direct naar inhoud van 4.3 Toelichting op de artikelen
Plan: Bestemmingsplan Bedrijventerrein Koningsweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01

4.3 Toelichting op de artikelen

4.3.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Bestemmingsregels

Artikel 4 

De bestaande bedrijven aan de Koningsweg, de Timpweg en de Regattaweg hebben de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen. Toegelaten zijn bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten'. Deze bedrijvenlijst is als bijlage bij de planregels gevoegd en maakt deel uit van het bestemmingsplan (bijlage 1). De lijst is gebaseerd op de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' uit de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'. Alle op het bedrijventerrein Koningsweg aanwezige bedrijven behoren tot categorie 3.2 of lager.

Overigens zijn burgemeester en wethouders op grond van lid 4.6, onder a en b, bevoegd ontheffing te verlenen voor bedrijven die in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' hoger zijn ingeschaald dan categorie 3.2 of daarin niet worden genoemd, mits ze naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de wel toegelaten bedrijven.

Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn op grond van het bepaalde in lid 4.1, sub a, uitgesloten. Onder geluidzoneringsplichtige inrichtingen worden verstaan inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. In artikel 1 is een definitie van dit begrip opgenomen. Door deze inrichtingen uitdrukkelijk niet toe te staan, wordt het gezoneerde industrieterrein opgeheven, waarmee ook de zone rondom het terrein vervalt. Verwezen wordt verder naar de subparagrafen 3.4.2 en 3.4.3. Voorts is de vestiging van risicovolle inrichtingen uitgesloten. Het verbod op risicovolle inrichtingen volgt uit het BEVI (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen).

Conform het beleid, neergelegd in de nota 'Terrein in Bedrijf', zijn eveneens kleinschalige kantoren (tot een maximum van 500 m2 bruto vloeroppervlak) en kantoorachtige bedrijven toegestaan. Kantoorachtige bedrijven zijn bedrijven waarvan het bruto vloeroppervlak uit minimaal 50% bedrijfsvloer bestaat en uit maximaal 50% kantoorruimte mag bestaan (met ontheffing maximaal 70%).

Tot de toegelaten bedrijfsactiviteiten behoort niet detailhandel. Hierop zijn in lid 4.1een aantal uitzonderingen gemaakt. In de eerste plaats is op alle gronden binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' detailhandel in volumineuze goederen, ofwel perifere detailhandel (PDV), mogelijk. De toegestane perifere branches zijn in sub b limitatief opgesomd. Dit zijn:

  • detailhandel in auto's, boten en caravans,
  • detailhandel in kampeerartikelen,
  • detailhandel in landbouwwerktuigen,
  • detailhandel in grove bouwmaterialen,
  • bouwmarkten,
  • detailhandel in keukens en sanitair,
  • tuincentra,
  • detailhandel in tuinmeubelen en
  • inrichtingscentra voor kantoorinterieur.

Voor de inhoud van deze begrippen wordt verwezen naar artikel 1 en de toelichting op enkele van deze begrippen in subparagraaf 4.3.2.

Detailhandel in meubelen en woninginrichting is uitsluitend toegestaan op het perceel Koningsweg 1 c/1d. Het betreft hier een bestaande winkel in grenen meubelen, ontstaan uit een meubelfabriek die tot voor enkele jaren geleden op deze plaats was gevestigd. Dit perceel is met de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in meubelen en woninginrichting' op de plankaart aangegeven. Het gemeentelijk detailhandelsbeleid (structuurvisie Detailhandel 2011-2020, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2011) is gericht op concentratie van de meubelbranche op de bestaande woonboulevards Peizerweg en Hoendiep en op de GDV-locatie Sontplein en omgeving. Uit recent uitgevoerd onderzoek naar de bestaande detailhandelsstructuur in de gemeente Groningen is gebleken, dat de woonbranche in de gemeente Groningen aanzienlijk groter is dan in vergelijkbare steden, zowel wat het aantal vestigingen in deze branche betreft, de totale winkelvloeroppervlakte als de omvang per vestiging. Uitbreiding van de beschikbare winkelvloeroppervlakte en versnippering van het aanbod is daarom niet gewenst. Uit kwalitatieve overwegingen wenst de gemeente dan ook vast te houden aan geconcentreerde vestiging van de woninginrichtingsbranche. Daarom is buiten de bestaande meubelwinkel op het bedrijventerrein Koningsweg geen vestiging van detailhandel in meubelen en woninginrichting toegestaan. Tevens is een uitsterfregeling opgenomen. Op grond van lid 4.8 mag het gebruik ten behoeve van detailhandel in meubelen en woninginrichting niet worden hervat indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste een jaar gestaakt is geweest.

