direct naar inhoud van 3.2 Ruimtelijk-functioneel concept
Plan: Bestemmingsplan Ebbingekwartier
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP506Ebbingekwarti-oh01

3.2 Ruimtelijk-functioneel concept

De ambities

Voor het stedenbouwkundige concept van het Ebbingekwartier hebben vier belangrijke uitgangspunten/ambities de leidraad gevormd:

  • er moet een impuls van de ontwikkeling uitgaan naar de omringende woonwijken en de binnenstad;
  • handhaving en versterking van de goede milieukwaliteit op en rondom het terrein;
  • het reduceren van gemotoriseerd verkeer, onder andere door het werken aan huis te stimuleren;
  • bouwen in een hoge dichtheid, terwijl er nieuwe woonvormen/woonmilieus worden ontwikkeld.

De verschillende ambities vertonen een samenhang die in de uitwerking van het plan duidelijk wordt. De ruime parkeergarage maakt een autovrij maaiveld voor het hele plan mogelijk, wat de milieukwaliteit ten goede komt. Lange tijd heeft het plangebied als barrière tussen de binnenstad en de eerste uitleggebieden gefungeerd. Ruimtelijk kan er nu een verbinding gemaakt worden tussen de binnenstad en de eerste uitbreidingswijken.

En omdat het maaiveld autovrij is, kan er in hoge dichtheden gebouwd worden met behoud van een kwalitatief uitstekende openbare ruimte.

Wonen, werken en ontspanning

Uitgangspunt van het plan is een bij uitstek stedelijke ontwikkeling, waarbij een hoge dichtheid en functiemenging de belangrijkste randvoorwaarden zijn. Het structuurplan geeft als aanwijzing voor het gebied 'intensivering' aan.

Ook duurzaamheid heeft bij het bepalen van de functionele invulling van het plan een belangrijke rol gespeeld. Alle dagelijkse behoeften zijn aanwezig op loopafstand en er is voldoende werkgelegenheid in de nabijheid. De auto is niet dagelijks nodig: het verkeersbeleid met de doelstelling het autoverkeer terug te dringen was aanleiding voor het autovrij maken van het gebied. Natuurlijk biedt de ligging van het terrein naast de werkgelegenheidsconcentraties van binnenstad, UMCG en RUG een uitgelezen kans een dergelijke maatregel tot een succes te maken.

Parkeergarage Boterdiep faciliteert niet alleen bewoners, maar vooral bezoekers aan de binnenstad. Hierdoor krijgen bestaande ondernemingen nabij de route naar de binnenstad een nieuwe kans.

Kansen voor ontwikkeling: 'Stad Maken'

Toevoegen van meer stedelijke functies

Kenmerk van de gebieden binnen de oude stadswallen is dat zij menggebieden zijn, waarin verschillende functies naast elkaar voorkomen. Met het realiseren en toevoegen van meer stedelijke functies in het Ebbingekwartier is er een mooie kans voor het gebied: aansluiting op de structuur van het omringende stedelijke weefsel. Er is plek voor functies die kenmerkend zijn voor, en horen bij een binnenstedelijk gebied. Daarnaast is er de aanwezigheid van het absolute centrum van de stad vlak om de hoek. Het vorenstaande betekent dat op deze plek een gevarieerd stuk stad kan worden gemaakt. Het plangebied kan fungeren als een stedelijk filter tussen de huidige en nieuwe ontwikkelingen op het UMCG-terrein en het gebied ten westen van het Boterdiep. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van het 'Open Lab', een verzameling van tijdelijke paviljoens aan de zuidkant van het plangebied, bedoeld om innovatieve bedrijfjes te faciliteren en daarmee samenhang in het gebied en de creatieve economie in de stad te stimuleren. Zo kan de ruimtelijke en functionele relatie tussen UMCG-/RUG- en Bodenterrein enerzijds en het gebied aan de westzijde van het Boterdiep anderzijds worden vormgegeven. Bestaande en nieuwe creatieve functies in een groter gebied kunnen op elkaar betrokken worden en bijdragen aan een onderscheidende identiteit van het gehele gebied in de stad.

