direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Bruilweering 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het plangebied van bestemmingsplan Bruilweering 2014 ligt aan de westzijde van de gemeente Groningen ten zuiden van de A7. Hier bevinden zich het volkstuinencomplex Bruilweering met circa 140 percelen en ten noordoosten daarvan een groengebied.

Het voorliggend bestemmingsplan vervangt bestemmingsplan Bruilweering, vastgesteld op 20 februari 1990 en goedgekeurd op 28 mei 1990. Bestemmingsplan Bruilweering 2014 is opgesteld als vervolg op het actualiseringstraject van de gemeente Groningen dat erop was gericht om op 1 juli 2013 het grondgebied van de gemeente te voorzien van actuele bestemmingsplannen.

Gezien de actualiseringsplicht heeft het voorliggend bestemmingsplan in hoofdzaak ten doel:

  • het behoud van het volkstuinencomplex;
  • een actueel juridisch-planologisch kader verschaffen voor het plangebied;
  • een passende regeling opnemen voor personen met een permanente persoonsgebonden woonbeschikking;
  • de waardevolle groen- en ecologische structuur beschermen.

In hoofdlijnen is in dit bestemmingsplan dan ook de feitelijke en/of juridisch-planologisch bestaande situatie positief bestemd.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied wordt als volgt begrensd: aan de westzijde door de grens met de gemeente Tynaarlo, aan de noordzijde door de A7 (Weg der Verenigde Naties), aan de oostzijde door de volkstuinencomplexen Diverdoatsie en Piccardthof, en aan de zuidzijde door woonwijk Piccardthof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0001.png"

Ligging van het plangebied in de stad

1.3 Voorgeschiedenis

Het plangebied behoorde tot eind twintigste eeuw tot de inmiddels voormalige gemeente Eelde, nu gemeente Tynaarlo. Per 1 januari 1998 werd een gemeentegrenscorrectie gerealiseerd, waardoor het gebied onder de gemeente Groningen kwam te vallen en deze op eigen grond de nieuwe woonwijk Piccardthof kon realiseren. Onder de grenscorrectie viel ook het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan, dat direct ten noorden van de woonwijk Piccardthof ligt.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Functies

Bruilweering heeft een belangrijke functie voor de recreatie, de natuur en de ecologie. Daarnaast wordt er op een aantal percelen permanent gewoond met een gedoogbeschikking. Onder permanente bewoning wordt verstaan: bewoning van het volkstuinhuisje als hoofdverblijf.

Recreatieve betekenis van Bruilweering

Vanouds vormt Bruilweering als verbindingszone tussen het buitengebied en de stad/ het Stadspark, een waardevol groen lint voor fietsers en wandelaars. Daarnaast biedt het volkstuincomplex al geruime tijd de betrokken gebruikers de mogelijkheid te recreëren vlakbij de stad (zie ook paragraaf 3.1).

Natuur en ecologie

Natuur in de stad levert een belangrijke bijdrage aan een goed leefmilieu en aan de beleving ervan door de mensen die er wonen en werken. Maar ook voor plant en dier zijn duurzame, goed functionerende groengebieden en ecologische groenverbindingen van belang. Bruilweering is een ecologisch kerngebied groen. Het gebied ligt net ten oosten van de Nationale Ecologische Hoofdstructuur, het verbindt het buitengebied met het Stadspark en behoort dan ook tot de door de raad vastgestelde Stedelijke Ecologische structuur (SES; zie ook paragraaf 3.3).

Persoonsgebonden woonbeschikkingen en handhaving

Reeds in voorgaande bestemmingsplannen had het plangebied hoofdzakelijk een bestemming ten behoeve van volkstuinen. Permanent wonen was ter plaatse niet toegestaan; dit betekent dat de volkstuinders hun hoofdverblijf elders moesten hebben.

Het beleid om permanente bewoning op Bruilweering niet toe te staan is onveranderd; dit betekent dat de gemeente in beginsel verplicht is tot handhaving. Echter, een deel van de tuinhuisjes was en is in gebruik als permanente woning, dat wil zeggen: een woning als hoofdverblijf. In de situatie die is ontstaan door het niet-handhaven door de gemeente en vanwege het feit dat er voor 21 bewoners gedurende de planperiode geen zicht is op beëindiging van het niet-toegestane gebruik, heeft de gemeente ervoor gekozen permanente persoonsgebonden woonbeschikkingen te verlenen. Persoonsgebonden overgangsrecht is ook een uitweg die artikel 3.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening biedt. Personen die een permanente woonbeschikking hebben gekregen, mogen hier blijven wonen totdat zij verhuizen dan wel anderzins niet meer ter plaatse wonen. Enerzijds wordt zo rekening gehouden met de belangen van de betrokkenen, anderzijds wordt recht gedaan aan de gewenste ruimtelijke situatie doordat het illegale gebruik op termijn wordt beëindigd.

Redenen om het permanent wonen op Bruilweering in beginsel niet toe te staan zijn de volgende. Permanente bewoning leidt vaak tot een toename van verharding en bebouwing ten koste van groen en ecologie. Daarbij komt dat volkstuinhuisjes zowel qua omvang als qua technische eisen (bouwregelgeving) vaak niet geschikt zijn om permanent in te wonen en dat het wonen ten koste gaat van de ruimte voor recreatie. Mogelijk zijn bovendien spanningen tussen recreatieve tuinders en vaste bewoners, doordat zij een verschillende invulling van hun verblijf op Bruilweering nastreven.

2.2 Handhaving

Geschiedenis

Om de hiervoor genoemde redenen besloot het college van de gemeente Groningen begin 2000 tot handhaving. Per 1 juni 2001 werd hiermee een aanvang gemaakt. Onder meer werd op het complex een bord geplaatst waarop vermeld stond dat het wonen in Bruilweering niet was toegestaan. Naar de bestaande situatie werd een onderzoek gestart, dat in 2002 weer werd stilgelegd door burgemeester en wethouders.

In de jaren daarna kreeg de politie veel klachten over onder meer onderlinge overlast. Dit was de reden dat in 2006 opnieuw werd besloten de situatie te onderzoeken.

Het onderzoek betrof de omvang van de bebouwing op de percelen van het volkstuinencomplex en de individuele situatie van iedere eigenaar c.q. bewoner. Dit resulteerde erin dat bewoners die vóór 1 juni 2001 in hun tuinhuisje woonden een permanente persoonsgebonden beschikking kregen. Voor de datum van 1 juni 2001 is gekozen, omdat dit de start en de uitgangssituatie voor de handhaving was. Op de peildatum was voor alle, ook toekomstige gebruikers, duidelijk dat de gemeente verandering zou gaan brengen in de situatie dat jarenlang niet was opgetreden tegen permanente bewoning van de volkstuinhuisjes en dat dat gevolgen zou hebben voor de degenen die zouden overwegen een tuinhuisje voor permanente bewoning aan te gaan wenden. Afzien van handhaving zou kunnen leiden tot onduidelijkheid en verwarring bij burgers en tot rechtsongelijkheid en onrechtmatig handelen. In enkele gevallen is een permanente persoonsgebonden beschikking toegekend aan personen die na 1 juni 2001 ter plaatse zijn komen wonen, onder andere om sociaal-medische redenen.

Er zijn 21 bewoners, tevens eigenaar van het tuinhuis, met een permanente persoonsgebonden beschikking. De beschikking houdt in dat de met name genoemde personen ter plaatse mogen blijven wonen totdat zij het tuinhuisje verkopen of tot verhuizing of overlijden; de woonbeschikking is niet overdraagbaar. In de voorliggende bestemmingsplanregeling wordt met de permanente woonbeschikking rekening gehouden.

Besluitvorming

Het beleid van de gemeente inzake de handhaving op Bruilweering is verwoord in de nota Beleidsregels Handhaving bestemmingsplanvoorschriften Volkstuinencomplex Bruilweering (oktober 2010). Hierin is vermeld dat de handhaving op het volkstuinencomplex plaatsvindt volgens het op 28 maart 2007 vastgestelde Plan van Aanpak en verschillende aanvullende college- en raadsbesluiten.

