direct naar inhoud van Bijlagen bij de toelichting
Plan: Bestemmingsplan Zernike Campus Groningen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01

Bijlagen bij de toelichting

Bijlage 1 Externe veiligheidstoets bestemmingsplan Zernike Campus Groningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0021.png"

I Inleiding

De gemeente Groningen heeft de Omgevingsdienst Groningen gevraagd om voor het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen de situatie voor het aspect externe veiligheid inzichtelijk te maken.

1.1 Ligging plangebied

De begrenzing van het plangebied is aangegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0022.png"

Figuur 1: Plangebied Zernike Campus Groningen

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk twee worden de achtergronden van het externe veiligheidsbeleid besproken. Hierin worden onder andere de begrippen plaatsgebonden risico (PR), groepsrisico (GR) en de verantwoordingsplicht toegelicht. Hoofdstuk drie bevat het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de relevante risicobronnen voor het bestemmingsplan beschreven en in hoofdstuk 5 wordt de groepsrisico verantwoording beschreven. En als laatste wordt in hoofdstuk 6 de conclusie opgenomen.

2 Externe Veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedruk aardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaarcontour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaarcontour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1%-letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0023.png"

Figuur 2: weergave PR en groepsrisico

Verantwoordingsplicht
In de wet-en regelgeving is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Aandacht aan de verantwoording moet worden gegeven wanneer het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt of wanneer het groepsrisico (significant) toeneemt. Bij de verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van deze kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten zoals mogelijke bronmaatregelen, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0024.png"

Figuur 3: Elementen verantwoordingsplicht groepsrisico

De eindafweging (vertaald in een ruimtelijke onderbouwing) kan pas worden gemaakt wanneer ook het advies van de Veiligheidsregio Groningen is ingewonnen.

3 Beleid

Om de externe veiligheidsrisico's te beheersen heeft de rijksoverheid een aantal besluiten opgesteld die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor respectievelijk inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Het rijksbeleid staat niet op zichzelf.

3.1 Risicobedrijven

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het Bevi verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.

3.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden. Het Bevt is vergelijkbaar met het Bevi en bevat risiconormen voor transportroutes (spoor, weg en waterwegen). Op basis van het Bevt moet rekening worden gehouden met het Landelijk Basisnet (verder Basisnet) voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het Basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Provincies kunnen een eigen Basisnet vastleggen; dat is ook binnen de provincie Groningen het geval.

Wat betreft het transport voor gevaarlijke stoffen: dit vindt in de gemeente Groningen onder meer plaats via de spoorlijn Onnen - Sauwerd, N355, N361, N370 en het Van Starkenborghkanaal.

3.2.1 Landelijk Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen

Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt plaats via het spoor, over de weg en het water. Met het Basisnet water, weg en spoor worden risicoplafonds vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en worden randvoorwaarden aan de ruimtelijke ordening gesteld.

In het Basisnet wordt een maximum opgelegd aan de PR 10-6. Deze PR 10-6 kan daarmee niet meer ongelimiteerd groeien. De PR-max vormt de grens van de gebruiksruimte voor het vervoer en tevens de grens van de veiligheidszone. Een veiligheidszone is een zone langs wegen, hoofdspoorwegen en/of binnenwateren waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn hier alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan. De veiligheidszone wordt gemeten vanaf het hart van de spoorbundel, het midden van de weg of op de referentiepunten gelegen op de begrenzingslijnen van de vaarweg. In het kader van de ruimtelijke ordening dient de afstand die voor de veiligheidszone in het Basisnet is vastgesteld te worden gehanteerd en wordt niet meer berekend. Het groepsrisico daarentegen dient wel te worden berekend en wordt daarbij de maximale benutting van groeiruimte voor het vervoer toegepast die in de bijlage van het Basisnet is vastgelegd.

Daarnaast moet voor bepaalde transportmodaliteiten met veel vervoer van zeer brandbare en toxische vloeistoffen in het Basisnet rekening worden gehouden met een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Een PAG is een gebied tot 30 meter aan weerszijden van de spoorbaan (en erboven) en 30 meter gemeten vanaf de rechter rand van de rijstrook van de (rijks)weg of het spoor waarbinnen, bij realisatie van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Plasbranden kunnen ontstaan wanneer brandbare vloeistoffen ten gevolge van een ongeluk of calamiteit kunnen weglekken uit een tankwagen/wagon en tot ontbranding kunnen komen.

De spoorlijn Onnen - Sauwerd en het Van Starkenborghkanaal zijn opgenomen in het landelijk Basisnet.

3.2.2 Provinciaal Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Het provinciaal basisnet Groningen is het antwoord op de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen waarin een borging van risicoafstanden als gevolg van transporten van gevaarlijke stoffen wordt aangekondigd. Het doel is om deze transportroutes vast te leggen en een systeem te creëren waarbij rekening kan worden gehouden met de dynamiek van transport en toekomstige groei. Om dit te bereiken zijn in de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 rondom een aantal aangewezen transportroutes (de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur) veiligheidszones opgenomen. Onderstaand worden de zones weergegeven:

  • Veiligheidszone 1 provinciale wegen: zone langs wegen in verband met plaatsgebonden risico (PR max) provinciale wegen. Gemeten vanaf het midden van de buitenste weg kanten;
  • Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciaal basisnet Groningen: Bevat een nadere verantwoording van het groepsrisico en biedt inzicht in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. Wordt gemeten vanaf de buitenrand van de transportroute;
  • Veiligheidszone 3 transport: Veiligheidszone rondom wegen en spoorwegen in verband met de bescherming van minder zelfredzame personen. Deze zone is bepaald op 30 meter gemeten vanaf de buitenste wegkanten van de wegen vanaf de buitenste spoorstaven van de spoorbundel voor het doorgaand verkeer.

Voor de gemeente Groningen zijn o.a. de N355, N361 en N370 opgenomen in de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016.

3.3 Hogedrukaardgastransportleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vastgelegd. De regels voor buisleidingen zijn op basis van het Bevb uitgewerkt in de Ministeriële regeling externe veiligheid buisleidingen. Ook het Bevb is op dezelfde wijze opgesteld als het Bevi. Het Bevb stelt verplicht om bij onder andere het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de externe veiligheidsaspecten. Tevens geldt een belemmeringenstrook van 4 of 5 meter aan weerszijde van de leiding die vrij moet blijven van bebouwing.

3.4 Beleidsregel Externe veiligheid gemeente Groningen

In januari 2010 heeft de gemeente Groningen eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld. Hierin geeft de gemeente Groningen aan, hoe zij binnen haar grenzen met het milieuaspect externe veiligheid om wil gaan. In de visie worden randvoorwaarden geformuleerd voor nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bevat de visie een afwegingskader voor de initiatieffase van nieuwe ontwikkelingen.

4 Ruimtelijke inventarisatie

4.1 Risicovolle inrichtingen

Binnen/nabij het plangebied zijn risicovolle inrichtingen gelegen waarvan het invloedsgebied is gelegen over het plangebied. Deze risicovolle inrichtingen worden hierna nader beoordeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0025.png"

Tabel 1: relevante risicobronnen risicovolle inrichtingen

4.1.1 N184 GOS Groningen Reitdiep

Buiten het plangebied is aan de Friesestraatweg 233 te Groningen een aardgasontvangststation gevestigd. Dit station wordt als risicobron aangemerkt, maar valt niet onder het Bevi.

Het aardgasontvangststation is getoetst aan het Activiteitenbesluit en het station betreft een type C conform het Activiteitenbesluit. Voor het station geldt een veiligheidsafstand van 4 en 15 meter. Binnen 4 meter mogen geen beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden gerealiseerd. Binnen 15 meter mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden gerealiseerd. Voor stations die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit geldt daarnaast geen afstand (invloedsgebied) ten aanzien van het groepsrisico.

De genoemde afstanden reiken niet tot de plangrens. Vaststelling van het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de inrichting.

