direct naar inhoud van 3.6 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Trefkoel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP501Trefkoel-oh01

3.6 Milieu

3.6.1 Geluid

Voor dit bestemmingsplan is alleen geluid als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.

Wegverkeerslawaai

Het plangebied ligt binnen de geluidzones van de Zonnelaan, Eikenlaan, Prinsesseweg en Pleiadenlaan. Direct naast dit plangebied is het traject van de regiotram voorzien. Dit betekent dat volgens de Wet geluidhinder akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De initiatiefnemer heeft een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai laten uitvoeren2. Daarbij is onderzoek gedaan naar de geluidbelasting door autoverkeer en door het toekomstige tramverkeer. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde als gevolg van wegverkeerslawaai overschreden wordt. De maximale grenswaarde vanwege wegverkeerslawaai wordt echter niet overschreden. Dit betekent dat er voor dit plan, als gevolg van wegverkeerslawaai, een hogere waardebesluit moet worden genomen.

Voor een aanvaardbaar leefklimaat is het van belang dat de binnenwaarde als gevolg van het wegverkeerslawaai acceptabel is. Bij de gevelwering dient hier rekening mee gehouden te worden.

Hogere waardebesluit

Voor het overschrijden van de voorkeursgrenswaarde wegverkeerslawaai kan een hogere waardebesluit genomen worden. Dit hogere waardebesluit wordt genomen voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Belanghebbenden kunnen zienswijzen indienen met betrekking tot het ontwerp-hogere waardebesluit en later beroep aantekenen bij de Raad van State tegen het hogere waardebesluit.

3.6.2 Parkeergarage

De parkeergarage, en vooral de in- en uitgang hiervan aan de Antaresstraat, is een bron van omgevingslawaai en lichthinder. Woningen in de nabijheid van de in- en uitgang kunnen hier overlast van ondervinden. De initiatiefnemer heeft een akoestisch onderzoek3 en een onderzoek naar lichthinder laten uitvoeren4. Uit de resultaten van beide onderzoeken blijkt dat er maatregelen genomen moeten worden om overlast te beperken. Deze maatregelen zullen tijdens de bouwplanfase nader uitgewerkt worden.

3.6.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor het bestemmingsplan Trefkoel is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2010 en 2020. De concentraties zijn berekend voor de drie meest drukke wegen in het plangebied te weten: Pleiadenlaan, Eikenlaan en de Zonnelaan. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2.

De onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Op grond van de wettelijke normen voor luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

De notitie luchtkwaliteit voor deze ontwikkeling is als losse bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

3.6.4 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en door buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van VROM is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met VROM. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen(BEVB), naar analogie van het BEVI. Voor buisleidingen wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.

Voor dit plangebied is zijn twee bronnen van externe veiligheidsrisico's van belang. Dat zijn de Ringweg en het spoor Groningen-Sauwerd.

Over de Ringweg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied bevindt zich buiten de aandachtszone van 200 meter van de Ringweg. Omdat het plangebied zich buiten de aandachtszone van de Ringweg bevindt hoeft het Groepsrisico niet bepaald te worden.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Groningen-Sauwerd.

Uit nader onderzoek is gebleken dat aan veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobron wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Aangezien het plangebied op ongeveer 600 meter van het spoor ligt is het PAG niet relevant in deze. Voor het groepsrisico blijkt dat voor de meeste ongevallenscenario's geldt dat het effectgebied veel kleiner is dan 200 meter. Er zijn echter enkele scenario's met een groter effectafstand. Het plangebied ligt daarom voor een deel binnen het invloedsgebied van het spoor. De geplande geplande ontwikkeling heeft echter geen significante toename van het GR tot gevolg. De beperkte verantwoording groepsrisico is uiteengezet in de aanvullende studie die als losse bijlage is toegevoegd.

De regionale brandweer heeft daarnaast geconstateerd dat, bij een ongeval met gevaarlijke stoffen op het spoor Groningen-Sauwerd in het plangebied toxische effecten mogelijk zijn.

Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt, dat de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen over het algemeen voldoende zijn. Ten aanzien van de desbetreffende gebouwen adviseert de regionale brandweer om bij de uitwerking van het plan de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen nader uit te werken (de handleiding B&B geldt daarbij als uitgangspunt).

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.6.5 Bodem

Het plangebied betreft een ontwikkellocatie waarbij de functie maatschappelijke doeleinden wordt omgezet naar de functie wonen en maatschappelijke en zakelijke dienstverlening.

Bij deze locatie is specifiek gekeken5 of de bodemkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie en welke acties en inspanningen eventueel noodzakelijk zijn om de bodem geschikt te maken. Op een deel van de locatie is een tweetal bodemonderzoeken uitgevoerd. Een deel van de locatie is verontreinigd met PAK (10 VROM). Voor de niet onderzochte terreindelen is bij een omgevingsvergunning voor ontwikkeling van de locatie (bijvoorbeeld bouw), een bodemonderzoek noodzakelijk.

Voor het onderzochte terreindeel waar bodemverontreiniging is aangetoond, zijn eveneens aanvullende maatregelen nodig bij ontwikkelingen (bijvoorbeeld bouw).

Als gevolg van jarenlange activiteiten kan de bodem belast zijn met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in dit plangebied geen diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt. Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de “Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem” in acht genomen te worden.

3.6.6 Windhinder

In Nederland bestaat geen wetgeving ter voorkoming van windhinder of windgevaar. Dit betekent niet dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen windhinder of windgevaar niet hoeft te worden meegenomen in de afwegingen. De beoordeling van het aspect wind vindt zijn grondslag in de zorg voor een goede ruimtelijke ordening. Daarvoor is het in kaart brengen van mogelijke windhinder of windgevaar noodzakelijk en moet dit in de beoordeling betrokken worden.

Hoge gebouwen kunnen windhinder (en mogelijke windgevaar) veroorzaken op de begane grond. De mate van windhinder wordt voor een groot deel bepaald door de gebouwhoogte en en door het hoogteverschil met de omliggende bebouwing. Volgens NEN 8100 is 'er zeer waarschijnlijk sprake van overmatige windhinder bij gebouwhoogten hoger dan 30 meter of bij gebouwen hoger dan 20 meter die meer dan 50% boven hun omgeving uitsteken. Voor die situaties is een windhinderonderzoek noodzakelijk, waarbij ook het aspect windgevaar moet worden bezien. Om deze reden is in opdracht van de projectontwikkelaar een oriënterend windklimaatonderzoek uitgevoerd in een atmosferische grenslaagwindtunnel6. Basis voor het onderzoek was het architectonisch ontwerp. De huidige en de toekomstige situatie zijn beide onderzocht.

Er moet onderscheid worden gemaakt tussen windhinder en windgevaar. Van windhinder is sprake als de uurgemiddelde windsnelheid 5 meter per seconde of meer is. Windgevaar treedt op als de uurgemiddelde windsnelheid 15 meter per seconde of meer is (windkracht 9; storm).

In de toekomstige geprojecteerde situatie zonder aanvullende maatregelen heerst een slecht gemiddeld windklimaat direct voor de hoofdentree van blok C (de woontoren), het daarvoor liggende plein, en ter hoogte van de galerijen, de binnentuin en de terrassen van de maisonnettes op de zuidhoek van blok B. Er is hier sprake van windhinder, maar de grenswaarde voor windgevaar wordt nergens overschreden.

In de huidige situatie is het windklimaat voor die situaties waar het windklimaat nog met de toekomstige situatie vergeleken kan worden, over het algemeen iets beter. Ter hoogte van de hoofdentree van blok C is het gemiddelde windklimaat in de huidige situatie vergelijkbaar met het gemiddelde windklimaat in de geprojecteerde situatie, mits aanvullende maatregelen worden getroffen. Bezien moet nog worden in hoeverre aanvullende maatregelen kunnen worden getroffen om met name voor de hoofdentree van Blok C de windhinder te beperken. Maatregelen kunnen worden getroffen aan het gebouw maar ook in de openbare ruimte (bv. het plaatsen van bomen).