De RUG maakt in de 'Tijdelijke Stad' die wordt gerealiseerd op de plek van de bouwblokken/ schotsen in de zuidrand van het plangebied al onderdeel uit van het Open Lab. Een onderwijsinstelling als het Kunstvakonderwijs is op zoek naar een locatie aan de zuidoostzijde van het Boterdiep en een hotelconsortium heeft belangstelling voor een locatie in het gebied.

De tram

De komst van de tram, waarbij recentelijk is gekozen voor een model met een koppelingsvariant van twee tramlijnen ter plaatse van de Bloemsingel, betekent dat er een tramlijn dwars door het gebied, juist ten zuiden van de reeds bestaande parkeergarage, zal gaan lopen van Bloemsingel naar Boterdiep en terug. Dit heeft ruimtelijke consequenties voor het profiel van de openbare ruimte aldaar en biedt tevens kansen voor de functionele ontwikkeling.

Een autovrij gebied

De aanwezigheid van een grote parkeergarage en de afwezigheid van autoverkeer in het plangebied maken straatprofielen mogelijk, die goed aansluiten op die van de Hortusbuurt en die een nieuwe stedelijkheid met een grotere dichtheid mogelijk maken. Er is aanleiding om hier en daar ruimtelijke accenten te plaatsen. Verschillende in het gebied voorkomende stedelijke situaties bieden ruimte voor verschillende woonvormen en doelgroepen.

Ruimtelijke (hoofd)structuur

De ruimtelijke hoofdstructuur van het plan wordt bepaald door:

  • de voortzetting van het binnenstedelijke weefsel in de vorm van een nieuwe blokstructuur met een hoge bebouwingsdichtheid;
  • de fijnmazigheid van de ruimte tussen de bouwblokken, waardoor het gebied goed doordringbaar is en er nieuwe verbindingen met aangrenzende gebieden ontstaan;
  • het 'stedelijk landschap': een nieuw type openbare en semi-openbare ruimte (hofjes), mogelijk gemaakt door het autovrije of -luwe maaiveld en de bouwblokkenstructuur.


Ad 1. De bouwblokstructuur

De bouwblokstructuur koppelt het plangebied aan zijn omgeving. Het autovrij-zijn en de architectonische uitdrukking van de bebouwing onderscheidt het van bestaande gebieden en geeft het een eigen identiteit en eenheid. Het bouwblok is een variatie op een traditioneel bouwblok, waarbinnen in hoge dichtheden bijzondere woonvormen of andere functies gerealiseerd worden, die georiënteerd zijn op de openbare ruimte.

Het gebied bestaat niet uit één type bouwblok. Essentieel is juist het verschil in uiterlijk en karakter en dus atmosfeer per blok.

Zo is er een differentiatie in hoogte. De hoogte in het gebied ligt globaal tussen de 3 en 5 bouwlagen, wat overeenkomt met die van het omringende gebied. Maar in het plangebied is een aantal hoogte-accenten toegestaan: aan de Bloemsingel gaat het daarbij om markering van de beëindiging van het Oosterhamrikkanaal en die van de lange zichtas over de Vrydemalaan. Aan het Boterdiep markeert een hoogte-accent de ontsluiting vanaf het Boterdiep als toegangsroute naar de binnenstaden de hoofdfietsroute.

Ook de mate van openheid dan wel beslotenheid van de bouwblokken langs de Langestraat en de oriëntatielijnen op de historische elementen in het gebied geven afwisseling in het beeld. Bovendien ontstaan doorkijkjes en overzicht ter oriëntatie door sommige bouwblokken meer open van structuur te maken dan andere en door het toevoegen van hofjes. Doordat hofjes ook in de nabije omgeving voorkomen, ondersteunt hun aanwezigheid het idee van de continuïteit. Ook door differentiatie in woonmilieus kan de openbare ruimte aansluiten bij de bestaande stad.

