direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Bestemmingsplan Europapark 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP527Europapar2013-vg01

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met dien verstande dat

      • detailhandel in niet-volumineus, branchevreemd assortiment als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse gevestigd volumineus detailhandelsbedrijf is toegestaan, mits de omvang niet meer bedraagt dan 10% van de totale verkoopvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m2 per vestiging;
      • detailhandel in voedings- en genotmiddelen is uitgesloten;
  • c. onderwijs, met uitzondering van primair onderwijs en voortgezet onderwijs, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 27, lid 27.2;
  • d. kantoren tot een maximum van 500 m2 bruto vloeroppervlakte per perceel;
  • e. wegen, voet- en fietspaden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven maximale bouwhoogte bedragen;
  • c. hetbebouwingspercentage mag maximaal het aangegeven bebouwingspercentage bedragen;
  • d. de afstand van gebouwen tot een naar de weg gekeerde perceelsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • f. de bouw van bedrijfs- of dienstwoningen is niet toegestaan.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelsafscheidingen mag maximaal 3 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 4.2.2, onder b, voor een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte met maximaal 4 meter;
  • b. sublid 4.2.2, onder c, voor een overschrijding van het maximaal toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10;
  • c. sublid 4.2.2, onder d en e, voor een overschrijding van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 4.1, onder a, zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 4.1, onder b;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren met een bruto vloeroppervlak van meer dan 500 m2;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor woon- en bedrijfsschepen;
  • e. het gebruik van gronden voor bewoning.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1en lid 4.5, onder b, voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte van de gebouwen maximaal 120 m² mag bedragen;
  • b. lid 4.1, onder a, juncto lid 4.5, onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn opgenomen in een hogere dan de aldaar genoemde categorieën, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 4.1, sub a, genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  • c. lid 4.1, onder a, juncto lid 4.5, onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die niet in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn opgenomen, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 4.1 onder a genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  • d. lid 4.1, onder a, ten behoeve van het toestaan van maximaal 70% van de bruto vloeroppervlakte voor kantoorruimte die ten dienste staat aan het ter plaatse gevestigde bedrijf.
4.7 Voorwaarden voor afwijken
  • a. Afwijken van de regels met toepassing van de leden 4.4 en 4.6is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de woonsituatie;
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de sociale veiligheid;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. Aan het bepaalde in lid 4.6, onder b en c, wordt geen toepassing gegeven dan nadat een advies van een onafhankelijke deskundige op het gebied van het milieu is ingewonnen.