Omdat verschillende onderdelen van het beleid in verschillende stukken waren verwoord, was het onoverzichtelijk voor zowel de belanghebbenden als voor de beleidstoepassers. Om aan dit probleem tegemoet te komen, werd het beleid in één nota bijeengebracht en, waar nodig, geherformuleerd. Met dat beleid zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd ten opzichte van de op dat moment bestaande praktijk. Het betreft:

  • a. het collegebesluit d.d. 25 november 2008 en het raadsbesluit d.d. 26 november 2008: het verstrekken van een Persoonsgebonden beschikking (PGB) ten behoeve van het wonen voor onbepaalde tijd, voor bewoners die al vóór 1 juni 2001 op Bruilweering permanent woonden (was 5 jaar);
  • b. het collegebesluit d.d. 25 november 2008 en het raadsbesluit d.d. 26 november 2008: het verstrekken van een Persoonsgebonden beschikking (PGB) ten behoeve van het wonen voor 4,5 jaar voor bewoners die al tussen 1 juni 2001 en 28 maart 2007 op Bruilweering permanent woonden (was 3,5 jaar);
  • c. het collegebesluit d.d. 21 oktober 2008: het verstrekken van een Persoonsgebonden beschikking (PGB) voor niet te legaliseren bouwwerken (die aanvankelijk moesten worden verwijderd);
  • d. het collegebesluit d.d. 21 oktober 2008: bij kleine bouwoverschrijdingen wordt niet handhavend opgetreden (deze bouwwerken moesten aanvankelijk worden verkleind).

Op het moment van eerstetervisielegging van het voorliggend bestemmingsplan is het wonen als bedoeld onder b niet meer actueel door het verstrijken van de daar bedoelde periode.

Hoofdstuk 3 De ruimtelijk - functionele structuur

3.1 Archeologie en historie

Het gebied Bruilweering ligt in de 'onlanden' ten zuidwesten van de stad. Het plangebied wordt begrensd door de Woldsloot aan de noord- en oostkant en de Drentse provinciegrens aan de westkant. Pas zeer recent is Bruilweering bij het grondgebied van de gemeente Groningen gekomen. Al in 1830 hoorde het gebied van Bruilweering bij Eelderwolde; de Woldsloot was de begrenzing van de gemeente Groningen.

De naam Bruilweering geeft enkele aanwijzingen over het gebruik van het land. Een 'weer' is in dit verband een door sloten omgeven stuk land. 'Bruil' is de Oost-Nederlandse vorm van het Hollandse 'Briel' (en het Friese 'Bril') en betekent laag, vochtig, waterig, moerassig, met gras of houtgewas begroeid land'. Dit veengebied leek een ongeschikte plek om te wonen: het waterde slecht af en het was drassig en zompig. Het gebied werd dan ook laat verkaveld, waarschijnlijk pas in de negentiende eeuw vanuit de Eelderwolder hooiweg, die ten westen van en parallel aan de huidige Ter Borchlaan van noord naar zuid liep.

Daarvóór was het een moerassig gebied dat deel uitmaakte van het stroomgebied van het Eelderdiep. Toch zijn er uit eerdere tijden wel sporen van bewoning gevonden. Even ten zuiden van het plangebied zijn laatmiddeleeuwse 'veenterpjes' bekend, verhogingen in het veen, waar gewoond werd, voordat het land werd verkaveld. In het plangebied bevinden zich naar alle waarschijnlijkheid geen veenterpjes (meer) (zie ook paragraaf 4.2).

Het verharde deel van het fietspad langs de Bruilweering gaat na de kruising met de Ter Borchlaan over in een onverhard oud pad dat in westelijke richting loopt richting de Peizermaden (Peizerweg).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0002.jpg"

Bruilweering op de Bonnebladen (1900-1916)

met de Woldsloot daarop duidelijk herkenbaar aangegeven

Bruilweering heeft reeds een eeuw een recreatieve functie. Deze is ontstaan na de aanleg van het Stadspark. Dit park werd aangelegd vanaf 1909 vanuit uit het particulier initiatief van Jan Evert Scholten op een stuk grond ten westen van de Paterwoldseweg. Het park was goed bereikbaar, sloot goed aan bij de geplande villawijk tussen de Eelderweg en het Hoornse Diep en lag in de directe nabijheid van het Drentse landschap. Het Stadspark werd vooral op zondag bezocht. Parkbezoekers reden op de fiets of met een koetsje naar het buitengebied. De Bruilweering, een reeds bestaand oud pad tussen de stad en de Peizermaden/ Peize, met haar statige eikenlaan werd een belangrijke verbinding.

Vanaf de jaren '20 van de vorige eeuw was er vanuit de burgerij een grote behoefte aan volkstuinen waar men zomers buiten de stad kon vertoeven. Deze werden aangelegd op de aantrekkelijk gelegen terreinen in de directe omgeving van het park. Zo ontstond onder meer volkstuinencomplex Bruilweering. De opzet van dit complex verschilt op een paar punten van het naastgelegen complex Piccardthof. Daar zijn de gronden in eigendom van de gemeente en is er een centrale vereniging voor alle tuinders. In Bruilweering zijn de tuinen in particulier eigendom en zijn er enkele verenigingen voor een deel van de percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0003.png"

Ligging Stadspark en Bruilweering begin 20ste eeuw

3.2 Ruimtelijke structuur

Het volkstuinencomplex 'Bruilweering' ligt aan de noordkant tegen de A7 aan. Een dichtbegroeid geluidsscherm en een brede watergang scheiden het complex van de weg; door het geluidsscherm is het onzichtbaar vanaf de A7. Aan de zuidkant grenst het complex direct aan de watergang rond de noordelijke rietkavels van de woonwijk de Piccardthof. Aan de oostkant liggen het volkstuinencomplex van 'ATV De Piccardthof' en de moestuinen van de tuindersvereniging Diverdoatsie ten noorden daarvan. Aan de westkant gaat het volkstuinencomplex 'Bruilweering' over in het Tynaarlose deel.

Dwars door het gebied ligt de centrale ontsluitingsweg, eveneens Bruilweering geheten. Dit was oorspronkelijk een onverharde, recreatieve route tussen het Stadspark en Drenthe door het agrarische buitengebied. De route loopt door tot aan de Groningerweg richting Peize. Halverwege de route takt vanuit het zuiden de oude Ter Borchlaan aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0004.png"

De weg Bruilweering als onderdeel van de wandelroute Groningen – Groningerweg

richting Peize. Uitsnede uit de plattegrond van Groningen uit ±1925, getekend door S.J. Bouma

 

Het volkstuinencomplex 'Bruilweering' is een wereld op zich, verscholen in het groen en door de vele bomen en struiken nauwelijks zichtbaar vanaf de weg. De verkaveling is pragmatisch. De interne, onverharde ontsluitingswegen liggen evenwijdig aan en haaks op de weg Bruilweering. De percelen zijn smal en diep. Ze zijn ingericht als tuin. Op de percelen staat kleinschalige bebouwing van één laag hoog. Langs de weg Bruilweering is de bebouwing zo ver mogelijk achterop de percelen gesitueerd, zodat de groene uitstraling van het complex naar de weg toe maximaal is. Het voorliggend bestemmingsplan houdt hiermee rekening door middel van een bouwvlak op de verbeelding. In de rest van het gebied ligt de bebouwing verspreid over de percelen. In de noordoosthoek van het plangebied bevinden zich nog enkele kleine, van oudsher agrarische of veenontginningspercelen. Ze doen vooral dienst als weiland.