Tenslotte draagt de wijze van inschakeling van architecten bij aan de verscheidenheid. Delen van bouwblokken kunnen door verschillende architecten worden ontworpen, waarbij aansluiting wordt gezocht bij één van de kenmerken van de oude binnenstad: 'verscheidenheid in beeld'.

Ad 2. Doordringbaarheid

Jarenlang vormde het gasfabriekterrein een barrière tussen binnenstad en (oudere) uitleggebieden. Door de fijnmazige structuur van de binnenstad door te zetten in het plangebied ontstaat een gebied dat een schakelfunctie tussen de binnenstad en uitleggebieden vervult. De samenhang in de stad wordt daarmee groter.

De hoofdfietsroute vanuit de binnenstad loopt in een directe lijn over het gebied door verschillende autoluwe, danwel autovrije gebieden, waardoor de kwaliteit van de route hoog wordt. Het openbare gebied is het domein van voetganger en fietser.

Ad 3. Het stedelijk landschap

In aansluiting op de kenmerken van de bestaande stad gaat de stedenbouwkundige verkaveling uit van het principe van het gesloten bouwblok en is er een scheiding tussen openbaar en privé binnen de te onderscheiden bouwblokken. Afhankelijk van de stedenbouwkundige situering kan deze scheiding worden vormgegeven door een overgangszone. Recente binnenstedelijke inpassingen in Utrecht, Delft, Leiden en Apeldoorn zijn daarin beeldreferenties.

De oriëntatie en ontsluiting van het wonen is gericht op de openbare ruimte. Het parkeren vindt plaats onder de bouwblokken in de reeds bestaande parkeergarage.

De openbare ruimte

De openbare ruimte volgt de ruimtelijke structuur en speelt zo in drieërlei opzicht een belangrijke rol: als route, voor de continuïteit en als verblijfsgebied.

Door èn een hoge bebouwingsdichtheid èn een autovrij maaiveld te realiseren, wordt een stedelijk gebied geschapen, waarbij de openbare ruimte in hoge mate als verblijfsgebied ingevuld kan worden. De totale openbare ruimte wordt als één geheel ontworpen, maar met een eigen karakter van de delen.

De oriëntatie van de woningen op de openbare ruimte buiten de bouwblokken is van het grootste belang, niet alleen voor het eigen karakter van de straat, maar ook om de sociale veiligheid in het gebied te waarborgen.

De grootte van de bouwblokken biedt hier en daar de mogelijkheid om een voor de binnenstad kenmerkende stedenbouwkundige binnenruimte te creëren, die weliswaar semi-openbaar aanvoelt en meer het domein van de bewoners is, maar die een publiek karakter heeft (een open hofje). Tevens zijn in de binnenruimte privé-tuinen toegestaan, die strikt kunnen worden gescheiden van de publieke binnenruimte. Zo ontstaat een differentiatie in ruimtes, die verschillend gebruik aanmoedigt en de (sociale) structuur in de wijk kleurrijker maakt. Op deze wijze sluit het gebied aan op de stedenbouwkundige structuur van de Hortusbuurt en biedt het de bewoner tal van mogelijkheden tot gebruik van de ruimte rondom de woning.

Uitgangspunt van stedenbouw is de continuïteit van de bebouwde omgeving, de massa, waarin de openbare ruimte is uitgesneden. De continue openbare ruimte is tevens een structurerend middel. Evenals in de binnenstad wordt dus uitgegaan van een heldere, overzichtelijke en beheerste openbare ruimte.

