direct naar inhoud van Bijlage 2 Externe veiligheid: veiligheidsstudie
Plan: Bestemmingsplan Hoornse Meer, Hoornse Park en Piccardthof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP485HoornseMeerHo-vg01

Bijlage 2 Externe veiligheid: veiligheidsstudie

1. Inleiding

1.1 Externe Veiligheidsstudie

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect Externe Veiligheid voor het bestemmingsplan 'Hoornse Meer, Hoornse Park en Piccardthof' heeft de Milieudienst gemeente Groningen een veiligheidsstudie uitgevoerd. Deze studie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
  • analyse van de invloed risicobronnen op de veiligheid;
  • toetsing veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording groepsrisico.

De studie is uitgevoerd in juni 2010 ten behoeve van de beoordeling van het voorliggend bestemmingsplan. De uitkomsten van de studie vormen de basis voor de externe veiligheidsparagraaf van het bestemmingsplan (hoofdstuk 4).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied Hoornse Meer, Hoornse Park en Piccardthof ligt in de uiterste zuidwesthoek van de stad Groningen. Aan de west- en zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de gemeentegrens (Groningen – Tynaarlo). De grens in het noordoosten wordt gevormd door de volkstuinencomplexen Bruilweering en Piccardthof. Aan de noordwestkant grenst het plangebied aan de Laan Corpus den Hoorn, aan de zuid- en zuidoostkant wordt het plangebied begrensd door het Hoornse Meer en de Hoornse Plas.

2 Toelichting Externe Veiligheid

2.1 Definitie Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en door buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen (externen) die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

In het begrip risico zijn kansen en effecten aan elkaar gekoppeld. Bij externe veiligheid gaat het om ongelukken met kleine kansen en grote effecten. Het beleidsveld externe veiligheid richt zich op de beheersing van deze risico's.

2.2 Risiconormen

De risiconormering voor externe veiligheid concentreert zich rond twee begrippen, plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Hieronder worden deze toegelicht.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft het minimale wettelijke niveau voor de bescherming van individuele burgers. Het is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval bij een risicobron, aangenomen dat de persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.

In het plaatsgebonden risico zijn twee kansen verwerkt:

  • de kans op het plaatsvinden van een ongeluk waarbij een gevaarlijk stof vrijkomt;
  • de kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg hiervan.

Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10-6) per jaar zijn.

Men kan de kans met een risicocontour ruimtelijk weergeven. Deze contour verbindt plaatsen in de omgeving van de risicobron met een overlijdenskans van één op een miljoen. Binnen de 10-6-contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten (zoals bijvoorbeeld woningen en scholen) worden geplaatst.

Met het groepsrisico (GR) wordt een maat gegeven voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Het is de kans per jaar dat een groep van tenminste 10 personen tegelijk overlijdt als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron én een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

De hoogte van het groepsrisico is afhankelijk van twee factoren:

  • de jaarlijkse kans dat zich een ongeval met een gevaarlijke stof voordoet;
  • het aantal potentiële slachtoffers in invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Het GR legt een relatie tussen deze twee factoren.

Men kan het groepsrisico niet ruimtelijk weergeven. Het wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin het aantal slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat de groep slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen: de fN-curve. Het groepsrisico dient te worden bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Daarnaast speelt het zogenaamde Plasbrand Aandachtsgebied (PAG) een belangrijke rol bij de beoordeling van externe veiligheid. Het PAG betreft de zone waarbinnen de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen een dodelijk effect hebben. Voor de wegen en het spoor ligt deze grens op 30 meter, voor vaarwegen bedraagt de zone 25 meter.

3. Wettelijk kader

3.1 Inleiding

Om de externe veiligheidsrisico's te beheersen heeft de Rijksoverheid een aantal nota's, circulaires en besluiten opgesteld die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor respectievelijk inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Het Rijksbeleid staat niet op zichzelf. Ook de provincie Groningen en de gemeente Groningen hebben veiligheidskaders vastgesteld.

