direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Zernike Campus Groningen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In september 2007 is het bestemmingsplan 'Zernike 2006' vastgesteld. Dat bestemmingsplan is destijds tot stand gekomen via intensief overleg met, en met instemming van, een aantal betrokken partijen op Zernike, met name de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en de Hanzehogeschool. Het plan maakt de omvorming mogelijk van universiteits-/hogeschoolcomplex Paddepoel tot hoogwaardig onderwijs- en bedrijvencentrum, verbreekt de monofunctionaliteit van het terrein en verbetert de relatie van het gebied met de bestaande stad.

Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan is de visie op het plangebied verder ontwikkeld, waardoor er aanleiding is voor een herziening van het plan. De inzet van het voorliggend plan is:

  • a. de gebieden beter te integreren en te verenigen tot één Zernike Campus Groningen;
  • b. de verbindingen tussen zuid en noord te verbeteren;
  • c. de verdere omvorming van het zuidelijk deel van het plangebied tot een campusterrein;
  • d. een nadere invulling van het Science-bedrijvenpark tot een menggebied van bedrijven en instellingen voor onderwijs;
  • e. het omvormen van de parkeerterreinen van een scheidende naar een verbindende zone.

Zernike Campus

De universiteit en de Hanzehogeschool zullen de komende jaren zwaar blijven investeren op Zernike. Met het oog hierop is in opdracht van de RUG, de Hanzehogeschool en de gemeente door West 8 een nadere stedenbouwkundige visie gemaakt. Daarin wordt het karakter van het universiteits-/hogeschoolterrein van een campus verder versterkt. Op de campus wordt meer dan 100.000 m² nieuwe bebouwing toegevoegd. De eisen aan de kwaliteit van de campusbebouwing zijn hoog. In samenhang met de architectuur wordt de openbare ruimte omgevormd tot een campus: weinig verharding en veel verblijfskwaliteit in een lommerrijke setting.

De Zernikelaan zal worden heringericht en als centrale as door het gebied die de huidige te onderscheiden gebieden ruimtelijk beter op elkaar betrekken, waarbij haar functie als doorgaande route voor het openbaar vervoer blijft bestaan. Doorgaand autoverkeer wordt al omgeleid via het Blauwborgje. Daarnaast is een gefaseerde herinrichting van Het Middengebied voorzien waardoor het Noordelijk en het Zuidelijk deel van Zernike beter op elkaar betrokken kunnen worden.

Zernike Science Park

Het vigerend bestemmingsplan Zernike is gericht op de realisatie van een thematisch bedrijvenpark, dat exclusief is gericht op hoogwaardige bedrijvigheid. Deze inzet wordt deels losgelaten. Ingezet wordt op het ruimtelijk inkaderen van het gebied zodat er in de komende tijd een intiemer en aantrekkelijker vestigingsklimaat ontstaat. Daarnaast wordt ingezet op het functioneel mengen van bedrijven en instellingen voor onderwijs en onderzoek om een optimale synthese te bereiken. Wel blijft de wens om meer aandacht te schenken aan ecologie, cultuurhistorie en archeologie.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de Plataanlaan (de noordelijke ringweg), de Paddepoelsterweg, het Van Starkenborghkanaal en het Reitdiep. Dit gebied is met een rode kleur aangegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0001.jpg"

Plangebied

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat de ambities van het Rijk op het gebied van ruimte en mobiliteit voor Nederland in 2040. De structuurvisie vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: Structuurvisie (voorheen PKB) Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Met de structuurvisie wil het Rijk Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig houden. Daarvoor formuleert het Rijk een aantal doelen en nationale belangen. Een van de doelen is het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland. Daarvoor is het van belang dat Nederland een goed vestigingsklimaat biedt voor internationaal opererende bedrijven. Het gaat daarbij niet alleen om kwalitatief hoogwaardige ruimte voor werken, verplaatsen en wonen (waaronder differentiatie in woonmilieus, het belang van openbaar vervoer voor de stedelijke regio en multimodaliteit ten behoeve van logistiek), maar ook om voldoende aanbod van onderwijs, cultuur, toegankelijk groen en recreatiemogelijkheden.

Het Rijk kiest voor het versterken van de ruimtelijk-economische structuur door het integraal benutten en uitbouwen van de kracht van de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys. Hier concentreren zich de topsectoren. Een van deze stedelijke regio's is Energyport in Groningen. De SVIR zet in op het versterken van Energyport (Noord-)Nederland als internationaal energieknooppunt en kenniscentrum voor energievoorziening en -transitie.

Het voorliggende bestemmingsplan streeft de bovengenoemde doelen na en past daarmee in de structuurvisie.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat algemene regels als bedoeld in artikel 4.3 van de Wet ruimtelijke ordening. Hierin zijn de in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte benoemde nationale belangen wettelijk verankerd.

Voor het onderhavige bestemmingsplan is alleen relevant titel 2.1. Rijksvaarwegen. Het plangebied ligt deels binnen de vrijwaringszone van een rijksvaarweg van CEMT-klasse V, het Van Starkenborghkanaal (dit kanaal zal worden opgewaardeerd naar klasse Va). De breedte van de vrijwaringszone bedraagt volgens het Barro 25 meter gemeten vanaf de begrenzingslijn van de vaarweg. Het bestemmingsplan voorziet binnen de vrijwaringszone niet in de bestemmingen die een belemmering vormen voor de veiligheid van scheepvaart of het beheer van de vaarweg.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Provinciale Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie provincie Groningen 2016 – 2020 formuleert twee hoofddoelen:

  • een duurzame economische structuur: concurrerend, bereikbaar en toekomstbestendig;
  • een duurzame, aantrekkelijke, leefbare en veilige leefomgeving in sterke steden en vitale dorpen, omgeven door een mooi landschap.

De keuze voor een duurzame economische structuur betekent onder andere het bieden van ruimte voor bedrijfsvestiging. Het provinciaal beleid richt zich daarbij op innovatie en het creëren van banen in een aantal sterke noordelijke sectoren: energie, healthy ageing, biobased economy, big data, smart industry en water. Eén van de speerpunten in het provinciaal beleid is duurzame energie. Om die reden wil de provincie de ontwikkeling van duurzame energie maximaal faciliteren.

Eén van de opgaven in de omgevingsvisie is de verdere ontwikkeling van Energyport. Dit moet leiden tot een duurzame energievoorziening, waarin Noord-Nederland een leidende positie heeft. Energyport vervult daarin een belangrijke rol op het gebied van productie, transport en opslag van duurzame energie, zoals windenergie, zonne-energie en biomassa, en energiegerelateerde havenfaciliteiten (voor onder andere offshore wind). De stad Groningen speelt als kennis- en innovatiecentrum een belangrijke rol in de ontwikkeling van de Energyport, met onder andere onder andere de Energy Academy Europe en het Energy College.

Geconstateerd wordt dat de ontwikkeling van Zernike Campus aansluit bij het door de provincie geformuleerde beleid.

2.2.2 Provinciale Omgevingsverordening

In de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 zijn voor verschillende thema's regels opgenomen, die bij de vaststelling van een bestemmingsplan moeten worden nageleefd.

Relevant voor het voorliggende bestemmingsplan is in de eerste plaats afdeling 2.5 Bedrijventerreinen. Volgens de omgevingsverordening kan een bestemmingsplan alleen voorzien in een nieuw bedrijventerrein en in uitbreiding van een bedrijventerrein in overeenstemmingzijn met een regionale bedrijventerreinenvisie of, wanneer deze niet binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening is vastgesteld, met door gedeputeerde staten vast te stellen nadere regels. In afwijking daarvan kan een bestemmingsplan onder voorwaarden voorzien in uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein of in een nieuw bedrijventerrein op de locaties die op kaart 2 van de verordening zijn aangeduid met 'nieuw bedrijventerrein toegestaan'. Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein en voorziet niet in de uitbreiding van dat terrein. Het bestemmingsplan voldoet dus aan de provinciale verordening.

Daarnaast zijn van belang afdeling 2.20 Windturbines en afdeling 2.21 Zonneparken.

Volgens afdeling 2.20 voorziet een bestemmingsplan niet in de plaatsing van nieuwe windturbines met een ashoogte van 15 meter of meer. Wel is de vervanging van een bestaande windturbine door een windturbine met dezelfde afmetingen mogelijk. In het plangebied komt één windturbine voor met een ashoogte van meer dan 15 meter. Deze is conform het huidig gebruik bestemd. Daarmee wordt aan de provinciale verordening voldaan.

Volgens afdeling 2.21 van de provinciale omgevingsverordening kan een bestemmingsplan de plaatsing van zonneparken mogelijk maken voor een periode van maximaal 30 jaar. In het voorliggende bestemmingsplan zijn een tweetal locaties met zonnepanelen opgenomen. Dit betreft een locatie aan de Zernikelaan 17 (EnTranCeterrein) en een locatie aan de Zernikelaan 25 (nabij het Kernfysisch Versneller Instituut). Voor eerstgenoemde locatie is een permanente omgevingsvergunning verleend. Deze dient daarom positief te worden bestemd. Voor de tweede locatie is een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van maximaal 30 jaar verleend. Deze heeft daarom een voorlopige bestemming gekregen voor een termijn van 30 jaar.

2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 'De Stad op Scherp'

Op 25 maart 2009 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 'Stad op Scherp' vastgesteld. De centrale doelstelling van de structuurvisie is:

  • verbeteren van de woon- en leefomstandigheden van alle Stadjers waarbij duurzaamheid en bereikbaarheid gelden als randvoorwaarden;
  • versterken van de positie als hoofdstad van het Noorden;
  • (inter)nationaal positioneren van de stad en het stedelijk netwerk Groningen-Assen als stad en regio met economische kansen in met name de kennissector.

In de structuurvisie wordt Zernike genoemd als een van de dynamo's (naast de binnenstad, het stationsgebied, het UMCG, Europapark/Kempkensberg, het Martini Ziekenhuis en omgeving). Dit zijn de toplocaties en -voorzieningen, die de dragers zijn van de stedelijke en regionale economie en werkgelegenheid en de aanjagers zijn voor nieuwe ontwikkelingen, vaak met internationaal en interregionaal bereik.

Voor de kennislocaties (UMCG/Bodenterrein, Zernike en Martiniziekenhuis en omgeving) wordt gekozen voor gerichte ontwikkeling. De gemeente zoekt samen met universiteit en hogeschool naar uitbreiding van de kennisstructuur met landelijke wetenschapsinstituten en kennisintensieve bedrijven en probeert een dynamisch milieu voor startende ondernemers te creëren. Hierbij worden met name kansen gezien in de kennisintensieve sectoren: energie, ICT, lifesciences, zorg en sensor- en nanotechnologie.

Het voorliggend bestemmingsplan sluit aan bij deze uitgangspunten.

The Next City

In de ontwerpomgevingsvisie 'The Next City' staat de Groningse leefkwaliteit centraal. In de omgevingsvisie worden 12 belangrijke keuzes geformuleerd voor de toekomstige ontwikkeling van de stad. Opgaven liggen er onder meer op het gebied van de woningbouw, voorzieningen, de ontwikkeling van de binnenstad, stedelijke verdichting, gezondheid, vergroening, leefbaarheid, openbaar vervoer en energietransitie. De omgevingsvisie zet versterkt in op het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor economische groei. Gestreefd wordt onder meer naar het ontwikkelen van werklocaties die goed kunnen inspelen op de behoefte aan nieuwe, flexibele werkmilieus. Zernike Science Park en de Healthy Ageing Campus kunnen doorgroeien op de bestaande locaties of elders in de bestaande stad als gemengde campus.

Het voorliggend bestemmingsplan volgt deze visie.

Rode loper

De Visie Werklocaties 'Rode Loper', die door de gemeenteraad is vastgesteld op 24 september 2014, bevat het gemeentelijk beleid voor de bedrijventerreinen en kantorenlocaties. Met de visie wil de gemeente bereiken dat dit beleid (nog) beter wordt afgestemd op de concrete vraag van ondernemers. De gemeente kiest daarbij voor meer flexibiliteit en differentiatie op de bedrijventerreinen en kantorenlocaties. De planologische en juridische kaders worden - waar dat verantwoord kan - verruimd, procedures worden vergemakkelijkt en de ondersteuning door de gemeente wordt verbeterd. De gemeente wil meer en beter aansluiten bij initiatieven van het (georganiseerde) bedrijfsleven en zoekt actief de samenwerking.

De nieuwe visie op de werklocaties is vertaald in een aantal strategische keuzes:

  • 1. Evenwicht tussen vraag en aanbod, geen nieuwe planontwikkelingen. Om adequaat te kunnen inspelen op nieuwe marktvraag houdt de gemeente een passieve voorraad aan.
  • 2. Vraaggericht ontwikkelen en kansen verzilveren. De gemeente gaat de kansrijke sectoren verkennen en monitort daartoe nauwgezet de potentiële vraag.
  • 3. Meer flexibiliteit en multifunctionaliteit. Om aan te sluiten bij de actuele vraag creëert de gemeente optimale speelruimte door te gaan werken met flexibele beleidskaders.
  • 4. Groningen als vestigingsplaats profileren. Om kansen te kunnen verzilveren, moet de gemeente zichtbaar zijn met haar 'Unique Buying Points' en de specifieke onderscheidende kwaliteiten van de werklocaties. De aanwezige ondernemers zijn voor de gemeente de ambassadeurs.
  • 5. Inzet op marketing en gerichte acquisitie. De gemeente richt zich op die kansrijke sectoren waarbij Groningen en/of een specifieke werklocatie een onderscheidend profiel met een aantrekkelijke propositie heeft.
  • 6. Uitnodigende werkwijze met de 'Rode Loper'. Het betreft een aanpak waarbij de ondernemer met zijn vragen/behoeften centraal staat: voor, tijdens en na de vestiging.
  • 7. Focus op de bestaande stad. Bij vestigingsvraagstukken staat de vraag van de ondernemer centraal, daarbij heeft de gemeente een sterkere focus op bestaande en beschikbare locaties. De gemeente werkt actief aan het bestrijden van leegstand en de mogelijkheden voor transformatie.
  • 8. Samenwerking en parkmanagement. De gemeente blijft samen met het bedrijfsleven kwaliteitsimpulsen geven aan werklocaties, mede met het Fonds Ondernemend Groningen.
  • 9. Uitgifteproces. Voortaan wil de gemeente op werklocaties en ondernemers toegesneden uitgiftevormen aanbieden. Ook bekijkt de gemeente de mogelijkheden van 'incentives'.

Het voorliggende bestemmingsplan is globaal en flexibel van opzet en geeft de ruimte om Zernike Campus multifunctioneel te ontwikkelen. Daarmee volgt het bestemmingsplan de basisgedachten van de 'Rode Loper'.

2.4 Visie en strategie Zernike Campus Groningen

Campus Groningen is dé plek waar bedrijven en instellingen met passie voor onderzoek, opleiding en ondernemerschap nauw samenwerken aan het realiseren van échte impact. De onderlinge verbindingen worden door de Campus actief versterkt zodat iedereen optimaal profiteert van zijn fysieke aanwezigheid op de campus, ook Campus Groningen zelf.

De Campus Groningen-gedachte is voor het eerst vastgelegd en uitgesproken in het businessplan van juni 2015 en heeft vorm gekregen in 2016, onder goedkeuring en sturing van de provincie Groningen, de gemeente Groningen, de Rijksuniversiteit Groningen, Universitair Medisch Centrum Groningen, Hanzehogeschool Groningen en het bedrijfsleven vertegenwoordigd door bedrijvenvereniging WEST.

De focus ligt enerzijds op de campuslocaties als dynamische landings- en broedplekken, anderzijds op de kracht van hun gezamenlijkheid. Deze twee punten opgeteld biedt de regio mogelijkheden tot het vergroten van haar innovatiekracht. Door de inzet op regionale en (inter)nationale samenwerking heeft Campus Groningen als doel de economische bedrijvigheid in de regio te versterken.

Campus Groningen creëert en verbindt relevante netwerken om economische activiteit te versterken. Vanuit de academische traditie en de creatieve onderwijs- en onderzoekcultuur die de stad kenmerkt, draagt Campus Groningen bij aan de ontwikkeling van sociale en economische impact en hoogwaardige werkgelegenheid op basis van samenwerking: samenwerking met een regionaal accent; samenwerking in publiek-private partnerschappen; samenwerking gericht op groei; samenwerking gericht op Healthy Ageing, Sustainable Society en energie(transitie).

De afgelopen periode werd de aantrekkingskracht van de Campus op verschillende manieren duidelijk. Zowel de vraag naar campusgrond nam toe als de interesse voor specifieke op de campus gevestigde bedrijven. Een vestigingskader werd dit jaar ontwikkeld met als doel gezamenlijke uitgangspunten te definiëren waar initiatieven van nieuwe bedrijvigheid aan kunnen worden gemeten. Hieraan gekoppeld dienen diverse belanghebbende partijen te komen tot gezamenlijke besluitvorming met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen op campusgrond. Past het bedrijf níet op de campus maar is het wél een interessante partij, dan zal enerzijds gezocht worden naar een passende locatie waar het initiatief wél kan landen, anderzijds moeten we de connectiviteit met de campus zien te behouden en te borgen.

De kracht van de campus ligt in de afstemming tussen economische en ruimtelijke ontwikkelingen. Ruimtelijke ontwikkelingen op de campuslocaties worden gestuurd en besloten door de grondeigenaren. Frequent overleg en wederzijds informeren is de sleutel tot succes.

Hoofdstuk 3 De ruimtelijk - functionele structuur

3.1 Inleiding

Het Zernikecomplex is in de jaren '60 van de vorige eeuw opgezet als universiteitscomplex met de bedoeling om daar uiteindelijk grote delen van de universiteit van Groningen te vestigen. Daarbij stond niet een volledige campus voor ogen - dat wil zeggen inclusief huisvesting van studenten - maar wel een nadrukkelijke concentratie van één functie (de RUG) in één gebied.

Een dergelijke wijze van functiescheiding paste in de toenmalige stedenbouwkundige opvattingen over de stad.

Sinds het begin van de jaren '80 heeft er een herbezinning plaatsgevonden op de betekenis van de universiteit voor de stad en omgekeerd. Dit heeft ertoe geleid dat een veel groter deel van de universiteit in de binnenstad is gebleven dan waar aanvankelijk mee gerekend was. De menging van functies in de binnenstad wordt als een kwaliteit gezien.

Ook andere belangstellenden meldden zich voor het Zernikecomplex: de Hanzehogeschool en het bedrijfsleven.

