direct naar inhoud van Bijlagen bij de toelichting
Plan: Bestemmingsplan Bruilweering 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01

Bijlagen bij de toelichting

Bijlage 1 Externe Veiligheid

1 Inleiding

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect 'externe veiligheid' voor dit bestemmingsplan heeft de gemeente Groningen een veiligheidsstudie uitgevoerd. Deze studie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • een inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
  • de analyse van de invloed van risicobronnen op de veiligheidssituatie;
  • de toetsing van de veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • de beoordeling van de noodzaak van een verantwoording groepsrisico;
  • conclusie.

De studie is uitgevoerd in september 2013 ten behoeve van de beoordeling van het bestemmingsplan. De uitkomsten van de studie vormen de basis voor de externe veiligheidsparagraaf van dit bestemmingsplan (paragraaf 4.5.4).

2 Toelichting externe veiligheid

Definitie externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en door buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen (externen) die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

In het begrip 'risico' zijn kansen en effecten aan elkaar gekoppeld. Bij externe veiligheid gaat het om ongelukken met kleine kansen en grote effecten. Het beleidsveld externe veiligheid richt zich op de beheersing van deze risico's.

Risiconormen

De risiconormering voor externe veiligheid concentreert zich rond twee begrippen: plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Hieronder worden deze toegelicht.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft het minimale wettelijke niveau voor de bescherming van individuele burgers.

Het is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval bij een risicobron, aangenomen dat de persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.

In het plaatsgebonden risico zijn twee kansen verwerkt:

  • de kans op het plaatsvinden van een ongeluk, waarbij een gevaarlijke stof vrijkomt;
  • de kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg hiervan.

Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10-6) per jaar zijn.

Met het groepsrisico (GR) wordt een maat gegeven voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Het is de kans per jaar dat een groep van tenminste 10 personen tegelijk overlijdt als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron én een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

De hoogte van het groepsrisico is afhankelijk van twee factoren:

  • de jaarlijkse kans dat zich een ongeval met een gevaarlijke stof voordoet;
  • het aantal potentiële slachtoffers in het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Het GR legt een relatie tussen deze twee factoren.

3 Wettelijk kader

Inleiding

Om de externe veiligheidsrisico's te beheersen heeft de rijksoverheid een aantal nota's, circulaires en besluiten opgesteld die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor respectievelijk inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Het rijksbeleid staat niet op zichzelf. Ook de provincie Groningen en de gemeente Groningen hebben veiligheidskaders vastgesteld.

Rijksbeleid

Risicobedrijven

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Daarnaast stelt het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO-1999) eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland. Het BEVI verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Ten aanzien van transportrisico's zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota 'Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen'(RNVGS, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2005) en de Circulaire 'Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, in nauwe samenwerking met VROM, 2004) verschenen. De circulaire bevat veiligheidsnormen voor het vervoer en voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes. Gemeenten dienen hiermee rekening te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Binnenkort wordt volgens de planning het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) vastgesteld. Het BTEV is vergelijkbaar met het BEVI en bevat risiconormen voor transportroutes.

Hogedruk-buisleidingen

Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB).

Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Groningen

In januari 2010 heeft de gemeente Groningen een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (Beleidsregel Externe Veiligheid gemeente Groningen, 2010). Hierin geeft de gemeente Groningen aan hoe zij binnen haar grenzen met het milieuaspect externe veiligheid om wil gaan. In de visie worden randvoorwaarden geformuleerd voor nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bevat de visie een afwegingskader voor de initiatieffase van nieuwe ontwikkelingen.

Provinciaal Basisnet Groningen

Voor de provinciale wegen heeft de provincie beleid opgesteld: het beleidsstuk 'Veilig op weg, veiligheid rondom de weg'. De uitwerking daarvan is verwoord in 'Het provinciaal basisnet Groningen', 2010. 'Het provinciaal basisnet' bevat daarnaast aanvullende regels voor rijks- en spoorwegen ten behoeve voor extra bescherming van minder zelfredzame personen. Het betreft een robuust systeem, waarin de externe risico's van transport van gevaarlijke stoffen zijn beschouwd en de gevolgen inzichtelijk zijn gemaakt.