3.2 Rijksbeleid

Risicobedrijven

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Daarnaast stelt het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO-1999) eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland. Het BEVI verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Ten aanzien van transportrisico's zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2005) en de Circulaire 'Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, in nauwe samenwerking met VROM, 2004) verschenen. De circulaire bevat veiligheidsnormen voor het vervoer en voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes. Gemeenten dienen hiermee rekening te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Binnenkort wordt volgens planning het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) vastgesteld. Het BTEV is vergelijkbaar met het BEVI en bevat risiconormen voor transportroutes.

Hogedrukbuisleidingen

Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB), naar analogie van het BEVI. Voor buisleidingen wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

3.3 Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Groningen

In januari 2010 heeft de gemeente Groningen eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Groningen, ontwerp vastgesteld op 19 januari 2010 bij besluit College van burgemeester en wethouders). Hierin geeft de gemeente Groningen aan, hoe zij binnen haar grenzen met het milieuaspect externe veiligheid om wil gaan. In de visie worden randvoorwaarden geformuleerd voor nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bevat de visie een afwegingskader voor de initiatieffase van nieuwe ontwikkelingen.

3.4 Provinciaal Basisnet Groningen

Voor de provinciale wegen heeft de provincie het provinciaal basisnet Groningen opgesteld ('Veilig op weg, veiligheid rondom de weg, De uitwerking: Het provinciaal basisnet Groningen.' Versie: definitief, vastgesteld door GS d.d. 20 april 2010). Het provinciaal basisnet bevat daarnaast aanvullende regels voor rijks- en spoorwegen ten behoeve voor extra bescherming van minder zelfredzame personen. Het provinciaal basisnet Groningen betreft een robuust systeem waarin de externe risico's van transport van gevaarlijke stoffen zijn beschouwd en de gevolgen inzichtelijk zijn gemaakt.

4 Risicosituatie plangebied

4.1 Inventarisatie risico's

In deze paragraaf wordt de risicosituatie voor het plangebied geschetst. Hiertoe heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de potentiële risicobronnen in en nabij het plangebied. Risicobronnen zijn:

  • bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd;
  • transportassen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • buisleidingen voor transport van aardgas onder hoge druk en voor K1, K2 en K3-vloeistoffen.

De inventarisatie bestaat in eerste instantie uit het in kaart brengen van de risicobronnen in en nabij het plangebied en uit een analyse van de invloed die deze bronnen hebben voor de veiligheid.

De onderstaande informatiebronnen vormen de basis voor de inventarisatie:

  • het register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS),
  • risicokaart Groningen,
  • tellingen transport van gevaarlijke stoffen, Rijkswaterstaat (DWS, stand 2009),
  • prognoses Prorail,
  • ontwerp basisnetten weg, water en spoor,
  • provinciaal basisnet Groningen, definitief concept versie 2.0,
  • gemeentelijk inrichtingenbestand Wm-vergunning (archief Milieudienst),
  • leidinggegevens Gasunie.

4.2 Risicobronnen bestemmingsplan Hoornse Meer, Hoornse Park en Piccardthof

Hieronder staat een overzicht van de resultaten van de inventarisatie.

Bedrijven

LPG tankstation Eelderwolde (gemeente Tynaarlo)

  • opslag en bevoorrading van LPG,
  • ongevallenscenario: BLEVE
  • ligging buiten het plangebied,
  • afstand tot het plangebied > 300 meter.

Transport gevaarlijke stoffen

A7, Weg der Verenigde Naties

  • vervoer van gevaarlijke stoffen, deel van het landelijke basisnet,
  • ligging buiten het plangebied,
  • afstand tot het plangebied > 250 meter.

A28, Julianaweg

  • vervoer van gevaarlijke stoffen, deel van het landelijke basisnet,
  • ligging buiten het plangebied,
  • afstand tot het plangebied > 300 meter.

Er bevinden zich geen risicovolle spoorlijnen en vaarwegen in of nabij het plangebied.