Het beleid voor het Zernikecomplex is sindsdien gericht op functiemenging en een veelzijdiger functionele ontwikkeling, zodat het gebied een hecht onderdeel van de stad zal gaan uitmaken.

3.2 Huidige situatie

Hoofdopzet

Op dit moment wordt het driehoekige Zerniketerrein gekenmerkt door een bijzondere, maar wat geïsoleerde ligging. Het vormt een balkon van de stad richting het ommeland. Het Zerniketerrein is met de stad verbonden door de Zonnelaan-Zernikelaan en de Professor Uilkensweg. Hiermee heeft Zernike vrij directe verbindingen met de noordelijke ring en de N355. Voor het langzaam verkeer zijn er langs de randen recreatieve routes die in verbinding staan met slimme fietsroutes vanuit het centrum van Groningen. Tegelijkertijd ligt het terrein afgeschermd van de stad door beplanting en dijklichamen langs de ring en wordt het ingesloten door twee belangrijke waterlopen; het Van Starkenborghkanaal en het Reitdiep.

Op het Zernikecomplex is een aantal deelgebieden te onderscheiden. Een reeks dragers zorgt voor samenhang.

Die dragers bevinden zich deels langs de randen van het gebied: het Van Starkenborghkanaal, de Paddepoelsterweg en het Reitdiep. Deze drie hebben allen een ecologische en cultuurhistorische waarde en vormen, samen met de brede groenzones erlangs, een duurzaam raamwerk.

De Zernikelaan, door het hart van Zernike, is en wordt een drager met grote functionele en representatieve kwaliteiten. De laan vormt de entree tot Zernike Campus, is op de campus vormgegeven als hoogwaardige openbaar vervoers- en fietsas en heeft ten noorden van de campus, op Zernike Science Park, opnieuw een functie als hoofdontsluiting tot het Science Park. De Zernikelaan heeft geen continu profiel, maar functioneert als functionele drager, als snoer waarlangs openbare functies en voorzieningen op Zernike een plek krijgen. Per deelgebied heeft de Zernikelaan een ander uiterlijk, maar de ruimtelijke continuïteit wordt versterkt door middel van de inrichting van de openbare ruimte en met groen in de vorm van laanbeplanting.

De deelgebieden in Park Zernike zijn de volgende:

  • De huidige Zernike Campus: het lommerrijke universiteits- en hogeschoolterrein, omringd door een brede waterpartij, c.q. een terrein met onderwijs- en onderzoeksinstituten in een campusachtige setting in het zuidelijk deel van het plangebied;
  • Het huidige Zernike Science Park: het bedrijvenpark in een groene setting in het noordelijk deel van het plangebied;
  • Een parkrand met ecologische, recreatieve en bergingsfunctie rondom en langs de groene dragers Reitdiep, Van Starkenborghkanaal en Paddepoelsterweg, inclusief het slibdepot en de groene ruimte rondom het Kernfysisch Versneller Instituut.

Functionele karakteristiek van de plandelen

De huidige Zernike Campus

De campus heeft voornamelijk een onderwijs-, wetenschaps- en onderzoeksfunctie. Op korte termijn zal daaraan op de campus meer dan 100.000 m² worden toegevoegd.

Langs de westrand van het terrein bevinden zich de sportvelden van het sportcentrum.

In het hart van het terrein is op beperkte schaal plaats voor centrumvoorzieningen. Het betreft voorzieningen als congres- en ontvangstfaciliteiten, horeca (restaurant, bar/café), kleinschalige detailhandel (studieboeken, levensmiddelen, cadeaushop), service-verlenende bedrijven (bijvoorbeeld een kopieerwinkel). De voorzieningen zijn verspreid over het centrumgebied.

Het huidige Zernike Science Park

Het Zernike Science Park is in hoofdzaak gericht op hoogwaardige, kennisgerelateerde bedrijven en instellingen op het gebied van ICT, onderzoek en ontwikkeling, duurzame energie, life-science / biomedische technologie en dergelijke.

Daarnaast komen ook andere, al dan niet ondersteunende functies voor zoals administratiekantoren, organisatie-adviesbureaus, ingenieursbureaus, (para-)medische praktijken en kinderopvang.

Een groot deel van het Science Park is nog onbebouwd.

Parkranden

In de parkranden staan de functies ecologie, water(berging), culthuurhistorie en extensieve recreatie centraal. De parkranden zijn vrijwel geheel onderdeel van de Stedelijke Ecologische Structuur (SES). Omdat de parkranden onderdeel zijn van de SES wordt gestreefd naar inrichtings- en beheersmaatregelen die de ecologische kwaliteiten versterken.

In de zuidwesthoek van de parkrand Reitdiep staat een verenigingsgebouw voor scouting. Bebouwing in de parkrand wordt verder zoveel mogelijk beperkt.

De windturbine die zich tussen het Zernike Science Park en het Kernfysisch Versneller Instituut bevindt, blijft staan en kan eventueel worden vervangen door een turbine van dezelfde afmetingen.

3.3 Planbeschrijving

Stedenbouwkundige visie West 8

In 2014 heeft West 8 in opdracht van de gemeente Groningen, RUG en de Hanzehogeschool een stedenbouwkundige visie opgesteld voor het gehele Zerniketerrein. Hierin wordt de gezamenlijke ambitie uitgesproken om Zernike in de komende vijftien jaar verder te ontwikkelen tot een integrale wetenschapscampus met ruimte voor onderwijs, onderzoek en ondernemen. Doel van de visie is het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit, uitgedrukt in een grotere gebruikswaarde, meer toekomstwaarde en een hogere belevingswaarde. Dit alles gekoppeld aan maatschappelijke belangen op het gebied van economie, ecologie, cultuur en sociale verhoudingen. Vanuit het besef dat deze waarden voor studenten, docenten, onderzoekers en sporters op de campus op de verschillende momenten van de dag, de week en de seizoenen fors verhoogd kunnen worden, investeren de stakeholders de komende jaren gezamenlijk in het verbeteren van de leefbaarheid en het verhogen van de bedrijvigheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0002.png"

Stedenbouwkundige visie Zernike Campus Groningen

Er staan een aantal grootschalige en ambitieuze plannen op stapel. De RUG en de Hanzehogeschool zijn volop bezig met het ontwikkelen van nieuwe onderwijs-, onderzoeks- en faculteitsgebouwen. Het Science Park heeft zich de afgelopen jaren in beperkte mate ontwikkeld, maar de verwachting is dat het de komende jaren gaat groeien.

De visie biedt een perspectief om Zernike als geheel tot een hoger plan te tillen. Door goede samenwerking tussen gemeente, RUG, Hanzehogeschool en de verschillende ondernemers heeft Zernike een kans om uit te groeien tot een onderwijs-, kennis- en ontwikkelingscentrum op (inter)nationaal niveau.


Ruimtelijke visie

Noord en zuid zijn twee totaal verschillende gebieden. Het zuidelijke deel wordt gedomineerd door onderwijs, kennis en onderzoek. Deze functies zijn gehuisvest in grote gebouwen die los van elkaar in een groene ruimte staan. Het noordelijke deel is hoofdzakelijk een bedrijvengebied met een mix van bedrijfsverzamelgebouwen en panden die door ondernemers zelf zijn gebouwd. Een groot deel van het terrein is nog leeg. Het gebied ligt er verlaten bij en het ontbreekt er aan ruimtelijke kwaliteit.

In de visie worden een aantal voorzetten gedaan om noord en zuid beter te integreren en te verenigen tot één Zernike Campus Groningen.

  • 1. De Zernikelaan is de ader van de campus. Deze verbinding moet transformeren naar een aantrekkelijke en veilige verbinding voor voetgangers, fietsers en hoogwaardig openbaar vervoer.
  • 2. De fiets is een belangrijk vervoermiddel op de campus. Daarom is het nodig om meer fietsroutes aan te leggen in het noordelijke deel en deze aan te sluiten op het fietsnetwerk in de omgeving en het zuidelijke deel van de campus.
  • 3. De parkeerterreinen P3 en P4 onder het hoogspanningstracé hebben nu vooral een scheidende functie. Deze functie zal door transformatie moeten veranderen naar een verbindende functie.
  • 4. Om het gebied aantrekkelijker te maken is een intiemere sfeer gewenst. Dit kan bereikt worden door gebieden ruimtelijk in te kaderen.
  • 5. Op dit moment bestaat Zernike uit twee functioneel gescheiden gebieden. Om tot één Zernikecampus te komen is menging van bedrijven en instellingen van groot belang.


Zernikelaan

De Zernikelaan is hét verbindende element tussen noord en zuid. Op dit moment heeft de route geen eenduidige uitstraling en ontbreekt het op verschillende plekken aan goede en veilige verbindingen. Door toename van verkeer zal de veiligheid van fietsers steeds meer in het geding komen maar ook de doorstroming. Dit zijn belangrijke aspecten die moeten worden meegenomen bij de herinrichting van de Zernikelaan.

Door het toepassen van een eenduidige materialisering en het wegprofiel overal te begeleiden met nieuwe en bestaande bomen wordt de Zernikelaan een aantrekkelijke route met een campusuitstraling.

In het centrumgebied van Zernike Campus zal verblijfskwaliteit toegevoegd moeten worden. Nu is het nog een wirwar van kruisende verkeersstromen, maar door een aantal ingrepen kan dit worden getransformeerd naar een veiligere en overzichtelijker plein. Maar ook kan het plein aantrekkelijk en dynamisch worden.

Het gebied rondom de vijver wordt nu gekenmerkt door veel ongebruikt asfalt terwijl het in potentie een aantrekkelijk verblijfsgebied kan zijn. De kop van de vijver wordt nu al goed gebruikt en in de toekomst kan het gebied langs de Zernikelaan ook heringericht worden tot een nieuwe verblijfsplek aan het water.

Campuswegen

De campuswegen zijn voornamelijk bedoeld voor voetgangers en fietsers. Het systeem ligt op dit moment vooral in het zuidelijke deel en houdt op bij P3 en P4. Ook in het noordelijke deel is een goed netwerk voor fietsers en voetgangers noodzakelijk om de gebieden goed met elkaar te kunnen verbinden. Om de toegankelijkheid van bedrijven te verbeteren, moeten al de wegen worden voorzien van een voetpad. Ook een goede verbinding met fietspaden in de omgeving, zoals de Paddepoelsterweg en Reitdiep, draagt bij aan het onderscheidende vermogen van deze werklocatie.

Tussengebied

Het tussengebied wordt gedomineerd door geparkeerde auto's. Het gebied is onaantrekkelijk als verblijfsgebied en het ontbreekt er aan goede noord-zuidverbindingen voor voetgangers en fietsers. Dit gebied kan door transformatie een verbindend element worden.

OKRA heeft het document Zernike Groningen, structuurontwerp Tussengebied in 2016 opgesteld waarin een voorstel gedaan wordt voor de herinrichting van het gebied.

Het gebied is van cruciaal belang in de samensmelting en moet een sterk verbindend element worden maar ook een aantrekkelijke bestemming. Het gebied kan letterlijk en figuurlijk een verbinding vormen tussen de Paddepoelsterweg en het Reitdiep maar ook tussen het noordelijke en zuidelijke deel van de campus. Maar gebied moet niet alleen een doorgangsgebied zijn maar ook een gebied waar je graag wilt zijn, met een levend programma dat rekening houdt met het ritme van de campus. De Start-up city is een voorbeeld van tijdelijk programma dat levendigheid brengt in het tussengebied en qua functie een brug slaat tussen bedrijven en kennisinstellingen op Zernike Campus.

Bij de herontwikkeling van het tussengebied is een gezamenlijke visie op de inpassing van (gebouwde) auto- en fietsparkeervoorzieningen van belang.


Bebouwing

Het universiteits-/hogeschoolterrein wordt omgevormd tot een lommerrijke campus, omgeven door een ring van water en groen en met individuele gebouwen in een groene setting. Er wordt gestreefd naar gebouwen met per gebouw elk ongeveer 10.000 tot 20.000 m² vloeroppervlak. Hierdoor wordt Zernike behoed voor megagebouwen (met een sfeer van zestigerjaren grootschaligheid en inflexibiliteit). De gebouwen kennen onderling geen hiërarchie, maar hebben een gelijkwaardige positie in de groene omgeving. Gebouwen van deze grootte hebben een menselijke schaal, terwijl tevens een efficiënt bouwproces mogelijk is. De gebouwen staan in een vrij verband, de ene achter de ander, met vele vergezichten en doorkijkjes.

De entrees tot de gebouwen liggen aan de campuswegen en niet aan de Zernikelaan. Technische apparatuur, nutsvoorzieningen en afvalberging worden -voor zover mogelijk- in de bouwvolumes opgenomen. Het gewenste beeld is dat van gebouwen die in het gazon staan.

Op de campus wordt gestreefd naar karakteristieke gebouwen met elk een eigen architectuur.

De verschillende gebruikers (faculteiten, laboratoria, instellingen) kunnen zo hun eigen gezicht, hun identiteit tonen. De gebouwen hebben ieder afzonderlijk zoveel mogelijk één vorm, volume en materiaal. Hierdoor worden de interacties tussen de verschillende gebouwen interessanter.


Bebouwing Zernike Science Park

In het Stedenbouwkundig plan van West 8 is slechts een globale zonering in schaal en kavelgrootte weergegeven. Deze is afgestemd op de in het gebied aanwezige ruimtelijke en landschappelijke kenmerken. De volgende twee zones worden onderscheiden: de kavels voor grootschalige bedrijven, de kavels voor middelgrote bedrijven en kleinschalige bedrijven.

De omvang van de bedrijven wordt geregeld bij de kaveluitgifte en door de bebouwingseisen (bebouwingspercentage per kavel, bouwgrenzen en bouwhoogte). Voor elk van de gebieden geldt dat alle bebouwing binnen de bebouwingsgrenzen moet worden opgelost. Het bebouwingspercentage is maximaal 50 %.

De grote kavels vormen het centrale deel van Zernike Science Park en zijn bestemd voor grootschalige bedrijvigheid. De zone bestaat uit grotere kavels met dieptes van circa 80-100 meter. De gronden tussen de Zernikelaan en de buitenring zijn in één of meerdere kavels op te delen, afhankelijk van de behoefte.

Wanneer gekozen wordt voor één kavel, dan wordt deze ontsloten vanaf de Zernikelaan. Bij opdeling in meerdere kavels wordt tevens ontsloten vanaf de buitenring (de Deimten, de Bunders).

De Zernikelaan heeft een belangrijke verbindende functie voor de campus. Langs de Zernikelaan moet daarom worden gestreefd naar kwaliteit in architectuur. Voor de bebouwing geldt dat aan detaillering en materialisering van de gevel hoge eisen worden gesteld. Daar waar kavels met een zij- of achterkant grenzen aan de buitenring moeten zijgevels en erfscheidingen zorgvuldig worden vormgegeven. Opslag mag niet aan deze zijde plaatsvinden. Het 'voorerf', oftewel de ruimte tussen de bebouwingsgrenzen en de openbare weg, krijgt een (collectieve) groene inrichting. De illustraties in het Stedenbouwkundig Plan van West 8 zijn daarin leidend.

Langs de oost-. noord- en westrand van het plangebied, op de overgang naar de parkranden rond Zernike, zijn de kleinere kavels gesitueerd.

Deze zone 's zijn bestemd voor middelgrote en kleinere bedrijven op kavels met een diepte van circa 40 tot 60 meter. De kavelbreedte kan variëren al naar gelang de behoefte. Bij de verkaveling van deze randen is voor de bebouwing en de inrichting van de percelen een zorgvuldige overgang naar het groene landschap het uitgangspunt. De bedrijven worden allen ontsloten vanaf de buitenring (de Deimten, de Bunders). De bouwhoogte in het gebied varieert, zoals op de verbeelding is aangegeven, hoofdzakelijk van 15 tot 18 meter. De gebouwen in deze zone hebben een sterk individueel karakter. Ook hier krijgt het voorerf een (collectieve) groene inrichting.


Functioneel

Primaire functies

Naast een ruimtelijke scheiding tussen het noordelijke en zuidelijke deel van Zernike Campus bestaat er ook een duidelijke functionele scheiding. Zoals al eerder aangegeven zijn op het campusdeel ten zuiden van het tussengebied hoofdzakelijk onderwijsinstellingen gevestigd terwijl in het noordelijke deel voornamelijk bedrijven zijn gevestigd. Om te komen tot één Zernike Campus is het nodig om onderwijs- en onderzoeksinstellingen en bedrijven te mengen. Energy Academy en EnTranCe zijn twee onderwijsinitiatieven die inmiddels zich hebben gevestigd op het noordelijke deel van de campus.

Concreet houdt het in dat er planologisch ruimte gegeven kan worden aan bedrijven op het zuidelijke deel en ruimte voor onderwijsinstellingen op het noordelijke deel. Om Zernike te ontwikkelen tot een campus is het noodzakelijk om te sturen op het soort bedrijvigheid dat mogelijk wordt gemaakt. Er moet nadrukkelijk worden gezocht naar bedrijvigheid die verbintenis heeft met onderwijs, onderzoek, productontwikkeling en valorisatie.

Bedrijven die zich willen vestigen op de campus maar niet passen binnen het bovenstaande profiel zullen worden doorverwezen naar andere bedrijvenlocaties in de stad.


Aanvullende functies

Overdag zijn er in het zuidelijke deel van de campus veel mensen die zich voornamelijk ophouden ín de gebouwen. Nieuwe functies die bijdragen in de interactie tussen de gebruikers van de verschillende gebouwen dragen ook bij aan de levendigheid van Zernike Campus. De Zernikelaan is de belangrijkste spil op de campus en door gemeenschappelijke functies te concentreren langs deze route zal het nog meer een verbindende rol krijgen.

Nieuwe gemeenschappelijke functies kunnen gericht zijn op horeca, maar ook kleinschalige detailhandel en een shortstay-hotel kunnen bijdragen aan de levendigheid van de campus. Veel van deze ondersteunende functies worden mogelijk gemaakt rondom het centrumgebied. Bewust wordt geen groot centrum gecreëerd, maar wordt gestreefd naar kleinschalige functies (maximaal 150 m² bij recht, en bij afwijking meer). De meeste voorzieningen zullen worden opgenomen in de plint van de gebouwen.

Op dit moment wordt er niet gewoond op de campus. Om ook in de avond levendigheid en een zekere mate van sociale veiligheid te creëren is dit een wenselijke aanvulling. Maar het wonen mag geen belemmering zijn voor de vestiging van nieuwe bedrijven of huidige bedrijfsvoering in de weg staan. Anderzijds zal gezien de hinder vanuit de omgeving (bedrijven, verkeer) ook een goed woonmilieu moeten kunnen worden gegarandeerd. Daarom zal er eerst goed onderzoek naar mogelijke locaties gedaan moeten worden voordat ze planologisch mogelijk gemaakt kunnen worden.