4. Risicosituatie plangebied

Inventarisatie risicosituatie

De gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Risicobronnen zijn:

  • bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd;
  • transportassen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • buisleidingen voor transport van aardgas onder hoge druk en voor K1, K2 en K3-vloeistoffen.

De inventarisatie bestaat in eerste instantie uit het in kaart brengen van de risicobronnen in en nabij het plangebied en uit een analyse van de invloed die deze bronnen hebben voor de veiligheid.

Bedrijven/inrichtingen

Zowel binnen het plangebied als in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig.

Transport gevaarlijke stoffen

Rijksweg A7, Weg der Verenigde Naties,

  • vervoer gevaarlijke stoffen,
  • deel van het nationaal basisnet,
  • plasbrandaandachtsgebied (PAG) 30 m,
  • toetsingsgebied GR 200 m,
  • ligging: grenst aan de noordkant van het plangebied.

Waterweg

Er zijn geen waterwegen in of nabij het plangebied aanwezig die invloed hebben op de externe veiligheidssituatie binnen het plangebied.

Spoorwegen

Er zijn geen spoorwegen in of nabij het plangebied aanwezig die invloed hebben op de externe veiligheidssituatie binnen het plangebied.

Buisleidingen

Hogedruk-aardgasleiding, N-507-50-KR,

  • transport van aardgas onder hoge druk,
  • beheer Gasunie,
  • ongevallenscenario: ontsteking van vrijkomend gas,
  • leidinggegevens: 12 inch, 40 bar,
  • ligging: binnen het plangebied.

Samenvatting en conclusie

Uit de inventarisatie blijkt dat er zowel binnen als in de nabijheid van het plangebied risicobronnen aanwezig zijn. De volgende risicobron ligt binnen het plangebied: hogedruk-aardgasleiding N-507-50-KR. Tevens is er buiten het plangebied een risicobron aanwezig, namelijk: Rijksweg A7, Weg der Verenigde Naties. De invloed van deze risicobronnen worden hierna beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0014.png"

Plangebied met risicobronnen: hogedrukaardgasleiding en Rijksweg A7

5. Nader onderzoek en relevante risicobronnen

5.1 Inleiding

De aanwezigheid van risicobronnen heeft consequenties voor de veiligheid van het bestemmingsplan als er harde risicocontouren (PR of PAG) of invloedsgebieden van het groepsrisico (GR) over het plangebied liggen. Hierna worden de risicobronnen en hun invloed op het plangebied nader beschreven. Tevens wordt aangegeven of het groepsrisico moet worden verantwoord en of de hoogte ervan aanvaardbaar is. Ook wordt toegelicht of de aanwezigheid van de risicobronnen het treffen van veiligheidsmaatregelen of het opnemen van aanvullende voorschriften noodzakelijk maakt.

5.2 Rijksweg A7 (Weg der Verenigde Naties)

Beschrijving

De Rijksweg A7 ligt tegen de noordelijke grens van het plangebied en betreft het traject van de afslag Westpoort naar het Julianaplein. Aangezien er over deze weg vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, heeft het rijk deze opgenomen in het nationaal Basisnet.

Plaatsgebonden risico

Het betreffende traject heeft volgens het nationaal Basisnet een Prmax van 12 meter. Deze contour ligt echter op de weg zelf en dit betekent dat het PR ten gevolge van het wegtransport geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.

Plasbrand-aandachtsgebied (PAG)

Voor de A7 geldt dat, er in het nationaal Basisnet een plasbrandaandachtsgebied is vastgesteld van 30 meter.

Groepsrisico

Het invloedgebied van de A7 waarbinnen het groepsrisico moet worden bekeken, ligt voor een deel over het plangebied. Met behulp van het rekenprogramma RBM-II heeft het Steunpunt externe veiligheid Groningen in 2011 (in het kader van het bestemmingsplan 'Kranenburg') het groepsrisico berekend voor de A7. De berekeningen zijn uitgevoerd met vervoersaantallen zoals genoemd in Bijlage III van het Provinciaal Basisnet Groningen.

