direct naar inhoud van 5.3 Artikelsgewijze toelichting
Plan: Bestemmingsplan Regiotram - tracédelen I en II
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP490Regiotram1en2-oh01

5.3 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Bestemmingsregels

Artikel 4 Dienstverlening

De bestemming 'Dienstverlening' heeft in de eerste plaats betrekking op het Hunzehuys (UWV-gebouw). Zoals eerder al werd opgemerkt ging in het aanvankelijk gekozen model de tramlijn onder dit gebouw door, gebruikmakend van de onderdoorgang naast de fietsenstalling. Daarvoor zou de vrije doorrijhoogte moeten worden vergroot. Volgens het nieuwe ontwerp (kopspoor in plaats van lus) is dit niet meer nodig. Het gebruik van de onderdoorgang is als mogelijkheid echter nog gehandhaafd.

Daarnaast vallen ook het voormalige bankgebouw op de hoek Stationsweg-Hereweg (nu Gasterra) en de Heereborg (het kantoorgebouw tussen het Hunzehuys en het bankkantoor) onder deze bestemming. Aan deze gebouwen verandert overigens niets, ze zijn voor de samenhang in het bestemmingsplan opgenomen.

Bij de regeling van de bestemming is zoveel mogelijk aangesloten bij het huidig gebruik en de bestemmingsmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan (het bestemmingsplan 'Station e.o.') biedt. Dit is in hoofdzaak kantoorgebruik, wat in lid 4.1 met name in de onderdelen a en b is vastgelegd.

Volgens de bestemmingsomschrijving zijn (op de begane grond) tevens horecabedrijven en detailhandel toegestaan (onderdeel d). Deze zijn overigens uitsluitend in het Hunzehuys mogelijk, waarin deze functies reeds voorkomen (aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – detailhandel en horeca'). De omvang van de horecabedrijven en detailhandel dient beperkt te blijven tot een netto vloeroppervlak van maximaal 200 m2 per vestiging. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om hiervan bij een omgevingsvergunning af te wijken tot maximaal 350 m2. Bij de invulling kan worden gedacht aan daghoreca (bijvoorbeeld een lunchroom, broodjeshuis of snackbar), een bloemenstal of een gemakswinkel. Dergelijke kleinschalige voorzieningen, die zich richten op reizigers, zijn passend bij de openbaar vervoersfunctie van het gebied met zowel een spoorweg- als een busstation en in de nabije toekomst een belangrijke overstapplaats voor de Regiotram.

De busparkeerplaats achter het Hunzehuys en een bestaand parkeerterrein achter de Glaudélocatie zijn eveneens onder de bestemming 'Dienstverlening' gebracht. Door middel van de doeleneinden openbaar vervoer (lid 4.1, onderdeel c) en parkeervoorzieningen (lid 4.1, onderdeel g) zijn deze positief bestemd en is herinrichting mogelijk.

In de bouwregels is vastgelegd dat de gebouwen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak dienen te worden gebouwd en dat de daarop aangegeven maximum-bouwhoogte in acht dient te worden genomen. Ook bij de bepaling van de bouwgrenzen en de maximale bouwhoogten is zoveel mogelijk uitgegaan van het geldende bestemmingsplan en de bestaande situatie.

Artikel 5 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' heeft betrekking op de wegen, waarlangs de tramlijn zal worden aangelegd, met uitzondering van de straten en pleinen binnen de diepenring (deze zijn bestemd tot 'Verkeer - Verblijf'; zie hiervoor de toelichting op artikel 8). Volgens lid 5.1 zijn binnen de bestemming 'Verkeer' toegelaten:

  • wegen,
  • trambanen,
  • voet- en fietspaden,
  • parkeer- en fietsenstallingsvoorzieningen,
  • een busstation (voor zover als zodanig aangeduid),
  • horecabedrijven en detailhandel (met inachtneming van de gestelde beperkingen ten aanzien van branche, plaats en omvang),
  • een voetgangersbrug (voor zover als zodanig aangeduid),
  • nutsvoorzieningen,
  • een standplaats voor straathandel (voor zover als zodanig aangeduid),
  • bermen, taluds, groenvoorzieningen, waterlopen en voorzieningen ten behoeve van het verkeer te water en
  • additionele voorzieningen.