Volgens de bestemmingsomschrijving mogen binnen een perifere detailhandelsvestiging tevens non-volumineuze en branchevreemde goederen worden verkocht, mits de omvang van dat aanbod niet meer bedraagt dan 10% van de verkoopvloeroppervlakte van een dergelijke vestiging tot een maximum van 500 m². Dit assortiment mag uitsluitend als onzelfstandig onderdeel van een perifeer detailhandelsbedrijf, dat ter plaatse is gevestigd, worden aangeboden. Met het gebruik van de term 'onzelfstandig onderdeel' wordt tot uitdrukking gebracht dat de verkoop van niet-volumineus, niet aan de branche gerelateerd assortiment slechts is toegestaan voor zover en zolang ter plaatse één van de toegelaten vormen van perifere detailhandel wordt uitgeoefend. De verkoop van dat assortiment moet een onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van een PDV-vestiging en vanuit dezelfde detailhandelsruimte plaatsvinden. Een shop-in-the-shop is niet toegestaan.

Naast de traditionele PDV-branches zijn ook een rijwielhandel (Koningsweg 10) en een winkel in muziekinstrumenten (Regattaweg 5) in de bestemmingsregeling opgenomen. Dit zijn winkels die zich op grond van het detailhandelsbeleid in principe niet perifeer mogen vestigen. Het betreft hier echter bestaande en deels (door vergunningverlening achteraf) gelegaliseerde situaties. Aangezien geen concreet zicht bestaat op bedrijfsbeëindiging of verplaatsing binnen de planperiode is ervoor gekozen om beide winkels een postieve bestemming te geven. Omdat winkelvestiging op een bedrijventerrein evenwel in strijd is met een goede ruimtelijk ordening, is een algemene detailhandelsbestemming ongewenst en is alleen het feitelijk bestaande gebruik bestemd. Om deze reden zijn deze detailhandelsfuncties eveneens onder de in lid 4.8 opgenomen uitsterfregeling gebracht.

Behalve de traditioneel aan bedrijventerrein gebonden bedrijvigheid laat de bestemmingsregeling ook de functie cultuur en ontspanning toe. Voor de inhoud van dit begrip wordt verwezen naar artikel 1, onder 1.35. De reden om het bedrijventerrein Koningweg voor deze functie open te stellen is het specifieke, gemengde karakter van het terrein en het feit dat deze functies ter plaatse al (legaal) voorkomen. Gedoeld wordt op een voormalig bedrijfspand aan de Timpweg 3, dat nu wordt gebruikt voor diverse culturele activiteiten (dansschool, verhuur van oefen- en repetitieruimten, enz.) en een sportschool aan de Koningsweg 2a.

Een bestaande praktijk voor tandheelkunde/mondhygiëne aan de Timpweg 28 is specifiek bestemd door middel van de functieaanduiding 'maatschappelijk'.

Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan, voor zover de gronden op de plankaart als zodanig zijn aangeduid. Het aantal mag niet meer dan één per bedrijf bedragen. Voor een bedrijfswoning op andere gronden kan ontheffing worden verleend, mits deze woning uit hoofde van bedrijfsgebondenheid of toezicht noodzakelijk is. Bij de beoordeling van het ontheffingsverzoek moeten tevens de milieugevolgen voor omliggende bedrijven worden betrokken. Beperking van hun ontwikkelingsmogelijkheden dient zoveel mogelijk te worden voorkomen.