In het plangebied worden twee soorten openbare ruimte onderscheiden:

  • a. de openbare ruimte, zoals hierboven genoemd, als collectieve voorziening;
    Deze is volledig openbaar en altijd toegankelijk en is in beheer en onderhoud bij de gemeente.
  • b. de parochiale ruimte, zoals de semi-openbare ruimte wordt genoemd in bestemmingsplan CiGa, en zoals die gerealiseerd is in de schots (c.q. het bouwblok) aan de noordoostrand van het plangebied.
    In het nog te ontwikkelen gebied komt deze ruimte niet meer voor.
    Met de opzet van de oorspronkelijke schotsen met een binnenruimte van 40x40 meter is getracht ruimte te creëren, die voor iedereen te gebruiken is. Binnen het bouwblok worden private en collectieve ruimtes compact gebundeld. Dit collectieve deel kan, al naar gelang de situatie of het tijdstip van de dag, wel of niet van het openbare gebied worden afgescheiden. Anders dan een traditioneel binnenterrein voegt deze parochiale ruimte in beleving en/of gebruik iets toe aan de kwaliteit van het openbare gebied.

Inrichting van de openbare ruimte

Voor de inrichting van het openbare gebied is een masterplan opgesteld, dat uitgaat van een onderscheid tussen de verschillende stedenbouwkundige betekenissen van de routes binnen het gebied. Daardoor zijn ze onderling herkenbaar in de vormgeving.

De vormgeving van de openbare ruimte met een verkeersfunctie is primair gericht op voetganger en fietser. Als gevolg van de autovrije opzet is een scheiding van verkeerssoorten niet of hooguit minimaal aanwezig. Dat geeft de vrijheid deze ruimte volledig vorm te geven als de ondeelbare openbare ruimte. De Bloemsingel wordt een hoofdfietsroute en deels een tramroute. Bij de vormgeving van de ingangen van het plangebied zal de autovrije opzet direct en helder worden vormgegeven.

Een belangrijk historisch element is de dubbele bedrijfsloods, c.q. de monumentale 'Loods', waarin een horecagelegenheid zal zijn toegestaan. In het openbare gebied is na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid een terras toegestaan.

Sociale veiligheid

Er worden eisen gesteld aan de overgang van openbaar naar privé. De inrichting van de openbare ruimte moet vooral helder en overzichtelijk zijn, zonder inspringingen en hoeken. De beleving van het openbare gebied wordt voor een groot deel bepaald door de functies in de gevel. Voorkomen moet worden dat over een grotere lengte blinde gevels, zonwerend glas of hoge borstweringen ontstaan. Juist de mogelijkheid voor visueel contact binnen/buiten is, samen met overzichtelijkheid, voor een goede sociale veiligheid van groot belang. De fijnmazigheid van de ruimte komt tegemoet aan de behoefte aan alternatieve routes. Verder is de zichtbaarheid en herkenbaarheid van de woningen vanaf de straat van groot belang.

Groen- en waterstructuur

De ecologische structuur tussen Noorderplantsoen en Oosterhamriktracé, waarvan met name het Circusterrein deel uitmaakt, heeft mede richting gegeven aan de wijze waarop groen en water in het plan worden gebruikt. Mooi alleen is niet genoeg: zowel het water als het groen worden gebruikt om de kwaliteit van het woonmilieu te verhogen in de zin van schoner water ('de Watermolen') en bruikbaar groen voor onder andere vogels.

De groene gordel langs de Oostersingel ter hoogte van het UMCG krijgt een vervolg langs de Bloemsingel, waar deze zone aansluiting vindt bij het Oosterhamrikkanaal. Het autovrije maaiveld biedt mogelijkheden voor kwaliteit.

De 'kop' van het plangebied is onderdeel van de ecologische hoofdstructuur. Dat betekent dat er water- en groenverbindingen aangelegd worden tussen het Noorderplantsoen en het Oosterhamrikkanaal. De groenverbindingen worden gelegd via de boomkruinen. Deze verbinding ontstaat door het bijplanten van bomen en door een waterverbinding: 'de Watermolen'. De waterverbindingen ontstaan via oppervlaktewater dat in een gesloten circuit wordt rondgepompt, waarbij een subcircuit aanvullend dit systeem met hemelwater voedt. Dit hemelwater zal deels afkomstig zijn van dakoppervlakken en deels van het maaiveld. Deze 'watermolen' is reeds gerealiseerd.