Buisleidingen:

Hogedrukaardgasleiding, N-507-50-KR-004 en N-505-41-KR-050

  • transport van aardgas onder hoge druk; beheerder Gasunie,
  • leidinggegevens: diameter 12 inch, ontwerpdruk 40 bar,
  • ongevallenscenario: ontsteking van vrijkomend gas,
  • effectafstand (1% letaliteitsgrens): 140 m (bron: Gasunie),
  • ligging: noordwesthoek binnen het plangebied (N-507-50-KR-004) en zuidwesthoek binnen het plangebied (N-505-41-KR-050).

4.3 Ligging risicobronnen

In de hierna volgende figuur wordt de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP485HoornseMeerHo-vg01_0025.jpg"

Ligging risicobronnen met relevantie voor plangebied Hoornse Meer, Hoornse Park en Piccardthof (bron: risicokaart Groningen)

4.4 Conclusie inventarisatie

Uit de inventarisatie blijkt dat in de omgeving van het plangebied een aantal risicobronnen aanwezig is. Het betreft de volgende risicobronnen:

  • Rijksweg A7 (Weg der Verenigde Naties);
  • Rijksweg A28 (Julianaweg);
  • LPG tankstation Eelderwolde (gemeente Tynaarlo).

De afstand tussen het plangebied en deze risicobronnen bedraagt meer dan 250 meter. Als gevolg hiervan strekken de toetsingsgebieden voor het groepsrisico van deze risicobronnen zich niet uit tot het plangebied. De aanwezigheid van de Rijkswegen en het LPG tankstation heeft daarom geen consequenties voor het bestemmingsplan. De genoemde bronnen kunnen verder buiten beschouwing worden gelaten voor de bepaling van de externe veiligheidssituatie binnen het bestemmingsplan.

Binnen het plangebied lopen twee ondergrondse buisleidingen voor transport van aardgas onder hoge druk, te weten:

  • aardgasleiding N-507-50-KR-004 aan de noordwestkant en
  • aardgasleiding N-505-41-KR-050 aan de zuidkant.

Het invloedsgebied van de buisleidingen valt voor een deel over het plangebied. De consequenties hiervan voor de veiligheidssituatie binnen het plangebied dienen daarom nader te worden onderzocht.

Hierna wordt nader ingegaan op de buisleidingen en hun invloed op het bestemmingsplan.

5 Nader onderzoek relevante risicobronnen

5.1 Inleiding

De aanwezigheid van risicobronnen heeft consequenties voor de veiligheid van het bestemmingsplan als er harde risicocontouren of invloeds- en effectgebieden over het plangebied liggen. Zoals hiervoor beschreven, lopen twee buisleidingen door het plangebied. Als gevolg hiervan liggen de risicocontouren en invloedsgebieden van deze risicobronnen over delen van het plangebied.

Hierna worden de risicobron en het invloed ervan op het bestemmingsplan nader beschreven. Hierbij wordt tevens aangegeven of de hoogte van het risico aanvaardbaar is en of een verantwoordingsplicht bestaat. Ook wordt toegelicht of de aanwezigheid van de risicobronnen het treffen van veiligheidsmaatregelen of het opnemen van aanvullende voorschriften noodzakelijk maakt.

5.2 Beschrijving risicobron

De twee buisleidingen in het plangebied zijn bestemd voor het transport van aardgas onder hoge druk. Beide leidingen worden beheerd door de Gasunie. Buisleidingen voor hogedruktransport van aardgas vallen onder externe veiligheid aangezien mensen op grote afstand van de leidingen slachtoffers kunnen worden bij ongelukken. De effectafstanden van deze ongelukken en de hiermee verbonden veiligheidsrisico's zijn afhankelijk van een aantal leidingparameters, waaronder de ontwerpdruk en de leidingdiameter. De leidingen binnen het plangebied hebben een diameter van 12 inch en een ontwerpdruk van 40 bar.

