direct naar inhoud van 4.5 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Oosterparkwijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP489Oosterparkwij-oh01

4.5 Milieu

Binnen de gemeente Groningen is sinds eind jaren '80 van de vorige eeuw het principe van de compacte stad uitgangspunt van het milieu- en ruimtelijk beleid. Het compacte stadsbeleid staat voor een concentratie van stedelijke functies waardoor op regionaal niveau het milieu gunstig wordt beïnvloed. De compacte stad leidt immers tot minder ruimtebeslag in het buitengebied en minder mobiliteit.

Het concept van de compacte stad brengt echter met zich mee dat de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving door de concentratie van stedelijke functies, plaatselijk kan leiden tot milieubelasting. Het is dan ook belangrijk om de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving gericht in de gaten te houden. Uitgangspunt hierbij is dat de relatief goede kwaliteit van het Groningse milieu wordt gehandhaafd en waar nodig verbeterd.

Het plangebied omvat de Oosterparkwijk. Aan de randen van deze woonwijk bevinden zich enkele bedrijventerreinen. Het voorliggend plan is voornamelijk een conserverend plan, dat in het kader van de actualisering van oude bestemmingsplannen is opgesteld. Dit betekent dat er in principe geen nieuwe ontwikkelingen in worden meegenomen.

De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem en duurzaamheid.

4.5.1 Bedrijven(terreinen)

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.

In de Oosterparkwijk zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 en 2, conform de beschrijving van de VNG in “Bedrijven en milieuzonering”. Dergelijke bedrijven passen binnen een woonomgeving. Op dit moment zijn er vier bestaande bedrijven of inrichtingen met een hogere categorie in de Oosterparkwijk. Het zijn de volgende vier bedrijven:

1. Hoofdgemaal Provincie Groningen, Damsterdiep 146 (cat 3);

2. Stichting Huisartsenlaboratorium Noord, Damsterdiep 191 (cat 4);

3. PTB Machinefabriek BV, Petrus Campersingel 119 (cat 3);

4. Xendo Drug Development BV, Professor Rankestraat 42 (cat 3).

Drie bedrijven vallen onder categorie 3, één bedrijf valt onder categorie 4. Op dit moment veroorzaken de hierboven genoemde bedrijven geen overlast voor de omgeving. Bij vertrek van de hierboven genoemde bedrijven zal hiervoor in de plaats maximaal een categorie 1- of 2- inrichting zijn toegestaan. De voorschriften van dit bestemmingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

De Wet ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming is een middel om overmatige hinder te voorkomen. De VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering”geeft hiervoor een handreiking. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet Milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties. In artikel 2.1 Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in het bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Barim) genoemd is als een type A of B inrichting. Indien het een type A of B inrichting is, dan is respectievelijk geen melding of het doen van een melding verplicht.

4.5.2 Geluid

Geluid is één van de factoren die (grote) invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.

Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

  • industrielawaai
  • wegverkeerslawaai
  • spoorweglawaai

In dit plangebied zijn alleen wegverkeerslawaai en industrielawaai relevant.

1. Industrielawaai

Een deel van dit bestemmingsplan ligt voor een deel binnen een geluidzone. Het betreft in dit geval de geluidzone van het industrieterrein Groningen Zuid Oost. Dit industrieterrein is gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. Buiten de geluidzone mag de geluidbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A). De geluidzone is weergegeven op de plankaart. Voor bestaande woningen heeft de geluidzone geen gevolgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP489Oosterparkwij-oh01_0062.png"

Ligging geluidzone Groningen Zuid Oost

2.Wegverkeerslawaai

In en langs het plangebied liggen ontsluitingswegen zoals het Damsterdiep en de Petrus Campersingel. Deze wegen en de overige 50 kilometerwegen vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder.

De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor dergelijke bestaande situaties, tenzij hier nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. In dat geval schrijft de Wet geluidhinder een procedure en werkwijze voor die consequenties kan hebben voor de geluidbelasting die is toegestaan op nieuwe maar ook op bestaande geluidgevoelige bestemmingen. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

4.5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit1 geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor het bestemmingsplan Oosterparkwijk is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2010 en 2020.

De concentraties zijn berekend voor de meest drukke weg in het plangebied Oosterparkwijk, te weten: Petrus Campersingel, Wielewaalplein en het Damsterdiep. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2.

De gemeente heeft in haar Duurzaamheidsbeleid opgenomen dat er ook getoetst wordt aan de veel strengere gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof van de Wereld Gezondheidsraad (WHO).

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan Oosterparkwijk.

De gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof wordt net als in grote delen van Nederland wel overschreden.

Het luchtkwaliteitsonderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Geur

In zoverre van toepassing worden de richtlijnen voor geurnormen meegenomen bij de bedrijven via de vergunningen in kader van Wet milieubeheer en/of een Algemene Maatregelen van Bestuur (AmvB).

4.5.4 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van VROM is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen2 bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met VROM. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB, 2011). Voor het transport gevaarlijke stoffen is een nieuw instrumentarium in ontwikkeling3 .

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.

De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Deze inventarisatie is als bijlage bij dit plan gevoegd. Hieruit blijkt dat het plangebied te maken heeft met een aantal risicobronnen. Binnen het plangebied bevinden zich geen risicobronnen. Nabij het plangebied bevinden zich de volgende bronnen:

  • LPG tankstation Total Ronda, Ulgersmaweg 38
  • Van Starkenborghkanaal

De afstand tussen het plangebied en het LPG tankstation bedraagt 400 meter. De afstand van het Van Starkenborghkanaal naar het plangebied bedraagt 30 meter. Als gevolg van deze afstanden zijn deze beide risicobronnen niet van invloed op de veiligheidssituatie binnen het plangebied. Voor het Van Starkenborghkanaal is, op verzoek van de VROM-Inspectie, een aanvullende berekening gemaakt. Dit rapport is als bijlage bij dit plan gevoegd.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Groningen-Sauwerd.