Het doorlopende deel van de weg Bruilweering binnen de gemeentegrens is nu verhard. Het deel daarbuiten is onverhard gebleven en heeft aan weerszijden een fietspad. De gehele route heeft aan beide zijden een brede groenstrook met een sloot en bomen. De gemeente Groningen heeft het deel binnen de eigen grens tussen de Piccardtlaan en de Ter Borchlaan opnieuw ingericht. Het groene karakter van de groenstroken is belangrijk (zie hierna, de paragraaf 'Openbare ruimte'). Daarom hebben deze groenstroken voor het grootste deel de bestemming 'Groen'. Hierin mogen, met uitzondering van de smalle strook langs de weg met de aanduiding 'parkeren', geen verkeersvoorzieningen worden aangelegd. Het bezoekersparkeren vindt half op de weg en half in de groenstroken plaats (zie paragraaf 3.4 'Verkeer'). De meeste bewoners parkeren op eigen erf. De nieuwe doorstekers vanaf de weg door de groenstroken naar de ondergeschikte parallelle ontsluitingswegen op de voorzijde van de tuinpercelen maken dit mogelijk. Enkele percelen hebben geen parallelle ontsluitingsweg. De bewoners van deze percelen parkeren net als de bezoekers langs de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0005.png"

Ruimtelijke structuur

Langs de Ter Borchlaan staat van oudsher lintbebouwing. De laatste woning in dit lint ligt in het plangebied van dit bestemmingsplan; deze heeft de bestemming 'Wonen' gekregen.

De functie wonen is op het volkstuinencomplex 'Bruilweering' in beginsel niet toegestaan (zie hoofdstuk 2).

3.3 De groen-ecologische structuur

Voor de stad zijn vier beleidsplannen van toepassing voor de groeninrichting van de stad:

  • 1. het groenstructuurplan 'Groene pepers' (2008);
  • 2. het bomenstructuurplan 'Sterke stammen' (2014);
  • 3. de Stedelijke Ecologische Structuur (2014);
  • 4. doelsoortenbeleid Nota west.

Groningen is een compacte stad met een variatie aan voorzieningen op korte afstand van elkaar. Met verschillende soorten woon- en werkmilieus, ruimten en gebouwen, oud en nieuw, met dynamiek en rust en met evenwicht in bebouwing, water en groen. Het beleid richt zich onder meer op de completering en de kwalitatieve verbetering van de groenstructuur. Het doel is om de kwaliteit van de leefomgeving te versterken, een bijdrage te leveren aan een aangenaam stadsklimaat en een gevarieerde stadsnatuur te verkrijgen.

Op basis daarvan onderscheidt de gemeente een kwalitatief hoogwaardige basisgroenstructuur voor de hele stad. Grote parken als het Stadspark en de zone rondom de Piccardthofplas zijn onderdeel van de basishoofdgroenstructuur. Hier vallen ook de volkstuinen aan de Bruilweering onder.

In het gemeentelijk beleid inzake de Stedelijke Ecologische Structuur (SES) is het volkstuinencomplex aangewezen als Ecologisch kerngebied Groen en de oost-westlopende weg als Ecologische groenverbinding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0007.jpg"

Uitsnede Stedelijke Ecologische Structuur

De weg Bruilweering tussen de Piccardthof en de Ter Borchlaan loopt door het gelijknamige volkstuinencomplex en is beplant met een eikenlaan bestaande uit vier rijen met onderbeplanting. De bomenlaan zorgt voor een groen karakter van het gebied. De laan maakt de Bruilweering tot de belangrijkste hoofdbomengroenstructuur van het gebied. De Bruilweering ontsluit de aanliggende kavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0008.jpg"

Laan Bruilweering

Het volkstuinencomplex heeft een specifieke, intieme sfeer. Dit komt door de combinatie van vaste plantentuinen, moestuinen, kruiden, bosschages, composthopen en kleine bouwsels. Het complex wordt omgeven door (on)doordringbaar, ietwat verwilderd groen. Dit geheel benadrukt de specifieke charme van het gebied nog eens extra.

Naast het volkstuinencomplex langs de rand van de Zuidelijke Ringweg liggen enkele weitjes. Deze hebben een open karakter en daarmee een belangrijke recreatieve waarde. Ook dragen zij bij aan de natuurwaarde en daarmee de ecologische diversiteit van het gebied.

Het stedelijke ecologische beleid richt zich op het handhaven en ontwikkelen van de door de raad vastgestelde, stedelijke ecologische structuur en op een algemeen ecologisch duurzame inrichting.

Langs de A7 is ruimte gemaakt voor watercompensatie. Ook heeft watercompensatie plaatsgevonden door het herstellen van de oorspronkelijke watergangen langs de Bruilweering. Met het aanleggen van deze watergangen is ook de waterkwaliteit bevorderd.

3.4 Verkeer

De weg Bruilweering is een zogenaamde gebiedsontsluitingsweg. Hier geldt een maximumsnelheid van 50 km/u. De Bruilweering is voor het autoverkeer geen doorgaande weg, maar fungeert hoofdzakelijk als ontsluiting van het volkstuinencomplex. Het autoverkeer is bestemmingsverkeer van de volkstuinen. Volgens het gemeentelijk fietsbeleid is de Bruilweering een hoofdfietsroute, onderdeel van de doorgaande route langs de zuidelijke ringweg en ook een route richting het Stadspark.

Bij de herinrichting van de weg Bruilweering zijn extra inritjes gerealiseerd. Via deze inritjes kan het autoverkeer op de parallelstructuur aan beide zijden van de Bruilweering komen. Deze parallelstructuur geeft toegang tot de eigen percelen. Het parkeren van de gebruiker vindt voornamelijk plaats op de eigen percelen. Voor enkele gebruikers en voor het bezoekende verkeer heeft de gemeente langs de Bruilweering parkeerplaatsen aangelegd, deels op de weg en deels in het groen. Bij de fietstunnel die onder de A7 doorloopt, is een parkeerterrein aanwezig.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk gaat in op de wijze waarop bij het maken van het bestemmingsplan / het planvormingstraject rekening is gehouden met de omgeving. Aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten is aangegeven hoe de in het plangebied voorkomende functies op elkaar zijn afgestemd om overlast en ongewenste effecten op de omgeving te voorkomen.

4.1 Duurzaamheid, energie en leefomgevingskwaliteit

Dit bestemmingsplan maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Hierbij is het stimuleren van het toepassen van de duurzaamheidsprincipes het uitgangspunt, ook bij particuliere initiatieven.

4.2 Archeologie

Inleiding

In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valletta' ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet '88 en enkele andere wetten, zoals de ontgrondingenwet en de woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen in de bestemmingsplannen.

Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 daarom een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan voorschriften te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Die regels kunnen in enkele, op archeologische gronden geselecteerde, gebieden aan een 'omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' worden verbonden. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988, de erfgoedverordening van de gemeente en dit bestemmingsplan beschrijven vervolgens de procedure.

Bescherming van waarden

Direct ten zuiden van het gebied heeft een cluster veenterpjes gelegen. De veenterpjes wijken af van de bekendere terpen (Ezinge, Hogebeintum) in het kweldergebied in het noorden van Groningen en Friesland. De naam terp duidt waarschijnlijk op het feit dat de bewoningsplekken kunstmatig (dat wil zeggen: door mensenhanden) verhoogd zijn. Deze verhoging werd ter plaatse niet opgeworpen ter bescherming tegen het getij, maar tegen de nattigheid van het veen. Lang ging men er zelfs vanuit dat in een dergelijk drassig veengebied niet gewoond kon worden, maar de vondst van de veenterpen toont aan dat zich hier in de 12de/13de eeuw enkele pioniers vestigden. Volgens onderzoekers (Casparie 1988) bestaan de bewoningsresten uit 'ronde plekken verwerkt veen, gemengd met klei, zand, keileem en aardewerkscherven'. De doorsnede van deze zogenaamde veenterpjes was meestal enkele tientallen meters, de dikte kon oplopen tot een meter.

In het gebied zelf zijn geen veenterpen bekend, ondanks de karteringen van Clingenborg uit de jaren zestig, die deze ophogingen in het veen in kaart heeft gebracht. Mogelijk hebben zich in het plangebied veenterpen bevonden, maar de verwachting is dat de bebouwing en het gebruik van het gebied deze resten zeer waarschijnlijk hebben vernietigd. Hierom worden er geen archeologische dubbel- bestemmingen in het plan opgenomen. Mochten er toch archeologische resten worden aangetroffen, dan dienen die conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 gemeld te worden bij de gemeentelijk archeoloog.