4.1.2 Veldma Groningen BV, LPG tankstation

Aan de Friesestraatweg 231a te Groningen bevindt zich ten zuiden van het plangebied een LPG-tankstation van Avia. Het tankstation heeft een ondergrondse LPG-opslagtank van 20.000 liter. De tank, het vulpunt en de afleverzuil liggen buiten het plangebied.

De doorzet van LPG van het tankstation bedraagt 500 m3 per jaar. De inrichting valt onder het Bevi. Het plaatsgebonden risico PR 10-6 voor de LPG - tank, het LPG - vulpunt en de LPG - afleverzuil is vastgesteld op respectievelijk 25, 35 en 15 meter. De plaatsgebonden risico 10-6 contouren van de LPG - tank, het LPG - vulpunt en de LPG - afleverzuil reiken niet tot het plangebied. Hierdoor is dit aspect niet relevant.

Het invloedsgebied is vastgesteld op 150 meter en ligt voor een gedeelte over het plangebied. Zie hiervoor onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0026.png"

Figuur 4: Invloedsgebied LPG-tankstation (blauw), grens van het plangebied (rood)

Binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation liggen wegen, water, groen en enkele bedrijven. Het invloedsgebied is vastgesteld op 150 meter en ligt voor een gedeelte over het zuidelijke deel van het plangebied.

Op 29 november 2007 is door de gemeente Groningen een vergunning Wet milieubeheer verleend. In deze vergunning is aangegeven dat de maximaal toelaatbare personendichtheid in onderhavige situatie 17 personen per hectare bedraagt. Verder is aangegeven dat de persoonsdichtheid ter plaatse vergeleken is met de maximaal toelaatbare personendichtheid in onderhavige situatie. Uit de vergelijking blijkt dat het aantal personen in het gebied rondom het LPG tankstation deze norm niet overschrijdt. Hieruit volgt ook dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden en dat een verdere berekening van het groepsrisico achterwege kan blijven.

4.1.2.1 Effectbenadering besluitvorming rondom LPG-tankstations

Op 29 juni 2016 is de “Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-Tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval” in werking getreden. Deze circulaire vraagt actie van gemeenten bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan rondom LPG-tankstations en bij het verlenen van een omgevingsvergunning milieu voor het oprichten van een LPG tankstation.

De circulaire beoogt dat gemeenten, naast een risicobenadering in het kader van het Bevi (plaatsgebonden risico en groepsrisico), uitdrukkelijk ook een effectbenadering toepassen bij besluiten rondom LPG-tankstations. De effectbenadering is van toepassing als er een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld op grond waarvan kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten nabij een LPG-tankstation gerealiseerd kunnen worden of op een omgevingsvergunning milieu voor het oprichten van een LPG-tankstation.

Het bevoegd gezag wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 60 meter tot (beperkt) kwetsbare objecten. Dit wil zeggen dat deze afstand in beginsel aangehouden moet worden, maar dat gemotiveerd afwijken is toegestaan door het treffen van veiligheidsmaatregelen. Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 160 meter tot zeer kwetsbare objecten. Zeer kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld ziekenhuizen en andere zorginstellingen, gebouwen voor onderwijs voor minderjarigen, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, justitiële inrichtingen, asielzoekerscentra.

In het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen worden geen nieuwe beperkt -en kwetsbare objecten gerealiseerd binnen de effectafstand van 60 meter. Ook worden er geen nieuwe zeer kwetsbare objecten gerealiseerd binnen de effectafstand van 160 meter, daarmee wordt rekening gehouden met de circulaire effectafstanden LPG.

4.2 Risicovolle transportroutes

In en in de nabijheid het plangebied zijn de volgende risicobronnen, alsmede de bronnen die invloed hebben op het plangebied, geïnventariseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0027.png"

Tabel 2: Risicobronnen

4.2.1Plaatsgebonden risico transport

Zowel voor de spoorlijn Onnen - Sauwerd als het Van Starkenborghkanaal is het risico berekend. Voor de vervoerscijfers is gebruik gemaakt van de aantallen genoemd in het landelijke basisnet.

De spoorlijn Onnen - Sauwerd kent, ter hoogte van het plangebied, volgens het landelijk Basisnet een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 11 meter. De afstand van het spoortraject tot het plangebied is circa 1000 meter. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de spoorlijn reikt niet tot het plangebied en daarmee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.


Het Van Starkenborghkanaal heeft volgens het landelijke basisnet geen plaatsgebonden risico. Daarmee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.

4.2.2 Veiligheidszone 1 provinciale wegen

Voor de provinciale wegen N355, N361 en de N370 is het risico berekend. Voor de N355 en de N361 is voor de vervoerscijfers gebruik gemaakt van de referentiewaarden overige provinciale wegen zoals deze zijn opgenomen in het Omgevingsverordening provincie Groningen 2016. Voor de N370 zijn voor de vervoerscijfers gebruik gemaakt van de referentiewaarden getelde provinciale wegen zoals deze zijn opgenomen in het Omgevingsverordening provincie Groningen 2016. In de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 is voor de provinciale wegen N355 en N361 aangegeven dat de veiligheidszone 1 provinciale wegen (PRmax) niet buiten de weg ligt. Daarmee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. Voor de N370 is in de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 aangegeven dat een plaatsgebonden risico 10-6 contour is berekend van 12 meter en dat de vastgestelde veiligheidszone 1 provinciale wegen (PRmax) niet van toepassing is voor de N370. Daarmee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.

4.2.3 Groepsrisico transport

Algemeen

In de Handleiding risicoanalyse transport (HART, versie 1.2, 11 januari 2017, Rijkswaterstaat) is bepaald tot welke afstand bevolking invloed kan hebben op het resultaat van het groepsrisico. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens.

Volgens de handleiding is voor de berekening van het groepsrisico inzicht nodig in de personen- dichtheden binnen het invloedsgebied van de maatgevende stof ter hoogte van het plangebied. In onderstaande tabel is de maatgevende stof, het invloedsgebied en de afstand van het onderhavige plangebied tot de spoorlijn Onnen - Sauwerd, het Van Starkenborghkanaal, de provinciale wegen N355, N361 en N370 weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0028.png"

Tabel 3: Maatgevende stof, invloedsgebied en afstand tot plangebied

Uit bovenstaande tabel komt naar voren dat het plangebied binnen de 200 meter zone, waarbinnen de verantwoording van het groepsrisico moet worden opgesteld, en binnen het invloedsgebied van het Van Starkenborghkanaal en de provinciale wegen N355 en N370 is gelegen. Voor de spoorlijn Onnen - Sauwerd geldt dat het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de spoorlijn. Het invloedsgebied van de provinciale weg N361 reikt niet tot het plangebied.

Huidige situatie Van Starkenborghkanaal

Voor het Van Starkenborghkanaal is een berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico als gevolg van een calamiteit met een watertransport gemaakt. Hiervoor is gebruik gemaakt van het rekenprogramma RBM-II versie 2.3. Deze berekening geeft o.a. inzicht in de PR 10-8 contour van het Van Starkenborghkanaal. Dit is namelijk het gebied waarin de aanwezige bevolking nog significant bijdraagt aan het berekende risico.

Voor de RBM-II berekening is een baanvaklengte van circa 2295 meter van het Van Starkenborghkanaal gemodelleerd. De huidige bevolking in het plangebied alsook buiten het plangebied is met behulp van het populatiebestand groepsrisicoberekeningen (populator) in RBM II geïmporteerd. De gegevens uit de populator zijn medio april 2017 ontvangen.

Voor de frequentie van het aantal transporten is gebruik gemaakt van bijlage III: tabel basisnet water uit de Regeling Basisnet. Voor het Van Starkenborghkanaal zijn dit onderstaande transporten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0029.png"

Tabel 4: Referentiewaarden vervoer gevaarlijke stoffen A7

In bijlage III: tabel basisnet water uit de Regeling Basisnet is voor het Van Starkenborghkanaal, aangegeven dat het plaatsgebonden risico 10-6 0 meter bedraagt.

