direct naar inhoud van 3.5 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Oostelijke Ringweg, Groningerweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP525ORingGronweg-vg01

3.5 Milieu

3.5.1 Bedrijvigheid

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. In dit bestemmingsplan wordt echter geen bedrijvigheid toegestaan en de bedrijvigheid in de buurt wordt niet ingeperkt door de bestemmingen van dit bestemmingsplan.

3.5.2 Geluid (industrie, spoor en weg)

Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen. Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Voor dit bestemmingsplan is alleen wegverkeerslawaai relevant. De provincie Groningen heeft hiervoor een akoestisch onderzoek laten uitvoeren door Noordelijk Akoestisch Adviesburo BV (NAA), kenmerk: 3636G/NAA/je/fw2 d.d. 13 juni 2012. Op basis van de berekende geluidbelasting van de Groningerweg zal er voor de geprojecteerde woningen in het plan Tuinland deels een andere hogere waarde moeten worden vastgesteld. Dit zal echter plaatsvinden nadat een gewijzigd bouwplan is vastgesteld. De aard van deze wijziging is nl. op dit moment nog niet bekend zodat ook geen berkening kan worden gemaakt. Voor de twee geprojecteerde bedrijfswoningen op het bedrijventerrein Het Witte Lam zal zonder maatregelen een hogere waarde moeten worden vastgesteld i.v.m. de geluidbelasting van de Noordzeeweg. Bij het ontwerp-bestemmingsplan zal het definitief akoestisch onderzoek en het ontwerp-hogere waardenbesluit voor de bedrijfswoningen worden bijgevoegd. Voor de rest van de beschouwde bestemmingen neemt in totaliteit de geluidbelasting niet dusdanig toe dat in het kader van de reconstructie extra maatregelen moeten worden getroffen, naast de maatregelen die al genomen worden zoals het verhogen van de geluidswal en het toepassen van geluidsreducerend wegdek.

3.5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.

Voor dit bestemmingsplan is uitgegaan van de memo beoordeling luchtkwaliteit van de provincie Groningen, d.d. 17 november 2011, en het onderzoek luchtkwaliteit aansluiting Groningerweg op de Beneluxweg van NAA, kenmerk: 3636GL/NAA/je/fw/2 d.d. 15 juni 2012.

Uit de rekenresultaten van het onderzoek blijkt dat overal ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan. De beschouwde wegreconstructie kan worden gerealiseerd zonder belemmeringen ten aanzien van de Wet luchtkwaliteit. Dit betekent dat er vanwege luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

3.5.4 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het van belang te kijken naar gevaar leverende functies in of in de nabijheid van het projectgebied. Op het gebied van risicovolle inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Voor risico's en afspraken rondom het transport van gevaarlijke stoffen wordt gekeken naar het provinciaal basisnet Groningen en de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS). En voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Bij de beoordeling van externe veiligheidsaspecten wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het PR is de PR 10-6 per jaar een wettelijke norm, het groepsrisico kent geen norm maar een oriënterende waarde en een verantwoordingsplicht. Voor transport van gevaarlijke stoffen wordt rekening gehouden met verwachte transporten. Daarom spreekt men bij transport van gevaarlijke stoffen niet over PR maar over een PRmax.


Inrichtingen

In de omgeving van de Oostelijke Ringweg is een drietal risicovolle inrichtingen aanwezig (LPG tankstation, Euro Kartracing en Sportcentrum Kardinge). Deze inrichtingen hebben geen invloed op het plangebied.

Transportroutes

De Oostelijke Ringweg zelf, de N46, is een risicobron. De weg is opgenomen in het Provinciaal basisnet Groningen. In het provinciaal basisnet Groningen is voor de N46 (het deel Oostelijke Ringweg tot de aansluiting met de ringweg noord) een PRmax berekend van 11 meter. Deze 11 meter wordt gerekend vanaf de as van de weg en daarmee valt de PRmax op de Oostelijke Ringweg zelf.

Naast de PRmax geeft het provinciaal basisnet Groningen nog een beperking, te weten een 30 meter zone welke vrij van nieuwe objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen gehouden moet worden. Binnen de 30 meterzone van de Oostelijke Ringweg (huidig en na ombouw) zijn geen objecten voor minder zelfredzame personen aanwezig.

In het stedenbouwkundig plan Cuypersweg (op basis waarvan de omgevingsvergunning voor de Tuinlandlocatie is verleend) en het bestemmingsplan De Hunze / Van Starkenborgh is een uitgebreide groepsrisicoverantwoording opgenomen voor de N46. In beide stukken wordt geconcludeerd dat het groepsrisico als gevolg van de weg laag is en als geheel aanvaardbaar.

Dit bestemmingsplan maakt geen vestiging of oprichting van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk. Ook verandert het risico als gevolg van de reconstructie niet. Daarom wordt afgezien van een nadere onderbouwing en verwezen naar voornoemd bestemmingsplan en stedenbouwkundig plan.


Buisleidingen

Daar waar de Oostelijke Ringweg aansluit op de Noordzeeweg ligt op korte afstand, maar buiten het plangebied, een hoge druk aardgasbuisleiding (N-507-31-KR-002) met een diameter van 4.25" en een werkdruk van 40 bar. Deze hoge druk aardgasleiding vormt geen planologische belemmering. Tijdens de werkzaamheden aan de Oostelijke Ringweg zullen de bepalingen conform de Grondroerdersregeling in acht genomen (moeten) worden.

In het kader van de groepsrisicoverantwoording wordt een beperkte groepsrisicoverantwoording opgenomen. Deze verantwoording gaat in op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding, als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken.