Over de A7 worden verschillende soorten gevaarlijke stoffen vervoerd. Hieronder staat een toelichting op de stofcategorieën en een overzicht van de gebruikte vervoersfrequenties.

stofcategorie   voorbeeld  
LF1   brandbare vloeistoffen   dieselolie  
LF2   brandbare vloeistoffen   benzine  
LT1   toxische vloeistoffen   acrylnitril  
LT2   toxische vloeistoffen   propylamine  
GF3   brandbaar gas   propaan  

Overzicht stofcategorieën

Stofcategorie   A7  
LF1   0  
LF2   0  
LT1   0  
LT2   0  
GF3   1.500  

Overzicht vervoersfrequenties A7

Resultaten groepsrisicoberekening

Conform de eisen van de Circulaire RVGS dient het risico per kilometer tracé te worden beschouwd. Hieronder staat een afbeelding van het onderzochte gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0015.png"

Modelomgeving RBM berekening A7 (en N370)

Groepsrisico bestaande situatie

N360

In onderstaande figuur staat het groepsrisico weergegeven voor de Rijksweg A7 en de provinciale weg N370, uitgaande van de bestaande bevolkingsgegevens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0016.png"

Groepsrisico N370 en A7

Op basis van de FN-curve (groepsrisicocurve) in paragraaf 5.3 kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico van de totale route nagenoeg gelijk is aan de oriëntatiewaarde (overschrijdingsfactor 1,04).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0017.png"

Groepsrisico N370 en A7 (locatie Rozenburglaan 1)

5.3 Hogedruk-aardgasleiding, N-507-50-KR

Leidinggevens

In het plangebied ligt een hogedrukgasleiding. De leidingen heeft een diameter van 12 inch en een ontwerpdruk van 40 bar. De leiding wordt beheerd door de Gasunie.

Plaatsgebonden risico

Voor een dergelijke leiding geldt volgens het BEVB een belemmeringenstrook van 4 meter. Voor het plaatsgebonden risico geldt dat (PR 10-6 ) deze op de buisleiding zelf valt. Deze risicocontour levert dus geen belemmering op in dit geval.

Groepsrisico

De afstand waarbinnen het groepsrisico moet worden beschouwd bedraagt 140 meter aan weers- kanten van de leiding. Het Steunpunt Externe Veiligheid heeft het groepsrisico voor deze leiding berekend met het rekenprogramma CAROLA. In onderstaande FN-curve is het groepsrisico van de buisleiding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0018.png"

FN-curve groepsrisico hogedruk-aardgasleiding

Op basis van de FN-curve kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico geheel beneden de oriëntatiewaarde ligt. De overschrijdingsfactor is volgens het rekenprogramma gelijk aan 0,018.

Het complete CAROLA-rapport is als afzonderlijke bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd.

5.4 Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de regionale brandweer Groningen het volgende advies gegeven.

5.4.1 Bestrijdbaarheid

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding van, en de beperking van de omvang van een ramp of een zwaar ongeval. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Om de bestrijdbaarheid goed te kunnen beoordelen, is gekeken naar:

- effecten van een incident met gevaarlijke stoffen;

- bereikbaarheid van het plangebied en de risicobronnen;

- bluswatervoorzieningen binnen het plangebied en bij de risicobronnen.

Effecten

Het plangebied is beoordeeld op de effecten die hier kunnen optreden in geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij is gekeken welke stoffen dan wel stofcategorieën een gevaar opleveren en tot op welke afstand effecten kunnen optreden. Uit de beoordeling blijkt het volgende. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A7 zijn drie ongevalscenario's mogelijk, namelijk een plasbrand, een explosie (BLEVE), en/of het vrijkomen van een toxische wolk. Uit referentiescenario's' blijkt dat bij een plasbrand de 1% letaliteitsgrens op 60 meter ligt. Bij een explosie en een toxische wolk is dit respectievelijk 230 en 200 meter. Het plangebied grenst direct aan de weg. Hierdoor zijn in het plangebied dodelijke effecten mogelijk.Uit het rapport 'Risicoanalyse aardgastransportleidingen' van Gasunie (d.d. 18 december 2008) blijkt, dat het falen van aardgastransportleidingen voornamelijk wordt veroorzaakt door schade door derden. Bij schade aan de leiding zijn een flare (fakkelbrand) en een explosie mogelijk. De omvang van het scenario is afhankelijk van de druk en de diameter van de leiding. De leiding N-507-50 heeft een diameter van 12 inch en een werkdruk van 40 bar. Hierdoor ligt de 100% letaliteitsgrens op 70 meter en de 1% letaliteitsgrens op 140 meter. De buisleiding doorkruist het plangebied. Hierdoor zijn in het plangebied dodelijke hittestralings- en overdrukeffecten mogelijk.