De plaats van de tramhaltes is niet vastgelegd. Zij maken deel uit van de functie trambanen en kunnen daarmee - als additionele voorziening bij deze functie - overal binnen de bestemming 'Verkeer' worden gerealiseerd. Hierbij moet overigens worden opgemerkt dat wachthuisjes (abri's) vergunningvrij zijn.

De bestemming 'Verkeer' maakt tevens de aanleg mogelijk van een parkeerterrein achter de bebouwing op de hoek Kastanjelaan-Moesstraat, ter compensatie van parkeerplaatsen die voor de aanleg van Lijn 1 moeten verdwijnen.


Door verbreding van de onderdoorgang van het viaduct van het Noorderstation verdwijnt de bestaande horecagelegenheid. Hiervoor dient een vervangende locatie te worden gevonden. Deze wens wordt overigens mede ingegeven door de sociale veiligheid. Een mogelijkheid is (een) nieuw(e) paviljoen(s) tegen de bestaande stationsbebouwing aan te bouwen (zie hiervoor de toelichting op artikel 6). Een andere optie is het bouwen van een paviljoen binnen de openbare ruimte aan de noordzijde van het station (al of niet bouwkundig te integreren met het aanwezige rioolgemaal). Met het oog hierop laat de bestemming 'Verkeer' horeca en detailhandel toe voor zover de gronden zijn aangeduid met 'specifieke vorm van gemengd – detailhandel en horeca'. Om de ondergeschiktheid van deze functies te waarborgen en een openbare ruimte van voldoende maat over te houden is de oppervlakte beperkt tot 200 m2 (bij afwijking maximaal 350 m2).

Een bestaande viskraam aan de Zonnelaan is positief bestemd (aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – standplaats').


De bouwregels houden rekening met bouwwerken ten behoeve van de tramlijn. Zoals gesteld is voor dergelijke bouwwerken niet altijd een omgevingsvergunning vereist. Voor zover ze vergunningvrij zijn, vindt geen toets aan het bestemmingsplan plaats. Als voorbeeld werden abri's genoemd. Volgens het Besluit omgevingsrecht is een omgevingsvergunning evenmin vereist voor bovenleidingen met de bijbehorende draagconstructies. Ten behoeve van de tramhalte aan de Zernikelaan zal (evenals ten behoeve van de onder de bestemming 'Verkeer - Verblijf' geregelde halte op het Gedempte Zuiderdiep; zie de toelichting op artikel 7) een overkapping van grotere afmetingen worden gebouwd (die derhalve vergunningplichtig is). Deze halte is door middel van de 'specifieke bouwaanduiding - 3' op de plankaart aangegeven. In de bouwregels is vastgelegd dat de bouwhoogte van de overkappingen niet meer mag bedragen dan 7 meter. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van overkappingen op gronden, die niet van de specifieke bouwaanduiding zijn voorzien, en voor een overschrijding van de maximale bouwhoogte van overkappingen met ten hoogste 3 meter (lid 5.4, onder e, respectievelijk onder f). Overigens kan ook van de bouwregels worden afgeweken voor het bouwen van overkappingen ten behoeve van het busstation (aanduiding 'openbaar vervoerstation').

Artikel 6 Verkeer - Railverkeer

De bestemming 'Verkeer - Railverkeer' omvat een gedeelte van het bestaande spooremplacement bij het Hoofdstation en het Noorderstation. In het Stationsgebied wordt de tramlijn aangesloten op het regionale spoorwegnet. In verband hiermee zijn spoor 1 en een deel van perron 1b/2b in het plan overeenkomstig bestemd. Tussen de Noorderstationstraat en de Kastanjelaan voert het tracé van Lijn 1 onder het spoorwegviaduct door. Dit viaduct met de daarop gelegen spoorweghalte wordt gehandhaafd, inclusief de trapopgangen naar de perrons. Daarom is ook hieraan de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' toegekend, met een bouwvlak. Hiermee is de bestaande stationsbebouwing in beginsel positief bestemd. In verband met de dubbelfunctie is aan de gronden ter plaatse tevens aanduiding 'verkeer' gegeven. Hierdoor zijn de gronden, voor zover als zodanig aangeduid, mede bestemd voor wegen, trambanen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. De bestemmingsregeling komt daarmee in zoverre overeen met de in artikel 5 geregelde bestemming. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op dat artikel.