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen, om zichzelf in veiligheid te brengen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen, bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. De mate van zelfredzaamheid is medebepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval.


Bestrijdbaarheid

Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen op de N46 zijn drie ongevalscenario's mogelijk, namelijk een plasbrand, een explosie (BLEVE) en/of het vrijkomen van een toxische wolk. Uit referentiescenario's blijkt dat bij worstcase scenario's de 1% letaliteitgrens bij een plasbrand op 60 meter ligt en bij een explosie op 230 meter. Bij geloofwaardige scenario's is dit respectievelijk nihil en 70 meter. Het plangebied wordt voor het grootste gedeelte gevormd door de N46 zelf en ligt daarom volledig binnen het invloedsgebied van alle genoemde scenario's.

De N46 veroorzaakt ook externe veiligheidsrisico's in de aangrenzende wijken Beijum, Noorderhoogebrug en de Hunze. De N46 wordt in het kader van het bestemmingsplan niet verlegd, daarom betreft dit geen wijziging ten opzichte van de huidige externe veiligheidssituatie. Het plangebied is voor de hulpdiensten voldoende snel en tweezijdig bereikbaar. Dat geldt ook voor de aangrenzende wijken die binnen het invloedsgebied liggen. In het kader van de geplande reconstructie veranderen de toegangswegen naar de N46, maar dit leidt niet tot verslechtering van de bereikbaarheid. De aan het plangebied grenzende wijken zijn voorzien van voldoende primaire bluswatervoorzieningen (brandkranen).

Langs de N46 bevinden zich geen brandkranen. Ook secundaire bluswatervoorzieningen (open water) ontbreken. Dit geldt overigens voor het hele traject van de Oostelijke Ringweg. Bijplaatsing van brandkranen langs de hele ringweg is geen realistisch scenario.

De afwezigheid van bluswatervoorzieningen heeft wel gevolgen voor de bestrijdbaarheid. Een tankautospuit beschikt over voldoende bluswater voor het bestrijden van kleine incidenten. Voor het bestrijden van grote incidenten is ondersteuning vanuit de regio benodigd, bijvoorbeeld meerdere tankautospuiten en/of groot watertransport. Voor groot watertransport geldt een opkomst-/opbouwtijd van minimaal een half uur. Hierdoor is een calamiteit met gevaarlijke stoffen mogelijk niet snel en effectief te beheersen.

Ondanks het feit dat bluswatervoorzieningen in het plangebied ontbreken, geeft het aspect bestrijdbaarheid geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Zelfredzaamheid

Om de zelfredzaamheid goed te kunnen verantwoorden, zijn zowel het zelfredzame vermogen, de ontvluchtingsmogelijkheden als de signaleringsmogelijkheden beoordeeld.

In het plangebied bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten. Het bestemmingsplan voorziet ook niet in de realisatie van dergelijke objecten. De in het plangebied aanwezige personen (verkeersdeelnemers) vormen een gemiddelde bevolkingsgroep uit de samenleving, die over het algemeen als zelfredzaam wordt beschouwd.

Binnen het invloedsgebied en de 30 meter zone van de N46 bevinden zich geen objecten waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen (kleine kinderen, zieken en ouderen). De overige personen in de invloedsgebieden vormen een gemiddelde bevolkingsgroep uit de samenleving, die over het algemeen als zelfredzaam worden beschouwd. De aan het plangebied grenzende wijken bieden voldoende mogelijkheden voor het ontvluchten van het mogelijke rampgebied.

Het plangebied ligt deels ingesloten tussen grondwallen. Deze functioneren als geluidsscherm. In het kader van de reconstructie worden deze grondwallen deels verhoogd of verlengd. Hierdoor biedt het plangebied weinig vluchtmogelijkheden die loodrecht van de risicobron wegleiden. De geluidswallen vormen echter geen onoverkomelijke barrière voor het ontvluchten van het rampgebied. Overigens zullen de grondwallen een gunstig effect hebben bij de beperking van de gevolgen van een ramp voor de omgeving.

Het westelijke deel van het plangebied ligt buiten het (theoretische) sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS). Hierdoor is een snelle alarmering door het WAS slechts in het oostelijke gedeelte mogelijk. Om de mensen in het westelijke deel te alarmeren zal de veiligheidsregio gebruik maken van andere middelen, zoals radio, tv, geluidswagens of Cell Broadcasting. Hierdoor is snelle alarmering mogelijk.


Conclusie

Ten aanzien van externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor de reconstructie van de Oostelijke Ringweg nu het invloedsgebied en de transportaantallen van de transportroute niet wijzigen en er geen (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten binnen het plangebied. Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid blijkt, dat beide aspecten voldoende zijn. Zoals hiervoor genoemd zal tijdens de werkzaamheden wel rekening gehouden moeten worden met de hoge druk aardgasleiding.

3.5.5 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging in het stedelijk gebied is een gegeven. De bodemkwaliteit in het plangebied voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het huidige bodemgebruik. Voor het plangebied is een historisch onderzoek uitgevoerd door het buro Terra, kenmerk 11096 d.d. 25 november 2011. Uit het historisch onderzoek is naar voren gekomen dat zich diverse verdachte deellocaties in het plangebied bevinden, waaronder een voormalige stortplaats. Op basis van de rapportage zal voor de voormalige stortplaats moeten worden vastgesteld welk vervolgonderzoek noodzakelijk is en voorafgaand aan de herinrichting van het plangebied dient voor het gehele gebied een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Voor de wegbermen geldt dat bij graafwerkzaamheden een BUS-melding moet worden gedaan bij de gemeente Groningen.