4.3 Ecologie

Ecologische groenstructuur

Het plangebied ligt ten zuidwesten van het Stadspark in Groningen en bestaat uit een venige ondergrond dat zich uitstrekt tot aan het Peizerdiep. De noordoosthoek van het gebied ligt braak. Hier is geen bebouwing aanwezig.

Het gebied behoort tot de door de raad vastgestelde Stedelijke Ecologische structuur (SES) en is op de kaart van 2014 aangewezen als ecologisch kerngebied groen. Als verbindingszone tussen het buitengebied en de stad, met name het Stadspark, vormt de Bruilweering een waardevol groen lint.

Natuurwaarden

De belangrijkste natuurwaarden van het gebied zijn gelegen in de groenstrook langs de weg en langs de oostkant van het gebied. De boomlaag bestaat uit oude eiken en er zijn veel struiken aanwezig, waaronder gewone esdoorn, hazelaar, eenstijlige meidoorn en Amerikaanse vogelkers. De grote bomen in het gebied (zomereiken) zijn waardevol door hun omvang en ouderdom. Zij bieden een geschikt leefgebied aan de zeldzame eikenpage en hebben enige waarde als foerageergebied voor vleermuizen. Hoe hoger de ouderdom van de bomen, hoe groter de faunistische waarde is. Deze waarde is vooral aanwezig in de vorm van nestplaatsen voor vogels en verblijfplaatsen en foerageergebied voor vleermuizen.

Het volkstuinencomplex is vooral van waarde voor vogels en grondgebonden zoogdieren. Op het volkstuinencomplex zelf zijn vrijwel geen oude bomen aanwezig. Wel is de diversiteit aan bomen en struiken op het complex hoog. De bomen bieden volop broedgelegenheid aan tal van vogels. Grondgebonden zoogdieren, zoals de egel en verschillende muizensoorten en marterachtigen, vinden voldoende dekking in de hoogopgaande vegetatie op het braakliggende terrein aan de noordoostkant van het plangebied en in de vele “rommelhoekjes” binnen het volkstuinencomplex.

Door het gebied lopen verschillende sloten. Deze hebben over het algemeen een beperkte natuurwaarde door de steile oevers en de beschaduwde ligging. Een goed ontwikkelde oevervegetatie ontbreekt. Hierdoor heeft het water geen grote waarde als voorplantingswater voor libellen en amfibieën en ontbreken nectarplanten voor dagvlinders. Wel wordt hier af en toe een ijsvogel waargenomen.

Gewenste ontwikkeling

Natuur in de stad levert een belangrijke bijdrage aan een goed leefmilieu en aan de beleving ervan door de mensen die er wonen en werken. Daarnaast vraagt genetische uitwisseling tussen populaties om duurzame en goed functionerende groengebieden en ecologische groenverbindingen tussen de gebieden.

De Bruilweering is belangrijk als groenverbinding tussen de Nationale Ecologische Hoofdstructuur net ten westen van het plangebied en de Stedelijke Ecologische Structuur van de stad Groningen. Behoud van het gebied is dan ook van wezenlijk belang. De Bruilweering vormt de verbinding tussen het Stadspark, één van de belangrijkste groengebieden in de stad, en het buitengebied.

De passage onder de A7 door, aan de noordoostkant van het plangebied, vormt momenteel een knelpunt. Op dit moment liggen hier al een aquatische en een terrestrische faunapassage. De aquatische passage bestaat uit een watergang met een stuw aan de zuidzijde van de A7, waardoor vissen wel van het zuiden (Piccardthofplas) naar het noorden (kerngebied Stadspark) kunnen zwemmen, maar niet in omgekeerde richting. Voor een optimale werking is ook passeerbaarheid in omgekeerde richting nodig. Aanbevolen wordt om mogelijkheden hiertoe te onderzoeken.

Direct ten oosten van de aquatische passage loopt een terrestrische passage. Deze bestaat uit een van kunststof gemaakte ronde buis (diameter: 35 cm), die met verschillende hoeken van de zuidberm naar de noordberm van de A7 loopt. Hierbij is het grootste deel van de pijp opgehangen aan de bovenkant van het fietstunneltje dat ter plaatse onder de snelweg doorloopt. Uit onderzoek is gebleken dat deze passage niet functioneert. Voor een goede verbinding is verbetering van deze passage noodzakelijk.

Met name de oudere bomen in het gebied zijn waardevol voor vogels en vleermuizen als nestplaats, voedselvoorziening en trekroute. Er dient naar gestreefd te worden de oude eiken langs de weg en de oostkant van het gebied te behouden.

De oostzijde van het plangebied (langs de Piccardthoffietstunnel) dient als ecologische verbinding geschikt te blijven. Naast kruiden zijn bomen en struiken in deze zone van belang. Waar mogelijk moeten oevers meer ecologisch geprofileerd worden om de kwaliteit van water en oever te verhogen. Een nestwand voor ijsvogels kan daar deel van uitmaken.

Wet- en regelgeving

Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet alsook aan het stedelijke ecologisch beleid. De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur Structuur Peizermade bedraagt slechts een paar honderd meter, de afstand tot het Leekstermeergebied circa 3 kilometer. Omdat er in dit plan geen belangrijke nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien en er afscherming is door bestaande omringende bebouwing is er geen sprake van invloed ten gevolge van het voorliggend plan op beide gebieden.

4.4 Water

Beleid

Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk' het Groninger water- en rioleringsplan 2014-2018. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijke wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en van het waterschap Hunze en Aa's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0009.jpg"

Beleidskader

Het beleid is vertaald in ambities voor de gemeente Groningen. Na het maken van het eerste 'verbrede' GRP: het Groninger Water- en Rioleringsplan (GWRP) is het water- en rioleringsbeheer in Groningen goed op orde, maar in de totale waterketen moet worden bespaard en het moet efficiënter. Daarbij is het denken over afval sinds een aantal jaren aan het veranderen. Afval bestaat eigenlijk niet meer. Vrijwel alles wat oorspronkelijk werd bestempeld als afval, kan na bewerking opnieuw worden benut. Dit kan zijn voor energieproductie, maar in veel gevallen zijn er ook hoogwaardiger toe- passingen mogelijk. Afvalwater bijvoorbeeld bevat energie en voedingsstoffen die kunnen worden gebruikt in de landbouw. Maar naast nuttige stoffen bevat afvalwater ook steeds meer stoffen die niet in het milieu zouden moeten komen, zoals medicijnresten. Deze ontwikkelingen leiden tot nieuwe doelen, zoals het energiezuiniger maken van de afvalwaterketen, het sluiten van kringlopen door innovatie en het verbeteren van zuiveringsprocessen. Daarnaast blijven uiteraard de bestaande doelen voorop staan, zoals een water- en rioleringssysteem dat de volksgezondheid waarborgt en waar de burger op kan vertrouwen. Samenwerking kan er voor zorgen dat zowel de bestaande als de nieuwe doelen efficiënter en goedkoper kunnen worden behaald.

Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Water- toets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Openbare ruimte

Waterstructuur huidige situatie

Bruilweering ligt ten zuidwesten van het Stadspark in Groningen. Het plangebied bestaat uit een venige ondergrond die wordt ontwaterd door een aantal watergangen. Twee watergangen aan weerszijden van de rijbaan 'Bruilweering' voeren af richting een hoofdwatergang aan de oostkant van het plangebied. Deze hoofdwatergang, de Bruilweeringertocht, zorgt tevens voor de afvoer van het water in de Piccardthofplas.
Aan de noordkant ligt aan de onderkant van het wegtalud van de A7 de andere hoofdwatergang, die ook een afvoer heeft richting de Bruilweeringertochtsloot. Deze twee watergangen komen samen bij een de stuw, met streefpeil -1,65 m NAP, die zorgt voor de peilregulatie van het gehele plangebied. Na deze stuw vervolgt het water door middel van een duiker onder de A7 zijn weg richting het Stadspark. Hier komt het in de Wolventocht (zomerpeil -1,70 m / winterpeil -1,90 m NAP) met een afvoer richting het gemaal dat het water het Hoendiep (peil -0,93 m NAP) inpompt.