Een bestaande woonwagenstandplaats aan de Koningsweg 10a is eveneens bestemd. Op dit adres is een kermisbedrijf gevestigd, waarbij door de exploitant van het bedrijf buiten het kermisseizoen in een woonwagen wordt gewoond. Deze vorm van bedrijfsgebonden wonen is daarom ter plaatse toegestaan. Het aantal bedrijfswoonwagens mag ten hoogste één bedragen. Burgemeester en wethouders kunnen van het bestemmingsplan afwijken voor het plaatsen van een tweede of meer bedrijfswoonwagens op de als zodanig aangeduide gronden. Naast plaats en afmetingen van de bedrijfswoonwagen(s) is ook de bouw van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een woonwagen geregeld. Een bijbehorend bouwwerk aan of bij een woonwagen is volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht niet vergunningvrij. De in de bouwregels gestelde eisen ten aanzien van aantal, bouwhoogte en oppervlakte zien alleen op het bijbehorende bouwwerk. Op bedrijfsgebouwen zijn de eisen geformuleerd in sublid 4.2.2, onder a tot en met d, van toepassing.Voor het plaatsen van bedrijfswoonwagens op andere gronden, dan aangeduid als 'woonwagenstandplaats', kunnnen burgemeester en wethouders van het bestemmingsplan afwijken. Deze bevoegdheid kan alleen worden toegepast wanneer het wonen in een woonwagen noodzakelijk is met het oog op de exploitatie van een ter plaatse gevestigd bedrijf. Het innemen van een standplaats voor een woonwagen zonder dat sprake is van bedrijfsgebondenheid aan een ter plaatse gevestigd bedrijf is in de planregels expliciet als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt. Bovendien geldt ook in dit geval de voorwaarde dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat bedrijven in de omgeving als gevolg van strengere milieueisen in hun vestigings- en/of uitbreidingsmogelijkheden worden beperkt.

De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht. De bouwhoogte van de gebouwen mag ten hoogste 15 meter bedragen. Het maximum bebouwingspercentage bedraagt 100. Voorts dient te worden voldaan aan de voorgeschreven minimumafstand van de gebouwen tot de naar de weg gekeerde, zijdelingse en achterste perceelsgrenzen (respectievelijk 5 en 3 meter). Bedraagt de bestaande afstand minder, dan geldt deze afstand. Artikel 1, onder 1.8, fixeert het begrip bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Voor bedrijfswoningen zijn enkele specifieke bebouwingseisen geformuleerd. Hetzelfde geldt, zoals hierboven al is aangegeven, voor een binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' voorkomende woonwagenstandplaats.

Lid 4.5 bevat een interpretatieve gebruiksbepaling. Eén van de onderdelen van deze bepaling kwam bij de toelichting op de regeling met betrekking tot standplaatsen voor woonwagens al ter sprake. Het algemeen gebruiksverbod zelf is opgenomen in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening (zie verder subparagraaf 4.3.5).

Door middel van planwijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen burgemeester en wethouders een tankstation voor autobrandstoffen

toestaan. Het bedieningsgebouw van het tankstation mag geen grotere verkoopvloeroppervlakte hebben dan 80 m². Burgemeester en wethouders kunnen in het wijzigingsplan een ontheffingsbevoegdheid opnemen voor een overschrijding van deze oppervlaktemaat tot maximaal 120 m². Hiermee kan worden voorzien in de behoefte aan ruimere mogelijkheden voor shopverkoop (een gemakswinkel of zogenaamde pompsuper). Volgens de definitie van het begrip detailhandel in, opgenomen opgenomen in artikel 1, is de verkoop van voedings- en genotmiddelen toegestaan, mits deze van een ondergeschikte omvang is. Ondergeschikt houdt in dat de omzet grotendeels, d.w.z. voor tenminste 50%, moet worden gevormd door de verkoop van motorbrandstoffen en aanverwante artikelen.