5.3 Regelgeving

Zoals hiervoor genoemd geldt voor aardgastransportleidingen het 'Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen' (BEVB), naar analogie van het BEVI. Voor buisleidingen wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

De Gasunie heeft het plaatsgebonden risico voor de leidingen in het plangebied volgens de nieuwe risicobenadering berekend. Uit dit onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico op de leiding zelf ligt. Buiten de leiding is dus geen 10-6 contour aanwezig.

Het groepsrisico wordt berekend op basis van het invloeds- of effectgebied van de leiding en het aantal personen binnen dit gebied. Uit de risicokaart (gevuld met informatie afkomstig van de Gasunie) blijkt dat de leidingen binnen het plangebied een effectafstand (1 % letaliteit) hebben van 140 meter.

Binnen het invloedsgebied mag wel worden gebouwd, maar hiervoor geldt dat zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden met risicobeperkende maatregelen. Het college van B&W dient nieuwe bebouwing binnen de risicoafstanden van de hogedrukaardgastransportleiding te verantwoorden.

5.4 Overzicht geldende afstanden en zones

In de navolgende tabel staan de geldende zones en ruimtelijke beperkingen rondom de hogedruk- aardgastransportleiding in het plangebied Hoornse Meer, Hoornse Park en Piccardthof.

naam zone   afstand tot buisleiding* (m)   betekenis  
Belemmerende strook   4
 
geen bebouwing toegestaan, geen werken of werkzaamheden uit voeren zonder aanleg- vergunning  
PR 10-6 contour   n.v.t.
 
geen bebouwing toegestaan  
Effectafstand
1% letaliteit/
Invloedsgebied GR  
140   Berekening van het groepsrisico bij nieuwbouw/verandering in deze zone; afhankelijk van de uitkomst verantwoording van het GR  

*aan weerzijden van de hartlijn van de leiding

Samenvatting veiligheidsafstanden en zones hogedrukbuisleidingen

In de volgende kaarten staan effectafstanden (1% letaliteit) van de buisleidingen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP485HoornseMeerHo-vg01_0026.jpg"

Figuur 3: Effectafstand buisleiding in het noordelijk deel
van het plangebied (bron: risicokaart Groningen)

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP485HoornseMeerHo-vg01_0027.jpg"

Figuur 4: Effectafstand buisleiding in het zuidelijk deel
van het plangebied (bron: risicokaart Groningen)

5.5 Toetsing afstanden en zones voor plangebied

Binnen de 1% letaliteitgrens (het effectgebied) van de buisleidingen is een aantal objecten aanwezig. In totaal betreft het een kleine honderd woonhuizen. Hiervan staan circa 80 in het zuidelijke deel en circa 20 in het noordelijke deel van het plangebied. Aanvullende nieuwbouw binnen deze zone wordt uitgesloten. Het groepsrisico voor deze situatie is niet berekend. Hiertoe bestaat geen verplichting en ook geen aanleiding. Berekeningen voor situaties met vergelijkbare bebouwing wijzen uit dat het hier gaat om een laag groepsrisico. De buisleidingen lopen voor het grootste deel door landelijk gebied. Als gevolg hiervan bevindt zich weinig bebouwing in het te beschouwen traject binnen het effectgebied van de leidingen.

Samenvattend kan worden vastgesteld dat de situatie in plangebied voldoet aan de externe veiligheidseisen, op basis van de huidige regelgeving.

5.6 Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de regionale brandweer Groningen het volgende advies gegeven.

5.6.1 Bestrijdbaarheid

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval, als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Om de bestrijdbaarheid goed te kunnen verantwoorden, zijn de volgende aspecten door de regionale brandweer beoordeeld:

  • effecten van een incident met gevaarlijke stoffen.
  • bereikbaarheid van het plangebied en de risicobron.
  • bluswatervoorzieningen in het plangebied en de risicobron.

