direct naar inhoud van Artikel 5 Groen - 1
Plan: Bestemmingsplan Westpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP517Westpark-vg01

Artikel 5 Groen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van scouting, waterskisport en beachvolleybal;
  • c. educatieve voorzieningen;
  • d. recreatieve en sportvoorzieningen;
  • e. ecologische voorzieningen;
  • f. een kinderdagopvang;
  • g. school- en volkstuinen;
  • h. speeltuinen;
  • i. een uitkijktoren in het gebied met de 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  • j. bermen en beplantingen;
  • k. fiets- en voetpaden;
  • l. waterlopen en waterpartijen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. additionele voorzieningen, waaronder ondergeschikte horeca behorend bij de hoofdfunctie.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte mag maximaal de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • c. De oppervlakte mag maximaal 500 m² bedragen, onder de voorwaarde dat bij ondergeschikte horeca behorend bij de hoofdfunctie een maximale oppervlakte 150 m² is toegestaan.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen;  
  • b. In het gebied, aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding -1', mag maximaal één bouwwerk, geen gebouw zijnde van maximaal 15 meter hoogte mag worden opgericht ten behoeve van een uitkijktoren of een soortgelijk bouwwerk, waarbij in acht moet worden genomen dat er maximaal één in het gehele plangebied mag worden opgericht;
  • c. erf- en perceelafscheidingen zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 1 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.2.c voor het bouwen van een gebouw waarvan de maximale oppervlakte maximaal 1000 m² mag bedragen, met als voorwaarde dat er in totaal in het gehele gebied niet meer dan 4000 m² mag worden bebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.2.b ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen voor het bouwen van een bouwhoogte tot maximaal 7 meter;
  • c. het bepaalde in lid 5.2.3.c voor het bouwen van erf- en perceelafscheidingen tot een maximale hoogte van 2 meter.
5.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 5.3.1, is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a. de verblijfssituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een ver-keersaantrekkende werking.

e. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.