Op de voorbereiding van een planwijziging is volgens artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat het ontwerp-wijzigingsplan gedurende 6 weken ter inzage moet worden gelegd. Gedurende deze termijn kunnen belanghebbenden naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken na afloop van deze termijn over de vaststelling van het wijzigingsplan.

Een bestaande hoogspanningslijn ter hoogte van Koningsweg 18 is geregeld door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Verwezen wordt naar de toelichting op artikel 10.

Met het oog op de archeologische verwachtingswaarden van het gebied rondom de voormalige loop van de Hunze nabij de Regattaweg is aan dit gedeelte van het plangebied tevens de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 2' toegekend. Verwezen wordt naar paragraaf 3.1 en de toelichting op artikel 11.

Artikel 5 

De bestemming 'Groen' omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied. De groenzones aan de oostkant van het plangebied (talud Beneluxweg) en oever van het Eemskanaal hebben een ecologische waarde. Het handhaven en versterken van de groenstructuur is het uitgangspunt. Ook een fiets-/voetpad op de kanaaldijk langs het Eemskanaal (Roeierspad) en de bestaande ontsluitingsweg naar de Driewegsluis maken deel uit van de bestemming 'Groen'. Ter bescherming van de waterkerende functie van de oeverstrook langs het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Hiervoor wordt verder verwezen naar de toelichting op artikel 12. Dubbelbestemmingen zijn eveneens toegekend met het oog op de aanwezigheid van een hoogspanningsleiding oostelijk en archeologische verwachtingswaarden westelijk in het plangebied. Verwezen wordt naar de toelichting op de artikelen 10 en 11.


Artikel 6 

De bestemming 'Verkeer' omvat de hoofdverkeersstructuur in het plangebied. Het gaat hier om de Timpweg, de Regattaweg, de Koningsweg en een deel van de Beneluxweg.

De bestemming voorziet in wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, bermen, taluds, groenvoorzieningen, waterlopen en geluidschermen. Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter. Overigens is op grond artikel 2, onderdeel 18, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning niet vereist voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het weren van voorwerpen die de veiligheid van het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer in gevaar kunnen brengen, ten behoeve van de beveiliging van een weg, spoor- of waterweg of een spoorweg- of luchtvaartterrein, of ten behoeve van verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding, het opladen van accu's van voertuigen met een elektromotor als hoofdmotor, verlichting of tolheffing.

Artikel 7

De bestemming 'Wonen - 1' voorziet in een regeling voor de bestaande woningen aan de Regattaweg en de noordzijde van de Timpweg (met uitzondering van het monumentale pand op de hoek met de Regattaweg en de tot wooneeenheden verbouwde boerderij erachter). Ook de voormalige sluiswachterswoning bij de Driewegsluis valt onder deze bestemming.

De bestemming laat wonen, bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur, enlogies met ontbijt (bed and breakfast) toe. Aan de uitoefening van laatstgenoemde functie zijn twee beperkingen gesteld:

  • logies met ontbijt is uitsluitend toegestaan in het hoofdgebouw;
  • er mogen niet meer dan twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf worden gebruikt.

De bouwregels sluiten zoveel mogelijk aan bij de bestaande situatie. Voorgeschreven is dat de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter dient te bedragen. Bedraagt de bestaande afstand minder, dan geldt deze afstand. Onder bestaande afstand wordt, zoals uit artikel 1, onder 1.8, volgt, verstaan: de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstand.

Voor een toelichting op de regeling voor bijbehorende bouwwerken en van vrije beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen wordt verwezen naar de subparagrafen4.3.3en 4.3.4.