Warmtestad

Warmtestad is bezig met de aanleg van een warmwaternet, waarmee huishoudens in Paddepoel en Selwerd en bedrijven en instellingen op Zernike Campus van verwarming kunnen worden voorzien (Warmtenet Noordwest). Aanvankelijk was het de bedoeling dit net van warm water te voorzien door diepe geothermie. Daarvoor zou een geothermische put op het terrein van Warmtestad aan Koegangen worden geboord. Naar aanleiding van een advies van het Staatstoezicht op de Mijnen is besloten hiervan vooralsnog af te zien. Daarvoor in de plaats wordt het net nu voorlopig gevoed met warm water dat wordt geproduceerd in een warmtecentrale, die inmiddels op het terrein van Warmtestad is gerealiseerd. Deze bestaat uit twee warmtekrachtkoppelingen, twee gasgestookte verwarmingsketels en een buffertank. Hiervoor is een tijdelijke omgevingsvergunning verleend. Warmtestad wil echter overgaan op het gebruiken van restwarme afkomstig van datacenter op Zernike. Hiervoor is uitbreiding van de bestaande installatie met warmtepompen nodig. Dit is het voorkeursscenario.

Daarnaast heeft Warmtestad de behoefte aan een terugvaloptie, mocht de levering van restwarmte onvoldoende zijn om aan de warm watervraag te kunnen voldoen. Deze bestaat uit een biomassa-centrale.

Dit bestemmingsplan maakt de voorkeursvariant mogelijk. Voor een biomassacentrale biedt het bestemmingsplan geen ruimte. Hiervoor is meer onderzoek nodig naar de milieueffecten en ruimtelijke inpasbaarheid. Mocht in de toekomst inderdaad behoefte blijken aan een biomassacentrale, dan zal hiervoor een apart planologisch traject worden doorlopen.


Pop Up

Het experiment met de tijdelijke invulling van een creatieve stadszone staat in het kader van een veel bredere zoektocht naar de uitdrukkingsvormen van een nieuwe tijd waarin duurzaamheid, kennis en zelfstandig ondernemerschap een belangrijke plaats gaan innemen. Tegelijkertijd is de tijdelijke bouw een zeer praktische reactie op de steeds veranderende stad, de stad in beweging. Herstructurering- en revitaliseringprojecten hebben, zoals ook in dit geval, vaak een lange looptijd. De impact van dergelijke ingrepen op het gebied is zowel in praktisch maatschappelijk als economisch opzicht enorm.

De hierboven aangegeven zones worden met tijdelijke paviljoens voor een periode van 5 - 10 jaar ingevuld. Het betreft hier een stedelijk experiment waarbij een mix van functies het gebied op een positieve manier opnieuw op de kaart zetten en alvast laten zien dat de gewenste ontwikkeling in de toekomst levensvatbaarheid heeft. Zij zorgen voor een ruimtelijke functionele kwaliteit en ontwikkeling langs de Zernikelaan en leveren een bijdrage aan de totstandkoming van het gewenste eindbeeld van een samenhangend Zerniketerrein. Op deze manier kan ook een vanzelfsprekende ruimtelijk functionele relatie worden gemaakt met het al aanwezige EnTranCe en de Energiebarn in het noorden met de rest van de Campus Zernike. Zo kunnen bestaande en nieuwe creatieve functies in een groter gebied op elkaar betrokken worden en dit kan tevens zorgen voor een onderscheidende identiteit van het gebied in de stad. Samenwerking met en tussen de creatieve ondernemers uit het gebied en de 'grote spelers' RUG, onderwijsinstellingen, ontwikkelaars en gemeente Groningen is essentieel voor het welslagen van het project. Daarnaast leveren zij een bijdrage aan de leefbaarheid en de sociale veiligheid van de directe omgeving. Daarmee wordt het gebied als totaal als 'de Kennisstad' van Groningen alvast op de kaart gezet.

De Pop-up city heeft een tijdelijk karakter. Daarom wordt het planologisch niet vastgelegd in het bestemmingsplan. Het hart van de Pop up ligt ingeklemd tussen de Kadijk en het parkeerterrein.

3.4 Verkeer

Zernike is gelegen aan de noordzijde van de stad Groningen en wordt omringd door het Reitdiep, van Starkenborghkanaal en de Ring N370/Plataanlaan.


Autostructuur

Het Zernikegebied is aan de zuidzijde begrenst door een belangrijke stroomweg, de N370/Plataanlaan. Deze provinciale weg maakt onderdeel uit van de ring van de stad Groningen. Middels de Zernikelaan, een belangrijke gebiedsontsluitingsweg, is het gebied goed ontsloten op de ring. De andere auto-ontsluiting van het gebied is middels de Professor Uilkensweg aan de westzijde van het gebied.

Het Blauwborgje is een gebiedsontsluitingsweg en verbindt deze twee ontsluitingen met elkaar en heeft tevens een belangrijke functie voor het noordelijk deel van het Zernike. Het doorgaande autoverkeer gaat via deze weg. De gebiedsontsluitingswegen hebben een snelheidsregime van 50 km/uur.

De Zernikelaan is de centrale as in het gebied. Tussen het Blauwborgje en het Zernikeplein is de Zernikelaan uitsluitend bestemd voor bus- en fietsverkeer. Het doorgaande autoverkeer richting het noorden gaat via het Blauwborgje.

De Crematoriumlaan respectievelijk de Nijenborgh ontsluiten onder andere het crematorium, de Paddepoelsterweg en de parkeerterreinen aan de zuidzijde van het gebied.


Campus

De overige wegen in het zuidelijk gebied maken onderdeel uit van de campus en zijn ook zodanig ingericht dat het fiets- en voetgangersverkeer hier centraal staat. Bestemmingsverkeer kan gebruikmaken van deze wegen, maar dient zich aan te passen. Enkele campuswegen zijn in eigendom van Rijksuniversiteit Groningen.


Noordzijde

De Zernikelaan vormt ook voor de Noorzijde de centrale as van het gebied. In de toekomst zal de Zernikelaan hier voorzien worden van een vrijliggend fiets- en voetpad in het groen. De overige wegen in het noorden hebben een snelheidsregime van 50 km/uur en vormen de ontsluitingen van de bedrijven.


Fiets- en wandelstructuur

Het gebied is middels de twee Slimme Routes (Jaagpad en Park Selwerd) en de vrijliggende fietspaden langs de Zonnelaan en Prinsessenweg goed verbonden met de binnenstad van Groningen. Deze Slimme Routes sluiten aan de zuidkant aan in het gebied. Middels de vrijliggende fietspaden langs het Blauwborgje zijn de routes met elkaar en met de Zonnelaan verbonden en maken ze onderdeel uit van de Campusdrive. Het vrijliggende fietspad langs de Zonnelaan en een deel van de Zernikelaan loopt straks centraal door het gebied door tot De Grazen, de meest noordelijke straat. In het campusgebied zijn de wegen ingericht op langzaam verkeer waardoor er een goed fietsnetwerk ontstaat die de verschillende onderwijsgebouwen met elkaar verbindt. De stallingsmogelijkheden zijn te vinden bij de gebouwen.

Vanuit het westen kunnen de fietsers via de Professor Uilkensweg over vrijliggende fietspaden het gebied in en uit. De doorgaande fietser kan via de Zonnelaan of Blauwborgje de Prof. Uilkensweg nemen naar de Reitdiepwijk. Een andere route voor de doorgaande fietsers van en naar het noorden is via de Paddepoelsterweg.

De Paddepoelsterweg maakt onderdeel uit van de doorgaande nationale wandelroute het Pieterpad. Er wordt op dit moment hard gewerkt aan het realiseren van een nieuwe fietsverbinding tussen de Paddepoelsterweg en het campusterrein ter hoogte van het centrumgebied. Door deze route wordt het fietsnetwerk rondom Zernike fijnmaziger.


Openbaar vervoer

Zernike is goed ontsloten met het openbaar vervoer. Er gaan meerdere buslijnen van en naar Zernike. De Zernikelaan en de Professor Uilkensweg zijn essentiële schakels binnen het netwerk van hoogwaardig openbaar vervoer. Deze schakels zijn onderdeel van routes van doorgaande reizigers en hebben een functie voor reizigers met herkomst en/of bestemming op Zernike. Gestelde eisen vanuit openbaar vervoer zijn onder andere doorstroming, verkeersveiligheid en betrouwbaarheid.

Op Zernike zijn verschillende bushaltes aanwezig. Zernike Noord is voor een deel van de bussen een begin- en eindhalte.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Op grond van de Erfgoedwet dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Daarbij kan in het belang van de archeologische monumentenzorg een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten worden vereist en worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouw- of aanlegactiviteiten een archeologisch onderzoeksrapport dient te overleggen.

Het Besluit ruimtelijke ordening bevat de verplichting om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Deze verantwoordingsplicht omvat zowel het boven- als ondergronds erfgoed.

4.1.1 Archeologie

De ondergrond en landschappelijke kenmerken

Het plangebied Zernike ligt in zijn geheel in de archeologische zone 'wierdengebied' dat een groot deel van de gemeente langs de noordzijde omsluit. In het wierdengebied bestaat de ondergrond uit een dik pakket klei- en zandlagen van verschillende aard dat door de invloed van zee is afgezet. Een systeem van rivieren en kreekjes zorgde daarbij voor waterafvoer vanuit Drenthe richting de Waddenzee. Ten tijde van hoog water verliep de waterstroom in tegengestelde richting waarbij zeewater met klei vanuit de Wadden het gebied werden ingeleid.

In dit drassige kweldergebied vond vanaf de midden ijzertijd en mogelijk op sommige plekken al eerder, bewoning plaats op verhoogde delen in het landschap. Deze verhoogde ligging werd soms versterkt door het kunstmatig ophogen van de ondergrond waardoor er verhoogde woonplaatsen, zogenaamde 'wierden', ontstonden. De wijde omgeving werd destijds onder meer gebruikt voor veeteelt. Daarvoor werd periodiek de oude vegetatie afgebrand ter stimulering van nieuwe aanwas.

Uiteindelijk zijn de lager gelegen delen in dit gebied door de toenemende invloed van de zee en de daarmee gepaard gaande vernatting in de vroege middeleeuwen grotendeels verlaten. Sommige hoger gelegen delen bleven nog wel bewoond.

Vanaf het begin van de late middeleeuwen is het lager gelegen gebied opnieuw in gebruik genomen en verkaveld. Veel oude waterlopen zijn daarbij gedempt, maar nog altijd als lager gelegen delen in het landschap te herkennen. Iets later in de late middeleeuwen is het Reitdiep gegraven. Mogelijk sloot deze nabij Dorkwerd aan op een bestaande waterloop die ter hoogte van het slibdepot richting het oosten stroomde en uitmondde in de Hunze. Als onderdeel van de verdere waterregulering in het gebied is vermoedelijk in de 15e eeuw of eerder de Penningsdijk aangelegd (zie ook paragraaf 4.1.2. Cultuurhistorie).

Resultaten uit eerder archeologisch onderzoek

In de afgelopen jaren heeft in het plangebied een groot aantal archeologische onderzoeken plaatsgevonden. Daardoor is inmiddels een goed beeld ontstaan van de bewoningsgeschiedenis ter plaatse. Net als elders in het wierdengebied dateren de vroegste bewoningssporen uit de ijzertijd. Deze bestaan naast resten van natuurlijke geulen uit een systeem van greppels uit de midden ijzertijd, een vegetatielaag met brandlaagjes uit de midden/late ijzertijd (400-200 v.Chr.) en een vegetatielaag met brandlaagjes uit de Romeinse tijd (200-450 na Chr.). De toenemende invloed van de zee na de Romeinse tijd is in het plangebied duidelijk te herkennen aan de vele kleilagen die bij overstromingen zijn afgezet. De bewoningssporen in de lager gelegen delen nemen af en de bewoning lijkt zich te concentreren op enkele wierden.

Wierden uit de periode ijzertijd/Romeinse tijd zijn ter hoogte van het Zernikecomplex (nog) niet aangetroffen. In zijn publicatie over wierden in Paddepoel noemt Van Es drie die binnen het plangebied liggen (zie onderstaande afbeelding). Eén daarvan (Paddepoel IV) is grotendeels afgegraven ten behoeve van de aanleg van het Kernfysisch Versneller Instituut in de jaren '60. De afgegraven grond is gebruikt om enkele sloten in de omgeving mee te dempen. Gedurende de afgraving en tijdens de opvolgende opgraving zijn op deze plek ruim 21 graven waargenomen waarvan één crematiegraf. Vermoedelijk was Paddepoel IV in oorsprong een verhoogde begraafplaats uit de vroege middeleeuwen die later in de vroege middeleeuwen gebruikt is voor bewoning. De twee andere wierden, die Van Es noemt, lagen respectievelijk ten zuidwesten en ten zuiden van Paddepoel IV. Uit recentelijk onderzoek weten we dat de zuidelijke 'wierde' geen wierde was, maar een deel van een opgehoogd kasteelterrein uit de late middeleeuwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0003.png"

Detail luchtfoto 1932 met de kasteelterreinen en de archeologische monumenten

In 1998 zijn de resten van een vierde wierde ten noorden van Paddepoel IV onderzocht. Ook deze wierde, uit historische bronnen bekend als 'Verswerd', dateert uit de vroege middeleeuwen en werd vanaf de 5e eeuw bewoond. Tevens zijn in de buurt sporen aangetroffen uit de midden ijzertijd. Tegenwoordig heeft deze wierde de status van rijksmonument (nummer 1 op onderstaande afbeelding).

Vanaf de 12e eeuw neemt het aantal bewoningssporen weer toe. In de 12e eeuw en mogelijk al eerder, liep er een kleiweg vanaf de wierden Paddepoel IV en Verswerd richting het zuiden (zie de afgebeelde luchtfoto hierboven). De weg had aan weerszijden een sloot en volgde ten opzichte van de huidige verkaveling een iets afwijkende oriëntatie. Vanaf de 12e/13e eeuw ontstond langs deze weg een uitgebreid complex van drie kasteelterreinen dat vermoedelijk tot de 14e eeuw in gebruik is gebleven. De jongste terreinen hadden net als de weg en de sloten een afwijkende oriëntatie. De latere toevoegingen (vanaf de 13e eeuw) volgden al deels de oriëntatie zoals deze tot op de dag van vandaag aanwezig is. Delen van het kasteelcomplex en de kleiweg zijn inmiddels aangewezen als archeologisch perceel (nummers 11 en 12 op onderstaande afbeelding). Het zuidelijkste kasteelterrein waar nog delen van een steenhuis in de ondergrond aanwezig zijn, is een gemeentelijk monument (nummer 3 op onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0004.jpg" Het plangebied met in kleur aangegeven de archeologische rijks- en
gemeentelijke monumenten en de archeologische percelen

Uit ongeveer dezelfde tijd, vermoedelijk het begin van de 13e eeuw, dateert het westelijk gelegen Reitdiep. Naar het lijkt, werd deze gegraven ter vervanging van de kronkelende en dichtslibbende Drentse A. De naastgelegen Reitdiepdijk geldt als archeologisch perceel (nummer 9 op bovenstaande afbeelding).

Verder oostelijk, langs de Paddepoelsterweg, ligt het terrein van de voormalige borg van Selwerd, die in oorsprong vermoedelijk uit de 14e eeuw dateert en in 1436 gesloopt werd. Van deze borg resten alleen nog het borgterrein zelf en delen van de grachten. Booronderzoek op dit terrein heeft uitgewezen dat er oorspronkelijk mogelijk sprake was van een dubbel grachtenstelsel. Het borgterrein is tegenwoordig een archeologisch rijksmonument dat langs de noord- en westzijde is omsloten door een archeologisch perceel (nummers 5 en 6 op bovenstaande afbeelding).

Meer recent zijn de voormalige (omgrachte) boerenplaatsen en het borgterrein van de Nijenborgh zoals deze op de minuutplan van 1830 nog zichtbaar waren (nummers 2, 4, 7 en 8 op bovenstaande afbeelding). Van deze terreinen is alleen het omgrachte terrein nabij het Kernfysisch Versneller Instituut archeologisch onderzocht. In de 19e eeuw stond hier een boerderij, maar de vroegste sporen gaan terug tot in de late middeleeuwen. Zie de paragraaf 4.1.2 Cultuurhistorie voor verdere informatie over de boerenplaatsen en de Nijenborgh.

Hoewel grote delen van de Penningsdijk in de afgelopen decennia zijn verdwenen door nieuwbouw, is direct ten westen van de Paddepoelsterweg een deel bewaard gebleven (nummer 10 op bovenstaande afbeelding). Archeologisch onderzoek hiervan heeft uitgewezen dat de Penningsdijk van oorsprong slechts een lichte verhoging betrof waarover een weg heeft gelopen.

De kasteelterreinen

Het complex ligt ongeveer ter hoogte van Zernikelaan 16, grotendeels ten oosten van de Zernikelaan. In de eerste fase bestond het uit twee opgehoogde terreinen die waren omgeven door een gracht (op de afgebeelde luchtfoto aangegeven met de letters A en B). Op het noordelijke deel stond vermoedelijk een steenhuis. In een tweede fase is in de 13e eeuw ten zuiden van dit dubbele kasteelterrein een tweede kasteelterrein aangelegd (C op de luchtfoto). Deze was eveneens omgracht en opgehoogd. Van het steenhuis dat hierop heeft gestaan zijn delen van het oorspronkelijke muurwerk in de gedempte gracht teruggevonden. De Tochtsloot die ter plaatse loopt, lijkt om dit kasteelterrein heen te zijn gegraven. Ten noorden, los van de eerder genoemde kasteelterreinen, is in een derde fase in de 13e eeuw nog een kasteelterrein aangelegd (D op de luchtfoto). Ook deze was omgracht en opgehoogd en ook hierop heeft vermoedelijk een stenen gebouw gestaan.

Mogelijk was het complex eigendom van leden van de familie Van Selwerd die ook het circa 800 meter ten oosten hiervan gelegen kasteel van Selwerd bezaten. Waarschijnlijk was de aangetrouwde Rudolf 'de Prediker' één van de bewoners van het complex. Van hem weten we dat hij schepen op het Reitdiep aanviel en beroofde. Uiteindelijk werd hij voor deze daden gevangengenomen door de Groningers en voor de Boteringepoort onthoofd.