Bereikbaarheid

Het plangebied is beoordeeld op de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Om te bepalen of de hulpdiensten tijdens een ramp of een zwaar ongeval voldoende snel kunnen optreden, is de opkomsttijd beoordeeld. Om te bepalen of het plangebied en de risicobron bovenwinds (met de windrichting mee) zijn te benaderen, is de tweezijdige bereikbaarheid beoordeeld. Uit de beoordeling door de Veiligheidsregio blijkt, dat de opkomsttijd voldoende is. Het plangebied is tevens in voldoende mate tweezijdig bereikbaar. De A7 is, vanwege de deels verhoogde ligging en het ontbreken van verharde toegangen, niet of nauwelijks bereikbaar voor de hulpdiensten. Verbetering van de bereikbaarheid van de A7 is wenselijk, maar dit valt buiten de reikwijdte van dit plan.

Bluswatervoorzieningen

Het plangebied en de risicobronnen zijn beoordeeld op de aanwezigheid en de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen. Om te bepalen of de brandweer snel kan beschikken over voldoende bluswater, is de beschikbaarheid van zowel primaire (brandkranen) als secundaire (open water) bluswatervoorzieningen beoordeeld. Uit de beoordeling blijkt dat in het plangebied geen primaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Aan de oostkant van het plangebied bevindt zich wel een secundaire bluswatervoorziening (watergang naast Piccardtlaan). Deze kan worden gebruikt voor het bestrijden van grote incidenten in het plangebied. Langs de A7 zijn nauwelijks bluswatervoorzieningen aanwezig. Voor het bestrijden van grote incidenten is daarom extra ondersteuning (groot water- transport) benodigd. Mede afhankelijk van de melding, geldt hiervoor een opkomsttijd van minimaal een half uur. Hierdoor is een calamiteit met gevaarlijke stoffen mogelijk niet snel en effectief te beheersen.Voor incidenten met een aardgastransportleiding geldt, dat een gasbrand niet geblust mag worden in verband met explosiegevaar. Dit bemoeilijkt het snel en effectief bestrijden van een gasbrand. De brandweer zal zich voornamelijk richten op het bestrijden van secundaire branden en het assisteren bij het ontruimen van de gevarenzone. Op basis van het voorgaande is het verbeteren van de bluswatervoorzieningen wenselijk, maar dit valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan.

5.4.2 Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied van een risicobron, om zichzelf in veiligheid te brengen indien een ramp of een zwaar ongeval plaatsvindt. Belangrijk aspect hierbij is, dat zij zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten, bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. De mate van zelfredzaamheid in het rampgebied is bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval. Om de zelfredzaamheid van de aanwezige personen te beoordelen, zijn de volgende aspecten beoordeeld:

- zelfredzaam vermogen;

- ontvluchtingsmogelijkheden;

- alarmeringsmogelijkheden.