 

Artikel 8

De bestemming 'Wonen - 2' heeft betrekking op het monumentale pand nabij het bruggetje over het Damsterdiep (Timpweg 2). Deze bestemming is om planologische redenen ook toegekend aan de achterliggende boerderij, met inbegrip van de eraan gebouwde bedrijfsruimte (Timpweg 4 en 6). Met deze bestemming wordt beoogd de ruimtelijke karakteristiek van de bestaande bebouwing zoveel mogelijk te handhaven en te beschermen. Met het oog daarop zijn de bouwgrenzen op de bestaande gevels gelegd en is – bij de monumentale bebouwing - een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 7, respectievelijk 11 meter voorgeschreven. Ook is bepaald dat de gebouwen dienen te worden afgedekt met een kap en dat de dakhelling ten hoogste 60% mag bedragen. Toegelaten zijn wonen, bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur, en logies met ontbijt (bed and breakfast). Op laatstgenoemde mogelijkheid is reeds ingegaan in de toelichting op artikel 7, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen. Een deel van het monumentale hoekpand is als kantoor in gebruik bij een financiële dienstverlener. Met het oog hierop is hieraan de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - zakelijke dienstverlening' gegeven. De bedrijfsruimte Timpweg 6 is aangeduid als 'bedrijf'. Om de woonomgeving te beschermen zijn slechts de bedrijven toegestaan genoemd in de Lijst van bedrijfstypen wonen-werken. De lijst is opgenomen in bijlage 2, die behoort bij het bestemmingsplan. Tevens is op dit adres detailhandel toegestaan, met uitzondering van detailhandel in meubelen en levensmiddelen. Dit sluit aan bij de mogelijkheden, die het ter plaatse geldende bestemmingsplan reeds bood4 en bij het huidige gebruik5 .

Voor een toelichting op de regeling voor bijbehorende bouwwerken en van vrije beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen wordt verwezen naar de subparagrafen 4.3.3en 4.3.4.

Artikel 9 

De bestemming 'Wonen - 3' omvat het in aanbouw zijnde appartementencomplex Tasmantoren. Hiervoor is namens burgemeester en wethouders bij besluit van 5 juni 2008, nummer 200800776, onder vrijstelling, als bedoeld in artikel 19, lid 2, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, bouwvergunning verleend. Het kader hiervoor vormde het door de gemeenteraad op 31 oktober 2007 vastgestelde stedenbouwkundig plan 'Waterknoop'. Een en ander wordt door middel van deze bestemming ingepast. De bestemming voorziet tevens in zakelijke en maatschappelijke dienstverlening en maximaal één horecavestiging op de begane grond.

Artikel 10

Door het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding, de 110 kV-lijn Vierverlaten-Hunze. Deze is geregeld door middel van een dubbelbestemming. De breedte van het bestemmingsvlak is 50 meter, wat overeenkomt met de breedte van de zakelijk rechtstrook (2 x 25 meter). In het plangebied komen in de nabijheid van de hoogspanningsleiding geen woningen of andere objecten voor, waar mensen langdurig verblijven, zoals scholen en kinderopvang. Er hoeft derhalve geen rekening te worden gehouden met de zogenaamde specifieke magneetveldzone. De bouwhoogte van een hoogspanningsmast mag maximaal 65 meter bedragen. Dit sluit aan op de hoogte van de bestaande hoogspanningsmast in het plangebied (61,20 meter).

Artikel 11

De gronden rondom de voormalige Hunzeloop (omgeving Regattaweg) hebben een hoge archeologische verwachtingswaarde (verwezen wordt naar paragraaf 3.1). Daarom is hieraan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' gegeven. Voor bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 200 m² en een grotere diepte dan 0,30 meter dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen. Voorts is voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist indien deze de genoemde oppervlakte- en dieptemaat overschrijden.

Artikel 12

Met het oog op de waterkerende functie van de dijk langs het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' toegekend. Ter bescherming van deze functie zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van waterkering toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en voorafgaand overleg met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden.


Algemene regels

Artikel 13

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 14

De vrijwaringszone van het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal is op de verbeelding aangegeven door middel van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg'. De breedte van de vrijwaringszone bedraagt volgens artikel 2.1.2, lid 2, onder c, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) 25 meter, gemeten vanaf de begrenzingslijn van de rijksvaarweg (het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal zijn rijksvaarwegen van CEMT-klasse V. Volgens artikel 14 mogen op de gronden met de gebiedsaanduiding, in afwijking van de regels van de overige ter plaatse voorkomende bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de vaarweg. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken behoeve van de bouw van bouwwerken overeenkomstig de overige bestemmingsregels, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de vaarweg en voorafgaand overleg met de vaarwegbeheerder heeft plaatsgevonden.