De bestemming biedt voorts de mogelijkheid voor kleinschalige horeca- en detailhandelsvoorzieningen. Door verbreding van de onderdoorgang verdwijnt, zoals gezegd, de bestaande horecagelegenheid onder het station. Om dit te compenseren, maar ook omdat de aanwezigheid van dit soort voorzieningen uit oogpunt van sociale veiligheid als zeer gewenst wordt beschouwd, dient hiervoor een een nieuwe plek te worden gevonden. Een mogelijkheid is de bouw van een paviljoen op het pleintje aan de noordzijde van het Noorderstation. Hiermee is in de regeling voor de bestemming 'Verkeer' rekening gehouden (zie de toelichting op artikel 5). Een andere mogelijkheid is het paviljoen tegen het bestaande stationsgebouw aan te plaatsen. In dit model staat het paviljoen aan het pleintje, dat zelf verder vrij van bebouwing wordt gehouden. Hierbij zou eventueel ook aan de andere zijde van het station nog een paviljoen kunnen worden gerealiseerd. Met het ook hierop is het bouwvlak aansluitend op de beide trappen naar de perrons verruimd en is aan een deel van deze gronden de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – detailhandel en horeca' gegeven. Omdat in dit model de paviljoens met de bestaande stationsbebouwing worden geïntegreerd kunnen iets grotere volumes, passend bij de schaal van het Noorderstation, wenselijk zijn. In verband hiermee zijn in dit artikel voor de horeca- en detailhandelsfuncties iets ruimere metrages opgenomen (per vestiging maximaal 250 m2, bij afwijking maximaal 500 m2).

In de bouwregels is een vrije doorrijhoogte onder het spoorwegviaduct vastgelegd van 4,80 meter + NAP21. Deze maat komt overeen met de hoogteligging van het viaduct (onderkant viaduct ± 4,80 meter + NAP).

Artikel 7 Verkeer – Verblijf

De bestemming 'Verkeer – Verblijf' omvat het gedeelte van tracédeel I gelegen binnen de diepenring. De openbare ruimte binnen de diepenring heeft overwegend een verblijfskarakter, wat onder meer tot uiting komt in de autoluwheid van het gebied. Dit wordt met deze bestemming tot uitdrukking gebracht. Overigens is, voor zover het de inpassing van het tramtracé betreft, de inhoud van deze regeling gelijkluidend aan de bestemming 'Verkeer'. Kortheidshalve wordt hier volstaan met een verwijzing naar de toelichting op artikel 5. Een bestaande standplaats met een bloemenkraam aan het Hereplein is conform het huidig gebruik bestemd (aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – standplaats').

Artikel 8 Water

De bestemming 'Water' heeft betrekking op het Verbindingskanaal, ter plaatse van de Herebrug. Gezien de dubbelfunctie is ter plaatse van de brug de aanduiding 'verkeer' gegeven. Hierdoor zijn de gronden mede bestemd voor wegen, trambanen en voet- en fietspaden. Een bestaand kanoverhuurbedrijf onder de brug is positief bestemd.

Artikel 9 Wonen

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan een bestaande flat nabij het kruispunt Eikenlaan-Kastanjelaan. Zoals eerder opgemerkt wordt deze flat in verband de reconstructie van het kruispunt gedeeltelijk gesloopt. Het te handhaven gedeelte van het gebouw wordt aangeheeld en behoudt de huidige woonfunctie. Om die reden is dit deel dienovereenkomstig bestemd. Hierbij zijn de bestemmingsregels uit het nog recente bestemmingsplan 'Paddepoel, Selwerd en Tuinwijk', zoveel als nodig is, overgenomen en is een nieuw bouwvlak toegekend, afgestemd op de gewijzigde situatie.

Regeling van vrije beroepsactiviteiten in en bij woningen

Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen - met behoud van de woonfunctie - uit te oefenen in een woning.

Indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming is gegeven, is het op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening verboden deze te gebruiken in strijd met de woonbestemming. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de aard van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de omvang van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de intensiteit van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik. Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163). Onder een vrije beroepsbeoefenaar wordt verstaan: iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Artikel 10 Leiding - Gas

Door de groenzone tussen Zernike Campus en Zernike Sciencepark loopt een aardgastransportleiding. Hierop is in paragraaf 4.7 al ingegaan. Met het oog op de aanwezigheid van de leiding is de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' toegekend. De strook met deze bestemming heeft een breedte van 8 meter, wat overeenkomt met de vrijwaringszone rondom de leiding (4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding). Hierbinnen mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de aanleg, de instandhouding en bescherming van aardgastransportleidingen worden gebouwd. Ten behoeve van de onderliggende bestemming kan uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding en voorafgaand overleg met de leidingbeheerder heeft plaatsgevonden.

