.   4.1      
9001   3700   A2   - 100.000 - 300.000 i.e.   4.2   Z  
9001   3700   B   rioolgemalen   2      
9002.1   381   A   Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d.   3.1      
9002.1   381   B   Gemeentewerven (afval-inzameldepots)   3.1      
9002.1   381   C   Vuiloverslagstations   4.2      
9002.2   382   A0   Afvalverwerkingsbedrijven:          
9002.2   382   A2   - kabelbranderijen   3.2      
9002.2   382   A4   - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)   3.1      
9002.2   382   A5   - oplosmiddelterugwinning   3.2      
9002.2   382   A6   - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW   4.2   Z  
9002.2   382   A7   - verwerking fotochemisch en galvano-afval   2      
9002.2   382   B   Vuilstortplaatsen   4.2      
9002.2   382   C0   Composteerbedrijven:          
9002.2   382   C3   - belucht v.c. < 20.000 ton/jr   3.2      
9002.2   382   C4   - belucht v.c. > 20.000 ton/jr   4.1      
9002.2   382   C5   - GFT in gesloten gebouw   4.1      
                       
92   59   -   CULTUUR, SPORT EN RECREATIE          
921, 922   591, 592, 601, 602       Studio's (film, TV, radio, geluid)   2      
        -              
93   96   -   overige dienstverlening          
9301.1   96011   A   Wasserijen en strijkinrichtingen   3.1      
9301.1   96011   B   Tapijtreinigingsbedrijven   3.1      
9301.2   96012       Chemische wasserijen en ververijen   2      
9301.3   96013   A   Wasverzendinrichtingen   2      
9303   9603   0   Begrafenisondernemingen   1      

Verklaring gebruikte afkortingen  
- niet van toepassing of niet relevant
< kleiner dan
>= groter dan of gelijk aan
cat. categorie
e.d. en dergelijke
kl. klasse
n.e.g. niet elders genoemd
o.c. opslagcapaciteit
p.c. produktiecapaciteit
p.o produktieoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit  
u. uur
d. dag
w. week
j. jaar
Z zoneringplichtig  

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken

SBI-code   SBI-code 2008   omschrijving   cat.  
182   141   Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)   2  
221   581   Uitgeverijen (kantoren)   1  
2222.6   18129   Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen   2  
2223   1814   Grafische afwerking   1  
2223   1814   Binderijen   2  
2224   1813   Grafische reproduktie en zetten   2  
2225   1814   Overige grafische aktiviteiten   2  
223   182   Reproduktiebedrijven opgenomen media   1  
362   321   Fabricage van munten, sieraden e.d.   2  
363   322   Muziekinstrumentenfabrieken   2  
511   461   Handelsbemiddeling (kantoren)   1  
527   952   Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)   1  
61, 62   50, 51   Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)   1  
6322, 6323   5222   Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)   1  
633   791   Reisorganisaties   1  
634   5229   Expediteurs, cargadoors (kantoren)   1  
642   61   Telecommunicatiebedrijven   1  
65, 66, 67   64, 65, 66   Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen   2  
70   41, 68   Verhuur van en handel in onroerend goed   1  
72   62   Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.   1  
731   721   Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk   2  
732   722   Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek   1  
74   63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82   Overige zakelijke dienstverlening: kantoren   1  
8021.3   85.31.3   Praktijkonderwijs   2  
8022.2   85.32.2   Educatie   2  
8042.1   85.59.1   Afstandsonderwijs   1  
8042.2   85.59.2   Bedrijfsopleiding en -training   2  
8042.3   85.59.9   Studiebegeleiding, vorming en onderwijs n.e.g.   2  
8512, 8513   8621, 8622, 8623   Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven   1  
853   88.91.1   Kinderopvang    
921, 922   591, 592, 601, 602   Studio's (film, TV, radio, geluid)   2  
9234   8552   Muziek- en balletscholen   2  
9251, 9252   9101, 9102   Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.   1  
9302   9602   Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten   1  
9305   9603   Persoonlijke dienstverlening n.e.g.   1  

Verklaring gebruikte afkortingen

n.e.g. niet elders genoemd