Uit het resultaat van de risico berekening komt naar voren dat voor de situatie waar aan beide kanten van het Van Starkenborghkanaal het aantal personen is ingevoerd het berekende groepsrisico onder de oriënterende waarde ligt. Zie onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0030.png"

Figuur 5: fN curve het Van Starkenborghkanaal

Toekomstige situatie

Voor deze risicoberekening is de frequentie van het aantal transporten voor het Van Starkenborghkanaal, zoals deze zijn ingevoerd in de berekening “Huidige situatie het Van Starkenborghkanaal”, gelijk gebleven. Doordat de frequentie van het aantal transporten voor het betreffende traject gelijk zijn gebleven wordt dezelfde PR 10-8 contour verkregen.

In deze berekening is in het noordelijk deel van het plangebied een bebouwing toegevoegd met een bezetting van 40 personen per hectare. Het resultaat van deze risicoberekening is dat ook nu het groepsrisico onder de oriënterende waarde uitkomt en dat er geen wijziging is te zien ten opzichte van de risicoberekening "Huidige situatie het Van Starkenborghkanaal ".

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0031.png"

Figuur 6: fN curve het Van Starkenborghkanaal met invulling noordelijk deel van het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen

Huidige situatie spoorlijn Onnen - Sauwerd

Voor de spoorlijn Onnen - Sauwerd is een berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico als gevolg van een calamiteit met een spoorwegtransport gemaakt. Hiervoor is gebruik gemaakt van het rekenprogramma RBM-II versie 2.3. Deze berekening geeft o.a. inzicht in de PR 10-8 contour van de spoorlijn Onnen - Sauwerd. Dit is namelijk het gebied waarin de aanwezige bevolking nog significant bijdraagt aan het berekende risico.

Voor de RBM-II berekening is een baanvaklengte van circa 2400 meter van de spoorlijn Onnen - Sauwerd gemodelleerd. De huidige bevolking in het plangebied alsook buiten het plangebied is met behulp van BAG populatieservice in RBM II geïmporteerd. De gegevens uit de populator zijn medio april 2017 ontvangen.

Voor de frequentie van het aantal transporten is gebruik gemaakt van bijlage II: tabel basisnet spoor uit de Regeling Basisnet. Voor de spoorlijn Onnen - Sauwerd zijn dit onderstaande transporten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0032.png"

Tabel 5: Referentiewaarden vervoer gevaarlijke stoffen spoorlijn Onnen - Sauwerd

In bijlage II: tabel basisnet spoor uit de Regeling Basisnet is voor de spoorlijn Onnen - Sauwerd aangegeven dat het plaatsgebonden risico 10-6 op 11 meter van de spoorlijn is gelegen en het plaatsgebonden risico 10-8 op 107 meter van de spoorlijn Onnen - Sauwerd ligt.

Uit het resultaat van de risico berekening komt naar voren dat voor de situatie waar aan beide kanten van de spoorlijn Onnen - Sauwerd het aantal personen is ingevoerd het berekende groepsrisico onder de oriënterende waarde ligt. Zie onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0033.png"

Figuur 7: fN curve spoorlijn Onnen - Sauwerd

Toekomstige situatie

Voor deze risicoberekening is de frequentie van het aantal transporten voor de spoorlijn Onnen - Sauwerd, zoals deze zijn ingevoerd in de berekening “Huidige situatie spoorlijn Onnen - Sauwerd”, gelijk gebleven. Doordat de frequentie van het aantal transporten voor het betreffende traject gelijk zijn gebleven wordt dezelfde PR 10-8 contour verkregen.

In deze berekening is in het noordelijk deel van het plangebied een bebouwing toegevoegd met een bezetting van 40 personen per hectare. Het resultaat van deze risicoberekening is dat ook nu het groepsrisico onder de oriënterende waarde uitkomt en dat er geen wijziging is te zien ten opzichte van de risicoberekening "Huidige situatie spoorlijn Onnen - Sauwerd".

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0034.png"

Figuur 8: fN curve spoorlijn Onnen - Sauwerd met invulling noordelijk deel van het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen

Huidige situatie provinciale wegen N355 en N370

In het HART is beschreven hoe het groepsrisico moet worden berekend op een splitsing. In deze bijzondere situatie moeten alle mogelijke combinaties van wegen één voor één te worden doorgerekend (minimaal 1 kilometer weg per combinatie), waarbij vervolgens het hoogste groepsrisico van toepassing wordt verklaard voor de splitsing.

In onderstaande figuur is de splitsing schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0035.png"

Figuur 9: Schematische weergave van slitsing nabij plangebied

Om het groepsrisico van de splitsing te berekenen, moeten de volgende trajecten worden doorgerekend:

Traject A-B-C met transportaantallen N355 (wegdeel A-B en N370 (wegdeel B-C)

Traject A-B-D met transportaantallen N355 (wegdeel A-B en N370 (wegdeel B-D)

Traject C-B-D met transportaantallen N370 (wegdeel B-C en N370 (wegdeel B-D)

Met behulp van deze drie berekeningen moet worden nagegaan welke combinatie het hoogste groepsrisico heeft.

Bovengenoemde trajecten zijn doorgerekend en hieruit is naar voren gekomen dat traject A-B-D met transportaantallen N355 (wegdeel A-B) en N370 (wegdeel B-D) het hoogste berekende groepsrisico heeft. Voor dit traject zal hieronder het groepsrisico als gevolg van een calamiteit met een wegtransport worden beschreven. Voor de berekening is gebruik gemaakt van het rekenprogramma RBM-II versie 2.3. Deze berekening geeft o.a. inzicht in de PR 10-8 contour van het traject. Dit is namelijk het gebied waarin de aanwezige bevolking nog significant bijdraagt aan het berekende risico.

De huidige bevolking in het plangebied alsook buiten het plangebied is met behulp van het populatiebestand groepsrisicoberekeningen (populator) in RBM II geïmporteerd. De gegevens uit de populator zijn medio april 2017 ontvangen.

Voor de frequentie van het aantal transporten is gebruik gemaakt van de referentiewaarden overige provinciale wegen zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016. Voor de provinciale weg N355 zijn dit onderstaande transporten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0036.png"

Tabel 6: Referentiewaarden vervoer gevaarlijke stoffen N355

En voor de provinciale weg N370 zijn de referentiewaarden getelde provinciale wegen gebruikt zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016:

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0037.png"

Tabel 7: Referentiewaarden vervoer gevaarlijke stoffen N370

In toelichting op artikel 2.23.2 in de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 is een tabel opgenomen en hierin is aangegeven dat het berekende plaatsgebonden risico 10-6 op 12 meter van de provinciale weg N370 is gelegen. Voor het weggedeelte is de vastgestelde PRmax niet van toepassing. Het berekende plaatsgebonden risico 10-8 is op 115 meter van de provinciale weg gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0038.png"

Figuur 10: Overzicht invoer RBMII en inzicht in plaatsgebonden risico 10-8 in het groen

Uit het resultaat van de risico berekening komt naar voren dat voor de situatie waar aan beide kanten van de provinciale wegen N355 en N370 het aantal personen is ingevoerd het berekende groepsrisico boven de oriënterende waarde ligt. Zie onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0039.png"

Figuur 11: fN curve provinciale wegen N355 en N370

De overschrijding van het groepsrisico wordt veroorzaakt door de bestaande bebouwing aan de zuidkant van de provinciale weg N370. Hier is veel bestaande hoogbouw op zeer korte afstand van de N370.

Toekomstige situatie

Voor deze risicoberekening is de frequentie van het aantal transporten voor de provinciale wegen N355 en N370, zoals deze zijn ingevoerd in de berekening “Huidige situatie provinciale wegen N355 en N370”, gelijk gebleven. Doordat de frequentie van het aantal transporten voor het betreffende traject gelijk zijn gebleven wordt dezelfde PR 10-8 contour verkregen.