Effecten

De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de mogelijke effecten die hier kunnen optreden in geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij is gekeken naar welke stoffen dan wel stofcategorieën een gevaar opleveren en tot op welke afstand effecten kunnen optreden. Het aspect bestrijdbaarheid is weliswaar niet ruimtelijk relevant, maar wel van belang voor de ruimtelijke afweging (verantwoording groepsrisico).

Uit het rapport 'Risicoanalyse aardgastransportleidingen' van Gasunie (d.d. 18 december 2008) blijkt, dat het falen van aardgastransportleidingen voornamelijk wordt veroorzaakt door schade door derden. Bij schade aan de leiding zijn een flare (fakkelbrand) en een explosie mogelijk. De omvang van het scenario is afhankelijk van de druk en de diameter van de leiding. De leidingen N-505-41 / N-507-50 hebben een diameter van 12 inch en een werkdruk van 40 bar. Hierdoor ligt de 100% letaliteitgrens op 70 meter en de 1% letaliteitgrens op 140 meter. De buisleidingen doorkruisen het plangebied. Hierdoor zijn in het plangebied letale hittestraling- en overdrukeffecten mogelijk.

Bereikbaarheid

De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Om te bepalen of zij tijdens een ramp of een zwaar ongeval voldoende snel kunnen optreden, is de opkomsttijd beoordeeld. Om te bepalen of het plangebied en de risicobron bovenwinds (met de windrichting mee) zijn te benaderen, is de tweezijdige bereikbaarheid beoordeeld. Het aspect bereikbaarheid is ruimtelijk relevant en daardoor te borgen in het bestemmingsplan.

Uit de beoordeling van de bereikbaarheid blijkt dat het plangebied voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar is. Het aspect bereikbaarheid geeft daarom geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Bluswatervoorzieningen

De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de aanwezigheid en de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen. Om te bepalen of de brandweer snel kan beschikken over voldoende bluswater, is de beschikbaarheid van zowel primaire (brandkranen) als secundaire (open water) bluswatervoorzieningen beoordeeld. Het aspect bluswatervoorziening is weliswaar niet ruimtelijk relevant, maar wel van belang voor de ruimtelijke afweging. Verbeteringen ten aanzien van bluswatervoorzieningen zijn te borgen in de uitvoeringsfase van het plan.

Uit de beoordeling van de bluswatervoorzieningen blijkt dat in het plangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Daarnaast is in het plangebied op een aantal locaties open water aanwezig. Deze zijn te gebruiken als secundaire bluswatervoorziening dan wel als tertiaire (grootwatertransport) bluswatervoorziening.

Voor incidenten met een aardgastransportleiding geldt echter dat een gasbrand niet geblust mag worden in verband met explosiegevaar. Dit bemoeilijkt het snel en effectief bestrijden van de effecten van een gasbrand. De brandweer zal zich bij dergelijke incidenten daarom voornamelijk richten op het bestrijden van secundaire branden en het assisteren bij het ontruimen van de gevarenzone. Het aspect bluswatervoorzieningen geeft echter geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

5.6.2 Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied van een risicobron om zichzelf in veiligheid te brengen indien een ramp of een zwaar ongeval plaatsvindt. Belangrijk aspect hierbij is, dat zij zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten, bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. De mate van zelfredzaamheid in het rampgebied is bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval. Om de zelfredzaamheid van de aanwezige personen te beoordelen, zijn de volgende aspecten beoordeeld:

  • zelfredzaam vermogen
  • ontvluchtingsmogelijkheden
  • signaleringsmogelijkheden

Zelfredzaam vermogen

De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de mate van zelfredzaamheid van personen. Hierbij is het fysieke vermogen beoordeeld, zoals geestelijke en/of lichamelijke beperkingen van groepen personen. Het aspect zelfredzaamheid is niet ruimtelijk relevant, maar is wel zwaarwegend voor de verantwoording van het groepsrisico.