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Ter hoogte van de groenzone tussen Zernike Campus en Zernike Sciencepark wordt het tracé gekruist door een bovengrondse hoogspanningsleiding, de 110 kV-lijn Vierverlaten-Hunze (zie ook paragraaf 4.7). Deze hoogspanningsverbinding is geregeld door middel van een dubbelbestemming. De breedte van het bestemmingsvlak is 50 meter, wat overeenkomt met de breedte van de zakelijk rechtstrook (2x 25 m). Het voorliggende bestemmingsplan laat in de directe omgeving van de hoogspanningslijn geen woningen of andere objecten toe, waar mensen langdurig verblijven, zoals scholen en kinderopvang. Er hoeft derhalve geen rekening te worden gehouden met de zogenaamde specifieke magneetveldzone.

Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' mogen uitsluitend bouwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsleiding. Ten behoeve van de onderliggende bestemming kan uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding en voorafgaand overleg met de leidingbeheerder heeft plaatsgevonden.

In de getroffen regeling is rekening gehouden met de verhoging van een bestaande hoogspanningsmast op het parkeerterrein achter de Hanzehogeschool (mast 32). Door leidingbeheerder Tennet is onderzoek verricht naar de onderlinge elektrische en elektromagnetische beïnvloeding van de hoogspanningsleiding en de bovenleiding van de Regiotram. Op basis van dit onderzoek is er, om mogelijk ongewenste effecten te voorkomen, voor gekozen de bestaande mast met 6 à 7 meter te verhogen. De bestaande mast heeft een hoogte van 28 meter. Volgens het geldende bestemmingsplan 'Zernike 2006' mag de hoogte van een hoogspanningsmast niet meer bedragen dan 30 meter. Met het oog hierop is aan het bestaande parkeerterrein achter de Hanzehogeschool - in aansluiting op de geldende bestemming - de bestemming 'Verkeer' gegeven met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en is in de regels van laatstgenoemde bestemming de mogelijkheid opgenomen om hoogspanningsmasten te bouwen tot een hoogte van maximaal 55 meter. Deze maat is conform de huidige standaard-bestemmingsplanregels van de gemeente.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 1

In paragraaf 4.1 bleek dat de gronden binnen de diepenring een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben. Daarom is aan deze gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' gegeven. Op grond van lid 12.2 is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht om voor bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m2 en een grotere diepte dan 0,30 meter beneden maaiveld een archeologisch rapport over te leggen. Deze bepaling vindt haar grondslag in artikel 40 van de Monumentenwet 1988. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan in een aantal gevallen afwijken, bijvoorbeeld wanneer uit archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, archeologisch onderzoek doormiddel van opgraving wordt uitgevoerd of de bouw wordt begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. Voorts is op grond van lid 12.4 een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist voor enkele met name genoemde activiteiten, indien deze de genoemde oppervlakte- en dieptemaat overschrijden.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 2

De gronden ten zuiden van het Verbindingskanaal en van begin Boterdiep tot aan Zernike Sciencepark hebben een hogere archeologische verwachtingswaarde (verwezen

wordt naar paragraaf 4.1). Daarom is hieraan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' gegeven. Voor bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 500 m2 en een grotere diepte dan 0,30 meter dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen. Voorts is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist voor enkele met name genoemde activiteiten, indien deze de genoemde oppervlakte- en dieptemaat overschrijden.

Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt in een bouwvergunningstoets en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 15 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

Dit artikel regelt de verhouding tussen het bestemmingsplan en de bouwverordening. Volgens artikel 9, lid 1, van de Woningwet blijven de voorschriften van de bouwverordening, voor zover deze niet overeenstemmen met de voorschriften van het desbetreffende bestemmingsplan, buiten toepassing. Het tweede lid van dit wetsartikel bepaalt dat de voorschriften van de bouwverordening van toepassing blijven indien het desbetreffende bestemmingsplan geen voorschriften bevat, die hetzelfde onderwerp regelen, tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt. Artikel 9 van de planregels is hierop gebaseerd.

Artikel 16 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing is. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17 Overgangsrecht

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 18 Slotregel

Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.