In deze berekening is in het noordelijk deel van het plangebied een bebouwing toegevoegd met een bezetting van 40 personen per hectare. Het resultaat van deze risicoberekening is dat ook nu het groepsrisico boven de oriënterende waarde uitkomt en dat er geen wijziging is te zien ten opzichte van de risicoberekening "Huidige situatie provinciale wegen N355 en N370".

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0040.png"

Figuur 12: fN curve provinciale wegen N355 en N370 met invulling noordelijk
deel van het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen

4.2.4 Plasbrandaandachtsgebied landelijk Basisnet, vrijwaringszone Barro en veiligheidszone 3 transport

4.2.4.1 Plasbrandaandachtsgebied Basisnet

In het landelijk basisnet is een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aangegeven (gemeten vanaf de rand van de infrastructuur). Het bevoegd gezag vermeldt de redenen die er toe hebben geleid om in dat gebied nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toe te laten, gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen.

In de Regeling Basisnet is voor de spoorlijn Onnen - Sauwerd aangegeven dat hier een plasbrandaandachtsgebied aanwezig is. De spoorlijn is gelegen op een afstand van circa 1000 meter afstand van het plangebied. Het planbrandaandachtsgebied reikt niet tot het plangebied en hierdoor is dit aspect niet relevant.

4.2.4.2 Vrijwaringszone Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op basis van artikel 2.1.2 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) liggen langs rijksvaarwegen (m.u.v. de Westerschelde en het IJsselmeer) vrijwaringszones. De breedte van deze zones varieert van 10 tot 50 meter afhankelijk van de CEMT-klasse van de vaarweg en de aan- en afwezigheid van kruisingen en havenuitgangen. Het Van Starkenborghkanaal is in de Handleiding Risicoanalyse Transport (de Bijlage) versie 1.2, d.d. 11 januari 2017, aangemerkt als bevaarbaarheidsklasse V (vijf). Hierdoor dient er rekenschap te worden gehouden met een vrijwaringszone van 25 meter. Deze vrijwaringszone komt overeen met de aangeven PAG-zone op de risicokaart. De vrijwaringszone is gelegen in de bestemming groen en bedrijventerrein-gronddepot en hier vinden geen ontwikkelingen plaats. Hiermee wordt voldaan aan het basisbeschermingsniveau.

4.2.4.3 Veiligheidszone 3 transport Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016

In de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 is opgenomen dat voor de provinciale wegen N355, N361 en N370 een veiligheidszone 3 transport geldt. Voor deze zone geldt een afstand van 30 meter.

De provinciale wegen N355 en N361 zijn gelegen buiten het plangebied. De provinciale wegen zijn gelegen op een afstand van respectievelijk circa 130 meter en 640 meter afstand van het plangebied. De veiligheidszone 3 transport van genoemde provinciale wegen reikt niet tot het plangebied en hierdoor is dit aspect niet relevant.

De provinciale weg N370 is gelegen in het plangebied. De veiligheidszone 3 transport is eveneens gelegen in het plangebied. Binnen de veiligheidszone 3 transport mogen geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen komen. De veiligheidszone 3 transport is gelegen in de bestemmingen groen, verkeer, gemengd en water. In deze bestemmingen worden geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen opgericht. Hiermee wordt invulling gegeven aan de afstand van 30 meter van veiligheidszone 3.

4.3 Risicovolle transportleiding

In en in de nabijheid van het plangebied bevinden zich buisleidingen met een werkdruk van 40 bar of hoger, van de Gasunie, welke relevant zijn voor externe veiligheid.

4.3.1 Uitgangspunten

De risicoberekeningen zijn uitgevoerd met het rekenprogramma CAROLA versie 1.0.0.52 en parameterbestand 1.3. CAROLA is in opdracht van de Nederlandse overheid ontwikkeld, specifiek ter bepaling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van aardgasbuisleidingen.

4.3.2 Leidinggegevens

Voor de berekening van het groepsrisico is het invloedsgebied en de begrenzing van het plangebied bepalend. Er is uitgegaan van de begrenzing van het plangebied, zoals weergegeven op de verbeelding. Op basis van deze begrenzing van het plangebied is door de N.V. Nederlandse Gasunie een opgave gedaan van de aanwezige leidingen. De relevante leidinggegevens, zoals beschikbaar gesteld op 13 april 2017 door de Gasunie, zijn in onderstaande tabel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0041.png" Tabel 8: Leidingparameters aardgasleidingen

4.3.3 Plangebied bestemmingsplan Zernike Campus Groningen

De leidingen N-507-25, N-507-26 en N-507-50 zijn vanwege de omvang van het invloedsgebied bepalend voor het groepsrisico en zijn in onderstaande figuur 9 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0042.png"

Figuur 13: relevante risicovolle transportleidingen

4.3.4 Bevolkingsgegevens

Op basis van de door de leidingexploitanten geleverde leidingdata en de begrenzing van het plangebied is in overeenstemming met de Handleiding Bevb het relevante interessegebied langs de buisleidingen vastgesteld. De gegevens over het aantal personen binnen het invloedsgebied is met behulp van de BAG populatieservice opgehaald en medio 18 april 2017 ontvangen. Daarnaast is voor de populatie gebruik gemaakt van gegevens van de risicokaart. De BAG populatieservice levert populatiebestanden voor groepsrisicoberekeningen met Safeti.NL, RBMII en CAROLA.

4.3.5 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico wordt bepaald door het product dat via de buisleiding wordt getransporteerd, de druk van de leiding, de diameter alsmede de diepteligging van de leiding. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) zijn door de Gasunie de leidingdata ter beschikking gesteld.

Uit de risicoberekeningen met het programma CAROLA blijkt dat de aanwezige ondergrondse aardgasleidingen geen PR 10-6 contour hebben.

Buisleidingen met een druk tot 40 bar moet rekening worden gehouden met een belemmeringenstrook aan weerszijden van de leiding van 4 meter. Buisleidingen met een druk van 40 bar of meer hebben een belemmeringenstrook van 5 meter. Binnen de belemmeringenstrook mag niet worden gebouwd.

Op grond van het Bevb leveren deze buisleidingen geen knelpunt voor het plaatsgebonden risico op.

4.3.6 Groepsrisico

Van de aardgasleidingen is het groepsrisico met het rekenprogramma CAROLA berekend. Het groepsrisico is gedefinieerd als het risico dat met een leidinglengte van 1 kilometer samenhangt.

De mate waarin dit groepsrisico de oriëntatiewaarde nadert (of zelfs overschrijdt), wordt uitgedrukt in een overschrijdingsfactor. Als deze factor kleiner is dan 1, dan wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. Is zij groter dan 1, dan duidt dit op een overschrijding van de oriëntatiewaarde.

Hogedrukaardgastransportleiding

Van de leidingen N-507-25, N-507-26 en N-507-50 is in onderstaande figuren 14 t/m 17 de voor de maatgevende kilometer het hoogste berekende groepsrisico weergegeven. Op basis van het berekende groepsrisico is van de desbetreffende leiding, voor de maatgevende kilometer, een groepsrisicoscreening gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0043.png"

Figuur 14: groepsrisico maatgevende kilometer leiding N-507-25

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0044.png"

Figuur 15: groepsrisico maatgevende kilometer leiding N-507-26

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0045.png"

Figuur 16: groepsrisico maatgevende kilometer leiding N-507-50

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0046.png"

Figuur 17: Groepsrisico leidingen N-507-25, N-507-26 en N-507-50

Voor de hogedrukaardgastransportleidingen N-507-25, N-507-26 en N-507-50 is het berekende groepsrisico zo laag dat het niet zichtbaar is in de FN-curve. Dat geen curve in de grafiek is ingetekend komt omdat de kans op dodelijke slachtoffers buiten de grenzen van de berekening valt (kans kleiner dan 10-9, dat is 1 op de miljard).