Uit beoordeling van het zelfredzame vermogen blijkt dat in het invloedsgebieden van de hogedruk aardgastransportleidingen geen nieuwe objecten worden gerealiseerd waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen met een verminderde zelfredzaamheid, zoals kleine kinderen, zieken en ouderen. De huidige bewoners en werknemers in de invloedsgebieden vormen een gemiddelde bevolkingsgroep uit de samenleving, die over het algemeen als zelfredzaam worden beschouwd. Het aspect zelfredzaam vermogen geeft hierdoor geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Ontvluchtingsmogelijkheden

De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de mogelijkheden voor ontvluchten van het mogelijke rampgebied. Hierbij zijn de vluchtmogelijkheden loodrecht van de risicobron beoordeeld. Dit aspect is niet ruimtelijk relevant, maar wel te borgen bij de inrichting van het plangebied.

Uit beoordeling blijkt dat zowel het noordwestelijke en als het zuidwestelijke plandeel in het invloedsgebied van een hogedrukaardgastransportleiding ligt. Bij calamiteiten met één van de buisleidingen kan het noodzakelijk zijn om een deel van het plangebied te ontvluchten dan wel te ontruimen. In het noordwestelijke plandeel ligt het eiland Roerdomp in het invloedsgebied van de N-507-50. Het eiland heeft een enkele ontsluiting gesitueerd richting de buisleiding. Hierdoor zijn de mogelijkheden voor ontvluchting beperkt. In het zuidwestelijke deel van het plangebied ligt de Grutto in het invloedsgebied van de N-505-41. De Grutto is weliswaar tweezijdig ontsloten, maar beide ontsluitingen zijn gesitueerd richting de buisleiding. Hierdoor zijn ook hier de ontvluchtings- mogelijkheden beperkt. Verbetering van de ontvluchtingsmogelijkheden zou wenselijk zijn, maar beide plandelen betreffen echter bestaande situaties waar geen planologische wijzigingen plaatsvinden.

Signaleringsmogelijkheden

Tot slot heeft de brandweer het plangebied beoordeeld op de mogelijkheden voor signalering. Hierbij is beoordeeld of het plangebied in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS) ligt. Het aspect signalering is niet ruimtelijk relevant, maar wel zwaarwegend voor de verantwoording van het groepsrisico.

Uit beoordeling van de signaleringsmogelijkheden blijkt dat het plangebied deels (zuidelijke gedeelte) in het sirenebereik van het bestaande WAS ligt. Het WAS wordt gezien de beperkte effectafstanden van een gasincident veelal niet gebruikt. Signalering vindt daarom op een andere wijze (geluidswagens) plaats. Het aspect signaleringsmogelijkheden geeft daarom geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

6. Conclusie

De externe veiligheidssituatie voor het bestemmingsplan Hoornsemeer, Hoornse Park en Piccardthof is in beeld gebracht. In de omgeving van het plangebied bevinden zich drie risicobronnen. Deze hebben geen invloed op de veiligheidssituatie binnen het plangebied.

Binnen het plangebied liggen twee buisleidingen voor het transport van aardgas onder hoge druk. Op basis van het 'Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen' (BEVB) kan geconcludeerd worden dat, er middels het voorliggende bestemmingsplan, geen nieuwe buisleiding wordt gerealiseerd c.q. nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten in de invloedsgebieden van de bestaande buisleidingen. Hierdoor is beoordeling van het PR en GR niet noodzakelijk.

De regionale brandweer heeft daarnaast de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beoordeeld. Uit beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt dat zowel de bereikbaarheid als de bluswatervoorzieningen voldoende zijn. Omdat een gasbrand niet geblust mag worden, beperkt dit de mogelijkheden voor bestrijding van een incident. De brandweer zal zich voornamelijk richten op het bestrijden van secundaire branden en het assisteren bij het ontruimen van de gevarenzone Het aspect bestrijdbaarheid geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Uit de boordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt dat in het plangebied geen sprake is van langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen. Wel blijkt dat de ontvluchtingsmogelijkheden in de invloedsgebieden beperkt zijn. Verbetering zou wenselijk zijn, maar het betreft een bestaande situatie.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.