direct naar inhoud van 4.5 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Bedrijventerrein Zuidoost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP516BedrterreinZo-vg01

4.5 Milieu

De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit conserverende bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bodem.

4.5.1 Bedrijven(terreinen)

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.

Op het bedrijventerrein zijn bedrijven toegestaan tot en met categorie 3,2, conform de beschrijving van de VNG in “Bedrijven en milieuzonering”. De bestaande milieucategorie 4 bedrijven, die vooral in het zuiden van het plangebied zijn gesitueerd, zijn als zodanig bestemd (aanduiding op de verbeelding).

Op de consequenties hiervan wordt in paragraaf 4.5.2 nader ingegaan.

Verder bevindt zich aan de Gideonweg een 'bedrijfsverzamelterrein'. Hier wordt ook gewoond. Het gaat om een bestaande toestand die al jarenlang wordt gedoogd en waarbij getracht wordt het aantal bewoners langzamerhand te verminderen.

Binnen het plangebied bevinden zich enkele bedrijven die geur verspreiden. Dat zijn ondermeer een koffiebranderij, een afvalverwerkingsbedrijf en een stortplaats. Voor deze bedrijven zijn geurnormen van toepassing die zijn opgelegd via de vergunning, op grond van de Wet milieubeheer.

De Wet ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming is een middel om overmatige hinder te voorkomen. De VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering” geeft hiervoor een handreiking. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties. In artikel 2.1 Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in het bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Barim) genoemd is als een type A of B inrichting. Indien het een type A of B inrichting is, dan is het doen van een melding niet nodig.respectievelijk het doen van een melding verplicht.

4.5.2 Geluid (industrie, spoor en weg)

Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.

Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

  • 1. wegverkeerslawaai
  • 2. industrielawaai
  • 3. spoorweglawaai

Voor de bestaande situatie in dit plangebied zijn alle bronnen van geluidhinder relevant.

1. Wegverkeerslawaai

In en langs het plangebied liggen wegen met een geluidszone. Wegen met een geluidzone vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor de bestaande situatie. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk kan een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

2. Industrielawaai

Een gedeelte van het bedrijventerrein Eemspoort en het hele gebied Roodehaan is onderdeel van het gezoneerd industrieterrein Groningen Zuid Oost. De geluidzone rondom dit industrieterrein is vastgesteld bij Koninklijk Besluit. Op het deel van het industrieterrein dat zich binnen het plangebied bevindt is één grote lawaaimaker aanwezig (inrichtingen genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer). Dat is het steenbrekerijbedrijf aan de Gideonweg 10. De zone heeft geen invloed op de bestaande situatie. De zone is als bijlage bij dit plan gevoegd. Voor de bestaande situatie heeft de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde geen gevolgen. Dit in tegenstelling tot nieuwe situaties. Bouwactiviteiten voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de akoestische invloedssfeer van het industrieterrein mogen niet zonder meer plaatsvinden. Hiervoor moet een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder worden vastgesteld.

3. Spoorweglawaai

Het plangebied ligt langs de spoorlijn Zwolle-Groningen. Zoals in veel binnenstedelijke gebieden wordt de voorkeursgrenswaarde van 53 dB voor bestaande woningen langs het spoor overschreden. Nieuwe ontwikkelingen voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van de spoorlijn mogen niet zonder meer plaatsvinden. Hiervoor moet de gemeente dan een hogere waarde vast stellen.

4.5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor het bestemmingsplan Bedrijventerrein Zuidoost is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2010 en 2020. De concentraties zijn berekend voor de meest drukke wegen in het plangebied Eemspoort,Roodehaan en Euvelgunne te weten: Winschoterweg, Kieler Bocht, Gotenburgweg en Bornholmstraat. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. Daarnaast zijn voor de Europaweg, de Beneluxweg en de N7/A7 luchtkwaliteitsgegevens bij Rijkswaterstaat opgevraagd.

Uit de berekeningen volgt dat de onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Voor meer informatie over luchtkwaliteit en de resultaten van de modelberekeningen wordt verwezen naar de “Notitie luchtkwaliteit”. Deze wordt als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

4.5.4 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van Infrastructuur & Milieu (I&M) is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met I&M. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (1-1-2011). Op dit moment wordt nieuw wettelijk instrumentarium ontwikkeld voor het transport van gevaarlijke stoffen (Besluit Transport Externe Veiligheid (BTEV), verwacht in 2012 en Basisnetten Weg, Spoor en Water).

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij besluitvorming moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.

Voor het bestemmingsplan is een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er binnen het plangebied risicobronnen aanwezig zijn die invloed hebben op de veiligheidssituatie binnen het plangebied, te weten:

  • ARCG,
  • Simmeren schroot,
  • LPG-tankstation Milieudienst Groningen,
  • Pallet recycling Het Noorden VOF,
  • Mikx groothandel vuurwerk,
  • Mikx BV munitieopslag,
  • Perkin Elmer,
  • Chemproa/Brenntag
  • provinciale weg N46,
  • rijksweg N7/A7,
  • spoorlijn Onnen-Sauwerd / Groningen-Duitse grens,
  • vaarweg Winschoterdiep,
  • hoge druk aardgasleidingen: N508-01, N508-50 en N505-41.

Uit nader onderzoek is gebleken dat aan veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen de zogenoemde stationaire risicobronnen (risicovolle bedrijven) wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico (voor zover relevant). Ook voor de provinciale weg N46, de rijksweg N7/A7 en het Winschoterdiep geldt dat er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico evenals voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG).

Het toetsingsgebied GR voor de N7/A7 strekt zich uit over een gebied van 200 meter ter weerszijden van de weg. Conform de 'Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (2004) hebben wij het GR geschat met behulp van het risicoregister (risicoatlas) en de vuistregels. Hieruit blijkt dat de oriënterende waarde voor het GR niet wordt overschreden in de huidige situatie. In het invloedsgebied waarbinnen het GR wordt berekend, zijn weinig personen aanwezig. Ook in de toekomst zal het GR niet significant toenemen als gevolg van een groeiend aantal personen.

Voor de N46 (opgenomen in het provinciaal basisnet) geldt dat het groepsrisico laag is en ver beneden de oriëntatiewaarde (OW) blijft (zie bijlage: 'Driebond nieuw A7, prognose 45%). De berekening en verantwoording GR is gedaan in het kader van het bestemmingsplan 'Driebond' 2010.

Binnen het invloedsgebied (voor het GR) van het Winschoterdiep is geen bebouwing aanwezig. Er is hier dus geen sprake van een groepsrisico. Ook in de toekomst zal het GR niet tot problemen leiden.

Uit berekeningen voor de spoorlijnen Onnen-Sauwerd en Assen-Nieuweschans (2006) blijkt dat het GR laag is en beneden de oriëntatiewaarde blijft (zie bijlage:'Rapport RBM2 spoor Winschoterdiep_Waterpark_progn 2007'). Het bedrijfsterrein is op dit moment vol. Nieuwe bedrijven kunnen zich er alleen vestigen als andere bedrijven vertrekken. Dergelijke veranderingen zullen niet leiden tot een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied van het spoor. Het GR neemt in de toekomst daarom ook niet toe als gevolg van grote concentraties personen binnen het plangebied.

Voor de 3 hoge druk aardgasleiding geldt dat de toetsingsgebieden zich uitstrekken over een afstand van respectievelijk 70 en 170 meter ter weerszijden van de leidingen binnen het plangebied. Op basis van de berekening van het GR kan geconcludeerd worden dat, in geen enkel geval is bij de hoogte van het groepsrisico over de 'slechtste kilometer' sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Tevens geldt voor alle leidingen dat het groepsrisico dusdanig laag is dat de FN-curve niet zichtbaar is. Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de aanwezigheid van de buisleidingen geen bezwaar vormt voor de actualisatie van het bestemmingsplan.

Het bedrijfsterrein Eemspoort-Roodehaan is een aangewezen plek waar nieuwe risicovolle bedrijvigheid is toegestaan (zie: 'Beleidsregel Externe Veiligheid, 2010).

Aangezien er op het bedrijfsterrein zowel risocovolle bedrijvigheid als reguliere bedrijvigheid mogelijk is, is er op dit bedrijfsterrein een aparte plek aangewezen waar risicovolle bedrijven zich kunnen vestigen. Op de aangewezen plek zijn kwetsbare objecten uitgesloten ten einde de externe veiligheidssituatie te waarborgen.

De regionale brandweer heeft in dit kader uit beoordeling van de aspecten 'bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid' het volgende geconstateerd:

- het plangebied over het algemeen goed is voorzien van primaire en secundaire bluswatervoorzieningen.

- de bereikbaarheid van het grootste deel van het plangebied voldoende is.

- het deelgebied 'Roodehaan' slechts eenzijdig kan worden bereikt.

De regionale brandweer adviseert om het deelgebied 'Roodehaan' bij toekomstige ontwikkeling wel tweezijdig bereikbaar te maken. Dit in afstemming met het hoofd van de afdeling Preventie van brandweer Groningen. De handleiding B&B geldt hierbij als uitgangspunt.

Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt, dat:

- In het plangebied geen sprake is van langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen.

- Het plangebied ligt voor een deel in het sirenebereik van het WAS en biedt voldoende ontvluchtingsmogelijkheden. Het aspect zelfredzaamheid geeft daarom geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.5.5 Bodem

In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn geen ontwikkellocaties benoemd. Voor dit plan is een bodeminventarisatie uitgevoerd. De inventarisatie is als bijlage bij dit plan gevoegd.

Het plangebied is, volgens de bodemfunctiekaart, voornamelijk bestemd voor de functies: industrie, bebouwing, infrastructuur, ander groen en groen met natuurwaarden. Een klein deel is volgens de bodemfunctiekaart bestemd voor landbouw. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie.

Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging. Een bronverontreiniging is een verontreiniging die kan worden gekoppeld aan een bron of oorzaak. Dit in tegenstelling tot een diffuse verontreiniging die ontstaan is door jarenlange gebruik van de bodem en waarbij de verontreiniging niet tot een specifieke bron is te herleiden.

Bronverontreinigingen

Binnen het plangebied zijn 120 locaties bekend die verdacht zijn van een ernstige bodemverontreiniging. De verdachtmakingen kunnen het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten, dempingen of een eerder bodemonderzoek.

Daarnaast is bij 12 locaties een geval van ernstige bodemverontreiniging vastgesteld. Voor 3 locaties is de verontreiniging als urgent beoordeeld. Op deze 3 locaties is inmiddels de sanering gestart. Het betreft Duinkerkenstraat 32, 26-30a en 48.

Bij de aanpak van de bodemverontreiniging moet aangesloten worden bij de geplande ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van een bodemonderzoek en voor een sanering ligt bij de veroorzaker, de eigenaar en/of de belanghebbende. Het uitgangspunt is dat de locatie geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik.

Voordat met de sanering kan worden begonnen, moet de gemeente Groningen als bevoegd gezag op grond van de Wet bodembescherming instemmen met de voorgestelde sanering. De gemeente ziet toe op de juiste uitvoering van de sanering en van grondverzet in het algemeen. Voor de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk.

Diffuse verontreinigingen

Eventuele diffuse bodemverontreiniging ontstaat door jarenlang gebruik en de verontreiniging is niet tot een specifieke bron te herleiden. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in het plangebied een diffuse bodemverontreiniging voorkomt ten aanzien van PAK's waarbij de te verwachten gemiddelde bodemkwaliteit onder de zogenaamde 'Maximale Waarde Wonen' blijft.

Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de “Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem” in acht genomen te worden.