Toekomstige situatie

In deze berekening is in het noordelijk deel van het plangebied een bebouwing toegevoegd met een bezetting van 40 personen per hectare. Het resultaat van deze risicoberekening is dat ook nu het berekende groepsrisico zo laag dat het niet zichtbaar is in de FN-curve. In onderstaande figuren 18 t/m 21 zijn voor de leidingen N-507-25, N-507-26 en N-507-50, voor de maatgevende kilometer in het plangebied, het hoogste berekende groepsrisico weergegeven. Op basis van het berekende groepsrisico is van de desbetreffende leiding, voor de maatgevende kilometer in het plangebied, een groepsrisicoscreening gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0047.png"

Figuur 18: groepsrisico maatgevende kilometer leiding N-507-25 met invulling noordelijk deel van het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0048.png"

Figuur 19: groepsrisico maatgevende kilometer leiding N-507-26 met invulling noordelijk deel van het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0049.png"

Figuur 20: groepsrisico maatgevende kilometer leiding N-507-50 met invulling noordelijk deel van het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0050.png"

Figuur 21: Groepsrisico leidingen N-507-25, N-507-26 en N-507-50 met invulling noordelijk deel van het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen

5 Verantwoording groepsrisico

5.1 Risicovolle transportroutes

In het Besluit externe veiligheid transportroutes is in artikel 8 opgenomen dat indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, wordt in de toelichting bij dat plan onderscheidenlijk in de ruimtelijke onderbouwing van die vergunning tevens ingegaan op:

a. 1°. de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan of besluit wordt vastgesteld, rekening houdend met de in dat gebied reeds aanwezige personen en de personen die in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan of de geldende bestemmingsplannen of een omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten zijn, en
2°. de als gevolg van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft;

b. het groepsrisico op het tijdstip waarop het plan of de vergunning wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat plan of besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de oriëntatiewaarde;
c. de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die bij de voorbereiding van het plan of de vergunning zijn overwogen en de in dat plan of die vergunning opgenomen maatregelen, waaronder de stedenbouwkundige opzet en voorzieningen met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte, en
d. de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.


In artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes is opgenomen dat in de toelichting bij een bestemmingsplan en in de ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning wordt, voor zover het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft binnen het invloedsgebied ligt van een weg, spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in elk geval ingegaan op:

a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en

b. voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.

De spoorlijn Onnen - Sauwerd, het Van Starkenborghkanaal en de provinciale weg N355 zijn gelegen nabij het plangebied en het invloedsgebied van deze transportroutes is gelegen over het plangebied. De provinciale weg N370 ligt in het plangebied en het invloedsgebied van deze transportroute is gelegen over het plangebied.

Gezien bovenstaande artikelen 7 en 8 uit het Besluit externe veiligheid transportroutes is voor het plangebied een verantwoording van het groepsrisico opgesteld.

5.2 Buisleidingen

Op grond van het Bevb moet het groepsrisico in de toelichting van het bestemmingsplan worden verantwoord. Het groepsrisico neemt in verband met het conserverende karakter van het bestemmingsplan niet toe. Het groepsrisico verandert niet. In het bestemmingsplan kan worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer het GR minder dan 10% toeneemt en lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Het berekende groepsrisico is lager dan 10% van de oriëntatiewaarde en kan de verantwoording zich hiermee beperkten tot de onderdelen artikel 12 lid 1, sub a,b,f, en g van het Bevb en omvat zodoende:

a. de aanwezige en de op grond van het besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaken.

b. het groepsrisico per kilometer buisleiding op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in het besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de lijn die de kans weergeeft op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar en de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar.

c. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.

d. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.

5.3 Dichtheid personen

Het plangebied van bestemmingsplan Zernike Campus Groningen bestaat o.a. uit de bestemmingen wonen, maatschappelijk (onderwijs, scouting en uitvaartcentrum), gemengd en bedrijventerrein-gronddepot. Op de campus zal meer dan 100.000 m² nieuwe bebouwing worden toegevoegd. Deze bebouwing bevindt zich niet nabij risicovolle inrichtingen, transportroutes en leidingen. De bevolkingsdichtheid nabij de risicovolle inrichtingen, transportroutes en leidingen zal niet wijzigen.

5.4 Omvang groepsrisico

Het berekende groepsrisico voor het Van Starkenborghkanaal, de Spoorlijn Onnen - Sauwerd, de provinciale weg N361, de hogedrukaardgastransportleidingen N-507-25, N-507-26 en N-507-50, Gasdrukregel - en meetstations (N184 GOS Groningen Reitdiep) en LPG tankstation Veldma Groningen BV ligt onder de oriëntatiewaarde.

Voor de provinciale wegen N355 en N370 is een overschrijding van het groepsrisico berekend en deze wordt veroorzaakt door de bestaande bebouwing aan de zuidkant van de provinciale weg N370. Hier is veel bestaande hoogbouw op zeer korte afstand van de N370. De overschrijding van het groepsrisico wordt niet veroorzaakt door vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.5 Maatregelen ter beperking van het groepsrisico

Bronmaatregelen zijn gericht op verlaging van het groepsrisico van een calamiteit bij een risicobron. Bronmaatregelen zijn echter niet te treffen in de onderhavige ruimtelijke procedure. Wel zijn maatregelen te treffen in de omgeving door de bevolkingsdichtheid niet te veel te laten toenemen of stabiel te houden. Dit bestemmingsplan voorziet niet in een hogere bevolkingsdichtheid nabij risicovolle inrichtingen, transportroutes en leidingen.

5.6 Mogelijkheden voor ontwikkelingen met lager groepsrisico

Onderhavig plan legt de huidige situatie vast en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Gelet hierop zijn er geen mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico.

5.7 Advies Veiligheidsregio Groningen

In het kader van externe veiligheid is de Veiligheidsregio Groningen verzocht om advies uit te brengen op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De door Veiligheidsregio Groningen geformuleerde bevindingen en adviezen zijn op 1 juni 2017 ontvangen als tekstvoorstel en in deze veiligheidsstudie overgenomen en hieronder weergegeven.

5.7.1 Bestrijdbaarheid

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding van, als de beperking van de omvang van een ramp of een zwaar ongeval. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Om de bestrijdbaarheid goed te kunnen beoordelen, is gekeken naar:

  • bereikbaarheid van het plangebied en de relevante risicobronnen;
  • bluswatervoorzieningen binnen het plangebied en in de omgeving.

Bereikbaarheid

Het plangebied en de risicobronnen zijn beoordeeld op de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Om te bepalen of de hulpdiensten tijdens een ramp of een zwaar ongeval voldoende snel kunnen optreden, is de opkomsttijd beoordeeld. Om te bepalen of het plangebied en de risicobronnen bovenwinds (met de windrichting mee) kunnen worden benaderd, is de tweezijdige bereikbaarheid beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

  • De toegangswegen tot het plangebied zijn de Zernikelaan aan de zuidkant en de Professor Uilkensweg aan de westkant. Hierdoor is het plangebied als geheel voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar voor de hulpdiensten. De Zernikelaan kruist de N370 (een risicobron). Een calamiteit met gevaarlijke stoffen op de N370 kan daarom langere opkomsttijden in het plangebied tot gevolg hebben. Het plangebied blijft in een dergelijk geval wel eenzijdig bereikbaar via de Professor Uilkensweg.
  • De meeste risicobronnen zijn eveneens voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar. Hiervan uitgezonderd is het buiten het plangebied gelegen spoortracé (Onnen - Sauwerd). Het spoor is vanwege de deels verhoogde ligging en het beperkt aantal verharde toegangen relatief slecht bereikbaar voor de hulpdiensten. Verbetering van de bereikbaarheid van het spoortracé is wenselijk, maar dit valt buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan.
  • Ook binnen het plangebied kunnen de meeste locaties via twee onafhankelijke routes worden bereikt. Het noordelijke deel van het plangebied (ten noorden van de Professor Uilkensweg) moet voor een deel nog worden ontwikkeld. Het plan maakt grote, aaneengesloten bebouwingsblokken mogelijk. Afhankelijk van de vorm en afmeting van de nieuwe bebouwing kan dit tot problemen leiden bij de afstand die de brandweer bij een inzet moet overbruggen. Dit beperkt eventueel het snel en effectief bestrijden van incidenten.