Uit nader onderzoek is gebleken dat aan veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobron wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Aangezien het plangebied op ongeveer 950 meter van het spoor ligt is het PAG niet relevant in deze. Voor het groepsrisico geldt dat voor de meeste ongevallenscenario's geldt dat het effectgebied veel kleiner is dan 200 meter. Er zijn echter enkele scenario's met een groter effectafstand. Het plangebied ligt daarom voor een deel binnen het invloedsgebied van het spoor. De geplande actualisatie van het bestemmingsplan heeft echter geen enkele toename van het GR tot gevolg. De verantwoording groepsrisico is uiteengezet in de aanvullende studie die als bijlage is toegevoegd.

De regionale brandweer heeft daarnaast geconstateerd dat, bij een ongeval met gevaarlijke stoffen op het spoor Groningen-Sauwerd, in het plangebied toxische effecten mogelijk zijn. Het plangebied ligt in het invloedsgebied van deze risicobron. De geplande actualisatie van het bestemmingsplan heeft echter geen enkele toename van het GR tot gevolg.

De aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid maken onderdeel uit van deze verantwoording. Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt, dat de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen over het algemeen voldoende zijn. Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt, dat de alarmerings- en ontvluchtingsmogelijkheden over het algemeen voldoende zijn. In het invloedsgebied is wel sprake van langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen. Gezien de afstand tot het spoortracé zijn geen extra maatregelen noodzakelijk. Het aspect zelfredzaamheid geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.5.5 Bodem

Met deze herziening van het bestemmingsplan Oosterparkwijk wordt de bestaande situatie vastgelegd er zijn geen ontwikkellocaties benoemd.

De functies in dit gebied hebben voornamelijk de functies wonen en bedrijven. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie. In het plangebied zijn echter wel diverse bronnen van verontreiniging aanwezig en is er sprake van een diffuse (lichte) verontreiniging van de bodem.

Bronverontreiniging

Binnen het plangebied bevinden zich diverse locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of een eerder bodemonderzoek. Binnen het plangebied bevinden zich voornamelijk dempingen en ophogingen. Daarnaast bevinden zich binnen het plangebied diverse bedrijventerreinen met verschillende bedrijvigheid waardoor de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn.

Binnen het plangebied zijn meerdere locaties gesaneerd. Momenteel wordt één locatie gesaneerd. Er zijn twee locaties bekend waar ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld en nog niet is gesaneerd. Hierbij is vastgesteld dat er geen spoedige sanering noodzakelijk is.

In onderstaande tabel zijn de gesaneerde en ernstige locaties weergegeven. Tevens is aangegeven of een sanering is afgerond en of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.

Locaties met een ernstige bodemverontreiniging en uitgevoerde saneringen

Locatie code   Locatie naam   Beoordeling verontreiniging   Sanering uitgevoerd*   Zorg na sanering  
GO001401245   Damsterdiep, Berlagetrace   ernstig, geen spoed   ja   3, 7  
GO001400795   Damsterdiep, parkeergarage   ernstig, geen spoed   loopt    
GO001401191   Damsterdiep, vml. persleiding naar Delfzijl   niet ernstig, licht tot matig verontreinigd   ja   2, 7  
GO001400243   Enno Dirk Wiersmastr 3   ernstig, geen spoed   nee    
GR001400258   Jan Hissink Jansenstraat 17 - 19   ernstig, geen spoed   nee    
GO001401024   Linnaeusplein 6 - 16   niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd   ja   n.v.t.  
GR001400261   Oliemuldersweg 8 - 12   niet ernstig, licht tot matig verontreinigd   ja   n.v.t  
GR001400141   Resedastraat 1/1 - 81 / Florakade 52 - 66   ernstig, geen spoed   ja   2, 4  
GO001401560   Zaagmuldersweg, vml. nr. 63   Zorgplicht   ja   n.v.t.  

Zorgmaatregelen en gebruiksbeperkingen na sanering
1. bestemmingswijzigingen melden bij bevoegd gezag Wbb
2. leeflaag in stand houden
3. verharding in stand houden
4. monitoring grondwater
5. verbod graafactiviteiten
6. grondwateronttrekkingsysteem aanwezig
7. verbod op bouwwerkzaamheden

* Bij functiewijzigingen zal nagegaan moeten worden of de sanering voldoende uitgevoerd is voor het beoogde gebruik.  

Diffuse verontreinigingen

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in dit plangebied een diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt ten aanzien van PAK's (10 VROM) en minerale olie. Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de “Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem” in acht genomen te worden.

De bodeminventarisatie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

4.5.6 Kabels en leidingen

In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van de externe veiligheid. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.

In het plangebied bevinden zich twee naast elkaar liggende ondergrondse hoogspanningsverbindingen van TenneT van 110 kV. Deze leidingen zijn als dubbelbestemming op de verbeelding en in de regels opgenomen. De afstand vanaf de weerszijden van de kabels dient minimaal 3 meter te bedragen. In totaal komt dit neer op een totale zone met een breedte van 6,4 meter.

Voor de juridische regeling kan worden verwezen naar de betreffende bestemmingen in de regels.