Zelfredzaam vermogen

Het plangebied is beoordeeld op de mate van zelfredzaamheid van personen. Hierbij is het fysieke vermogen beoordeeld, zoals geestelijke en/of lichamelijke beperkingen van groepen personen. Uit de beoordeling blijkt het volgende. Uit beoordeling van het zelfredzame vermogen blijkt, dat in de invloedsgebieden van de hogedruk-aardgastransportleiding en A7 geen nieuwe objecten worden gerealiseerd waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen met een verminderde zelfredzaamheid, zoals kleine kinderen, zieken en ouderen. De huidige gebruikers van het plangebied vormen een gemiddelde bevolkingsgroep uit de samenleving, die over het algemeen als zelfredzaam worden beschouwd. Het aspect zelfredzaam vermogen geeft hierdoor geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Ontvluchtingsmogelijkheden

Het plangebied is beoordeeld op de mogelijkheden voor ontvluchten van het mogelijke rampgebied. Hierbij zijn de vluchtmogelijkheden loodrecht van de risicobronnen beoordeeld. Het plangebied kent een geïsoleerde ligging. Aan noord- en oostzijde wordt de ontvluchting belemmerd door de A7 en door een watergang. Aan de zuid- en de westzijde bestaan wel voldoende mogelijkheden voor het ontvluchten van het mogelijke rampgebied.

Alarmeringsmogelijkheden

Het plangebied is beoordeeld op de mogelijkheden voor alarmering. Hierbij is beoordeeld of het plangebied in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS) ligt. De planlocatie ligt buiten het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS). De gebruikers en bewoners in het plangebied kunnen daarom niet gealarmeerd worden via het bestaande WAS. Alarmering zal op een andere wijze plaats moeten vinden, bijvoorbeeld door het inzetten van geluidswagens. Daarnaast is NL-Alert (alarmering via tekstberichten op mobiele telefoons) geïntroduceerd. Hierdoor is een snelle signalering mogelijk.

Ten aanzien van het aspect zelfredzaamheid adviseert de Veiligheidsregio Groningen om de bevolking bij een ramp op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.).

6 Conclusie

Uit de inventarisatie blijkt dat er zowel binnen als in de nabijheid van het plangebied risicobronnen aanwezig zijn. De volgende risicobron ligt binnen het plangebied: hogedruk-aardgasleiding N-507-50-KR. Tevens is er buiten het plangebied een risicobron aanwezig, namelijk: Rijksweg A7, Weg der Verenigde Naties.

Uit nader onderzoek is gebleken dat aan veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG).

Voor de hogedruk-aardgasleiding N-507-50-KR geldt dat het Steunpunt Externe Veiligheid het groepsrisico heeft berekend. Op basis van deze berekening kan geconcludeerd worden dat het groepsrisico geheel beneden de oriëntatiewaarde ligt.

In het kader van het bestemmingsplan 'Kranenburg-Stadspark' heeft de gemeente in 2011 een berekening uitgevoerd voor zowel de Rijksweg A7. Uit de berekeningen blijkt dat de hoogte van het groepsrisico past binnen het bestaande wettelijke kader. De zogenaamde oriëntatiewaarde, een belangrijke ijkwaarde, wordt niet overschreden. Dit groepsrisico is in het kader van dit bestemmingsplan in 2011 reeds verantwoord. Voor meer informatie wordt verwezen naar de rapportage van de groepsrisicoberekening die als afzonderlijke bijlage is toegevoegd.

Op basis van het bestemmingsplan vindt er geen wijziging plaats ten aanzien van het groepsrisico. De verantwoording groepsrisico is uiteengezet in deze veiligheidsstudie. Er kan worden volstaan met een beperkte groepsrisicoverantwoording. Deze bestaat uit een beschouwing van de aspecten 'bestrijdbaarheid' en 'zelfredzaamheid'. De Veiligheidsregio Groningen heeft het onderstaande geconcludeerd.

Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt, dat in het plangebied geen bluswater- voorzieningen aanwezig zijn. Nabij het plangebied bevindt zich wel open water dat als bluswater kan worden gebruikt. Verbetering van de bluswatervoorzieningen is wenselijk.

Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt, dat het plangebied buiten het sirenebereik ligt van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem.

De Veiligheidsregio Groningen adviseert om de bevolking bij een ramp op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.).

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Bijlage 2 Bodemkwaliteit

Inleiding

Dit bestemmingsplan is een zogenaamd actualiseringsplan. Er zijn geen ontwikkellocaties binnen het plangebied.

De inventarisatie is uitgevoerd op 10 december 2013 voor de beoordeling van dit bestemmingsplan op basis van de toen bij de gemeente beschikbare gegevens. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties wordt daarom verwezen naar www.groningen.nl. Verder bestaat de mogelijkheid om op afspraak rapporten in te zien.