Artikel 15

Dit artikel regelt de verhouding tussen het bestemmingsplan en de bouwverordening.

Volgens artikel 9, lid 1, van de Woningwet blijven de voorschriften van de bouwverordening, voor zover deze niet overeenstemmen met de voorschriften van het desbetreffende bestemmingsplan, buiten toepassing. Het tweede lid van dit wetsartikel bepaalt dat de voorschriften van de bouwverordening van toepassing blijven indien het desbetreffende bestemmingsplan geen voorschriften bevat, die hetzelfde onderwerp regelen, tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt. Artikel 14 van de planregels is hierop gebaseerd.

Artikel 16

Dit artikel bevat enkele ontheffingsbepalingen, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 18

Dit artikel bevat de zogenaamde citeerbepaling.

4.3.2 Toelichting op enige detailhandelsgerelateerde begrippen

Bouwmarkt

Volgens de begripsomschrijving in artikel 1 dient onder een bouwmarkt te worden verstaan: een al dan niet overdekte verkoopruimte waarop het volledige assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelf artikelen uit voorraad wordt aangeboden, met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 1000 m2. Tot het assortiment behoren bouwmaterialen en bouwgrondstoffen, hout en houtwaren, tegels en keramiek, keukens en kasten, gereedschappen, wanden, vloertegels, sanitair, ijzerwaren, (sfeer)verlichtingsartikelen, Doe-Het-Zelf- en bouwpakketten, verf, lijm en kit, behang en behangbenodigdheden, werkkleding en -schoeisel, elektra en elektrisch (installatie)materiaal, met uitzondering van sfeerartikelen. Niet tot het assortiment behoren kleding (met uitzondering van werkkleding), food, speelgoed, schoenen (met uitzondering van werkschoeisel), meubels (met uitzondering van doe-het-zelf- en bouwpakketten en tuinmeubels), foto-/filmartikelen, boeken en tijdschriften (met uitzondering van vakliteratuur), audio- en video-artikelen, sportartikelen, stoffen en - in het hoofdassortiment - vloerbedekking.

Als nevenassortiment van een bouwmarkt zijn toegestaan elektronica met uitzondering van huishoudelektronica, fietsen, autoaccesoires en vloerbedekking. Als maatstaf voor de omvang wordt veelal aangehouden, dat het nevenasssortiment niet meer dan 20% van het verkoopvloeroppervlak mag bedragen.

Detailhandel in keukens en sanitair

Het assortiment binnen deze branche bestaat o.a. inbouwkeukens en de bijbehorende inbouwapparatuur, badkuipen, wasbakken, douchebakken, douchecabines, kranen, douchekoppen, douchegordijnen, toiletpotten, tegels.

Grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting

De definitie van het begrip grootschalige detailhandel in meubelen en woningrichting luidt:

detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen.

Onder meubelen worden verstaan artikelen als zitmeubelen, kasten, tafels en slaapkamermeubelen.

Onder woninginrichtingsartikelen worden begrepen woningstofferingsartikelen zoals tapijten,

zonwering en verlichting.

Tuincentrum

Tot het hoofdassortiment behoort zowel 'levend' als 'dood materiaal' voor de inrichting en onderhoud van particuliere tuinen. Hieronder vallen niet alleen bloeiende en niet-bloeiende planten, bollen en zaden, maar bijvoorbeeld ook tuinmest, teelaarde, tuingereedschap, materialen voor het bestraten van tuinen, schuttingen, tuinhuisjes, kasjes, serres en materialen voor het maken van vijvers- en fonteinen (folie, pompen, e.d.). Kamerplanten, snijplanten, bloempotten en vazen zijn hieraan sterk verwant en behoren traditioneel tot het aanbod van tuincentra, vandaar dat ze ook tot het hoofdassortiment worden gerekend.