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0010.jpg"

Overzicht huidige watergangen

Waterstructuur geprojecteerde situatie
Op dit moment zijn er in dit gebied geen ontwikkelingen gepland die van invloed zijn op het grond- en/ of oppervlaktewater.

Waterfunctie
Groningen is een waterrijke stad en het water in de stad is zeer divers. Aan elk water in de stad is een functie toegekend. Voor elke functie is een streefbeeld opgesteld. Dit streefbeeld bepaalt het onder- houd en beheer. Functiegericht beheer en onderhoud sluit aan bij de centrale ambitie op watergebied: duurzaam stedelijk waterbeheer.



afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0011.jpg"

Huidige waterfunctie

In het gebied van het voorliggend bestemmingsplan komen de volgende functies voor:

  • duurzaam stedelijk water: de wateren in stedelijke groengebieden die onderdeel zijn van de Stedelijke Ecologische Structuur (SES).
    Ze hebben een zeer goede waterkwaliteit. De oever- en watervegetatie is een wezenlijk onderdeel van de biotoop.
  • stedelijk water: water dat in de regel in het stedelijk gebied en nabij woonwijken ligt.
    Het water dient voor berging van water en deels voor de aan- en afvoer van water.

Waterberging

In het gebied is voldoende water aanwezig om het neerslagoverschot, dat tijdens het klimaatscenario T=100+10% optreedt, te bergen. De lagere delen in het gebied lopen risico op wateroverlast.
Op de navolgende afbeelding is de ligging van deze kritieke punten weergegeven (Bron Stedelijke Wateropgave).


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0012.jpg"

Waterberging Bruilweering

Water en riolering bij in- en uitbreidingen

Bij eventuele ontwikkelingen in het gebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door verdere verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting: er moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist, mits de toename van het verhard oppervlak meer dan 750 m2 bedraagt. Als de toename van het verhard oppervlak minder dan 750 m2 bedraagt, is in de regel geen compensatie nodig.

Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit gecompenseerd worden door de aanleg van nieuwe watergangen/partijen. Het water moet indien mogelijk vertraagd afvoeren op de bestaande hoofdwatergangen door het plangebied.

Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is, dat geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstanddaling kan verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geïnfiltreerd en kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.

De aanleg van een vegetatiedak/groene daken kan, afhankelijk van de uitvoering, een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en, afhankelijk van de uitvoering, voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen: meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.

In de eventuele verdere uitwerking van de plannen moet duidelijk worden hoe de compensatie van de toename van verhard oppervlak gerealiseerd wordt.

Bodem

De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1,00 m zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 0,20 m zijn beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0,20 m beneden de fundering zijn. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte.

In de onderstaande tabel staat de drooglegging weergegeven.

Gebied   Waterpeil   Laagste maaiveld   Drooglegging  
Bruilweering
 
-1,65 m NAP   -0,85 m NAP   0,80 m  

Gesteld kan worden dat de ontwateringsdiepte in Bruilweering niet voldoet aan de norm van 1,00 m.

Riolering

De percelen in het plangebied zijn recentelijk aangesloten op het riool. Elk perceel heeft een aansluiting op het gemengde riool dat onder vrij verval richting de bestaande persleiding aan de westkant van Bruilweering stroomt. Via twee rioolgemalen en een persleiding voert het af richting het noorden (het kruist de A7, de wijk Kranenburg en het Stadspark) en loost op gemaal Geert Huizenga aan de Laan 1940-1945.

Bouwmaterialen

Ten behoeve van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater moet er bij de bouw van gebouwen naar gestreefd worden geen materialen te gebruiken die milieuverontreinigend zijn, zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Het toepassen van vegetatiedaken is een prima middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's e.d.

4.5 Milieu

Het voorliggend plan is een conserverend plan, dat in het kader van de actualisering van de oude bestemmingsplannen is opgesteld. Dit betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen in dit plan worden meegenomen. De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit conserverend bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bodem.

4.5.1 Bedrijven

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Op de gronden met de bestemming Recreatie zijn zelfstandige bedrijven niet toegestaan. Zie paragraaf 5.3.2 voor aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten binnen de bestemming Wonen.

4.5.2 Geluid

Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.

Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden: wegverkeers- lawaai, industrielawaai en spoorweglawaai.
Voor de bestaande situatie in dit plangebied is alleen wegverkeerslawaai relevant. In en langs het plangebied ligt als belangrijkste zoneplichtigeweg de Rijksweg A7. Deze zoneplichtige weg valt onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting vanwege deze weg op nabijgelegen geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrens- waarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor de bestaande situatie. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk kan een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

4.5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

In de stad Groningen voldoet de luchtkwaliteit al jaren aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. In de stad Groningen komen geen normoverschrijdingen voor. Daarom is er geen wettelijke verplichting om te rapporteren over de luchtkwaliteit. Om de burgers toch goed te informeren is in 2012 een verslag van de luchtkwaliteit 2011 opgesteld. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat vanwege de luchtkwaliteit er geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.5.4 Externe Veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term externe veiligheid wordt gehanteerd, omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van Infrastructuur & Milieu (I&M) is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor heeft het Rijk normen vastgesteld in de nota 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen'. In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de nota verder uitgewerkt. Deze normen hierin hebben nog geen wettelijke status. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.

Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.

Risicobronnen

De gemeente Groningen heeft de externe veiligheidssituatie voor het bestemmingsplan 'Bruilweering 2014' in beeld gebracht (zie bijlage 1 bij deze toelichting).

Uit de inventarisatie blijkt dat er zowel binnen als in de nabijheid van het plangebied risicobronnen aanwezig zijn. De volgende risicobron ligt binnen het plangebied: de hogedruk-aardgasleiding N-507-50-KR. Tevens is er buiten het plangebied een risicobron aanwezig, namelijk: Rijksweg A7 (Weg der Verenigde Naties).

Uit nader onderzoek is gebleken dat aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG).

Voor de hogedruk-aardgasleiding N-507-50-KR geldt dat het Steunpunt Externe Veiligheid het groepsrisico heeft berekend. Op basis van deze berekening kan geconcludeerd worden dat het groepsrisico geheel beneden de oriëntatiewaarde ligt.

In het kader van het bestemmingsplan 'Kranenburg-Stadspark' heeft de gemeente in 2011 een berekening uitgevoerd voor de Rijksweg A7. Uit de berekeningen blijkt dat de hoogte van het groepsrisico past binnen het bestaande wettelijke kader. De zogenaamde oriëntatiewaarde, een belangrijke ijkwaarde, wordt niet overschreden. Dit groepsrisico is in het kader van dit bestemmings- plan in 2011 reeds verantwoord. Voor meer informatie wordt verwezen naar de rapportage van de groepsrisicoberekening die als bijlage 1 bij deze plantoelichting is toegevoegd.

Op basis van het bestemmingsplan vindt er geen wijziging plaats van het groepsrisico. De verantwoording groepsrisico is uiteengezet in de veiligheidsstudie.

Groepsrisicoverantwoording

Er kan worden volstaan met een beperkte groepsrisicoverantwoording. Deze bestaat uit een beschouwing van de aspecten 'bestrijdbaarheid' en 'zelfredzaamheid'. De Veiligheidsregio Groningen heeft het volgende geconcludeerd.

'Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt, dat in het plangebied geen bluswater- voorzieningen aanwezig zijn. Nabij het plangebied bevindt zich wel open water dat als bluswater kan worden gebruikt. Verbetering van de bluswatervoorzieningen is wenselijk. Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt, dat het plangebied buiten het sirenebereik ligt van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem.'

De Veiligheidsregio Groningen adviseert om de bevolking bij een ramp op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.).

Conclusie

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.5.5 Bodem

De bodemfunctie in het plangebied betreft voornamelijk volkstuin (onder andere: moestuin). In het bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn geen ontwikkellocaties benoemd.