Verwachting en bescherming van de archeologische waarden

De archeologische onderzoeken binnen het plangebied hebben tot dusver een uitgebreide en gevarieerde bewonings- en gebruiksgeschiedenis opgeleverd vanaf de midden ijzertijd tot op heden. Het archeologische belang van dit gebied binnen de gemeente Groningen is onder andere terug te zien in de aanwezigheid van twee archeologische rijksmonumenten, een archeologisch gemeentelijk monument en zeven archeologische percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0005.jpg"

De archeologische waarden binnen het plangebied

Om de archeologische waarden te beschermen heeft het grootste deel van het plangebied een archeologische dubbelbestemming gekregen. Aan een aantal locaties, waarvan uit archeologisch of historisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse een zeer grote kans is op de aanwezigheid van archeologische resten, is de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' toegekend. Op grond hiervan is voor een bouwactiviteit of bepaalde aanlegactiviteiten, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, archeologisch onderzoek verplicht. Hiervan zijn ingrepen met een oppervlakte kleiner dan of gelijk aan 50 m² of een diepte kleiner dan of gelijk aan 30 centimeter vrijgesteld. Aan de delen met een hoge archeologische verwachting is de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' gegeven, wat inhoudt dat voor vergunningplichtige bouw- en aanlegactiviteiten met een oppervlakte van meer dan 200 m² of een diepte van meer dan 30 centimeter archeologisch onderzoek verplicht is. Eerder archeologisch onderzoek in deze gebieden heeft uitgewezen dat er een reële kans is op aanwezigheid van onder meer (nederzettings)resten uit de ijzertijd en jonger, waaronder vegetatie-/brandhorizonten en resten van voormalige waterlopen. Dergelijke resten zijn vaak door opslibbing en grondbewerking aan het oog onttrokken.

In het noordelijke deel van het plangebied, tussen het Reitdiep en het Van Starkenborghkanaal bevindt zich een oud slibdepot. In het grootste deel ervan is circa 4-5 meter grond opgebracht. Waarschijnlijk is van de oorspronkelijke ondergrond weinig tot niets overgebleven. Hier worden daarom geen archeologische resten verwacht. Ook van een aantal andere terreinen binnen het plangebied is de ondergrond door vergravingen dermate verstoord, dat er redelijkerwijs geen archeologie meer te verwachten is. Deze gebieden zijn om die reden vrijgegeven van archeologisch onderzoek. Wel geldt dat wanneer onverhoopt archeologische resten worden aangetroffen op de vrijgegeven terreinen en daarbuiten, direct melding moet worden gedaan bij de gemeentelijk archeoloog.

4.1.2 Cultuurhistorie

Ontwikkelingsgeschiedenis


Verkaveling

Het gebied tussen de Paddepoelsterweg en het Reitdiep kende een onregelmatige blokverkaveling uit de 12e en 13e eeuw waar een dijk in oost-west richting doorheen liep, die de verbinding vormde tussen de Paddepoelsterweg en de oostelijke Reitdiepsdijk: de Penningsdijk. De verkaveling is sterk beïnvloed door geomorfologische factoren als geulen en kreken, waterlopen en natuurlijke hoogtes in het landschap.

De oorspronkelijke verkaveling is nog herkenbaar in het landschap direct langs de oostelijke dijk van het Reitdiep ten noorden van de Prof. Uilkensweg en ten zuiden/zuidoosten van het slibdepot. Verschillende sloten op het Zerniketerrein kennen bovendien een loop, passend bij de oorspronkelijke verkaveling. Deze weilanden en sloten zijn in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'.


De Paddepoelsterweg en omgeving

Door het eeuwenoude wierdengebied zoals hier boven beschreven loopt de Paddepoelsterweg (de oostelijke begrenzing van het plangebied). De Paddepoelsterweg maakt deel uit van een eeuwenoude historische route, een belangrijke verbindingsweg tussen de zandgronden en de kleigebieden, tussen Groningen en het noordelijke deel van het gebied Middag met de wierdedorpen Wierum, Oostum en Garnwerd.

De weg is mogelijk van prehistorische ouderdom, in het plangebied in ieder geval het oudste structurerende element. De weg ligt wellicht (deels) op een oeverwal van de benedenloop van de Drentse A. De weg is tevens een middeleeuwse 'dijk' in de zin van een aangelegde waterkering. Van hieruit is vanaf circa 1200 in westelijke richting het kleigebied richting Leegkerk ontgonnen.

De Paddepoelsterweg, inclusief bermen en bermsloten, is in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'.

Op de kaart van Henricus Teijsinga (1730) wordt de weg genoemd als 'Ry en Wagenweg na Groning' en 'Weg na Groningen'. Op de Kadastraal Minuutplan (1821-1832) wordt de weg al Paddepoelsterweg genoemd. De omgeving van de Paddepoelsterweg is de laatste decennia ingrijpend veranderd, mede door de aanplant van bosschages als afscherming van het universitaire complex. Tussen de bosjes in liggen enkele weilandjes, die een restant zijn van het oorspronkelijke open weidelandschap.

Deze weilandjes zijn in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'.


Reitdiepdijk

Het Reitdiep werd gegraven in het begin van de 13e eeuw en vormde eeuwenlang de belangrijkste verbinding tussen Groningen en de zee. In ruimtelijke en visuele samenhang met het Reitdiep zelf en de lager gelegen gebieden ten oosten ervan vormt de Reitdiepdijk een waardevolle historisch-geografische structuur.

De oostelijke dijk van het Reitdiep met daarop het jaagpad is in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'.


De Penningsdijk en het Galgenveld

De Penningsdijk werd in het begin van de 15e eeuw aangelegd om de waterstaatkundige problemen in het gebied op te lossen. Deze dijk liep van het Reitdiep in het westen naar het Selwerderdiepje (de oude Hunze) in het oosten en vormde in de 15e eeuw de grens tussen twee kerspellen. Het gebied ten noorden van de dijk heette landje Selwerd; aan de zuidzijde lag het Westerstadshamrik van Groningen.

In de tweede helft van de 20ste eeuw is de dijk grotendeels verdwenen door de aanleg van het Zernikecomplex van de Rijksuniversiteit en begraafplaats Selwerderhof. Tussen het Zerniketerrein en de Paddepoelsterweg is echter nog een deel van de dijk aanwezig. Nabij de Paddepoelsterweg splitst de dijk zich in een noordelijke en een zuidelijke tak. De noordelijke tak loopt dood op de Paddepoelsterweg waarlangs vervolgens kasteel Selwerd bereikt kon worden. De zuidelijke tak (de feitelijke dijk) kruist de Paddepoelsterweg en liep vervolgens in oostelijke richting door naar het Selwerderdiepje (de oude Hunze).

Het driehoekige stukje land tussen de noordelijke en zuidelijke tak van de Penningsdijk en de Paddepoelsterweg staat op de kaart van Teijsinga (1732) aangeduid als 'oude justitieplaats' en diende als galgenveld. Sloten, greppels en kleine hoogteverschillen maken de loop van de dijk herkenbaar. De historie van deze plek is gememoreerd door een in staal uitgevoerd gedicht.

De Penningsdijk is in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie 2' en 'Waarde - Archeologie 1'.

Het Galgenveld heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0006.jpg" Kaart Henricus Teijsinga (1732) met hierop aangegeven o.a. de Penningsdijk, het Galgenveld, het Reitdiep, de Paddepoelsterweg en de Tochtsloot

Tochtsloot

De Tochtsloot loopt vrijwel evenwijdig aan de Penningsdijk, alleen dan noordelijker gelegen. Via onder andere deze sloot werd water uit het landje Selwerd afgewaterd op het Reitdiep.

De Tochtsloot lijkt om het 'kasteelterrein Zernike' heen te zijn gegraven. Ten oosten van de Paddepoelsterweg en ten noordoosten van het Van Starkenborghkanaal loopt de (Selwerder) Tochtsloot buiten het plangebied verder.

Het deel van de Tochtsloot tussen het gemaaltje nabij de Paddepoelsterweg en de Zernikelaan is in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'.


Blauwborgje

Het gebied bleef lange tijd haar landelijke karakter behouden. In de omgeving hebben verschillende boerenplaatsen gelegen, zoals iets ten oosten van de Reitdiepsdijk (nu grondberging).

Een bekende naam is die van het Blauwborgje, een plek achter de Reitdiepdijk met voorheen twee oude witte boerderijtjes met oude bomen en een besloten hof waar de schilders van het bekende kunstenaarscollectief De Ploeg graag gingen schilderen. Ook de boerderijtjes zelf en hun omgeving werden door hen vaak geschilderd. Een van deze boerderijtjes, het Blauwborgje, is in de jaren '20 van de vorige eeuw afgebrand terwijl het tweede huisje eind jaren '50 is afgebroken wegens bouwvalligheid. De boerderijtjes hebben gelegen op de plaats waar nu de brug van de Noordelijke Ringweg (Plataanlaan) over het Reitdiep ligt. Aan het Blauwborgje herinnert de naam van de gelijknamige straat op het Zerniketerrein en een verpleegtehuis. Even ten oosten van het Blauwborgje lag een grote, omgrachte boerenplaats die eveneens al bestond vóór 1832. Deze boerenplaats is in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'.


De Nijenborgh

In het zuidoostelijke deel van het gebied nabij de Paddepoelsterweg liet de Groningse koopman Daniel Nijenborgh in 1632 een hofstede bouwen op een stuk land van 20 grazen nabij het Klooster Selwerd.

'De laatste sporen van dat borgje ("de Nijenborgh") met zijn schathuis zijn enkele jaren geleden uitgewist: een oude boerderij en een vierkant burchtterrein en een dichte singel van bomen en struikgewas. Deze boerderij zou gelegen hebben aan het begin van de "Laan", dicht bij de Paddepoelsterweg. Er liep een weg van deze borg naar de Kerklaan', aldus Ploegkunstenaar Johan Dijkstra in het Nieuwblad van het Noorden van 6 mei 1961. Ter plaatse van de voormalige borg en de boerderij ligt nu een parkeerterrein. Voormalige borgterrein met aangrenzende boerenplaats zijn in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' .

Ten noordoosten van de Paddepoelsterweg staat, net buiten het plangebied, nog een boerderij, De Grouwelerie. Van oorsprong was dit een boerderij/herberg. Zowel naar de Nijenborgh als naar de Grouwelerie zijn straatnamen op het Zernike vernoemd.


Van Starkenborghkanaal

In de jaren dertig van de 20ste eeuw is de Paddepoelsterweg doorsneden door het graven van het grote en brede Van Starkenborghkanaal ten noorden van de stad. Dit geldt ook voor de voormalige terreinen van het klooster Selwerd.


Periode na de tweede Wereldoorlog

Vanaf de jaren '60 veranderde er veel in het gebied tussen het Reitdiep en de Paddepoelsterweg. Al aan het einde van de jaren '50 was duidelijk geworden dat de gemeente Groningen dringend ruimte nodig had. Het nieuwe structuurplan van de stad van 1961 voorzag verdere uitbreidingsmogelijkheden aan de noordkant van de stad. De stad kende in 1961 nog een nijpend woonruimtekort. Om het landschap aan de zuidkant van de stad te sparen werden twee grote woonwijken in het het noorden geprojecteerd en aangelegd: Selwerd en Paddepoel. Aan de oostzijde van de Paddepoelsterweg veranderde het oorspronkelijke open weidelandschap door de aanleg van de begraafplaats Selwerderhof en het crematorium, gelegen op een deels omgracht terrein met boombeplanting ten oosten van van de Paddepoelsterweg.


Nieuw universiteitscomplex Paddepoel

Ook bij de Rijksuniversiteit was dringend behoefte aan uitbreidingsmogelijkheden voor met name de B-faculteiten. Deze instituten lagen tot dan toe zeer verspreid van elkaar in de binnenstad in veelal verouderde complexen en kampten met enorm ruimtegebrek.

In 1961 werd 'het buitengebied van Paddepoel' - gelegen ten oosten van het Reitdiep tot aan de Paddepoelsterweg - aangewezen als een van de 3 huisvestingskernen van de Rijksuniversiteit. Het gebied was bestemd voor de B-faculteiten: Wiskunde, Sterrenkunde, Natuurkunde, Scheikunde en Geologie. Het gebied wordt van de woonwijk Paddepoel gescheiden door de Noordelijke Ringweg. Deze werd aangelegd als onderdeel van de ring om Groningen in de periode 1977-1982 en kreeg een aansluiting op de Noordzeeweg en Eemshavenweg (N46). De universiteit kreeg niet zoals bedoeld een aansluiting op de Ringweg; de hoofdontsluiting geschiedt via de Zonnelaan.


Stedenbouwkundig plan en bouwactiviteiten (1967-1969)

Het stedenbouwkundig plan voor de indeling van het Paddepoel-terrein werd gemaakt door het ingenieursbureau Van Hasselt/De Koning (Haskoning) uit Nijmegen. Zij hadden ook de supervisie over de bebouwing die door verschillende architectenbureaus werd uitgevoerd. De plek, hoogte en het volume van elk gebouw stonden van te voren allemaal vast.

Een belangrijk onderdeel van de stedenbouwkundige opzet vormde het relatieschema.

Dit schema bestond uit vier grote blokken studierichtingcomplexen met visualisering van hun interne en externe relaties en de bijbehorende centrale voorzieningen: wis- en sterrenkunde, scheikunde, natuurkunde en het prekandidatencomplex (het tegenwoordige 'Nijenborghcomplex'). Aan de randen kwamen een sportcomplex (ACLO, westen) en het Kernfysisch Versneller Instituut (KVI, noorden). In het plan werden tevens randvoorwaarden van de gemeente verwerkt:

  • het doortrekken van de al geprojecteerd ontsluitingsweg voor de nieuwe wijk Paddepoel (De Zonnelaan/Zernikelaan);
  • grote waterpartijen als reservoir bij zware regenval;
  • een oost-west gelegen groenstrook die het gebied in een noordelijk en zuidelijk deel verdeelde, elk met vier grote kavels.


Ook was er namens de gemeente behoefte aan een park voor passieve en actieve recreatie voor de bewoners van de nieuwe noordelijke stadswijken. Dit park was gepland tussen het universiteitsterrein en de begraafplaats Selwerderhof, met hierin opgenomen de Paddepoelsterweg. Het zou een 'logische' voortzetting vormen van het park Selwerd (tussen Paddepoel en Selwerd). Dit nieuwe park werd echter nooit gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0007.jpg"
Luchtfoto van het Universiteitscomplex in 1974, gezien naar het noorden met onder het tracé van de geplande Noordelijke Ringweg; links van het midden het WSN-gebouw

De structuur van het zuidelijke deel van het plangebied bestaat uit een eenvoudig wegenstelsel, hier en daar geflankeerd door waterbassins: de brede noord-zuidas, de Zernikelaan, met haaks hierop de secundaire wegen die de vier kavels onderling en aan de hoofdas relateren. De bebouwing was gedacht in de vorm van langgerekte bouwmassa's in middelhoog- en laagbouw, die zodanig aan elkaar gekoppeld zijn dat op tal van plaatsen pleinen ontstaan. De functionele verdeling van het gebied was als volgt:

  • links van de hoofdas, vanaf het kruispunt met de ringweg, gebouwen voor administratie en beheer, het WSN-complex, het natuurkundecomplex;
  • rechts van de as: het prekandidatencentrum en de scheikundegebouwen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0008.jpg"  


Bron: De groei van de Groninger Universiteit, 1964


Het noordelijke deel was bestemd voor uitbreidingen en voor het Kernfysisch Versneller Instituut. Het universiteitsterrein werd aan de oostzijde aan de Paddepoelsterweg afgeschermd door de aanplant van bosschages, waartussen enkele weilanden liggen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0009.jpg"
Noordelijke deel van het Zernike gebied met links het Kern Versnellers Instituut, rechts het Reitdiep en de grotendeels nog aanwezige historische verkavelingsstructuur


Het prekandidatencomplex

Het prekandidatencomplex (nu bekend als Nijenborghcomplex) van de opleiding Scheikunde maakt samen met het WSN-gebouw (nu bekend als Duisenberggebouw) deel uit van de eerste bebouwing op het universiteitscomplex Zernike. Het werd gerealiseerd in de periode 1965-1969 naar ontwerp van de Groninger Architectenwerkgroep Bekink, Bijlefeld, Grit & Gunnink. Het complex bestaat uit practicumgebouwen voor natuurkunde en scheikunde. De geplande bibliotheek en een bouwdeel met collegezalen zijn niet uitgevoerd. Het complex heeft een H-vorm met vier losse bouwdelen van elk vier bouwlagen hoog rond een plein, onderling verbonden door loopbruggen, met aan weerskanten geheel beglaasde gangen op het niveau van de eerste verdieping.


 afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0010.jpg"

Eerste ontwerp voor het prekandidatencomplex,
deels gewijzigd uitgevoerd


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0011.jpg"
Prekandidatencomplex, 1971

Het gehele complex heeft cultuurhistorische waarde als representant van de eerste bouwfase, als mede vanwege de bijzondere kwaliteit van de moderne naoorlogse scholenbouw. Het voorste bouwdeel heeft vanwege haar ligging aan de hoofdontsluitingsas (Zernikelaan) ook een stedenbouwkundige waarde. Het vormt samen met het WSN-gebouw een ensemble waardoor het uitdrukking geeft aan de ontstaansgeschiedenis van het universiteitscomplex als eerste campus van Groningen.


Het WSN-gebouw

Het WSN-gebouw van de faculteiten Wiskunde, Sterrenkunde en Natuurwetenschappen, (sinds 2010 omgedoopt in 'Duisenberggebouw') maakt samen met het prekandidatencomplex deel uit van de vroegste bebouwing op het universiteitscomplex Zernike. Het complex kwam tot stand in de jaren 1966-1971 naar ontwerp van het bekende Groningse architectenbureau Van Linge. Het bestaat uit een hoofdgebouw, een collegezalengedeelte en het Rekencentrum. De langgerekte gesloten doosvormige hoogbouw bestaat uit een onderbouw, acht verdiepingen met een bekleding van vlakke betonplaten en strakke stroken glaspuien en een technische dakverdieping. Het kent een symmetrische hoofdopzet met een qua kleurgebruik contrasterend en bijzonder vormgegeven verticaal element in het midden. Aan de noordoostzijde is het gebouw in 2010 uitgebreid met een opvallend gekleurd en autonoom paviljoen op palen dat via een luchtbrug met het bestaande gebouw is verbonden. Het complex is nu in gebruik bij de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de RUG.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0012.jpg"
Het WSN-gebouw. Foto: Marieke van der Heide, 2016


Het gebouw is onder meer van belang voor de cultuurhistorie als markant onderdeel van een autonoom en ruimtelijk opgezet universitair centrum uit de jaren '60 van de 20ste eeuw met bijbehorende voorzieningen buiten de binnenstad van Groningen. Vanuit de architectuurhistorie is het gebouw van belang als bijzondere architectonische representant van modern en functioneel ontworpen hoogbouw uit de jaren '60, tot uiting komend in de symmetrische hoofdopzet, het materiaalgebruik, de constructie en de detaillering van de strakke vensterstroken die het doosvormige autonome karakter van het gebouw accentueren. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt heeft het gebouw hoge ruimtelijke en karakteristieke waarden vanwege zijn beeldbepalende en centrale ligging aan de open ruimte parallel aan de centrale hoofdas door het Zernike-complex (de Zernikelaan) en nabij de centrale vijverpartij. Het gebouw vormt bovendien als centraal hoogte-accent een belangrijk en zeer herkenbaar onderdeel van de oorspronkelijke stedenbouwkundige hoofdstructuur van het Zernike-complex.