Tot het nevenassortiment behoren artikelen die aan een tuincentrum kunnen worden gerelateerd en die in samenhang met het hoofdassortiment worden aangeboden. Hiertoe wordt o.a. dibevo (dierbenodigdheden en -voeders) gerekend. Hoewel veel tuincentra dit assortiment vaak al heel lang voeren, heeft het geen directe relatie met tuininrichting of -onderhoud en valt het volgens vaste jurisprudentie ook niet onder het begrip tuincentrum, tenzij een bestemmingsplan uitdrukkelijk detailhandel in dibevo toelaat. Annex hiermee is ook de verkoop van huis- en hobbydieren toegestaan. Omdat deze niet onder dibevo vallen, zijn deze apart benoemd. Verder behoort tot het nevenassortiment o.a. tuinmeubilair. Hierbij moet aan tuinstoelen, -banken en -tafels worden gedacht, meubilair dat voor de inrichting van de tuin is bedoeld. Ook een tuin- of buitenkachel, een vuurkorf, tuinverlichting, tuinbeelden of tuindecoratie kunnen we hiertoe rekenen (camping- of vrijetijdsmeubelen daarentegen weer niet, evenmin als binneninterieur). Tuinkleding- en schoeisel maakt eveneens deel uit van het nevenassortiment. Hiermee wordt bedoeld werkkleding of schoeisel, die worden gedragen bij het plegen van tuinonderhoud (overalls, laarzen, klompen, e.d.). Modieuze, sport- of vrijetijdskleding zijn hiervan uitgesloten.

Verder is ook de verkoop van sfeerartikelen toegestaan, mits deze artikelen bestemd zijn voor gebruik buiten. Niet tuingerelateerde sfeerartikelen vallen buiten het (neven)assortiment. Hiertoe worden bijvoorbeeld kaarsen en kerstversiering (voor gebruik binnenshuis) gerekend. Deze mogen wel als ondergeschikt assortiment worden gevoerd (10 procentsregeling; zie bij de toelichting op artikel 4).

4.3.3 Regeling voor bijbehorende bouwwerken

Voor de bouwmogelijkheden is het van belang op welk gedeelte van het erf gebouwd wordt. Bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0017.jpg"
Voorerfgebied en achtererfgebied


Aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) toegestaan, mits zij:

  • maximaal 4 meter hoog zijn, en;
  • maximaal 4 meter diep zijn, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0018.jpg"
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken


Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 meter. Indien de zij- of achtererfgrens grenst aan het openbaar toegankelijk gebied moeten bijbehorende bouwwerken minimaal 1 meter uit deze zij- en/of achtererfgrens worden geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0019.jpg"
Ligging aan het openbaar toegankelijk gebied


Voor alle bijbehorende bouwwerken in achtererfgebied tezamen, inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat achtererfgebied voor maximaal 50% mag worden bebouwd tot een maximale oppervlakte van 50 m2.

4.3.4 Regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

Vrije beroepsactiviteiten in en bij woningen

Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen - met behoud van de woonfunctie - uit te oefenen in een woning.

Indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming is gegeven, is het op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening verboden deze te gebruiken in strijd met de woonbestemming. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de aard van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de omvang van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de intensiteit van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik. Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163). Onder een vrije beroepsbeoefenaar wordt verstaan: iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk

Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in artikel 7.6, onder a, en artikel 8.6, onder a.

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie artikel 7.6, onder b, en artikel 8.6, onder b) voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken' (bijlage 2).

4.3.5 Referentiekader nadere eisen- en ontheffingsbevoegdheid

Een aantal planregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om het plan te wijzigen, ontheffing te verlenen of nadere eisen te stellen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a, respectievelijk onder c, respectievelijk onder d, van de Wet ruimtelijke ordening.

De planregels geven een aantal criteria, die bij de uitoefening van deze bevoegdheden dienen te worden gehanteerd, te weten:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

In het onderstaande wordt nader uiteengezet hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.

De woonsituatie

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

Het straat- en bebouwingsbeeld 

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

De verkeersveiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

De sociale veiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

De milieusituatie

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.