De toetsing van de bodemkwaliteit vindt plaats aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de functie van de bodem.

Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging.

Binnen het plangebied bevinden zich geen locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodem- verontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in dit plangebied evenmin diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt. Op basis van deze gegevens is de conclusie dat de bodem geschikt is als volkstuin/moestuin (zie bijlage 2 bij deze toelichting).

4.6 Kabels, leidingen en straalpaden

In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In elk plangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.
In het plangebied bevindt zich een gasleiding die als dubbelbestemming op de verbeelding en in de regels is opgenomen: een hogedrukgasleiding van de Gasunie met een diameter van 12 inch en een ontwerpdruk van 40 bar. In de externe veiligheidsstudie voor dit bestemmingsplan is het effect van deze leiding op zijn omgeving beschreven (zie paragraaf 4.5.4).

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Bruilweering 2014 voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.


Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen.

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, afwijken van de bouwregels en waar nodig specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels of een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (bestemmingsplannen.groningen.nl alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.

De papieren (analoge) verbeelding bestaat uit één kaartblad met schaal 1:1000. Deze verbeelding is getekend conform de PRABPK 2012 (Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart). De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

5.2 Geldende bestemmingsplannen en overige regelingen

In het plangebied vigeert momenteel bestemmingsplan Bruilweering, vastgesteld op 20 februari 1990 en goedgekeurd op 28 mei 1990, RG 70-90-3978 (provincie Drenthe). Dit plan wordt voor het Groningse deel door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.

5.3 Toelichting op de artikelen

5.3.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

De definities van 'hoofdverblijf' en 'permanente bewoning' zijn ontleend aan de 'Beleidsregels handhaving bestemmingsplanvoorschriften volkstuinencomplex Bruilweering'. Zij zijn van belang binnen de bestemming Recreatie (artikel 5) waaronder de volkstuinhuisjes vallen.

Met de definitie van een aantal begrippen is, vaak letterlijk, aangesloten bij de definitie, zoals opgenomen in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), dat op 1 november 2014 in werking is getreden. De definities 'achtererfgebied', 'bebouwingsgebied', 'dakvoet', 'daknok', 'openbaar toegankelijk gebied' en 'voorerfgebied' zijn letterlijk overgenomen en met de definitie van 'erf' is aangesloten bij bijlage II van het Bor.

Deze begrippen zijn vooral van belang voor de bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken in achtererfgebied binnen de bestemming Wonen (zie ook hierna de toelichting op artikel 8).

De regeling is gebaseerd op het uitgangspunt dat aan de voorkant van hoofdgebouwen in beginsel niet mag worden gebouwd en aan de achterkant juist wel. Doel is de ruimtelijke kwaliteit van het publieke domein te beschermen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0013.png"

Het achtererfgebied is het achtererf en het niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijerf. Het achtererfgebied begint op 1 meter achter de voorkant van de woning en loopt dan daaruit evenwijdig met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied.

Het erf dat niet bij het achtererf hoort, heet 'voorerf'. Woningen op een hoek zullen vaak aan twee zijden een voorerf hebben.

De grens tussen voor- en achtererfgebied loopt door het hoofdgebouw op 1 meter achter de voorkant. Op 1 meter achter die voorkant komt die lijn uit de zijgevel van het hoofdgebouw; de lijn loopt vervolgens buiten het hoofdgebouw verder, evenwijdig aan het openbaar toegankelijk gebied dat grenst aan het perceel waarop zich het hoofdgebouw bevindt. Meestal bevindt dit openbaar toegankelijk gebied, dus ook het voorerfgebied, zich aan de voorzijde van een perceel. Maar in hoeksituaties bevindt zich ook aan de zijkant van het hoofdgebouw voorerfgebied.

Voor exacte en gedetailleerde informatie over deze regeling: zie de formele tekst van sublid 8.2.3. Voor een uitgebreidere toelichting op deze regeling: zie de folder van de rijksoverheid, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten-en-publicaties/brochures/2014

Bestemmingsregels

Artikel 4 Groen

De bestemming Groen omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied. Het gaat hier om de zuidrand van het plangebied, de stroken groen aan weerszijden van de weg Bruilweering en het groen aan de noordoostzijde van het plangebied.

Artikel 5 Recreatie

De bestemming Recreatie betreft als belangrijkste functies: volkstuinen - met of zonder een volkstuinhuis en dagrecreatieve voorzieningen. In artikel 1 is een definitie gegeven van een (volks)tuinhuis: een huis voor recreatieve bewoning op een volkstuinencomplex voor één of meer personen die elders hun hoofdverblijf hebben; in artikel 1 is ook het begrip hoofdverblijf gedefinieerd.

In de bouwregels is in grote lijnen de regeling van het nu nog vigerend bestemmingsplan Bruilweering overgenomen; hierdoor blijft enerzijds het groene, natuurlijke en recreatieve karakter van het plangebied behouden en worden de bestaande rechten van de gebruikers niet aangetast.

Er is enige verruiming van de regeling ten opzichte van het nu nog vigerend bestemmingsplan Bruilweering: de maximale oppervlakte van de volkstuinhuizen mag worden overschreden met maximaal 1 meter ten behoeve van dakoverstekken en luifels tot maximaal 1 meter. Tevens zijn overkappingen toegestaan tot maximaal 20 m²; zij mogen maximaal 1 wand hebben. Een 'dakoverstek' van meer dan 1 meter (gemeten vanaf de gevel) wordt aangemerkt als een overkapping (en niet als een dakoverstek).

Ook de bestaande toegestane bebouwing is in dit plan geregeld (sublid 5.2.2).

Een deel van de illegale bebouwing is niet gelegaliseerd en daarom niet opgenomen in de regels.

Op 21 oktober 2008 heeft het College een persoonsgebonden beschikking afgegeven voor niet te legaliseren bouwwerken. Dit is een vorm van wraking, zoals ook blijkt uit de uitspraak van de ABRS van 27 oktober 2004, AB 2005, 4. De bebouwing blijft strijdig met wat planologisch is toegestaan en krijgt geen bouwvergunning. Echter, het college geeft met de beschikking de toezegging aan de geadresseerde van de persoonsgebonden beschikking dat ten aanzien van uitdrukkelijk genoemde illegale bebouwing niet handhavend zal worden optreden. Een persoonsgebonden beschikking dan wel het persoonsgebonden overgangsrecht is niet overdraagbaar en gaat ook anderszins niet over op rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel.

In artikel 5.4 is expliciet vermeld dat het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en gebouwen ten behoeve van permanente bewoning of bedrijfsmatige activiteiten wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

Artikel 6 Verkeer

De bestemming Verkeer betreft de hoofdverkeersstructuur: de oost-westlopende doorgaande weg door Bruilweering en de Ter Borchlaan en Piccardtlaan voor zover die zich in het plangebied bevinden.

Artikel 7 Water

De bestemming Water betreft de grote waterpartijen ten behoeve de waterberging aan de noordoostzijde van het plangebied, de Woldsloot voorzover die zich in het plangebied bevindt en de hoofdwatergangen ter weerszijden van de oost-westlopende doorgaande weg door Bruilweering.

Artikel 8 Wonen

De bestemming Wonen betreft alleen de woning die zich aan de uiterste noordoostzijde van de Ter Borchlaan bevindt.

De regels van de bestemming Wonen zijn gericht op een sterke ruimtelijke karakteristiek met -in aansluiting op het Besluit omgevingsrecht- veel ruimte voor bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied.

Bijbehorende bouwwerken , zoals aan-en uitbouwen, bijgebouwen, carports en serres in achtererfgebied (sublid 8.2.3)

Voor de regeling van bijbehorende bouwwerken is aangesloten bij de omgevingsvergunningvrije regeling in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) 2014. Voor een goed begrip van de regeling: zie de relevante definities in artikel 1.

De bij een woning behorende bouwwerken in het achtererfgebied (zie de afbeelding en de omschrijving hierna) zijn vergunningvrij als ze voldoen aan de voorwaarden die zijn beschreven in sublid 8.2.3 van dit bestemmingsplan. Globaal geldt het volgende.