Voor de inventarisatie van de bodemkwaliteitsgegevens is gebruik gemaakt van de informatie zoals opgeslagen in het bodeminformatiesysteem (BIS) van de gemeente Groningen. In het BIS zijn in ieder geval die locaties opgenomen:

1. die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging;

2. waar sprake is van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging:
- een historisch geval: ontstaan voor 1987;
- nieuwe bodemverontreiniging: ontstaan na 1987;

3. waar een bodemsanering is uitgevoerd en waar eventuele nazorgmaatregelen of gebruiks- beperkingen van kracht zijn.

Aan het eind van deze bijlage is een lijst opgenomen met de in BIS opgenomen locaties die binnen het betreffende plangebied liggen. Op basis van deze inventarisatie is de beoordeling uitgevoerd.

Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele saneringswerkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of een belanghebbende. Voor de locaties die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de gemeentelijke bouwverordening regelen in welke gevallen de aanvraag van een Wabo-vergunning vergezeld dient te gaan van een bodemonderzoek.

Daarnaast geldt voor nieuwe bodemverontreiniging, ontstaan na 1987, een ander regiem. Op deze gevallen is de zorgplicht van toepassing. Dit betekent dat nieuwe bodemverontreiniging altijd zoveel mogelijk ongedaan gemaakt moet worden, ongeacht hoe ernstig de bodemverontreiniging is.

Verdachte locaties

Uit de BIS-inventarisatie, opgenomen aan het eind van deze bijlage, blijkt dat binnen het plangebied geen locaties aanwezig zijn die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging.

De bodemfunctie binnen het plangebied bestaat uit moestuin/volkstuinen.

Diffuse bodemverontreiniging

In de loop van de tijd zijn op allerlei manieren puinhoudend materiaal, kooldeeltjes en ander afval in de bodem terechtgekomen. Bewoning, bedrijvigheid en ook neerslag van luchtverontreiniging heeft op vele plaatsen de bodem belast. Dit heeft geleid tot diffuse, niet tot een bron ter herleiden bodem- verontreiniging.

De gemeente Groningen heeft voor haar gehele grondgebied een bodemkwaliteitskaart opgesteld.

De bodemkwaliteitskaart is onderdeel van de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' (zie voor meer informatie www.groningen.nl). De kaart, die volgens de regels uit het Besluit Bodemkwaliteit is opgesteld, geeft inzicht in de diffuse bodemkwaliteit. Hieruit blijkt dat de verwachte gemiddelde verontreiniging binnen het plangebied, lager is dan de Achtergrondwaarde (bodemnormering Besluit bodemkwaliteit).

Conclusie

De bodemfunctie in het plangebied betreft voornamelijk volkstuin (onder andere: moestuin). In het bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn geen ontwikkellocaties benoemd.

De toetsing van de bodemkwaliteit vindt plaats aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de functie van de bodem.

Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging.

Binnen het plangebied bevinden zich geen locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in dit plangebied evenmin diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt. Op basis van deze gegevens is de conclusie dat de bodem geschikt is als volkstuin/moestuin.

Bijlage Inventarisatie bodeminformatiesysteem

systeemcode   locatienaam   vervolgtaak   Status oordeel   na1987   categorie  
GO001402405   Bruilweering 418   voldoende onderzocht   Onverdacht/Niet verontreinigd   Nee   Overig  
GR001400217   Rijksweg, weiland naast A7   voldoende onderzocht   niet ernstig, licht tot matig verontreinigd   Nee   Overig  
GO001403793   Ter Borchlaan 51   voldoende onderzocht   niet ernstig, licht tot matig verontreinigd   Nee   Overig  

Voldoende onderzocht: Voldoende onderzocht voor het beoogde doel van het onderzoek; onderzoek is niet vanzelfsprekend geschikt voor alle doeleinden.

Bijlage 3 Overlegreacties

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0020.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0022.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0023.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0024.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0025.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0026.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP538Bruilweering-vg01_0027.png"