Het WSN-gebouw (hoogbouw) is in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1'.


Uitbreiding en transformatie

Vanaf de laatste decennia van de 20ste eeuw is het gebied dat inmiddels bekend staat als het Zernike-complex fors uitgebreid en getransformeerd. Het terrein huisvest diverse gebouwen en faculteiten van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en de Hanzehogeschool Groningen. Daarnaast zijn verschillende kennisgerelateerde bedrijven in het gebied gevestigd. Het terrein is vernoemd naar wetenschapper Frits Zernike (1888-1966), die in 1953 de Nobelprijs voor de Natuurkunde ontving.

Als onderdeel van de transformatie verrezen de afgelopen jaren al diverse nieuwe gebouwen, waaronder de Smitsborg (het ICT-knooppunt van de universiteit), de Bernoulliborg (wiskunde, natuurkunde en informatica) en de nieuwbouw van Levenswetenschappen.

4.2 Ecologie

Ecologische groenstructuur

Het plangebied bevindt zich aan de noordoostzijde van de stad, net ten zuiden van het Van Starkenborghkanaal en ten noorden van de Plataanlaan. Het ligt ten oosten van het Reitdiep en ten westen van de Paddepoelsterweg. De buitenste zone van het gebied maakt deel uit van de Stedelijke Ecologische Structuur. Door zijn cultuurhistorie, oppervlakte en hoge natuurwaarden betreft het een zogenaamd kerngebied. Het behoort mede daardoor tot een zeer belangrijk onderdeel van het Groenstructuurplan met de kwalificatie 'basisgroenstructuur'.

Het gebied bestaat uit Zernike Campus met daarop de onderwijsgebouwen van de Rijksuniversiteit Groningen en de Hanzehogeschool, het Zernike Science Park met diverse bedrijfsgebouwen, ontsluitingswegen, watergangen en langs de randen de Reitdiepsdijk, grasland, jonge bossen en een enkele woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0013.jpg"

uitsnede uit kaart Stedelijke Ecologische Structuur 2014

Natuurwaarden

Natuurwaarden met hoge kwaliteiten liggen vooral in graslanden langs het Reitdiep. Hier leven belangrijke (deel)populaties van onder andere verschillende en beschermde planten en dieren, waaronder vleermuissoorten, marters, reeën, konijnen, egels, hazen, muizen, vlinders, libellen, bijen en amfibieën. Tot kenmerkende en beschermde soorten en verblijfsplaatsen horen vooral de vegetaties rond de poelen en sloten. Hier hebben zich beschermde orchideeën en parnassiapopulaties ontwikkeld en leven zwaar beschermde poelkikkers en groene glazenmakers.

De jonge kleibossen vormen daarnaast leef- en foerageergebied voor veel bos- en struweelvogels, vleermuizen, reeën, vos en marters.

Ook het noordelijk slibdepot heeft natuurkwaliteiten. Vlinders, vossen, reeën, marters vinden hier veel ruimte, rust en voedsel. Op de steilere taluds komen regelmatig oeverzwaluwen tot broeden.

Ten slotte de Reitdiepdijk en bermen langs de Paddepoelsterweg. Deze vertonen plaatselijk nog kwaliteiten van zogenaamde kamgraslanden met soorten als gele morgenster en veldlathyrus. De bermen zijn plaatselijk beschadigd en verstoord als gevolg van zwaar verkeer. Het voorkomen van dit gebruik is sterk aan te bevelen.

Waterstructuur

De watermilieus zorgen voor natuurwaarden op het gebied van vleermuizen, vissen, watervogels, oevervogels, amfibieën en libellen. Niet alleen als voortplantingsgebied maar tevens als foerageer- of rustgebied. Verschillende vleermuissoorten gebruiken de waterstructuren als foerageergebied en trekroute. Het Reitdiep vormt een beschermde migratieroute voor meervleermuizen. In veel sloten leeft de zwaar beschermde poelkikker.

Gewenste ontwikkeling

De functie van ecologisch kerngebieden dient zoveel mogelijk gewaarborgd te blijven. Een belangrijk onderdeel van het plan betreft de verbinding met omliggende groen- en natuurgebieden. In dit geval zijn dat de (zuidelijke) Reitdiepsdijk, Selwerderhof, Koningslaagte, en in de stad de (zuidelijke) bermen langs de Plataanlaan en als laatste Park Selwerd. Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame goed functionerende ecologische verbindingen.

Optimale stadsverbindingen zijn minimaal 25 meter breed en bevatten een boom, struik en kruidlaag benevens een waterelement om voor een doelsoort als dwergmuis, groot dikkopje en kleine watersalamander passeerbaar te zijn. De verbinding met het noorden naar de Koningslaagte (Nationaal Natuur Netwerk) kan verbeterd worden door de aanleg van zogenaamde fauna-uittreedplaatsen bij het Van Starkenborghkanaal en met het zuiden door de fietstunnel onder de Plataanweg bij Park Selwerd ecologisch in te richten.

Verder zijn de boomstructuren in het gebied waardevol voor vogels en vleermuizen als nestplaats, voedselvoorziening en trekroute.

Inrichting en beheer van alle groengebieden moet afgestemd zijn op het Doelsoortenbeleid Noord.

Vanuit de nieuwe samenwerkingsovereenkomst Partnerschap Energy Academy Europe met de RUG liggen er ambities om natuurwaarden op het campusterrein een grotere rol te laten spelen. Goede instrumenten daarvoor zijn de herinrichting en het beheer.

Wet en regelgeving

Door middel van quickscans en zo nodig nader onderzoek dienen de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Wet natuurbescherming.

Het bestemmingsplan ligt op een afstand van 100 meter van de Ecologische Hoofdstructuur Structuur de Koningslaagte en de afstand tot het Natura 2000-gebied Leekstermeer bedraagt ruim 4 kilometer. Ontwikkelingen dienen getoetst te worden op hun zogenaamde 'externe werking' ten opzichte van genoemde gebieden.

4.3 Water

Beleid

Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk', het Groninger water- en rioleringsplan 2014-2018. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijk wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en het waterschap Hunze en Aa's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0014.jpg"

Beleidskader

Bij planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. Het plangebied valt vrijwel geheel binnen het beheergebied van het waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Openbare ruimte

Waterstructuur

Het plangebied bevindt zich aan de noordkant van de stad en wordt aan twee kanten begrensd door boezemwater, in de vorm van het Reitdiep en het Van Starkenborghkanaal. Het Van Starkenborghkanaal bevindt zich in het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest, maakt onderdeel uit van de Electraboezem (3e schil) en heeft een peil van -0,93 m NAP. Het Reitdiep heeft een peil van +0,53 m NAP en valt binnen het beheergebied van het waterschap Hunze en Aa's. Ter hoogte van Dorkwerd bevindt zich een sluis, die tevens de overgang van de beheergebieden markeert. Alle oevers langs de kanalen hebben een waterkerende functie en vallen onder de keur van het waterschap Noorderzijlvest.

Het huidige streefpeil van het watersysteem in Zernike is -0,95 m NAP. In 2012 heeft het waterschap een geïndexeerd peilbesluit vastgesteld om de bodemdaling als gevolg van aardgaswinning te kunnen corrigeren in het streefpeil. Het peilbesluit voorziet in een streefpeil van uiteindelijk -1.00 m NAP in 2021.

Binnen het plangebied zijn verschillende waterhuishoudkundige eenheden te onderscheiden: boezemwater, stedelijk water, landelijk gebied en een ecologische zone.

Direct langs het Reitdiep bevindt zich een ecologische zone (nummer 1 op onderstaande afbeelding). Deze zone heeft een verbindende functie en is vanwege de ecologische waterkwaliteit waterhuishoudkundig afgescheiden van de overige wateren. Deze zone wordt voornamelijk gevoed door kwel vanuit het Reitdiep en door regenwater. De zone voert haar overtollige water af via de hoofdwatergang langs de Professor Uilkensweg (nummer 2 op onderstaande afbeelding) naar gemaal Zernike aan de Paddepoelsterweg (nummer 3 op onderstaande afbeelding). Tevens is er bij het gemaal een inlaat aanwezig die het mogelijk maakt om in droge periodes water vanuit het Van Starkenborghkanaal in te laten om het gebied te voeden c.q. op peil te houden.

Ook de zone langs de Paddepoelsterweg (nummer 4 op onderstaande afbeelding) maakt deel uit van een ecologische zone en voert af richting gemaal. In deze zone is echter geen gescheiden systeem aanwezig; de sloten staan in verbinding met het stedelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0015.jpg"

Huidige waterstructuur

Waterfunctie

Het water in het gebied van de campus heeft de functie stedelijk water, en dient voornamelijk voor de berging en afvoer van overtollig water. Het gebied van het Science Park heeft de functie duurzaam stedelijk water. De ecologische waardevolle groenzones aan de noord-, oost- en westzijde van het plangebied hebben de functie stedelijk natuurwater gekregen. Hier heeft de gemeente de hoogste eisen wat betreft de waterkwaliteit opgelegd. Waterkwaliteit en duurzaamheid spelen een grote rol bij de opzet (compartimentering) van het watersysteem in de verschillende gebieden. Met name binnen het Zernike Science Park krijgt dat nog extra aandacht via een vermaasd watersysteem, waardoor regenwater altijd snel op open water kan worden geloosd. Nieuwe gebruikers wordt geadviseerd om milieuvriendelijke materialen te gebruiken, en water zo mogelijk vast te houden door middel van vegetatiedaken en waterdoorlatende bestrating.

Waterstaat-Waterkering

Alle oevers langs de kanalen hebben een waterkerende functie en vallen onder de keur van het waterschap Noorderzijlvest. De dubbelbestemming “Waterstaat – Waterkering” ligt op dijken met een waterkerende functie, zoals die langs het Reitdiep en het Van Starkenborghkanaal. De regeling bij deze bestemming geeft een bescherming van de functie van de waterkering.

Waterberging

Op dit moment is in het gebied voldoende waterberging aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario T=100+10% optreedt te bergen. De lagere delen in het gebied lopen geen risico op wateroverlast. In onderstaande figuren is de ligging van de kritieke punten weergegeven (Bron Stedelijke Wateropgave).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0016.jpg"

Kritieke punten

Randvoorwaarden en omgevingsaspecten

Waterhuishouding toekomstige situatie

Het stedelijk gebied bestaat waterhuishoudkundig uit twee deelgebieden: Zernike Campus en Zernike Science Park. Voor de berekening van de waterbergingsbehoefte zijn beide beschouwd als één waterhuishoudkundig geheel. Voor toekomstige kavels is uitgegaan van 80% verhard en 20% onverhard oppervlak. Daarnaast is in deze berekening rekening gehouden met de aanleg van een aantal te graven waterpartijen aan de randen van het plangebied, waaronder een watergang (verbreding) langs het Jaagpad (nummer 1 op onderstaande afbeelding), twee partijen aan de noordkant van de Bunders (nummers 3 en 4 op onderstaande afbeelding) en een afvoersloot (nummer 2 op onderstaande afbeelding).
 afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0017.jpg"

Waterberging

Ook is er rekening gehouden met de demping van diverse watergangen haaks op de Bunders.

Met bovenstaande uitgangspunten en de volgende oppervlaktes is de waterbergingsberekening uitgevoerd:

  • verharding: 571.360 m²
  • water: 101.615 m²
  • groen: 830.760 m².

Aangetoond is dat bij een 1:100 jaarsituatie de volgende waterstanden optreden:

  • bij huidig klimaat: -0,16 m NAP;
  • klimaat 2050: -0,11 tot -0,04 m NAP (KNMI 2050 scenario's).


Aangezien het laagste deel van het bebouwd terrein van Zernike op +0,20 m NAP ligt is hiermee aangetoond dat er voldoende waterberging aanwezig is.

De op de bovenstaande afbeelding aangegeven locaties 5, 6 en 7 kunnen mogelijk in de toekomst worden ingezet bij onvoorziene uitbreiding van bebouwd oppervlak of dempingen.


Aandachtspunten


Door zijn lage ligging, van circa -0,20 m NAP, heeft één perceel kans om te inunderen bij een 1:100 situatie. Aangezien het hier om onbebouwd gebied gaat is van overlast geen sprake en is dit acceptabel. Zie het rood omcirkelde gebied in de figuur hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0018.jpg"

Daarnaast vormt het rekencentrum aan de Zernikelaan een belangrijk aandachtspunt. De ramen van het rekencentrum bevinden zich lager dan de maximaal berekende waterstanden waardoor een risico op schade ontstaat bij een 1:100 situatie. Aangezien de waterpartij waarin het rekencentrum zich bevindt van belang is voor zowel afvoer als berging, is het afsluiten hiervan ongunstig qua waterstanden in de rest van het gebied.

Om ook onvoorziene uitbreidingen van bebouwd oppervlak te voorzien van voldoende waterberging worden bestaande watergangen langs de randen van Zernike verbreed.

Bij de aanleg van nieuwe watergangen worden oevers zoveel mogelijk uitgevoerd zonder beschoeiing. Indien van toepassing wordt gekozen voor duurzame, niet-uitlogende materialen.

Momenteel vindt er nog overleg plaats tussen gemeente, RUG, Hanzehogeschool en het waterschap over optimalisatie van watercompensatie van verschillende (bouw)projecten, rekening houdend met landschappelijke, cultuurhistorische en ecologie waarden. De uitkomsten van deze afstemming worden meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Bodem

De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1,00 m zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 0,20 m zijn beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0,20 m beneden de fundering zijn. Op dit moment bevinden zich twee peilbuizen in het plangebied die deel uit maken van het gemeentelijke meetnet. Aangezien deze pas sinds 2014 worden gemonitord is er te weinig informatie om een goede uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte.

In onderstaande tabel staat de drooglegging van dit gebied weergegeven.

Gebied   Waterpeil   Laagste maaiveld   Drooglegging  
Science Park
Campus  
-0,95 / -1,00 m NAP
- 0,95 / -1,00 m NAP
 
+0,20 m NAP
+0,40 m NAP
 
1,15 / 1,20 m
1,35 / 1,40 m
 

Bron maaiveldhoogte: AHN2


Gesteld kan worden dat de drooglegging binnen het plangebied Zernike overal voldoet aan de norm van 1,00 m. Het betreft waarschijnlijk een gebied met relatief hoge grondwaterstanden. Bij de inrichting van het gebied moet ook rekening worden gehouden met plaatselijk verhoogde waterstanden door opbolling van het grondwater. Hierbij dient rekening te worden gehouden met voldoende drainageafvoer, een geschikt bouwpeil en een geschikte bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloze bouw).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0019.jpg"

Riolering

Binnen het plan ligt grotendeels een gescheiden stelsel. Bedrijfskavels lozen hun regenwater rechtstreeks op de watergangen. Ook is op sommige plaatsen in het Science Park een gescheiden regenwaterriool aangelegd waarbij het 'vuile' regenwater apart wordt afgevoerd van het 'schone' hemelwater.

Het afvalwater van het gehele gebied wordt afgevoerd naar het riool in de Zernikelaan die een afvoer heeft richting het hoofdgemaal in Selwerd.
Bij nieuwbouw moet een gescheiden rioolsysteem aangelegd worden, waarbij regenwater gescheiden wordt van het afvalwater.

Het huishoudelijk afvalwater van onder meer toilet, douche en keuken wordt aangesloten op het dwa-stelsel (droogweerafvoerstelstel). Of diepteligging en capaciteit aansluiting op het bestaande stelsel mogelijk maken moet uitgezocht worden. Dit zal ook afhankelijk zijn van de stedenbouwkundige inrichting. Het dakwater plus het overige regenwater gaat naar het oppervlaktewater. Ook eventuele drainagesystemen moeten, indien mogelijk, afwateren op het oppervlaktewater. Daar waar woningen rechtstreeks aan oppervlaktewater grenzen, kan rechtstreeks afgevoerd worden op oppervlaktewater.

Bouwmaterialen

Ten behoeve van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater moet er bij de bouw van de gebouwen naar gestreefd worden geen materialen te gebruiken die milieuverontreinigend zijn zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Het toepassen van vegetatiedaken is een prima middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieverbruikende voorzieningen zoals airco's en dergelijke.

4.4 Milieu

4.4.1 Bedrijven

Op Zernike is een groot aantal bedrijven en instellingen gevestigd van zeer verschillende aard en omvang. Onderwijsinstellingen, laboratoria en kleine productiebedrijven zijn het meest vertegenwoordigd. De milieubelasting van deze bedrijven en instellingen is in het algemeen beperkt. Maar door de aanwezigheid van woonwijken in de nabijheid van het plangebied en milieugevoelige functies (onderwijs) in het plangebied dienen er zekere beperkingen gesteld te worden aan de milieubelasting door bedrijven en instellingen. Daarom worden bij recht alleen bedrijven toegestaan die worden genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. Dit zijn bedrijven die volgens de VNG-lijst op een afstand van 50 meter van een rustige woonwijk en rustig buitengebied toelaatbaar kunnen worden geacht. Bij het omgevingstype gemengd gebied geldt als richtafstand tot milieugevoelige functies 30 meter. Vestiging van deze bedrijven op korte afstand van onderwijsfunctie achten wij daarom verantwoord.

Alleen op het terrein van Warmtestad is categorie 3.2 toegestaan. Hier bevindt zich de
bron voor het Warmtenet Noordwest. Momenteel vindt de productie van warm water nog plaats door middel van een warmtekrachtkoppeling (wkk) / aardgasketels. Er bestaan
plannen om voor de voeding van het warmtenet restwarmte te gebruiken van de
datacenter op Zernike. De bedrijfsactiviteit Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt – stadsverwarming, SBI-code 40 (SBI 1993) / 35 (SBI-code 2008), valt volgens de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' in categorie 3.2. Er wordt vanuit gegaan dat een restwarmte-installatie in dezelfde milieucategorie kan worden ingedeeld (het maatgevende hinderaspect is geluid). Het bestemmingsplan biedt voor deze activiteiten ruimte.

Overigens bevat het Activiteitenbesluit normen voor milieubelastende activiteiten, waaraan op inrichtingsniveau dient te worden voldaan.

4.4.2 Geluid

Wegverkeerslawaai

De bouw van geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen dient getoetst te worden aan de regels uit de Wet geluidhinder.

Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van onderwijsinstellingen. Onderwijsgebouwen zijn voor de toepassing van de Wet geluidhinder aangemerkt als geluidgevoelig op grond van artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.

Van de zoneplichtige wegen hebben de noordelijke en westelijke ringweg (Plataanlaan en Friesestraatweg) de meeste invloed op de geluidskwaliteit van de locatie. Daarnaast zijn er binnen het plangebied meerdere wegen aanwezig. Alle wegen binnen het plangebied zijn 50 km-wegen. Dit betekent dat alle wegen zoneplichtig zijn.

Volgens artikel 82 van de Wet geluidhinder betreft de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Indien de geluidsbelasting meer bedraagt dan 48 dB kan een hogere waarde worden vastgesteld. De maximaal toelaatbare hogere waarde bedraagt 53 dB (buitenstedelijk gebied) en 63 dB (stedelijk gebied).

Om de beschikbare ruimte in het plangebied doelmatig te kunnen gebruiken en omdat het om stedenbouwkundige redenen wenselijk is om op korte afstand van de wegen te bouwen is vaststelling van een hogere grenswaarde met toepassing van artikel 83 en 85 van de Wet geluidhinder noodzakelijk.

Waar de geluidsbelasting de maximale grenswaarden overschrijdt, dient een zogenaamde dove gevel te worden toegepast. In een dove gevel mogen geen te openen ramen en deuren aanwezig zijn.


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0020.jpg"

Globaal overzicht geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer

Windturbine
in het plangebied bevindt zich aan de Zernikelaan in het noordelijk deel van het plangebied een windturbine. Met betrekking tot geluidhinder geldt als norm dat geen hogere geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen mag optreden dan 47 dB(Lden) en 41 dB(Lnight). De 41 dB-contour (Lnight) ligt 158 meter van de windturbine.

4.4.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan, waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet staan luchtkwaliteitsnormen voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.

Op 29 januari 2013 is het 'Verslag luchtkwaliteit 2011 gemeente Groningen' met de bijbehorende luchtkwaliteitskaart vastgesteld. Op deze gedetailleerde kaart is per locatie/weg aan de hand van kleuren te zien wat de concentratie van luchtverontreiniging is. Het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart zijn gebaseerd op modelberekeningen van een extern bureau en op meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit in Groningen. Het verslag luchtkwaliteit en de bijbehorende luchtkwaliteitskaart zijn te vinden op het internet: zie https://gemeente.groningen.nl/luchtkwaliteitskaart-inzien 

Uit het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart blijkt dat in Groningen overal (ruimschoots) wordt voldaan aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Ook de meetgegevens van de twee LML-meetpunten (Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit) in de stad Groningen bevestigen dit beeld. Dit betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmering is voor vaststelling van het bestemmingsplan.

4.4.4 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

Voor risicovolle inrichtingen, transportroutes en transportleidingen zijn verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedruk aardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient de gemeente het groepsrisico te verantwoorden.

De Omgevingsdienst Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat in en in de omgeving van het plangebied de volgende risicobronnen aanwezig zijn:

  • N184 GOS Groningen Reitdiep;
  • een LPG-tankstation aan de Friesestraatweg;
  • Provinciale wegen N355, N361 en N370;
  • Spoorlijn Onnen - Sauwerd;
  • Van Starkenborghkanaal;
  • Risicovolle transportleidingen N-507-25, N-507-26 en N-507-50.


Uit het onderzoek van de omgevingsdienst ('Externe veiligheidstoets bestemmingsplan Zernike Campus Groningen', Omgevingsdienst Groningen, d.d. 1 juni 2017) is echter gebleken dat aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor de genoemde risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Gezien de afstand van het plangebied tot de provinciale wegen N355 en N370, de spoorlijn Onnen - Sauwerd, het Van Starkenborghkanaal en de risicovolle transportleidingen N-507-25, N-507-26 en N-507-50 zijn groepsrisicoberekeningen uitgevoerd. De conclusie van deze groepsrisicoberekeningen is dat vaststellen van onderhavig bestemmingsplan geen invloed heeft op de hoogte van het berekende groepsrisico van risicovolle transportroutes en risicovolle transportleidingen.

Uit de beoordeling van de bestrijdbaarheid blijkt, dat het plangebied goed bereikbaar is, dat in het zuidelijke deel van het plangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn en dat in het noordelijke deel van het plangebied op dit moment niet is voorzien van primaire bluswatervoorzieningen. De Veiligheidsregio Groningen adviseert om het noordelijke deel van het plangebied in het kader van de geplande bebouwing te voorzien van adequate bluswatervoorzieningen. De veiligheidsregio adviseert verder om in elke realisatiefase tevens te zorgen voor een goede bereikbaarheid voor hulpvoertuigen binnen het plangebied. Het Bouwbesluit 2012 en de handleiding B&B gelden hierbij als uitgangspunt.

Uit de beoordeling van de zelfredzaamheid blijkt dat in de invloedsgebieden van de risicobronnen geen sprake is van objecten bestemd voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen, dat het plangebied voldoende ontvluchtingsmogelijkheden biedt en dat het noordelijke deel van het plangebied buiten het sirenebereik van het bestaande WAS ligt. De Veiligheidsregio Groningen adviseert om de bevolking bij een ramp niet alleen via het WAS maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.).

Ongeacht de inzet van de gemeente Groningen en de hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein dan ook, blijft altijd aanwezig.

Alles overwegende wordt geconcludeerd dat vanuit oogpunt van externe veiligheid het verantwoord is om het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen vast te stellen. Het restrisico is in dit kader aanvaardbaar.

4.4.5 Bodem

Voor dit bestemmingsplan is in april een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van gegevens over de bodemkwaliteit bij de gemeente Groningen. Daarvoor zijn de volgende aspecten beoordeeld:

1. de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging;

2. de aanwezigheid van (ernstige) bodemverontreinigingen;

3. de locaties waar na sanering een zorgmaatregel van kracht is en mogelijke gebruiksbeperkingen liggen; en

4. de diffuse bodemkwaliteit zoals vastgesteld in de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart.

De inventarisatie is gebaseerd op de op dat moment bij de gemeente beschikbare gegevens. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties wordt daarom verwezen naar

www.gemeente.groningen.nl/bodemonderzoek-en-bodemsanering.Verder bestaat de mogelijkheid om op afspraak rapporten in te zien. Voor de inventarisatie van de bodemkwaliteitsgegevens is gebruik gemaakt van de informatie zoals opgeslagen in het bodeminformatiesysteem (BIS) van de gemeente Groningen.

Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele saneringswerkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of een belanghebbende. Voor de locaties die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging is een actueel bodemonderzoek (jonger dan 5 jaar) bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de gemeentelijke bouwverordening regelen in welke gevallen de aanvraag van een vergunning vergezeld dient te gaan van een bodemonderzoek. Daarnaast geldt voor nieuwe bodemverontreiniging, ontstaan na 1987, een ander regiem. Op deze gevallen is de zorgplicht van toepassing. Dit betekent dat nieuwe bodemverontreiniging altijd zoveel mogelijk ongedaan gemaakt moet worden, ongeacht hoe ernstig de bodemverontreiniging is. Voor asbestverontreiniging geldt de zorgplicht vanaf 1993.

De toetsing van de bodemkwaliteit vindt plaats aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de functie van de bodem. Het toekomstige gebruik betreft hier voornamelijk gemengde doeleinden, bedrijventerrein en (openbaar) groen.

Verdachte locaties

Uit de uitgevoerde inventarisatie blijkt dat binnen het plangebied enkele locaties aanwezig zijn die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten die in het verleden hebben plaatsgevonden. Het kan ook zijn dat in een eerder bodemonderzoek is vastgesteld dat er bodemverontreiniging aanwezig is waarvan het vermoeden bestaat dat bij nader onderzoek vastgesteld wordt dat het om een geval van ernstige bodemverontreiniging gaat. De verdachte locaties binnen het plangebied zijn voornamelijk gerelateerd aan dempingen.

Ernstige bodemverontreinigingen saneringen

Bij een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft ernstig verminderd. Een bodemsanering is dan nodig om de locatie weer geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Op basis van de BIS-inventarisatie wordt verwacht dat binnen het plangebied geen locaties met een ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn.

Bodemkwaliteitskaart

In de loop van de tijd zijn op allerlei manieren puinhoudend materiaal, kooldeeltjes en ander afval in de bodem terechtgekomen. Bewoning, bedrijvigheid en ook neerslag van luchtverontreiniging heeft op vele plaatsen de bodem belast. Dit heeft mogelijk geleid tot diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging.

De gemeente Groningen heeft voor haar gehele grondgebied een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart geeft inzicht in de diffuse bodemkwaliteit. De bodemkwaliteitskaart is onderdeel van de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' (zie voor meer informatie www.groningen.nl). De kaart is volgens de regels uit het Besluit Bodemkwaliteit opgesteld.

Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt, dat de verwachte gemiddelde waarde in het plangebied ten noorden van de hoogspanningsverbinding voldoet aan de norm: 'achtergrondwaarde' en ten zuiden van deze verbinding voldoet aan de norm: 'wonen' (bodemnormering Besluit bodemkwaliteit). Het depot is uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart.

Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' in acht genomen te worden.

4.5 Kabels en leidingen

Hoogspanningslijnen

Door Zernike loopt de 110 kV-lijn Vierverlaten-Hunze. Deze ligt in het midden van het plangebied.

Deze hoogspanningsleiding heeft een belemmeringenstrook van 2 x 25 meter (zakelijk rechtstrook). In verband met een veilig en doelmatig functioneren van de leiding dient deze strook in principe vrij te blijven van bebouwing (anders dan ten dienste van de leiding). Om dit veilig te stellen is de leiding in het bestemmingsplan met een dubbelbestemming opgenomen. Het bevoegd gezag kan via een afwijkingsbevoegdheid bouwwerken overeenkomstig de onderliggende bestemming toestaan, na voorafgaand overleg met de leidingbeheerder.

Hogedrukgasleidingen

Het plangebied wordt doorsneden door een hogedrukgastransportleiding (N-507-50), in beheer bij Gasunie Transport Services B.V. Deze leiding heeft een diameter van 159 mm en een ontwerpdruk van 40 bar. De belemmeringenstrook heeft een breedte van 5 meter. In verband met een veilig en doelmatig functioneren van de leiding dient deze strook in principe vrij te blijven van bebouwing (anders dan ten dienste van de leiding). Om dit veilig te stellen is de leiding in het bestemmingsplan met een dubbelbestemming opgenomen. Het bevoegd gezag kan via een afwijkingsbevoegdheid bouwwerken overeenkomstig de onderliggende bestemming toestaan, na voorafgaand overleg met de leidingbeheerder.

Daarnaast moet rekening worden gehouden met de externe veiligheid van de hogedrukgastransportleiding Hiervoor wordt verwezen naar subparagraaf 4.4.4.

4.6 Magneetvelden

Zoals in paragraaf 4.5 is opgemerkt bevindt zich in het plangebied een deel van de hoogspanningslijn Vierverlaten-Hunze. Deze ligt in de zone tussen de campus en het bedrijvenpark en doorkruist het plangebied in een rechte lijn. Naast de bescherming van de leiding moet rekening worden gehouden met de magneetvelden veroorzaakt door de leiding. Met betrekking tot de lange termijneffecten van langdurig verblijf binnen magnetische velden van hoogspanningsleidingen is op rijksniveau beleid ontwikkeld. Dit beleid is gebaseerd op het Europese voorzorgsbeginsel. Dit beleid is verder uitgewerkt in de brief van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 oktober 2005, kenmerk SAS/2005183118 (Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen). Volgens deze brief bestaat er mogelijk een statistisch significant verband tussen het optreden van leukemie bij kinderen en langdurig verblijf in de magnetische velden van bovengrondse hoogspanningslijnen. Op basis hiervan adviseert de staatssecretaris om bij de vaststelling van streek- en bestemmingsplannen en van de tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen, dan wel bij wijzigingen in bestaande plannen of van bestaande hoogspanningslijnen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0.4 microtesla (de magneetveldzone). Indien het nieuwe bestemmingsplan (of een bestaand plan dat wordt gewijzigd) de specifieke magneetveldzone overlapt, adviseert de staatssecretaris om daarin geen of zo weinig mogelijk gevoelige bestemmingen te situeren.

Dit advies is door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij brief van 4 november 2008, kenmerk DGM\2008105664, bevestigd en verduidelijkt. Volgens die brief worden onder 'gevoelige bestemmingen' verstaan: woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen. Tevens worden hiertoe gerekend de bijbehorende erven.

Volgens de Netkaart van het RIVM (Rijksinstutuut voor Volksgezondheid en Milieu) bedraagt de indicatieve magneetveldzone van de hoogspanningslijn Vierverlaten-Hunze 2 x 50 meter. Binnen deze zone zijn in het bestemmingsplan, conform het voorzorgsbeginsel en het daarop gebaseerde beleidsadvies van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 'gevoelige bestemmingen' uitgesloten.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen voorziet in een actualisering van het geldende bestemmingsplan voor Zernike Campus en Zernike Science Park (bestemmingsplan 'Zernike 2006'). Het vormt de juridische uitwerking van de Stedenbouwkundige visie Zernike Campus Groningen, die door burgemeester en wethouders op 20 januari 2015 is vastgesteld. Tevens vormt het de vertaling van de Visie Werklocaties 'Rode Loper', die door de gemeenteraad is vastgesteld op 24 september 2014.

5.2 Geldend bestemmingsplan

In het plangebied vigeren momenteel de onderstaande bestemmingsplannen. Deze worden geheel door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.

Bestemmingsplan   Vastgesteld door de gemeenteraad   Goedgekeurd door gedeputeerde staten  
Zernike 2006   26-09-2007   03-12-2007  
Regiotram - tracédelen I en II   18-07-2012   n.v.t.  
Facetherziening Parkeren   08-06-2016   n.v.t.  

5.3 Toelichting op de regels

5.3.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Bestemmingsregels

Artikel 4 Bedrijf - Gronddepot

De bestemming 'Bedrijf - Gronddepot' heeft betrekking op een grondbergingsterrein in de noordwesthoek van het plangebied. Met deze bestemming wordt het bestaande gebruik bestemd.

Artikel 5 Bedrijf - Zonnepark Voorlopig

De bestemming 'Bedrijf - Zonnepark - Voorlopig' heeft betrekking op een terrein aan het eind van de Zernikelaan, ter hoogte van het Kernfysisch Versneller Instituut. Voor deze locatie is op 4 april 2017 met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, Wabo, een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van 1650 zonnepanelen met een maximale instandhoudingstermijn van 30 jaar. Gedeputeerde staten hebben hiervoor op 25 januari 2017 een verklaring van geen bedenkingen afgegeven. De termijn, waarvoor de voorlopige bestemming geldt, is bepaald op 30 jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Het stellen van een termijn van 30 jaar - in afwijking van artikel 3.2 Wro - is mogelijk op grond van artikel 7t van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zestiende tranche.

Artikel 6 Gemengd

De bestemming 'Gemengd' omvat het huidige campusterrein en Science Park. Zoals in hoofdstuk 1 en hoofdstuk 3 is uiteengezet heeft dit bestemmingsplan tot doel het onderwijsdeel en het bedrijvendeel te integreren en om te vormen tot één Zernike Campus Groningen, met een functiemenging van onderwijs en bedrijven. Dit krijgt in het bestemmingsplan vorm door beide gebieden in één bestemming 'Gemengd' onder te brengen.

De bestemming 'Gemengd' draagt conform de doelstelling van het bestemmingsplan een globaal karakter en maakt vestiging van diverse functies binnen de hele bestemming mogelijk. Dit zijn in hoofdzaak de functies:

  • universitair en hoger onderwijs,
  • bedrijven
  • kantoren en zakelijke dienstverlening,
  • maatschappelijke dienstverlening,
  • sport en
  • cultuur en ontspanning.

Bedrijven zijn binnen het zuidelijk deel van het plangebied – de huidige campus – bij recht toegestaan tot maximaal categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van de planregels. Dit gebied is op de verbeelding aangeduid met 'bedrijf tot en met categorie 2'. Binnen het noordelijk deel (het huidige Science Park) zijn bedrijven mogelijk tot maximaal categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Dit gebied heeft de nadere aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1'.

De reden voor de beperking van de milieucategorieën binnen het zuidelijk terreindeel is de concentratie / dominantie van de onderwijsfunctie in dit gebied. Gezien de aard van de hier aanwezige onderwijsvoorzieningen (school- en faculteitsgebouwen) is in dit gebied in principe alleen bedrijvigheid wenselijk, die toelaatbaar is op korte afstand van milieugevoelige functies (waaronder onderwijs). Voor bedrijvigheid met een wat grotere schaal is het noordelijk terreindeel de aangewezen plek, de onderwijsfunctie richt zich hier vooral op onderzoek, ontwikkeling en valorisatie (bijvoorbeeld rondom het thema duurzame energie, zoals EnTranCe). Gezien de afstand tot de campus en omliggende woningen wordt milieucategorie 3.1 hier maximaal toelaatbaar geacht.

Een uitzondering hierop vorm de locatie van Warmtestad aan De Koegangen. Hierop is een stadsverwarmingscentrale aanwezig. Deze valt volgens de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG in categorie 3.2. Op de verbeelding is deze locatie aangegeven met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - warmtevoorzieningsinstallatie'. Volgens de bestemmingsomschrijving zijn de gronden ter plaatse van deze aanduiding tevens bestemd voor een warmtevoorzieningsinstallatie ten behoeve van stadsverwarming als bedoeld in SBI-code 40, nummer E1, (SBI 1993) in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, bedoeld voor de productie, distributie en opslag van warm water met behulp van gasgestookte installaties (SBI-code 40, nummer E0), warmtekrachtkoppelingen, (elektrische) warmtepompen en buffervoorzieningen', mits deze activiteiten naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met ten hoogste categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten.