  • Binnen een afstand van 4 meter van het oorspronkelijk hoofdgebouw is voor wat betreft bijbehorende bouwwerken meer toegestaan dan buiten die afstand. Er mag bijvoorbeeld hoger worden gebouwd.
  • Bij een bebouwingsgebied tot 100 m² mag 50% worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, bij grotere percelen meer.
  • De bouwwerken moeten op de grond staan (en zijn dus zonder kelder).
  • Op een afstand van meer dan 4 meter van het hoofdgebouw moeten bijbehorende bouwwerken ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw. Een tuinschuurtje mag dan bijvoorbeeld wel, een echte woonfunctie niet.

Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

In dit artikel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval in strijd met dit bestemmingsplan zijn.

Artikel 13 Parkeren

In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeer- en/of laad- en losgelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is mogelijk op grond van artikel 3.1.2 onder a van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15 Overgangsrecht

Algemeen overgangsrecht

De redactie van lid 15.1 en lid 15.2 is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Met het overgangsrecht wordt beoogd een tijdelijke legale situatie te overbruggen totdat de gewenste bestemming met inachtneming van opgenomen voorschriften wordt verwezenlijkt. Het is bedoeld voor gebruik dat binnen de planperiode zal worden beëindigd.

Het overgangsrecht wordt in een bestemmingsplan opgenomen teneinde de bestaande gebruiker die

gerechtvaardigde rechten en belangen heeft de mogelijkheid te bieden het gebruik voort te zetten totdat de gegeven bestemming overeenkomstig de voorschriften wordt verwezenlijkt.

Uit het karakter van het overgangsrecht vloeit voort dat dit beperkt moet worden opgevat. Het is alleen bedoeld voor bestaande gebruikers die gerechtvaardigde rechten en belangen hebben.

Persoonsgebonden overgangsrecht (artikel 15.3)

In beginsel dient voor het illegaal gebruik in het geheel geen regeling in het plan te worden opgenomen. Echter, wanneer niet aannemelijk is dat het gebruik door handhaving of anderszins binnen de planperiode zal worden beëindigd, kan voor deze concrete vorm van bestaand gebruik in het plan een andere regeling worden getroffen. Artikel 3.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening biedt de raad de mogelijkheid om voor een of meer natuurlijke personen persoonsgebonden overgangsrecht op te nemen. Daartoe kan de raad overgaan in gevallen waarin het bestaande gebruik, gelet op artikel 3.2.2, vierde lid, van het Bro, niet onder de werking van het algemene overgangsrecht zou vallen en handhavend optreden tot een onbillijkheid van overwegende aard als bedoeld in artikel 3.2.3 van het Bro zou leiden.

In het voorliggend bestemmingsplan is in artikel 15.3 het persoonsgebonden overgangsrecht toegekend aan 21 natuurlijke personen; zij zijn allen eigenaar-bewoner. Het betreft de volgende adressen met postcode 9728 XB: Bruilweering 230, 235, 257, 304, 315, 404, 405, 410, 411, 414, 416, 417, 418, 426, 430, 503, 509, 512, 518, 524 en 527, zoals weergegeven op de verbeelding. De personen die hier woonden op 1 juni 2001 hebben een permanente persoonsgebonden beschikking (PGB) gekregen. Zij hadden op 1 juni 2001 hun hoofdverblijf in het volkstuinencomplex Bruilweering. In enkele gevallen is een permanente persoonsgebonden beschikking toegekend aan personen die na 2001 ter plaatse zijn komen wonen, onder andere om sociaal-medische redenen.

De volkstuinhuisjes waarvoor een permanente persoonsgebonden gedoogbeschikking is verleend, zijn aangegeven op de verbeelding met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-persoonsgebonden beschikking'. Permanente bewoning betekent hier: het gebruik van een adres op Bruilweering als hoofdadres. Dat mag voortduren zolang de persoon die een persoonsgebonden beschikking heeft ter plaatse blijft wonen, eventueel samen met het eigen gezin. Daarna is nog uitsluitend de recreatieve bestemming toegestaan.

Het is niet toegestaan nieuwe bebouwing ten behoeve van de woonfunctie op te richten of de bestaande woonfunctie uit te breiden.

Een persoonsgebonden beschikking dan wel het persoonsgebonden overgangsrecht is niet overdraagbaar en gaat ook anderszins niet over op rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel.

Artikel 16 Slotregel

Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

Interpretatieve gebruiksbepalingen

Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.

5.3.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De hier bedoelde regeling betreft uitsluitend de bestemming Wonen, die zich in de zuidwesthoek van het plangebied bevindt.

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk

Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 8.4.

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 8.4, voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken (bijlage 1 bij de Regels).

Hoofdstuk 6 Participatie, inspraak en overleg

6.1 Participatie

Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, door middel van

een kennisgeving in de Gezinsbode van 27 februari 2014, van het voornemen tot het maken van het voorliggend bestemmingsplan. In dat stadium zijn geen stukken ter inzage gelegd, er is evenmin gelegenheid geboden zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen en onafhankelijke instanties zijn niet in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het voornemen.

Op 7 april 2014 heeft een overleg over het bestemmingsplan plaatsgevonden met drie gebruikers van volkstuinencomplex Bruilweering. In hoofdlijnen is het volgende besproken.

Over het algemeen werd de toon van het bestemmingsplan als positief beoordeeld. Naar aanleiding van deze opmerking is, waar dit niet het geval was, het bestemmingsplan (enigszins) aangepast.

Voorts is gesteld dat ten gevolge van de meetmethode de bouwmogelijkheden in het voorliggend bestemmingsplan beperkter zijn dan voorheen; het gaat met name om dakoverstekken en luifels. Naar aanleiding van deze opmerking is de toegestane bebouwingsregeling verruimd (artikel 5). Ter toelichting: Gedurende de afgelopen jaren heeft de gemeente bij het bepalen van de oppervlakte van de volkstuinhuisjes afgezien van handhaving van dakoverstekken en luifels tot 1 meter.

Verzocht is meer en diepere parkeerstroken langs de weg Bruilweering mogelijk te maken. Naar aanleiding van deze opmerking maakt het bestemmingsplan meer parkeerstroken mogelijk. Op de verbeelding is een diepte voor de parkeerstroken aangegeven van 1 meter conform het nsplan. (N.B. De herinrichting heeft inmiddels volgens het inrichtingsplan, en met meer parkeerstroken, plaatsgevonden.)

Tot slot is verzocht bij de inrichting van het gebied rekening te houden met de bestrating van de weg Bruilweering, verlichting aan te brengen voorop de tuinpercelen ter plaatse van de ontsluitings- weggetjes parallel aan de weg Bruilweering en verbodsborden tegen het parkeren te plaatsen bij de inritten aan de weg Bruilweering. Deze verzoeken zullen worden beoordeeld op hun haalbaarheid. Het voorliggend bestemmingsplan is hiervoor niet een geschikt middel, omdat hierin geen inrichtingseisen worden gesteld.

6.2 Inspraak

Op 24 juni 2014 is het voorontwerp-bestemmingsplan Bruilweering 2014 vrijgegeven voor inspraak en vooroverleg. De formele inspraakperiode van vier weken is van start gegaan op 22 augustus 2014 na een advertentie in de Gezinsbode. Het betrof uitsluitend schriftelijke en digitale inspraak.

Er zijn inspraakreacties ingediend door:

  • 1. een bewoner van een tuinhuisje in de 200-serie;
  • 2. een bewoner van een tuinhuisje in de 400-serie.

De inspraakreacties zijn hierna samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De integrale reacties zijn als afzonderlijke bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Ad 1.

Inspraakreactie

  • a. Legalisering van de bestaande bebouwing
    In het nu geldende bestemmingsplan is de bestaande situatie gelegaliseerd. Dit is bevestigd in een brief van de gemeente Groningen aan de gebruikers van het volkstuincomplex. Het voorontwerp- bestemmingsplan mist een vermelding hiervan/verwijzing hiernaar of opname van de lijst in de bijlage.
  • b. Persoonsgebonden woonvergunning; privacy
    Lid 15.3 sub 3 zou ook de Gemeentelijke Basisadministratie moeten vermelden conform de gedoogvergunning. De verwijzing naar het bepaalde in lid 15.2 sub 3 (het verbod op hervatting van het strijdig gebruik na onderbreking gedurende meer dan 1 jaar) vervalt dus ook.
    Lid 15.3 vermeldt een lijst van bewoners met een persoonsgebonden beschikking. Hierdoor wordt de privacy van deze mensen aangetast.
  • c. Bouwgrens 400- en 500-serie
    Het bebouwingsoppervlak van de 400- en 500-serie is enorm verkleind, doordat huisjes en schuurtjes straks alleen nog op het achterste gedeelte worden gebouwd, dicht naast elkaar. Uit het oogpunt van brandveiligheid is het beter om bij nieuwbouw de huisjes iets verder naar voren te plaatsen, ook om de rechten van de eigenaren niet onnodig te beperken.
  • d. De toelichting
    De toelichtende tekst over de herinrichting moet worden geactualiseerd; de ecologische paragraaf wekt de indruk dat het gebied geen volkstuingebied blijft.

Gemeentelijke reactie

Ad a. Legalisering van de bestaande bebouwing

In lid 5.2 is de reguliere regeling voor toegestane bouwwerken opgenomen: afhankelijk van het perceel mag een bepaald percentage worden bebouwd. Deze regeling sluit aan bij de regeling in het oude te vervangen bestemmingsplan.

De gemeente heeft enkele jaren geleden de bestaande bebouwing geïnventariseerd en gedeeltelijk gelegaliseerd (zie hoofdstuk 2). In het voorliggend bestemmingsplan is ten behoeve van de gelegaliseerde bestaande bouwwerken (met een ruimer oppervlak dan volgens de reguliere regeling is toegestaan) een regeling opgenomen (sublid 5.2.2). Gebouwen die niet onder de reguliere regeling van toegestane bouwwerken vallen en niet zijn gelegaliseerd, zijn niet geregeld in dit bestemmingsplan.

Conclusie: De bouwregels zijn gedeeltelijk aangepast (artikel 5).

Ad b. Persoonsgebonden woonvergunning; privacy

Hoewel het de vraag is of de privacy van mensen met een persoonsgebonden beschikking wordt aangetast door opname van een lijst met persoonsgebonden beschikkingen die uitsluitend op papier beschikbaar worden gesteld, kunnen wij akkoord gaan met een aanpassing van de persoonsgebonden overgangsrecht, zoals voorgesteld in de inspraakreactie. De namenlijst van bewoners met een persoonsgebonden beschikking is vervallen.

Ook het verbod op hervatting van het strijdig gebruik na onderbreking gedurende meer dan 1 jaar is vervallen, zodat beter kan worden ingespeeld op uitzonderingsgevallen bij een langdurige gerecht- vaardigde onderbreking van het gebruik van een volkstuinhuisje als woning.

Bij de nu opgenomen regeling is ook de Gemeentelijke Basisadministratie vermeld.

Conclusie: De persoonsgebonden overgangsregeling inzake permanente bewoning is aangepast (lid 15.3).

Ad c. Bouwgrens 400- en 500-serie

Zoals ook blijkt uit de verbeelding is er steeds het beleid geweest om gebouwen teruggelegd op de kavel te plaatsen om het groene en recreatieve karakter van de weg Bruilweering te behouden, zowel voor gebruikers van het volkstuinencomplex als voor passanten. Veranderingen zijn met dit plan niet beoogd. Het gaat hier dus om het behoud van de feitelijk bestaande situatie. Omdat de situatie niet verandert ten gevolge van het voorliggend plan worden de rechten van eigenaren niet onevenredig beperkt.

Conclusie: De regeling is ongewijzigd gebleven.

Ad d. De toelichting

De toelichtende tekst over de herinrichting is geactualiseerd.

Er bestaat geen bezwaar tegen om in de inleiding expliciet te vermelden dat dit bestemmingsplan het behoud van het volkstuinencomplex ten doel heeft.
Conclusie: De hoofdstukken 1 en 3 van de toelichting zijn aangepast.

Ad 2.

Inspraakreactie

De bewoner uit zijn ongenoegen en bezorgdheid.

Gemeentelijke reactie

Het blijkt dat de bewoner een permanente persoonsgebonden woonbeschikking heeft, maar niet als zodanig op de verbeelding is opgenomen. Dit is ten onrechte en geldt eveneens voor nog een bewoner van het complex.

Conclusie: De verbeelding, die in samenhang met lid 15.3 moet worden gelezen, is aangepast.

6.3 Overleg

In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan toegezonden aan de bij het plan betrokken instanties. Daarop is gereageerd door de provincie, waterschap Noorderzijlvest, de Gasunie, Tennet en de Veiligheidsregio Groningen. Het bestemmingsplan geeft alleen de Gasunie en de Veiligheidsregio aanleiding tot enkele opmerkingen over het bestemmingsplan.

De Gasunie

De Gasunie verzoekt:

  • a. de verbeelding aan te passen zodat ter plaatse van de dubbelbestemming Leiding-Gas niet kan worden gebouwd en in de regels voorrang te geven aan de dubbelbestemming 'Leiding-Gas';
  • b. in artikel 9 lid 3 het woord onevenredig te schrappen, te vermelden dat de veiligheid van de gasleiding niet mag worden geschaad en op te nemen dat vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder en dat er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • c. sublid 9.4.1 inzake de vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (lid 9.4) uit te breiden met 'het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen'.

Gemeentelijke reactie

Ad a. Wij zijn het eens met het niet bebouwen van de zone met de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' en het voorrang geven aan de dubbelbestemming. Dit is dan ook zo reeds geregeld in lid 9.2 door middel van de zinssnede 'in afwijking van bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en)'.

Ad b en c. Wij kunnen instemmen met de verzoeken opgenomen onder b en c en hebben de tekst van de leden 9.3 en 9.4 overeenkomstig aangepast.

Veiligheidsregio Groningen

De Veiligheidsregio stelt dat er in het plangebied sprake is van externe veiligheidsrisico's door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A7 en door een hogedrukaardgastransportleiding. Het plangebied ligt in de invloedsgebieden van deze risicobronnen. Hierdoor is verantwoording van de groepsrisco's noodzakelijk. De aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid maken onderdeel uit van deze verantwoording.

Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt, dat in het plangebied geen bluswater- voorzieningen aanwezig zijn. Nabij het plangebied bevindt zich wel open water dat als bluswater kan worden gebruikt. Verbetering van de bluswatervoorzieningen is wenselijk.

Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt, dat het plangebied buiten het sirenebereik ligt van het bestaande waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). De Veiligheidsregio adviseert om de bevolking bij een ramp op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.).

Tot slot adviseert de Veiligheidsregio om het advies te vertalen naar de externe veiligheidsparagraaf en mee te laten wegen in de verantwoording van het groepsrisico.

Gemeentelijke reactie

Het advies van de Veiligheidsregio is opgenomen in de externe veiligheidsparagraaf (paragraaf 4.5.4) en zal worden meegewogen in de verantwoording van het groepsrisico.

De overlegreacties zijn integraal bijgevoegd in bijlage 3 bij deze toelichting.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid / exploitatie

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen

betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de

gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Bruilweering 2014 heeft echter betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten. De door de gemeente te maken kosten bestaan uitsluitend uit plankosten en de kosten van onderzoek, dat nodig is met het oog op de voorbereiding van het plan. De kosten worden gedekt uit het beschikbare budget voor actualisering van bestemmingsplannen.

Omdat het voorliggende plan een actualisering vormt van een geldende planologische regeling en voornamelijk de bestaande toestand vastlegt, hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. De bouwmogelijkheden, die volgens de vigerende regelingen bestaan, worden in het nieuwe bestemmings- plan niet gewijzigd of uitgebreid. Er doet zich dus geen mogelijkheid voor van kostenverhaal als bedoeld in afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening.