direct naar inhoud van 2.3 Openbare ruimte
Plan: Bestemmingsplan Oostelijke Ringweg, Kardinge
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP511ORingKardinge-oh01

2.3 Openbare ruimte

2.3.1 Groenstructuur

Doel van de planvorming is ook een verantwoorde landschappelijke inpassing van de weg en de ongelijkvloerse kruising in zijn omgeving.

Structuurdrager

Het beeld van de weg wordt gekenmerkt door de lage ligging van de weg ten opzichte van het maaiveld en het ruime zicht op de directe omgeving.

De beplanting, bomen en struiken, staan groepsgewijs op het maaiveld. Er is veel zicht op de bebouwing aan weerszijden van de weg. De aard van de beplanting sluit aan bij het thema van de stedelijke zone die zich hier dwars over de weg uitstrekt.

De weg wordt ervaren als een open groene vallei in direct contact met zijn omgeving.

Het profiel

Gezien vanaf de weg is er een flauw talud van 13 meter met een hellingspercentage van 10% zodat er lange zichtlijnen naar het naastgelegen gebied mogelijk zijn. Er is veel contact tussen de weg en zijn omgeving.

De gekozen soorten beplanting dragen alle vrucht en bieden nestel- en schuilgelegenheid voor de fauna. De vruchten zijn niet alleen eetbaar voor dieren maar ook voor mensen.

Het voor de ecologische verbinding noodzakelijke wildraster, dat ervoor zorgt dat de zoogdieren niet de weg oversteken maar via ecoducten en faunatunnels de weg passeren, komt vier meter uit de rand van de weg te staan.

De toegepaste heesterbeplanting is van genetisch inheemse oorsprong.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP511ORingKardinge-oh01_0005.jpg" ontwerp voor het groenplan

De ongelijkvloerse kruising

De kruising krijgt een authentieke inrichting zodat ze een eigen 'adres' krijgt, net als ook de andere kruisingen op de Oostelijke Ringweg. De kommen die tussen de op- en afritten ontstaan vormen een tussenstap in de ecologische verbinding maar hebben ook een belangrijke functie in de 'adressering' van de kruising. Door middel van beplanting in een bepaald patroon wordt een aantrekkelijk beeld gecreëerd dat ook goed past in de ecologische verbinding.

De rotondes en overige groenvakken krijgen een inrichting passend bij de kruising zodat de overgang Oostelijke Ringweg - Kardinge duidelijk gemarkeerd is.

2.3.2 Groenbeleid

Het beleid voor groen van de Gemeente Groningen is neergelegd in een aantal documenten:

  • het Bomenstructuurplan;
  • de Groenstructuurvisie 'Groene pepers';
  • de Algemene Plaatselijke Verordening en de Nota Kapbeleid.

Het Bomenstructuurplan

In het in 2002 door de raad vastgestelde Bomenstructuurplan is per straat aangegeven welke bomenstructuren voor de stad waardevol zijn. De bomen langs dit gedeelte van de Oostelijke Ringweg vormen geen onderdeel van de bomenhoofd- of nevenstructuur.

De Groenstructuurvisie 'Groene Pepers'

Het groen langs de Ringweg is belangrijk voor de ecologie, leefbaarheid, vermindering van fijnstof en voor de tempering van de opwarming van de stad. Het groen langs de ringweg is 'basisgroen' zoals in 2009 is vastgesteld in de groenstructuurvisie Groene Pepers. Als groen uit de basisstructuur gekapt wordt, moet dit volgens de Groenstructuurvisie één op één worden gecompenseerd. In eerste instantie moet dit binnen de projectgrens worden gecompenseerd. Als dat niet mogelijk is, moet compensatie worden gevonden in de nabijheid van de locatie waar het groen wordt gekapt.

De Algemene Plaatselijke VerordeningGroningen 2009 en de Nota Kapbeleid

In de APVG 2009 en de daarbij behorende in 2010 vastgestelde Nota Kapbeleid is vastgesteld wanneer bomen (potentieel) monumentaal zijn. Langs dit gedeelte van de ringweg staat geen monumentaal groen omdat het nog niet ouder dan 50 jaar is. Wel staat er potentieel monumentaal groen zoals in de Bomeneffectanalyse nader gespecificeerd. Voor potentieel monumentale bomen geldt een hoge inspanningsverplichting deze te behouden.

2.3.3 Bomeneffectanalyse

Op basis van het Groenplan en een uitvoerige inventarisatie is een bomeneffectanalyse (BEA) gemaakt van het groen dat moet wijken en het groen dat na de reconstructie wordt aangeplant. Deze groenparagraaf is gebaseerd op de BEA gedateerd 31 augustus 20111. Op basis hiervan wordt de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden aangevraagd.

Eén van de criteria, waaraan de aanvraag volgens de APVG wordt getoetst, is het verkrijgen van dringende redenen. In de 'Nota Kapbeleid 2010', die beleidsregels bevat voor de beoordeling van vergunningaanvragen, is dit criterium nader uitgewerkt. Volgens de nota mag een dringende reden in elk geval worden aangenomen wanneer burgemeester en wethouders of de raad zich aan de hand van een BEA of groenparagraaf hebben uitgesproken over bepaalde projecten waarbij groenbelangen betrokken zijn en het belang van bomen adequaat en zorgvuldig in beeld is gebracht.

Groencompensatie

De gevolgen op basis van het ontwerp zijn in de BEA, in lijsten en op tekeningen aangegeven. De gevolgen zijn in onderstaande tabel samengevat.

De genoemde aantallen kunnen na detaillering van het ontwerp (op uitvoerings-/besteksniveau) globaal met 20% positief of negatief afwijken. De hierna opgegeven aantallen/oppervlakte zijn globaal omdat de analyse is gemaakt op basis van het nader te detailleren groenplan.

  planuitwerking    
Beplanting   Aanwezig   Vellen   Verplanten   Compensatie   Groenbalans  
Bomen   91 stuks   28 stuks   6 stuks   43 stuks   15 stuks +  
Singel   10,1 are   10,1 are     ca. 16 are   ca. 6 are +  
Haag   230 meter   230 meter       230 meter -  
Struweel   4,9 are     4,9 are   700m (ca.35 are)   ca. 30 are +  

Hiermee wordt voldaan aan de één op één herplantverplichting zoals in de Groenstructuurvisie is vastgesteld. Het aantal te kappen bomen, singels (hoog opgaande bomen/struiken langs de weg) en struweel (lage beplanting) wordt zeer ruim gecompenseerd en de te kappen hagen worden niet gecompenseerd. Gemiddeld genomen betekent dit een ruime groencompensatie.

Wijze van herplant
Bij het uitwerken van het Groenplan zullen de soorten en maten van de beplanting nader worden aangegeven. Er worden bomen van de eerste grootte geplant die meer dan 18 meter hoog worden.

Belangrijk voor het goed groeien van bomen is de inrichting van een volwaardige ondergrondse groeiplaatsinrichting. De grootte van deze groeiplaats bepaalt hoe oud de bomen kunnen worden. Deze ondergrondse groeiplaats zal per boom in dit project minimaal 50 m3 groot zijn.

In dit stadium is niet aan te geven waar de kabels en leidingen komen te liggen. Het genoemde Groenplan is leidend bij de vaststelling van het kabels- en leidingentracé. Met de uitwerking van het tracé waar deze kabels en leidingen komen te liggen wordt rekening gehouden met de benodigde groeiplaatsinrichting.