In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor bedrijven, die in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen in een hogere categorie of daarin niet zijn genoemd, maar qua milieubelasting gelijk zijn te stellen met de toegestane bedrijven (categorieën 1 of 2, respectievelijk categorieën 1 tot en met 3.1). Daarnaast kan het bevoegd gezag binnen het plandeel met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' onder voorwaarden afwijken voor bedrijven, die qua milieubelasting thuishoren in categorie 3.1. Binnen het plandeel met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' is een verruiming mogelijk naar categorie 3.2. Hierbij zal per geval moeten worden getoetst of deze bedrijven voor de functies in dit gebied niet teveel hinder opleveren.

Gezien het feit dat binnen het noordelijk deel van het plangebied bedrijven tot en met categorie 3.1 kunnen worden gevestigd, is maatschappelijke dienstverlening (niet zijnde universitair en hoger onderwijs) in dit gebied alleen toegestaan voor zover dit geen milieugevoelige functies betreft. Een uitzondering hierop vormen een in dit gebied al aanwezig kinderdagverblijf en (para)medische praktijken in een bestaand kantoorverzamelgebouw. Deze zijn positief bestemd door middel van de aanduidingen 'kinderdagverblijf' en 'praktijkruimte'.

Verder zijn detailhandel, horeca - 1, horeca - 2, horeca - 3, horeca - 5 en persoonlijke dienstverlening, zoals een kapsalon of wassalon, toegestaan. Concentratie van deze functies wordt wenselijk geacht. Daarom is vestiging van deze functies alleen mogelijk binnen het gebied dat op de verbeelding is aangeduid als 'centrum'. Hierop is een uitzondering gemaakt voor ondergeschikte detailhandel (binnen de gehele bestemming 'Gemengd' toegestaan), een bestaande fietsenwinkel aan Blauwborgje en een bestaande horecavestiging aan het Zernikepark. Beide laatstgenoemde functies zij positief bestemd door middel van de aanduidingen 'detailhandel' en 'horeca'. Ten aanzien van detailhandel, horeca - 1, horeca - 2, horeca - 3 en persoonlijke dienstverlening is verder voorgeschreven dat de omvang beperkt dient te blijven tot 300 m² per vestiging of, indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt, het bestaande netto vloeroppervlak. Via een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid kunnen detailhandel, horeca - 1, horeca - 2 horeca - 3, horeca - 5 en persoonlijke dienstverlening ook elders in het gebied mogelijk worden gemaakt. De eisen ten aanzien van het maximaal toegestane netto vloeroppervlak blijven hierbij, voor zover van toepassing, onverminderd van kracht.

Voorts zijn een bestaand tankstation aan het Nadorstplein en een bestaande locatie met zonnepanelen op het terrein van EnTranCe aan de Zernikelaan bestemd door middel van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen', respectievelijk de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zonnepark'. Voor het zonnepark is een permanente omgevingsvergunning verleend, zodat deze functie voor een positieve bestemming in aanmerking komt.

Ten slotte zijn in de bestemming begrepen wegen, voet- en fietspaden, gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, waterhuishouding, waterberging en additionele voorzieningen.

Ten aanzien van de bebouwingseisen is de bestemming 'Gemengd' eveneens globaal en flexibel van opzet. Het bestemmingsplan geeft ruime bouwvlakken aan, waarbinnen de gebouwen dienen te worden gebouwd. Voor zover de aanduiding 'gevellijn' is ingetekend, dient minimaal 75% van de voorgevel van het hoofdgebouw in de bouwgrens te worden gebouwd.

Met betrekking tot de afmetingen van de bebouwing is voorgeschreven dat dient te worden voldaan aan de maximumbouwhoogte en het maximumbebouwingspercentage, die op de verbeelding zijn aangegeven (voor zover de bestaande bebouwing het maximumbebouwingspercentage overschrijdt, geldt het bestaande percentage).

Het bebouwingspercentage wordt berekend over het bouwperceel. Zie voor de definitie van de begrippen bebouwingspercentage en bouwperceel artikel 1. Voor de vraag wat in een concreet geval als bouwperceel moet worden beschouwd dient voorts aansluiting te worden gezocht bij de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Volgens de Afdeling is bij de vaststelling van de omvang van een bouwperceel, als omschreven in het bestemmingsplan, de actuele situatie bepalend, waarbij in beginsel dient te worden uitgegaan van het kadastrale perceel, waarop het bouwplan is voorzien. Voor het antwoord op de vraag of het om een bouwperceel gaat is tevens van belang of het bij elkaar behorende bebouwing betreft. Het bestaan van een zodanige situatie leidt ertoe dat meerdere kadastrale percelen in ruimtelijke zin als een geheel worden aangemerkt (verwezen wordt onder meer naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van 21 december 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU8913, 9 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1235, 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:930, en 6 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:371).

Ten aanzien van de situering van de bebouwing is voorgeschreven dat de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens minimaal 3 meter dient te bedragen (of de bestaande afstand). Voor zover de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsafstand' voorkomt, geldt als eis dat, als er ter plaatse geen bouwgrens is aangegeven, de afstand van de gebouwen tot de rand van de weg minimaal 10 meter bedraagt (of de bestaande afstand).

Op grond van de in dit artikel opgenomen afwijkingsbevoegdheid kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen waarbij wordt afgeweken van de bouwregels ten aanzien van:

  • het bouwen in de bouwgrens;
  • de maximum-bouwhoogte met ten hoogste 4 meter;
  • het maximum-bebouwingspercentage met ten hoogste het getal 10;
  • de afstand tot de rand van de weg;
  • de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens.

Artikel 7 Groen

De bestemming 'Groen' is toegekend aan de groenzones rondom Zernike Campus. Binnen de bestemming zijn naast groenvoorzieningen onder andere toegestaan recreatieve voorzieningen, waterlopen, waterpartijen, waterhuishouding en waterberging. Ook biedt de bestemming de mogelijkheid tot aanleg van fiets- en voetpaden (inclusief bijbehorende kunstwerken, zoals bruggen) en het aanbrengen van nutsvoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'sport' is tevens een buitensportcentrum toegestaan. Hiermee is een bestaand outdoorcentrum aan De Bunders bestemd. Verder is een bestaande windturbine aan het einde van de Zernikelaan van een positieve bestemming voorzien door middel van de aanduiding 'windturbine'. Deze windturbine heeft een ashoogte van 32 meter. In de bouwregels is opgenomen dat de ashoogte van een windturbine niet meer mag bedragen dan 32 meter en de wieklengte niet meer dan twee derde van de ashoogte.

Artikel 8 Maatschappelijk - Onderwijs

Het Kernfysisch Versneller Instituut is bestemd tot 'Maatschappelijk - Onderwijs' overeenkomstig de bestaande onderzoeks- en onderwijsfunctie.

Artikel 9 Maatschappelijk - Scouting

Een bestaand scoutinggebouw langs het Reitdiep is als zodanig bestemd door middel van de bestemming 'Maatschappelijk - Scouting'.

Artikel 10 Maatschappelijk - Uitvaartcentrum

De bestemming Maatschappelijk - Uitvaartcentrum betreft het bestaande uitvaartcentrum aan de Crematoriumlaan.

Artikel 11 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' omvat een deel van de Plataanlaan (noordelijke ringweg), de Zernikelaan en de overige tot de hoofdontsluitingsstructuur behorende wegen in het plangebied.

Artikel 12 Water

Door middel van de bestemming 'Water' zijn de belangrijkste waterstructuren in het plangebied, waaronder de vijvers langs de Zernikelaan en de Plataanlaan en de bestaande hoofdwatergangen, bestemd.

Artikel 13 Wonen

De bestemming 'Wonen' omvat een bestaand woonhuis aan de Paddepoelsterweg. Dit bestaat uit drie naast elkaar gelegen woningen. In één van de woningen is tevens een architectenbureau gevestigd. Om deze reden is aan de woning tevens de aanduiding 'dienstverlening' gegeven, waardoor zakelijke dienstverlening ter plaatse is toegestaan. Voorwaarde hierbij is dat deze functie wordt uitgeoefend met behoud van en ondergeschikt is aan de woonfunctie van de desbetreffende woning.

Het bouwen van bijbehorende bouwwerken is alleen toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. De op het erf voorkomende bergingen hebben, naast een bouwvlak, tevens de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – bijhorende bouwwerken' gekregen. Binnen deze aanduiding zijn uitsluitend bijbehorende bouwwerken toegestaan. Voor zover de aanduiding 'dienstverlening' voorkomt, mogen de bijbehorende bouwwerken tevens voor zakelijke dienstverlening worden gebruikt. Hiermee wordt de verplaatsing van de activiteiten van het ter plaatse gevestigde architectenbureau van de woning naar de bijgebouwen mogelijk gemaakt.

Artikel 14 Leiding - Gas

De dubbelbestemming 'Leiding - Gas' regelt de in het plangebied voorkomende hogedrukgastransportleiding (zie hiervoor ook paragraaf 4.5). In de bouwregels, behorende bij deze bestemming, is bepaald dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeven van de leiding mogen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter. Aan het bevoegd gezag is een afwijkingsbevoegdheid toegekend, waarbij bouwwerken overeenkomstig de onderliggende bestemming kunnen worden toegestaan. Deze bevoegdheid is gebonden aan de voorwaarde dat vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder, de veiligheid van de aardgastransportleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De dubbelbestemming 'Leiding Hoogspanningsverbinding' regelt de zich in het plangebied bevindende bovengrondse hoogspanningslijn (zie hiervoor ook paragraaf 4.5). Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeven van de leiding toegestaan. De bouwhoogte van deze bouwwerken mag ten hoogste 3 meter bedragen. In afwijking hiervan mogen binnen de dubbelbestemming 'Leiding Hoogspanningsverbinding' hoogspanningsmasten worden gebouwd met een hoogte van maximaal 55 meter. Het bevoegd gezag kan via een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, na overleg met leidingbeheerder, bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen toestaan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.

Voor de begrenzing van de dubbelbestemmingen 'Leiding - Hoogspanning' en 'Leiding Hoogspanningsverbinding' is uitgegaan van de belemmeringenstrook. Naast de belemmeringenstrook dient in het bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de magneetveldzone. Hieraan is gevolg gegeven door de magneetveldzone op de verbeelding op te nemen met een gebiedsaanduiding en gevoelige bestemmingen in de nabijheid van de bovengrondse hoogspanningsleidingen uit te sluiten. Verwezen wordt naar de toelichting op artikel 22.2 en naar paragraaf 4.6.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 1

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' is gegeven aan enkele locaties waar een zeer grote kans bestaat op de aanwezigheid van archeologische resten. Volgens de regels behorende bij deze bestemming is voor het uitvoeren van bouwwerken, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, archeologisch onderzoek verplicht. Voor bepaalde bodemingrepen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist. Van de onderzoeks-, c.q vergunningplicht zijn onder andere uitgezonderd (bouw)werken of werkzaamheden met een oppervlakte kleiner of gelijk aan 50 m² of een diepte kleiner of gelijk aan 30 centimeter.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 2

De delen van het plangebied met een hoge archeologische verwachting hebben de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' gekregen. Ook hiervoor geldt dat voor het uitvoeren van vergunningplichtige bouwactiviteiten archeologisch onderzoek is vereist en dat voor bepaalde bodemingrepen een omgevingsvergunning aanlegactiviteit is voorgeschreven. Uitgezonderd hiervan zijn bouwwerken of bodemingrepen met een oppervlakte van meer dan 200 m² of een diepte van meer dan 30 centimeter.

Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie 1

Zoals in subparagraaf 4.1.2 is aangegeven is het Duisenberggebouw (vroeger het WSN-gebouw) van bijzondere betekenis voor de ontwikkelingsgeschiedenis van Zernike, de architectuur(geschiedenis) en stedenbouw. Het hoogbouwgedeelte van het Duisenberggebouw heeft daarom de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1'. Voor dit gedeelte van het gebouw is - in afwijking van de bouwregels bij de bestemming 'Gemengd' - bepaald dat de bestaande goot- en bouwhoogte, kapvorm, oppervlakte, gevelindeling en ligging van het gebouw dienen te worden gehandhaafd. Voorts geldt voor dit gedeelte een sloopverbod behoudens een omgevingsvergunning. Op dit verbod zijn een aantal uitzonderingen geformuleerd (gewoon onderhoud en herstel, sloop van inpandige delen van een gebouw, destructief onderzoek, al vergunde sloop, noodzakelijke sloop van een gebouw in verband met instortingsgevaar). Voor de beoordeling van de sloopaanvraag zijn een aantal criteria opgenomen. O.a. kan de omgevingsvergunning worden verleend wanneer wordt aangetoond dat zinvol (her)gebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming objectief gezien niet mogelijk is en het belang van de vergunningaanvrager bij sloop van het gebouw in redelijkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan. De aanvrager dient hiertoe een deskundigenrapport te overleggen. Het bevoegd gezag kan van deze eis afwijken wanneer zij reeds over voldoende informatie beschikken waaruit blijkt dat zinvol (her)gebruik niet mogelijk is.

Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie 2

Landschapselementen met een cultuurhistorische waarde zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'. Het betreft onder andere de Reitdiepdijk, de Penningsdijk, de Paddepoelsterweg, enkele sloten, weitjes en oude bewoningsplaatsen. Verwezen wordt naar subparagraaf 4.1.2. Binnen deze gebiedjes is een omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit vereist voor bepaalde ingrepen, zoals het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, het aanleggen, verbreden en/of verharden of halfverharden van wegen en paden en het graven, dempen, verdiepen of verbreden van sloten, waterlopen en waterpartijen.

Artikel 20 Waterstaat - Waterkering

Met het oog op de waterkerende functie van de oevers van het Van Starkenborghkanaal en het Reidiep is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' toegekend. Ter bescherming van deze functie zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeven van waterkering toegestaan. Het bevoegd gezag kan hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeven van de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en voorafgaand overleg met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden.

Algemene regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

In het bestemmingsplan komen een drietal gebiedsaanduidingen voor:

  • 'geluidzone – weg'
  • 'magneetveldzone' en
  • ''milieuzone - zones wet milieubeheer'.

De aanduidingen 'geluidzone – weg' en 'milieuzone - zones wet milieubeheer' hebben betrekking op de geluidzones van de Plataanlaan (noordelijke ringweg) en van de aan de Zernikelaan aanwezige windturbine. Verwezen wordt naar subparagraaf 4.4.2. Geregeld is dat binnen de zone geen geluidsgevoelige objecten zijn toegestaan. Hierop gelden een tweetal uitzonderingen. Er mogen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gebouwd wanneer die voldoen aan de grenswaarden voor geluid in respectievelijk de Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor wegverkeerslawaai is dit 48 dB (voorkeursgrenswaarde) of een (voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan) vastgestelde hogere waarde, die maximaal 53 dB kan bedragen in buitenstedelijk gebied en maximaal 63 dB in stedelijk gebied. Voor het inrichtingsgeluid van de windturbine is de norm ten hoogste 47 dB Lden en ten hoogste 41 dB 41 dB Lnight op de gevel van gevoelige gebouwen (artikel 3.14a, lid 1, Activiteitenbesluit milieubeheer). Voor bestaande geluidsgevoelige objecten geldt dat ze geheel of gedeeltelijk mogen worden vernieuwd, veranderd of vergroot, mits de afstand tot de weg, respectievelijk de aanduiding 'windturbine' niet wordt verkleind en bouwhoogte niet wordt vergroot, tenzij het betreft delen van een gebouw die niet worden aangemerkt als geluidsgevoelige ruimten of verblijfsruimten. De regels bevatten een afwijkingsbevoegdheid voor de gevallen waarin niet kan worden voldaan aan de maximale grenswaarden onder de voorwaarde dat een dove gevel wordt toegepast.

De aanduiding 'magneetveldzone' heeft betrekking op de hoogspanningslijn Vierverlaten-Hunze, die door het plangebied loopt (zie paragraaf 4.6). Deze heeft - naast een belemmeringenstrook van 2 x 25 meter (aangegeven met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding') - een magneetveldzone. De grens van deze aanduiding wordt gevormd door de indicatieve magneetveldzone van de hoogspanningslijn. Deze bedraagt 2 x 50 meter. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 4.7. Binnen de aanduiding 'overige zone - magneetveldzone' is bouwen en gebruik ten behoeve van stralingsgevoelige objecten niet toegestaan. Het begrip 'stralingsgevoelige objecten' is gedefinieerd in artikel 1, onder 1.82. Voor de inhoud van deze definitie is aangesloten bij het begrip 'gevoelige bestemming', zoals omschreven in de bijlage van de brief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 november 2008, kenmerk DGM\2008105664.

Artikel 23 Algemene bouwregels

Parkeren

In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen kan het bevoegd gezag gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Ruimte tussen bouwwerken

De bepalingen omtrent dit onderwerp zijn overgenomen uit de inmiddels uit de Woningwet geschrapte stedenbouwkundige bepalingen van de (in dit geval) Groninger Bouwverordening.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

Dit artikel bevat de gebruiksregels die op alle bestemmingen van toepassing zijn.

In het voorliggend bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen toegestaan. Reden is, dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, de raad gehoord, hebben besloten seksinrichtingen te concentreren in één concentratiegebied binnen de Diepenring en in de tippelzone. Daarbuiten wordt vestiging van prostitutie-inrichtingen tegengegaan. Het gemeentelijk beleid heeft onder meer ten doel om het woon- en leefklimaat te beschermen. De strijdigheid met de woonfunctie ontstaat door de ruimtelijke uitstraling door bijvoorbeeld aanstootgevende of storende uiterlijke kentekenen, en/of door de mogelijke verkeers- en parkeeroverlast.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 26 Overgangsrecht

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 27 Slotregel

Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

5.3.2 Referentiekader nadere eisen- en afwijkingsbevoegdheid

Een aantal bepalingen geven het bevoegd gezag de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of bij een omgevingsvergunning van de planregels af te wijken.
De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing. In de planregels wordt een aantal criteria voor de uitoefening van de nadere eisen-bevoegdheid gesteld, te weten:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De bevoegdheid om af te wijken is van toepassing op een aantal specifieke bouwregels en regels, die het gebruik in enge zin regelen. Voor zover aangegeven zijn ook hierbij bovengenoemde criteria van toepassing.
In het onderstaande wordt nader uiteengezet hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.

De woonsituatie
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

Het straat- en bebouwingsbeeld
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.


De verkeersveiligheid
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

De sociale veiligheid
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

De milieusituatie
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

5.3.3 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk

Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor het bevoegd gezag opgenomen in artikellid 13.6.