De veiligheidsregio adviseert om in elke realisatiefase van het bestemmingsplan te zorgen voor een goede bereikbaarheid voor hulpvoertuigen binnen het plangebied. Dit in afstemming met Veiligheidsregio Groningen, Cluster Stad. De handleiding 'Bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen B&B'' geldt hierbij als uitgangspunt.

Bluswatervoorzieningen

Het plangebied en de risicobronnen zijn beoordeeld op de aanwezigheid en de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen. Om te bepalen of de brandweer snel kan beschikken over voldoende bluswater, is de beschikbaarheid van zowel primaire (brandkranen) als secundaire (open water) bluswatervoorzieningen beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

Plangebied

  • In het zuidelijke gedeelte van het plangebied (ten zuiden van de Professor Uilkensweg) bevinden zich voldoende primaire bluswatervoorzieningen in de vorm van ondergrondse brandkranen.
  • Daarnaast grenst het plangebied aan het Reitdiep. Hier bevindt zich een aantal opstelplaatsen waardoor deze watergang kan worden gebruikt als secundaire bluswatervoorziening.
  • In het noordelijke gedeelte van het plangebied zijn op dit moment nog geen primaire bluswatervoorzieningen aanwezig. In de toekomst zullen hier gebouwen met bedrijfs- en onderwijsfunctie worden gerealiseerd. Op grond van het Bouwbesluit 2012 (artikel 6.30, eerste lid) moeten gebouwen een toereikende bluswatervoorziening hebben.

Risicobronnen

  • Langs de N370 en het spoor zijn nauwelijks bluswatervoorzieningen aanwezig. Dit betekent dat voor het bestrijden van grote incidenten groot watertransport benodigd is. Hiervoor geldt een opkomst- en opbouwtijd van minimaal een half uur. Hierdoor is een calamiteit met gevaarlijke stoffen mogelijk niet snel en effectief te beheersen. Dit leidt tot een verhoogde kans op slachtoffers, ook in het plangebied. Maatregelen om de bestrijdbaarheid langs het spoortracé of de N370 te verbeteren, vallen echter buiten de strekking van het voorliggende plan.
  • In geval van een calamiteit met de aardgastransportleiding kan aardgas onder hoge druk uit de leiding spuiten. Dit leidt bij ontsteking tot een fakkelbrand. Voor de brandweer bestaat geen bestrijdingsstrategie om de bron te doven. De Gasunie zal op afstand de leiding afsluiten, waarna het gas moet opbranden en de fakkelbrand dooft. De rol van de brandweer beperkt zich tot het afzetten van de omgeving, zo mogelijk het redden van de slachtoffers, het koelen van de omgeving en het bestrijden van secundaire branden. Voor het bestrijden van secundaire branden moet de brandweer over voldoende bluswater beschikken. Uit onze analyse blijken hierin geen belemmeringen te bestaan.

De veiligheidsregio adviseert om het noordelijke deel van het plangebied in het kader van de geplande bebouwing te voorzien van adequate bluswatervoorzieningen. Het Bouwbesluit 2012 (artikel 6.30) en de handleiding B&B gelden hierbij als uitgangspunt. Hierbij dient te dimensionering van de waterleidingen te worden afgestemd op de geprojecteerde functies. De veiligheidsregio wordt hierbij graag betrokken.

5.7.2 Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied van een risicobron, om zichzelf in veiligheid te brengen indien een ramp of een zwaar ongeval plaatsvindt. Belangrijk aspect hierbij is, dat zij zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten, bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. De mate van zelfredzaamheid in het rampgebied is bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval. Om de zelfredzaamheid van de aanwezige personen te beoordelen, zijn de volgende aspecten beoordeeld:

  • zelfredzaam vermogen;
  • ontvluchtingsmogelijkheden;
  • alarmeringsmogelijkheden.

Zelfredzaam vermogen

Het plangebied is beoordeeld op de mate van zelfredzaamheid van personen. Hierbij is het fysieke vermogen beoordeeld, zoals geestelijke en/of lichamelijke beperkingen van groepen personen. Hieruit blijkt het volgende:

  • In de invloedsgebieden van de risicobronnen bevinden zich geen objecten waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen, zoals kleine kinderen, zieken en ouderen. Het plan maakt de realisatie van dergelijke objecten ook niet mogelijk.
  • Plangebied Campus Zernike Groningen bestaat grofweg uit een 'bedrijvendeel' en een 'universitair-/hogeschooldeel'. Beide delen zijn sterk met elkaar verbonden. De bebouwing bestaat uit universiteits- en hogeschoolterrein met campus, onderzoeks- en wetenschapscentra, (kennis gerelateerde) bedrijvigheid en sportfuncties. Het gebied wordt gekenmerkt door een hoge bevolkingsdichtheid overdag en een lage bevolkingsdichtheid 's nachts. De gebruikers van het plangebied zijn veel studenten en scholieren, onderwijzend personeel, onderzoekers en wetenschappers, medewerkers van adviesbureaus en kennisbedrijven. Deze groepen worden over het algemeen als zelfredzaam beschouwd.

Op grond van het voorgaande geeft het aspect zelfredzaam vermogen geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Ontvluchtingsmogelijkheden

Het plangebied is beoordeeld op de mogelijkheden voor ontvluchten van het mogelijke rampgebied. Hierbij zijn de vluchtmogelijkheden loodrecht van de risicobronnen beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

  • Het plangebied en met name de directe omgeving van de risicobronnen bieden voldoende vluchtmogelijkheden, die loodrecht van de risicobronnen wegleiden.

Het aspect ontvluchtingsmogelijkheden geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Alarmeringsmogelijkheden

Het plangebied is beoordeeld op de mogelijkheden voor alarmering. Hierbij is beoordeeld of het plangebied in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS) ligt. Hieruit blijkt het volgende:

  • Het zuidelijke deel van het plangebied (ten zuiden van de Professor Uilkensweg) ligt volledig in het sirenebereik van het bestaande WAS (WAS-palen 23-677 en 23-769). Hierdoor is een snelle alarmering in dit gedeelte mogelijk. Het noordelijke deel van het plangebied ligt buiten het sirenebereik van het bestaande WAS.
  • Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft bekendgemaakt, vanaf 2017 in fases met de WAS-sirenes te willen stoppen. Het onderhoudscontract voor de sirenepalen loopt in 2017 af.
  • Eind 2012 is NL-Alert geïntroduceerd. Met NL-Alert kan de overheid mensen in het rampgebied en in de directe omgeving van een (dreigende) noodsituatie met een tekstbericht informeren via de eigen mobiele telefoon. Hierdoor is een snelle alarmering in het plangebied mogelijk.

Ten aanzien van het aspect zelfredzaamheid adviseert de veiligheidsregio om de bevolking bij een ramp niet alleen via het bestaande WAS maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.).

6 Conclusie

De Omgevingsdienst Groningen heeft een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen. Hiervoor is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van risicovolle inrichtingen, risicovolle transportassen en risicovolle transportleidingen beoordeelt. De belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen voor de verantwoording van het groepsrisico kunnen als volgt worden samengevat.

  • De risicovolle inrichting gasdrukregel - en meetstations (N184 GOS Groningen Reitdiep) heeft geen invloed op het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan;
  • Het plaatsgebonden risico PR 10-6 voor de lpg - tank, het lpg - vulpunt en de lpg - afleverzuil van LPG tankstation Veldma Groningen BV is vastgesteld op respectievelijk 25, 35 en 15 meter en reikt niet tot het plangebied. Hierdoor is dit aspect niet relevant;
  • Het Van Starkenborghkanaal heeft volgens het landelijke basisnet geen plaatsgebonden risico 10-6 en geen PAG;
  • Het Van Starkenborghkanaal heeft een vrijwaringszone van 25 meter. De vrijwaringszone is gelegen in de bestemming groen en bedrijventerrein-gronddepot;
  • De spoorlijn Onnen - Sauwerd kent ter hoogte van het plangebied, volgens het landelijk Basisnet een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 11 meter en een PAG welke niet reiken tot het plangebied. Hierdoor is dit aspect niet relevant;
  • De spoorlijn Onnen - Sauwerd heeft een invloedsgebied van 4000 meter en ligt over het plangebied;
  • De veiligheidszone 1 provinciale wegen (PRmax) van de provinciale wegen N355 en N361 ligt niet buiten de weg;
  • De veiligheidszone 1 provinciale wegen (PRmax) van de provinciale weg N370 ligt in het plangebied en in de bestemming verkeer. In de bestemming worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten opgericht en hierdoor is dit aspect niet relevant;
  • De veiligheidszone 3 transport van de provinciale wegen N355 en N361 reiken niet tot het plangebied en hierdoor is dit aspect niet relevant;
  • De veiligheidszone 3 transport van de provinciale weg N370 is gelegen in de bestemmingen groen, verkeer, gemengd en water. In deze bestemmingen worden geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen opgericht en hierdoor is dit aspect niet relevant;
  • Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale wegen N355 en N361 geldt een veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen van 355 meter. De veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen voor de provinciale weg N355 is gelegen over het plangebied. De veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen van N361 reikt niet tot het plangebied;
  • Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg N370 geldt een veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen van 880 meter. De veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen van de N370 is gelegen over het plangebied;
  • De risicovolle transportleidingen hebben geen plaatsgebonden risico 10-6 contour buiten de belemmeringenstrook;
  • Met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen door de risicovolle transportleidingen N-507-25, N-507-26 en N-507-50 geldt een invloedsgebied (1% letaliteit) van 95, 170 en 70 meter.

Groepsrisico

  • In de op 29 november 2007 verleende vergunning Wet milieubeheer aan het LPG-tankstation Veldma Groningen B.V. is opgenomen dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden;
  • Het berekende groepsrisico het Van Starkenborghkanaal ter hoogte van het plangebied, is gelegen onder de oriënterende waarde;
  • Het berekende groepsrisico voor de spoorlijn Onnen - Sauwerd ter hoogte van het plangebied, is gelegen onder de oriënterende waarde;
  • Het berekende groepsrisico voor de provinciale wegen N355 en N370 ter hoogte van het plangebied, is gelegen boven de oriënterende waarde. De overschrijding van het groepsrisico wordt veroorzaakt door de bestaande hoge bebouwing aan de zuidkant van de provinciale weg N370;
  • Het groepsrisico van de uitgevoerde berekeningen van de risicovolle transportleidingen N-507-25, N-507-26 en N-507-50 liggen onder de orïentatiewaarde;
  • Op de campus zal meer dan 100.000 m² nieuwe bebouwing worden toegevoegd. Het vaststellen van het bestemmingsplan heeft geen invloed op de hoogte van het berekende groepsrisico van risicovolle inrichtingen, risicovolle transportroutes en risicovolle transportleidingen.

Uit de beoordeling van de bestrijdbaarheid blijkt, dat het plangebied goed bereikbaar is, dat in het zuidelijke deel van het plangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn en dat in het noordelijke deel van het plangebied op dit moment niet is voorzien van primaire bluswatervoorzieningen. De Veiligheidsregio Groningen adviseert om het noordelijke deel van het plangebied in het kader van de geplande bebouwing te voorzien van adequate bluswatervoorzieningen. De veiligheidsregio adviseert verder om in elke realisatiefase tevens te zorgen voor een goede bereikbaarheid voor hulpvoertuigen binnen het plangebied. Het Bouwbesluit 2012 en de handleiding B&B gelden hierbij als uitgangspunt.

Uit de beoordeling van de zelfredzaamheid blijkt dat in de invloedsgebieden van de risicobronnen geen sprake is van objecten bestemd voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen, dat het plangebied voldoende ontvluchtingsmogelijkheden biedt en dat het noordelijke deel van het plangebied buiten het sirenebereik van het bestaande WAS ligt. De Veiligheidsregio Groningen adviseert om de bevolking bij een ramp niet alleen via het WAS maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.).

Ongeacht de inzet van de gemeente Groningen en de hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein dan ook, blijft altijd aanwezig.

Alles overwegende wordt geconcludeerd dat vanuit oogpunt van externe veiligheid het verantwoord is om het bestemmingsplan Zernike Campus Groningen vast te stellen. Het restrisico is in dit kader aanvaardbaar.

Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio Groningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP555ZernikeCampus-vg01_0051.png"

Gemeente : Groningen

Plangebied : Zernike Campus Groningen

Betreft : Tekstvoorstel bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Opsteller : Mark-Olaf Sorkale

Datum : 18-05-2017

In het kader van externe veiligheid heeft Veiligheidsregio Groningen de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voor het plangebied 'Zernike Campus Groningen' beoordeeld. De aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zijn relevant voor de ruimtelijke afweging (verantwoording groepsrisico). De door de veiligheidsregio geformuleerde bevindingen en adviezen staan hieronder.

Bestrijdbaarheid

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding van, als de beperking van de omvang van een ramp of een zwaar ongeval. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Om de bestrijdbaarheid goed te kunnen beoordelen, is gekeken naar:

  • bereikbaarheid van het plangebied en de relevante risicobronnen;
  • bluswatervoorzieningen binnen het plangebied en in de omgeving.

Bereikbaarheid

Het plangebied en de risicobronnen zijn beoordeeld op de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Om te bepalen of de hulpdiensten tijdens een ramp of een zwaar ongeval voldoende snel kunnen optreden, is de opkomsttijd beoordeeld. Om te bepalen of het plangebied en de risicobronnen bovenwinds (met de windrichting mee) kunnen worden benaderd, is de tweezijdige bereikbaarheid beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

  • De toegangswegen tot het plangebied zijn de Zernikelaan aan de zuidkant en de Professor Uilkensweg aan de westkant. Hierdoor is het plangebied als geheel voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar voor de hulpdiensten. De Zernikelaan kruist de N370 (een risicobron). Een calamiteit met gevaarlijke stoffen op de N370 kan daarom langere opkomsttijden in het plangebied tot gevolg hebben. Het plangebied blijft in een dergelijk geval wel eenzijdig bereikbaar via de Professor Uilkensweg.
  • De meeste risicobronnen zijn eveneens voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar. Hiervan uitgezonderd is het buiten het plangebied gelegen spoortracé (Onnen - Sauwerd). Het spoor is vanwege de deels verhoogde ligging en het beperkt aantal verharde toegangen relatief slecht bereikbaar voor de hulpdiensten. Verbetering van de bereikbaarheid van het spoortracé is wenselijk, maar dit valt buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan.
  • Ook binnen het plangebied kunnen de meeste locaties via twee onafhankelijke routes worden bereikt. Het noordelijke deel van het plangebied (ten noorden van de Professor Uilkensweg) moet voor een deel nog worden ontwikkeld. Het plan maakt grote, aaneengesloten bebouwingsblokken mogelijk. Afhankelijk van de vorm en afmeting van de nieuwe bebouwing kan dit tot problemen leiden bij de afstand die de brandweer bij een inzet moet overbruggen. Dit beperkt eventueel het snel en effectief bestrijden van incidenten.

De veiligheidsregio adviseert om in elke realisatiefase van het bestemmingsplan te zorgen voor een goede bereikbaarheid voor hulpvoertuigen binnen het plangebied. Dit in afstemming met Veiligheidsregio Groningen, Cluster Stad. De handleiding 'Bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen B&B'' geldt hierbij als uitgangspunt.

Bluswatervoorzieningen

Het plangebied en de risicobronnen zijn beoordeeld op de aanwezigheid en de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen. Om te bepalen of de brandweer snel kan beschikken over voldoende bluswater, is de beschikbaarheid van zowel primaire (brandkranen) als secundaire (open water) bluswatervoorzieningen beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

Plangebied

  • In het zuidelijke gedeelte van het plangebied (ten zuiden van de Professor Uilkensweg) bevinden zich voldoende primaire bluswatervoorzieningen in de vorm van ondergrondse brandkranen.
  • Daarnaast grenst het plangebied aan het Reitdiep. Hier bevindt zich een aantal opstelplaatsen waardoor deze watergang kan worden gebruikt als secundaire bluswatervoorziening.
  • In het noordelijke gedeelte van het plangebied zijn op dit moment nog geen primaire bluswatervoorzieningen aanwezig. In de toekomst zullen hier gebouwen met bedrijfs- en onderwijsfunctie worden gerealiseerd. Op grond van het Bouwbesluit 2012 (artikel 6.30, eerste lid) moeten gebouwen een toereikende bluswatervoorziening hebben.

Risicobronnen

  • Langs de N370 en het spoor zijn nauwelijks bluswatervoorzieningen aanwezig. Dit betekent dat voor het bestrijden van grote incidenten groot watertransport benodigd is. Hiervoor geldt een opkomst- en opbouwtijd van minimaal een half uur. Hierdoor is een calamiteit met gevaarlijke stoffen mogelijk niet snel en effectief te beheersen. Dit leidt tot een verhoogde kans op slachtoffers, ook in het plangebied. Maatregelen om de bestrijdbaarheid langs het spoortracé of de N370 te verbeteren, vallen echter buiten de strekking van het voorliggende plan.
  • In geval van een calamiteit met de aardgastransportleiding kan aardgas onder hoge druk uit de leiding spuiten. Dit leidt bij ontsteking tot een fakkelbrand. Voor de brandweer bestaat geen bestrijdingsstrategie om de bron te doven. De Gasunie zal op afstand de leiding afsluiten, waarna het gas moet opbranden en de fakkelbrand dooft. De rol van de brandweer beperkt zich tot het afzetten van de omgeving, zo mogelijk het redden van de slachtoffers, het koelen van de omgeving en het bestrijden van secundaire branden. Voor het bestrijden van secundaire branden moet de brandweer over voldoende bluswater beschikken. Uit onze analyse blijken hierin geen belemmeringen te bestaan.

De veiligheidsregio adviseert om het noordelijke deel van het plangebied in het kader van de geplande bebouwing te voorzien van adequate bluswatervoorzieningen. Het Bouwbesluit 2012 (artikel 6.30) en de handleiding B&B gelden hierbij als uitgangspunt. Hierbij dient te dimensionering van de waterleidingen te worden afgestemd op de geprojecteerde functies. De veiligheidsregio wordt hierbij graag betrokken.

Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied van een risicobron, om zichzelf in veiligheid te brengen indien een ramp of een zwaar ongeval plaatsvindt. Belangrijk aspect hierbij is, dat zij zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten, bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. De mate van zelfredzaamheid in het rampgebied is bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval. Om de zelfredzaamheid van de aanwezige personen te beoordelen, zijn de volgende aspecten beoordeeld:

  • zelfredzaam vermogen;
  • ontvluchtingsmogelijkheden;
  • alarmeringsmogelijkheden.

Zelfredzaam vermogen

Het plangebied is beoordeeld op de mate van zelfredzaamheid van personen. Hierbij is het fysieke vermogen beoordeeld, zoals geestelijke en/of lichamelijke beperkingen van groepen personen. Hieruit blijkt het volgende:

  • In de invloedsgebieden van de risicobronnen bevinden zich geen objecten waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen, zoals kleine kinderen, zieken en ouderen. Het plan maakt de realisatie van dergelijke objecten ook niet mogelijk.
  • Plangebied Campus Zernike Groningen bestaat grofweg uit een 'bedrijvendeel' en een ' universitair-/hogeschooldeel'. Beide delen zijn sterk met elkaar verbonden. De bebouwing bestaat uit universiteits- en hogeschoolterrein met campus, onderzoeks- en wetenschapscentra, (kennis gerelateerde) bedrijvigheid en sportfuncties. Het gebied wordt gekenmerkt door een hoge bevolkingsdichtheid overdag en een lage bevolkingsdichtheid 's nachts. De gebruikers van het plangebied zijn veel studenten en scholieren, onderwijzend personeel, onderzoekers en wetenschappers, medewerkers van adviesbureaus en kennisbedrijven. Deze groepen worden over het algemeen als zelfredzaam beschouwd.

Op grond van het voorgaande geeft het aspect zelfredzaam vermogen geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Ontvluchtingsmogelijkheden

Het plangebied is beoordeeld op de mogelijkheden voor ontvluchten van het mogelijke rampgebied. Hierbij zijn de vluchtmogelijkheden loodrecht van de risicobronnen beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

  • Het plangebied en met name de directe omgeving van de risicobronnen bieden voldoende vluchtmogelijkheden, die loodrecht van de risicobronnen wegleiden.

Het aspect ontvluchtingsmogelijkheden geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Alarmeringsmogelijkheden

Het plangebied is beoordeeld op de mogelijkheden voor alarmering. Hierbij is beoordeeld of het plangebied in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS) ligt. Hieruit blijkt het volgende:

  • Het zuidelijke deel van het plangebied (ten zuiden van de Professor Uilkensweg) ligt volledig in het sirenebereik van het bestaande WAS (WAS-palen 23-677 en 23-769). Hierdoor is een snelle alarmering in dit gedeelte mogelijk. Het noordelijke deel van het plangebied ligt buiten het sirenebereik van het bestaande WAS.
  • Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft bekendgemaakt, vanaf 2017 in fases met de WAS-sirenes te willen stoppen. Het onderhoudscontract voor de sirenepalen loopt in 2017 af.
  • Eind 2012 is NL-Alert geïntroduceerd. Met NL-Alert kan de overheid mensen in het rampgebied en in de directe omgeving van een (dreigende) noodsituatie met een tekstbericht informeren via de eigen mobiele telefoon. Hierdoor is een snelle alarmering in het plangebied mogelijk.

Ten aanzien van het aspect zelfredzaamheid adviseert de veiligheidsregio om de bevolking bij een ramp niet alleen via het bestaande WAS maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.).

Conclusie

Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt dat:

  • het plangebied goed bereikbaar is en dat in het zuidelijke deel van het plangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn;
  • het noordelijke deel van het plangebied op dit moment niet is voorzien van primaire bluswatervoorzieningen.

Veiligheidsregio Groningen adviseert om het noordelijke deel van het plangebied in het kader van de geplande bebouwing te voorzien van adequate bluswatervoorzieningen. De veiligheidsregio adviseert verder om in elke realisatiefase tevens te zorgen voor een goede bereikbaarheid voor hulpvoertuigen binnen het plangebied. Het Bouwbesluit 2012 en de handleiding B&B gelden hierbij als uitgangspunt.

Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt dat

  • in de invloedsgebieden van de risicobronnen geen sprake is van objecten bestemd voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen;
  • het plangebied voldoende ontvluchtingsmogelijkheden biedt;
  • de noordelijke deel van plangebied buiten het sirenebereik van het bestaande WAS ligt.

Veiligheidsregio Groningen adviseert om de bevolking bij een ramp niet alleen via het WAS maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.).