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie artikel 12, lid 13.6) voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken (bijlage 2).

Hoofdstuk 6 Participatie, inspraak en overleg

6.1 Participatie

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan en de totstandkoming van het voorontwerp heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden met diverse betrokken partijen, zoals de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool en enkele bedrijven op Zernike. In het kader van de inspraakprocedure is ook gesproken met bewoners (zie verder paragraaf 6.2).

6.2 Inspraak

Over het bestemmingsplan is een inspraakprocedure gevoerd op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005. In dat kader heeft het voorontwerpbestemmingsplan van 13 september tot en met 10 oktober 2018 ter inzage gelegen en kon schriftelijk op het plan worden gereageerd. Tevens is op 2 oktober 2018 een openbare inloopbijeenkomst gehouden, gecombineerd met een brede informatiemarkt over de ontwikkelingen op Zernike Campus. Tijdens de inspraakperiode zijn vijf schriftelijke reacties ontvangen, afkomstig van omwonenden, Rijksuniversiteit Groningen en een bedrijf in het plangebied. Deze zijn samengevat en beantwoord in het inspraakverslag. Naar aanleiding van de inspraakreacties is het plan op enkele onderdelen aangepast. Dit betreft het schrappen van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' van Nijenborgh 4 (prekandidatencomplex), de wijziging van de bijgebouwenregeling bij de bestemming 'Wonen' en de aanvulling van de regels van de bestemmingen 'Bedrijf - Gronddepot' en 'Bedrijf - Zonnepark Voorlopig'. Ook is de toelichting op enkele punten aangepast (onder andere de waterparagraaf). Kortheidshalve wordt verwezen naar het inspraakverslag.

6.3 Overleg

In het kader van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, is het voorontwerpbestemmingsplan gezonden aan:

  • 1. de provincie Groningen;
  • 2. Rijkswaterstaat Noord-Nederland
  • 3. waterschap Noorderzijlvest;
  • 4. Veiligheidsregio Groningen;
  • 5. GGD Groningen;
  • 6. Gasunie Transport Services B.V.;
  • 7. N.V. Waterbedrijf Groningen;
  • 8. Enexis B.V.;
  • 9. Ziggo B.V.;
  • 10. Tennet TSO B.V.


Dit heeft geleid tot een aantal schriftelijke reacties, die hieronder zijn samengevat en beantwoord.

Provincie Groningen

Reactie

In het plangebied bevindt zich een bestaande windturbine met een ashoogte van meer dan 15 meter. Deze is conform het huidige gebruik bestemd. In artikel 1 van de planregels is geen definitie van 'windturbine' opgenomen. De provincie verzoekt dit alsnog te doen conform de definitie in artikel 2.40 van de Omgevingsverordening.

Antwoord

De definitie van 'windturbine' uit artikel 2.40 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 is in artikel 1 van het ontwerpbestemmingsplan overgenomen.

Reactie

In artikel 2.8 van de planregels is een bepaling opgenomen over de wijze van meten van de hoogte van een windturbine. Deze bepaling wijkt af van artikel 2.4, lid 1, sub b, van de Omgevingsverordening. De provincie verzoekt om artikel 2.8 hiermee in overeenstemming te brengen.

Antwoord

De wijze van meten van de ashoogte van een windturbine in artikel 2 van de planregels is aangepast aan artikel 2.4, lid 1, onder b, van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016.

Reactie

In artikel 7.2.3 van de planregels is alleen de bestaande hoogte van de windturbine vastgelegd. Artikel 2.41.3 van de omgevingsverordening stelt echter ook dat de wieklengte niet meer mag bedragen dan tweederde van de ashoogte. De provincie verzoekt deze regel aan artikel 7.2.3 toe te voegen en de wijze van meten van de wieklengte conform artikel 2.4, lid 1, sub c, van de Omgevingsverordening toe te voegen aan artikel 2.8 van de planregels.

Antwoord

Zoals in de juridische toelichting is aangeven (subparagraaf 5.3.1) bedraagt de ashoogte van bestaande windturbine 32 meter. Artikel 7, sublid 7.2.3, onder b, is nu als volgt aangepast:

de ashoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 32 meter en de wieklengte niet meer dan twee derde van de ashoogte.

Aan artikel 2 is de wijze van meten van de wieklengte van een windturbine toegevoegd conform de in de omgevingsverordening opgenomen redactie.

Hiermee wordt voldaan aan de provinciale regels.

Reactie

In de algemene afwijkingsregels (artikel 25, onder m) is een overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opgenomen tot 10 meter vanaf peil. De provincie verzoekt om in deze bepaling een uitzondering op te nemen voor de bestaande windturbine.

Antwoord

Artikel 25, lid 25.1, onder m, maakt bij afwijking een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mogelijk met een bouwhoogte van maximaal 10 meter, gemeten vanaf peil, geen overschrijding van de bouwhoogte van de bestaande windturbine.

Reactie

Rondom de windturbine is een gebiedsaanduiding 'milieuzone' opgenomen. De aanduiding ligt onder andere over de bestemming 'Maatschappelijk - Onderwijs', maar ontbreekt in artikel 8 van de planregels. De provincie adviseert in artikel 8 een bepaling op te nemen die betrekking heeft op deze milieuzone.

Antwoord

De regels behorende bij de aanduiding 'milieuzone - zones wet milieubeheer' zijn overgeheveld naar artikel 22 en nu ook van toepassing op de bestemming 'Maatschappelijk - Onderwijs' (verwezen wordt naar lid 22.3).

Reactie

Artikel 5 van de planregels bevat een regeling voor een zonnepark (nabij het Kernfysisch Versneller Instituut). Voor dit zonnepark is een buitenplanse afwijkingsprocedure gevolgd om onder meer te borgen dat het park voor een periode van maximaal 30 jaar wordt vergund. Deze tijdelijkheid kan op dit moment nog niet via het bestemmingsplan worden geregeld. De provincie Groningen heeft echter in het kader van de zestiende tranche van de Crisis- en herstelwet (Chw) een aanvraag ingediend om het mogelijk te maken om voor het grondgebied van de provincie zonneparken een voorlopige bestemming voor een periode van maximaal 30 jaar te geven. De zestiende tranche van de Chw treedt naar verwachting in november 2018 in werking. Vanaf dat moment is het mogelijk om zonneparken tijdelijk te bestemmen. De provincie gaat ervan uit dat de Chw voor de vaststelling van dit bestemmingsplan in werking treedt, maar mocht er toch sprake zijn van uitstel dan is dit een aandachtspunt.

Antwoord

Het was bekend dat in de zestiende tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet een mogelijkheid zou worden opgenomen om in de provincie Groningen voor zonneparken een voorlopige bestemming toe te kennen voor een termijn van maximaal dertig jaar. Met het voorontwerpbestemmingsplan is hierop vooruitgelopen. Inmiddels is het nieuwe artikel 7t van het besluit, waarin dit is geregeld, in werking getreden.

Reactie

In de planregels is in de begripsbepalingen een definitie van 'zonnepark' opgenomen. Deze definitie komt niet geheel overeen met de definitie van zonnepark uit de Omgevingsverordening, waarin een oppervlaktemaat is opgenomen (groter dan 200 m2). De provincie verzoekt de definitie aan te passen conform de Omgevingsverordening.

Antwoord

De definitie van 'zonnepark' is aan de begripsbepalingen in de Omgevingsverordening.

Reactie

Middenin het Science Park ligt een aardkundig waardevol gebied. Het betreft een oude meander van de Hunze. Het plangebied ligt in het stroomdal van de benedenloop van de Drentse Aa, op de overgang naar het oerstroomdal van de Hunze. In de bodem zijn nog restanten aanwezig van archeologische monumenten waaronder een kasteelterrein. Een deel van het plangebied is op kaart 7 van de Omgevingsverordening aangewezen als 'karakteristieke laagte'. Een bestemmingsplan moet volgens artikel 2.58.2 van de Omgevingsverordening rekening houden met de karakteristieke laagte van de voormalige Hunzemeander. Het gaat in ieder geval om regels gericht op bescherming van deze laagte zoals een regeling voor het diepploegen, ophogen, egaliseren en afschuiven van deze laagte. In de planregels ontbreekt deze regeling. De provincie verzoekt de planregels in overeenstemming te brengen met de Omgevingsverordening.

Antwoord

Gezien de vorm van de te beschermen zone is deze gebaseerd op een geomorfologische kaart. Onderzoek op basis van zowel historisch kaartmateriaal als de Algemene Hoogtekaart Nederland 1 (AHN1) en de Algemene Hoogtekaart Nederland 2 (AHN2) heeft geen bewijs opgeleverd dat in de afgelopen eeuwen op deze plek een waterloop van enig formaat heeft gestroomd die zondermeer te koppelen is aan de Hunze zelf.


Op de AHN1, die de situatie van voor de herinrichting weergeeft, zijn wel degelijk oude waterlopen binnen het Zerniketerrein te zien. Echter, van een duidelijk dal en bijbehorende (Hunze)loop lijkt geen sprake te zijn. De voormalige waterlopen meanderen over het gehele terrein en ver daarbuiten en zijn onderdeel van een systeem van verschillende waterlopen die in het buitengebied hebben gestroomd. Daartoe hoorden ook de Hunze en de A. Door de AHN 2 met de AHN 1 te vergelijken wordt verder duidelijk dat van het voormalige microrelief (waartoe de voormalige waterlopen horen) nagenoeg niets meer over is. Wat er dus nog visueel beleefbaar was, is met de herinrichting en nieuwbouw zwaar aangetast, dan wel vernietigd. Uit de vele archeologische onderzoeken die er op het Zerniketerrein hebben plaatsgevonden komen weliswaar aanwijzingen voor van voormalige waterlopen binnen dit gebied, maar ook hiervoor geldt dat deze niet zonder meer aan de Hunze toegeschreven kunnen worden.


Wij zijn dan ook van mening dat de bescherming van de zone als voormalig Hunzestroomdal hier onvoldoende onderbouwd kan worden. Niet uitgesloten is dat de geomorfologische gegevens wijzen op de aanwezigheid van een oudere waterloop ter plaatse, mogelijk horend bij een oer-Hunze. Echter, het feit dat in de oude verkavelingspatronen hiervan niets terug te vinden is, maakt het onwaarschijnlijk dat die waterloop gelijktijdig was met de Hunzemeanders die nu nog ten noorden/noordoosten van het Zerniketerrein in de verkavelingen te herkennen zijn. Een bescherming als 'karakteristieke laagte' en helemaal een eventuele reconstructie van de waterloop zou daarom misplaatst zijn. Daarom volstaat naar onze mening de bescherming van de archeologische en cultuurhistorische waarden, zoals die nu in het bestemmingsplan is opgenomen door middel van de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Cultuurhistorie 2.

Reactie

Het voorontwerpbestemmingsplan beoogt om te bouwen in de karakteristieke laagte. De provincie adviseert om na te gaan in hoeverre de laagte behouden dan wel versterkt kan worden door daar in de planvorming en stedenbouwkundige opzet rekening mee te houden.

Antwoord

Wij verwijzen naar onze reactie hierboven.

Reactie

In de plantoelichting wordt gesproken over ecologische, recreatieve en waterbergingsfuncties aan de randen van het terrein. Vanuit de cultuurhistorie en de ondergrond kan een groenblauwe drager ook in het midden van het Science Park ontwikkeld worden. Daarmee kan invulling gegeven worden aan de wens die in de plantoelichting wordt geuit om meer aandacht te schenken aan ecologie, cultuurhistorie en archeologie (paragraaf 1.1 Aanleiding en doel). Het gebied ligt er nu nog verlaten bij en het ontbreekt er aan ruimtelijke kwaliteit. Door de oude meander van de Hunze weer zichtbaar te maken kan identiteit en karakter aan het gebied worden toegevoegd. Dat maakt de exploitatie van het terrein voor bedrijvigheid aantrekkelijker. Bovendien kan hiermee de gewenste verbinding tussen noord en zuid ruimtelijk worden vormgegeven.

Antwoord

Wij verwijzen naar onze reactie hierboven.

Reactie

Een gedeelte van het plangebied is in de Omgevingsverordening aangewezen als 'bos- en natuurgebied buiten het Natuurnetwerk Nederland'. Volgens artikel 2.47 van de verordening voorziet een bestemmingsplan, dat betrekking heeft op deze gronden, niet in een wijziging als daardoor significant afbreuk wordt gedaan aan het areaal van de gronden die tot het bos- of natuurgebied behoren of aan de actuele natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het bos- of natuurgebied. Het bos- en natuurgebied heeft de bestemming 'Groen' (artikel 7). In artikel 7.3 is een bevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de bouwregels waarmee het bouwen van gebouwen mogelijk wordt gemaakt. De voorwaarden van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 7.3.2 houden geen rekening met de bescherming van het bos- en natuurgebied. De provincie verzoekt om 'de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden' toe te voegen aan artikel 7.3.2.

Antwoord

Het gaat hier slechts om een beperkte afwijkingsbevoegdheid voor gebouwtjes ten dienste van de bestemming, zoals gebouwen voor onderhoud en beheer of voor recreatief (mede)gebruik, waaronder dierenverblijven. De oppervlakte van deze gebouwtjes mag maximaal 50 m2 en de bouwhoogte maximaal 3 meter bedragen. Er bestaat echter geen bezwaar tegen om de voorwaarden aan te vullen met het criterium dat geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Aan sublid 7.3.2 is nu deze voorwaarde toegevoegd.

Waterschap Noorderzijlvest

Reactie

Het voorontwerpbestemmingsplan is wat het waterschap betreft akkoord. De wateraspecten en het beleid van het waterschap Noorderzijlvest zijn goed verwoord in de waterparagraaf (paragraaf 4.3).

Antwoord

Hiervan wordt kennis genomen.

Reactie

In de afgelopen periode is er regelmatig overleg geweest met alle betrokken partijen over het aspect water op het Zernikecomplex. Het resultaat daarvan is dat er een opgave ligt om circa 2,2 hectare te realiseren om de versnelde afvoer (door toename van verhardingen) te compenseren. Op de door de gemeente vervaardigde tekening 'Overzicht oppervlaktes RUG + Hanze' zijn de zoekgebieden voor watercompensatie gemarkeerd. Het waterschap ziet graag dat deze kaart wordt opgenomen in het bestemmingsplan.

Antwoord

In overleg met betrokken partijen heeft een nadere invulling van de wateropgave plaatsgevonden. Het resultaat hiervan is verwerkt in de aangepaste waterparagraaf.

Reactie

Het waterschap stemt in met de verbeelding. De aanwezige hoofdwatergangen en regionale keringen zijn correct bestemd als 'Water' en 'Waterstaat-Waterkering' met bijbehorende regels.

Antwoord

Hiervan wordt kennis genomen.

Veiligheidsregio Groningen

Reactie

Over het bestemmingsplan heeft in het verleden al verscheidene keren overleg plaatsgehad met de Veiligheidsregio Groningen. Het belangrijkste aspect vanuit veiligheidsoogpunt vormden hierbij steeds de ontbrekende bluswatervoorzieningen in het noordelijke deel van het plangebied. In het nu ter inzage gelegde plan staat alleen een summiere samenvatting van het advies in de veiligheidsparagraaf. De originele adviezen van de Veiligheidsregio Groningen en de Omgevingsdienst ontbreken. De veiligheidsregio ziet deze graag als bijlage opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan.

Antwoord

De adviezen zijn als bijlagen toegevoegd.

Reactie

In de toelichting wordt geconcludeerd dat het vanuit het oogpunt van externe veiligheid verantwoord is om het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen vast te stellen. Dit geldt wat de veiligheidsregio betreft alleen voor een situatie waarbij wel adequate bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. De veiligheidsregio verzoekt om contact om na te gaan hoe dit belangrijke aspect kan worden meegenomen in de verdere planprocedure. De veiligheidsregio wil samen met de gemeente voorkomen dat er onveilige en dus ongewenste situaties ontstaan tijdens de praktische invulling van het noordelijke plangebied.

Antwoord

De gemeente is op dit moment in overleg met het waterbedrijf over de aanleg van brandkranen op locaties waar gebouwd is. Het waterbedrijf stemt dit af met de veiligheidsregio.

Gasunie Transport Services B.V.

Reactie

De ligging van de in het plangebied aanwezige gastransportleiding is niet correct weergegeven. Verzocht wordt om de ligging correct weer te geven.

Antwoord

De ligging is aangepast op de verbeelding.

Reactie

De belemmeringenstrook (dubbelbestemming 'Leiding - Gas') is te breed. Wettelijk is het voldoende om de belemmeringenstrook te beperken tot een zone van 4 meter ter weerszijden van de leiding. Verzocht wordt de breedte van de belemmeringenstrook terug te brengen tot genoemde afstand.

Antwoord

Volgens artikel 14, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid buisleidingen geeft een bestemmingsplan de ligging weer van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste vijf meter aan weerszijden van een buisleiding, gemeten vanuit het hart van de buisleiding. De breedte van de geprojecteerde dubbelbestemming beantwoordt dus aan de wettelijke eisen.

Reactie

Verzocht wordt om in artikel 14, lid 3, van de planregels de volgende wijzigingen aan te brengen:

  • het woord 'onevenredig' te schrappen;
  • het volgende toetsingskader op te nemen:

- dat de veiligheid van de gasleiding niet mag worden geschaad;

- dat vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;

- dat geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

Antwoord

De redactie van zowel artikel 14, lid 14.3, (afwijkingsbevoegdheid van de bouwregels), als artikel 14, sublid 14.4.3 (kader omgevingsvergunning aanlegactiviteit) is in de gewenste zin aangepast.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid / exploitatie

7.1 Economische uitvoerbaarheid

De voor uitgifte beschikbare gronden zijn eigendom van de gemeente Groningen en maken deel uit van de herziene grondexploitatie Zernike 2015. Er is sprake van een budgettair neutrale gebiedsontwikkeling.

7.2 Grondexploitatie

Het voorliggende bestemmingsplan vormt in een actualisatie van het bestemmingsplan 'Zernike 2006' en omvat deels bestaande bebouwing die van een nieuwe bestemmingsregeling wordt voorzien. De nog te ontwikkelen gronden zijn hoofdzakelijk eigendom van de gemeente Groningen. Kostenverhaal vindt plaats via gronduitgifte en is daarmee 'anderszins verzekerd'. Voor gronden die niet bij de gemeente in eigendom zijn, voorziet het plan niet in een regeling die ruimere bouwmogelijkheden biedt of een meer lucratieve bestemming mogelijk maakt qua gronduitgifte. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig.