direct naar inhoud van 6.5 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Poelestraat-achterzijde
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP481Poelestrac-oh01

6.5 Milieu

In deze paragraaf worden de milieuaspecten beschreven die relevant zijn voor het onderhavige bestemmingsplan. Naar de milieuaspecten is uitgebreid onderzoek gedaan in het kader van de milieueffectrapportage (m.e.r.), die voor het project Grote Markt-oostzijde is gevolgd. Het plangebied van het bestemmingsplan Poelestraat-achterzijde maakt onderdeel uit van het onderzoeksgebied van het milieueffectrapport (MER).

In deze paragraaf zal allereerst een samenvatting van het MER worden gegeven. Daarnaast zal specifiek voor het plangebied Poelestraat-achterzijde afzonderlijk worden ingegaan op de aspecten geluid, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijvigheid en duurzaamheid.

6.5.1 Milieueffectrapportage

M.e.r.-plicht

De noodzaak van een m.e.r.-procedure vloeit voort uit de bouw van het Groninger Forum. Volgens het Besluit milieu-effectrapportage bestaat de verplichting een milieueffectrapport op te stellen wanneer wordt voorzien in de aanleg van een recreatieve of toeristische voorziening, die 500.000 of meer bezoekers per jaar trekt. Weliswaar wordt de bouw van het Forum niet geregeld in het voorliggende plan, maar door middel van een apart bestemmingsplan. Maar in het MER wordt het totale project Grote Markt-Oostzijde – waaronder ook de nieuwe achterzijde van de Poelestraat – aangemerkt als m.e.r.-plichtinge activiteit. Dat is de reden waarom ook hier wordt stil gestaan bij het MER.

Voorgenomen activiteit

Het MER bevat een beschrijving van de voorgenomen activiteit. Deze omvat:

  • de nieuwe oostwand van de Grote Markt (herstel vooroorlogse rooilijn)
  • de Nieuwe Markt
  • het Groninger Forum
  • de Poelestraat-achterzijde
  • een ondergrondse parkeergarage met maximaal 400 parkeerplaatsen
  • een ondergrondse fietsenstalling voor 1500 tot 1700 fietsen

Alternatieven en varianten

Behalve een beschrijving van de voorgenomen activiteit, het voorkeursalternatief (VKA), beschrijft het MER het meest milieuvriendelijk alternatief (MMA). Het VKA komt overeen met het MMA.

Naast het VKA en het MMA bevat het MER geen alternatieven. Deze keuze is ingegeven door de volgende overweging. Doelstelling van het project is om de oostzijde van de Grote Markt een belangrijke kwalitatieve impuls te geven. Daarmee staat de locatie vast. Daarnaast heeft op verschillende momenten al een bestuurlijke afweging en besluitvorming plaatsgevonden, zowel in algemene zin – onder andere het parkeerbeleid – als specifiek met betrekking tot de locatie. In 2005 heeft de raad – na een referendum – de ruimtelijke hoofduitgangspunten vastgesteld. Daarmee is de stedenbouwkundige hoofdopzet (bouw Forum, sloop en nieuwbouw parkeergarage, realisatie nieuwe oostwand, etc.) voor het project vastgelegd. Deze hoofduitgangspunten zijn vervolgens geconcretiseerd in drie programma’s van eisen. In dat kader is onder meer de verkeersafwikkeling, de capaciteit van de parkeergarage en de locatie van de in- en uitgang van de parkeergarage onderzocht en bepaald. Voorts heeft de gemeenteraad - zich conformerend aan de resultaten van een uitgebreide publieksenquête - een keuze gemaakt ten aanzien van het schetsontwerp voor het Forumgebouw.

Wel zijn voor de nieuwe parkeergarage, in verband met de toename van de verkeersbelasting in de directe omgeving, drie ontsluitingsvarianten onderzocht:

  • variant ‘Schoolstraat’: ontsluiting via de Sint Jansstraat (voor zowel de aanrij- als de afrijroute wordt het noordelijke deel van de Schoolstraat gebruikt);
  • variant ‘Popkenstraat’: ontsluiting via de Sint Jansstraat (voor de aanrijroute wordt de Popkenstraat gebruikt en voor de afrijroute het noordelijke deel van de Schoolstraat);
  • variant ‘Poelestraat’: ontsluiting via de Sint Jansstraat en Poelestraat (voor de aanrijroute wordt het noordelijke deel van de Schoolstraat gebruikt en voor de afrijroute het zuidelijke deel van de Schoolstraat en de Poelestraat).

Deze drie varianten zijn onderling vergeleken op de meest relevante milieuaspecten. De ontsluitingsvariant met relatief de minste milieueffecten is vervolgens uitgebreider beoordeeld.

Conclusie onsluitingsvarianten

Uit het MER blijkt dat er bij alle ontsluitingsvarianten effecten optreden. Uit de onderlinge vergelijking blijkt ontsluitingsvariant 3 (variant 'Poelestraat') het minst gunstig, vooral vanwege de conflictsituatie die ontstaat in de Poelestraat en op de kruising Poelestraat-Diepenring (zowel qua verkeersafwikkeling als qua verkeersveiligheid), de negatieve geluidseffecten en de grote aantasting van het verblijfsgebied binnenstad.

Ontsluitingsvariant 1 (variant 'Schoolstraat') en 2 (variant 'Popkenstraat') zijn beide gunstiger dan variant 3. Uit een onderlinge vergelijking van variant 1 en 2 blijkt dat in variant 2 een conflictsituatie met het fietsverkeer bij de noordelijke inrit van de fietsenkelder ontstaat, deze situatie doet zich in variant 1 niet voor. Daarnaast scoort variant 2 ten aanzien van geluidsbelasting ongunstiger dan variant 1. In variant 1 worden minder objecten geluidsbelast en daarnaast wordt in variant 1 de maximaal toelaatbaar te achten geluidsbelasting van 65 dB(A) niet overschreden. Ten slotte is de aantasting van het verblijfsgebied binnenstad bij variant 2 groter dan in variant 1.

Gelet op het voorgaande is ontsluitingsvariant 1 gunstiger dan varianten 2 en 3. In het MER is vervolgens deze ontsluitingsvariant (variant 'Schoolstraat') verder beoordeeld, als onderdeel van de voorgenomen activiteit.

Milieueffecten

In het MER zijn de volgende aspecten onderzocht:

  • bodem en grondwater
  • water
  • natuur
  • archeologie
  • cultuurhistorie
  • verkeer en bereikbaarheid
  • geluid
  • luchtkwaliteit
  • windhinder
  • bezonning
  • veiligheid
  • duurzaam bouwen en energie

Bodem en grondwater

De ingrepen in de bodem bestaan uit sloop- en bouwwerkzaamheden. In het MER zijn de effecten van deze activiteiten op de omgeving (zetting/trillingen), op de grondwaterstanden en -stroming, de bodem- en grondwaterkwaliteit en de grondbalans beschreven. Door de sloopwerkzaamheden en het aanbrengen van bouwputwanden is mogelijk grondwaterbemaling nodig, wat zou kunnen leiden tot grondwaterstandverlagingen en zettingen in de omgeving. Tevens kunnen sloopwerkzaamheden en het aanbrengen van funderingspalen leiden tot trillingen. Door de gekozen uitvoeringsmethode worden bij de bouw van de ondergrondse parkeergarage trillingshinder en zakking in de direct omgeving geminimaliseerd.

Door de bouw van de parkeergarage, fietsenkelder en eventuele kelder onder de oostwand worden de waterscheidende leem- en potkleilagen plaatselijk volledig doorgraven en wordt een relatief groot bodemvolume vervangen door een waterdichte constructie, wat gevolgen kan hebben voor de grondwaterstromen en de infiltratie van hemelwater naar de diepe ondergrond. Deze effecten zijn echter van beperkte omvang.

In het MER worden als mitigerende maatregelen genoemd:

  • de toepassing van trillingsarme uitvoeringsmethoden bij het plaatsen van damwanden of bemaling (bijv. diepwanden, het drukken van damwanden, geboorde in plaats van geheide funderingspalen);
  • het treffen van preventieve beschermende maatregelen, zoals bijvoorbeeld tijdelijke grondkerende constructies of preventief stut- en stempelwerk aan belendingen;
  • bij ondergronds bouwen, waar mogelijk en van toepassing, een volledige doorsnijding van scheidende lagen vermijden;
  • het niet verwijderen van bestaande palen of constructies, die scheidende lagen doorsnijden;
  • (afhankelijk van de resultaten van nader onderzoek naar de effecten) afkoppeling en infiltratie van hemelwaterafvoeren.

Ten aanzien van de bodemkwaliteit wordt verwezen naar subparagraaf 6.5.3.

Water

De voorgenomen activiteit leidt tot een toename van verhard oppervlak. De mogelijkheid tot infiltratie wordt beperkt door de aanwezigheid van de ondergrondse parkeergarage en fietsenkelder. Het van de daken en over verhard oppervlak afstromende hemelwater zal via een gescheiden rioleringssysteem worden afgevoerd naar de diepenring. Deze extra afvoer zou elders tot wateroverlast kunnen leiden. Compensatie door toevoeging van oppervlaktewater is in dit geval praktisch niet mogelijk. Het effect van de voorgenomen activiteit op de waterkwaliteit is neutraal.

Als mitigerende maatregel wordt aanbevolen om regenwater te infiltreren door middel van een infiltratieriool.

Ten aanzien van het aspect water wordt verder verwezen naar paragraaf 6.4.

Ecologie

In het MER is onderzocht wat de effecten van de voorgenomen activiteit op bomen en op beschermde planten- en diersoorten zijn.

Binnen het studiegebied van het MER bevinden zich 18 bomen, waarvan vier, een Rode Beuk, een Populier, een Linde en een Kastanje, monumentaal. Als gevolg van de bouwplannen moeten 11 bomen worden gekapt, waarvan twee monumentaal (de Populier en de Kastanje). Het kappen van de monumentale Populier is overigens geen rechtstreeks gevolg van de bouwplannen, maar van de aantasting door zwam. Vier bomen, waaronder de monumentale Rode Beuk, kunnen worden gehandhaafd. Twee andere bomen en indien mogelijk ook de monumentale Linde worden verplaatst.

In het plangebied komt één beschermde plantensoort voor, een Tongvaren. Deze bevindt zich op een muur van een pand aan de achterzijde van de Poelestraat en kan in verband met werkzaamheden niet worden gehandhaafd. Verder broeden er in het studiegebied enkele vogelsoorten. Vleermuizenverblijfplaatsen zijn niet waargenomen, maar het is niet helemaal uit te sluiten dat enkele vleermuizen de bebouwing binnen het gebied (gaan) gebruiken als zomer- of winterverblijf.

Als mitigerende maatregelen worden in het MER genoemd:

  • het hanteren van de richtlijnen voor boombescherming (opgesteld door de Vereniging Stadswerk Nederland);
  • grondwatermonitoring;
  • bescherming van bomen door middel van in de grond verankerde hekwerken;
  • voorbereiding van de te verplanten bomen minimaal één groeiseizoen van tevoren (wortelsnoei);
  • het zoeken naar een groeiplaats voor de te verplanten bomen in de directe omgeving (in verband met hun geringe transportmogelijkheden);
  • compensatie voor het verdwijnen van groen conform de groencompensatieregeling uit de Groenstructuurvisie (bij voorkeur binnen het plangebied zelf).

Ten aanzien van de ecologische aspecten wordt tevens verwezen naar paragraaf 6.3.

Archeologie en cultuurhistorie

De Grote Markt-oostzijde kent, zoals de hele binnenstad, een hoge archeologische verwachtingswaarde. Uitvoering van de verschillende deelprojecten leidt tot onvermijdelijk tot vernietiging van het aanwezige bodemarchief. Behoud in situ is niet mogelijk. Er wordt geen archeologisch vooronderzoek verricht, behalve een kleine opgraving voor de oostwand van de Grote Markt. Voor een dergelijk vooronderzoek ontbreekt de ruimte: er staan nu nog gebouwen. Er dient derhalve definitief archeologisch onderzoek te worden verricht op de locaties waar de bodemverstoringen zullen plaatsvinden. Tijdens het uitvoeren van die opgravingen wordt bekeken of er behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn en hoe deze mogelijk ingepast kunnen worden.

De 13e/14e-eeuwse buitenmuur van het voormalige stadshuis (refugium) van het klooster van Wittewierum tussen de Popkenstraat en de huidige parkeergarage wordt zo mogelijk behouden of elders ingepast. Bronbemaling bij het uitgraven van de bouwput van de fietsenkelder zal een negatief effect hebben op bepaalde vondstcategorieën, zoals botmateriaal, zaden en hout. Dit geldt tevens voor de aanleg van de gebouwen aan de oostwand van de Grote Markt.

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie wordt herstel van de vooroorlogse rooilijn van de oostwand als een sterk positief effect beschouwd. Hierdoor wordt de beslotenheid van de Grote Markt vergroot. Ook de architectuur van de nieuwe oostwand, die teruggrijpt op de oud-Hollandse gevelkenmerken van de panden aan de Grote Markt-zuidzijde, draagt bij tot een versterking van de historisch-ruimtelijke structuur. Met het creëren van een nieuw plein (de Nieuwe Markt) met daarop een markant gebouw wordt duidelijk aangesloten bij de historische stedenbouwkundige ontwikkeling van de stad Groningen. Ook dit wordt als een positief effect gezien. Dit geldt eveneens voor de nieuwe gevelwand aan de Poelestraat-achterzijde. De bouwhoogte van het Forum kan de beleving van het historisch karakter van oude straten in beperkte mate negatief beïnvloeden. De brede opening in de bebouwingswand van de Schoolstraat tast het besloten karakter van deze straat, een ‘muurstraat’ met voornamelijk gesloten bebouwingswanden, aan. Dit is een negatief effect. Door sloop- en bouwwerkzaamheden kan, o.a. door trillingen, schade ontstaan aan de aanwezige waardevolle en monumentale bebouwing. Dit is in een binnenstedelijke omgeving niet uit te sluiten en kan worden hersteld. De af te breken panden zijn weliswaar deels kenmerkend voor de naoorlogse bouwstijl, maar hebben geen status als beschermd rijks- of gemeentelijk monument. Wel is de trap aan één van de panden in de oostwand, ontworpen door de Groninger Ploeg-kunstenaar Jan van der Zee, van kunsthistorische waarde.

Als mitigerende maatregelen worden genoemd:

  • het verrichten van archeologisch onderzoek voorafgaand aan het grondverzet;
  • elementen van hoge cultuurhistorische waarde zo mogelijk behouden en opnemen in de nieuwbouw;
  • de oorspronkelijke rooilijn van de westelijke bebouwingswand van de Schoolstraat visueel herkenbaar houden bij de inrichting van de openbare ruimte;
  • indien mogelijk de funderingen van de panden preventief versterken ter voorkoming van esthetische schade aan cultuurhistorisch waardevolle panden nabij de parkeergarage en de fietsenkelder;
  • het mitigeren van schade aan cultuurhistorisch waardevolle panden nabij de oostwand van de Grote Markt door trillingsarme uitvoeringsmethoden, bijvoorbeeld geboorde funderingspalen in plaats van geheide palen;
  • onderzoeken of de laatmiddeleeuwse buitenmuur van het voormalige stadshuis (refugium) van het klooster van Wittewierum (elders) kan worden ingepast;
  • onderzoeken of waardevolle elementen van de trap van Ploeg-kunstenaar Van der Zee in of buiten het plangebied kunnen worden ingepast.

Ten aanzien van het aspect archeologie wordt verder verwezen naar paragraaf 6.1.

Verkeer en bereikbaarheid

Verwacht wordt dat veel bezoekers gezien de centrale ligging in de binnenstad en de goede aansluiting op de hoofdfietsstructuur per fiets naar de Grote Markt-oostzijde zullen komen. Door de goede bereikbaarheid van de Grote Markt per openbaar vervoer, die ook in de toekomst gewaarborgd zal blijven, is ook het effect op het gebruik van het openbaar vervoer positief.

Door uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen (van 230 in de huidige parkeergarage naar maximaal 400 in de nieuwe parkeergarage) en de situering van de in- en uitrit van de nieuwe parkeergarage aan de Schoolstraat zal de verkeersbelasting in deze straat toenemen. Daar staat tegenover dat de Popkenstraat en het deel van de Sint Jansstraat ten westen van de Schoolstraat autoluwe verbindingen worden.

Het MER geeft een prognose van de verkeersintensiteiten in en rondom het plangebied voor 2020. Deze is gebaseerd op een groter aantal parkeerplaatsen ten opzichte van het huidige aantal en een toename van het gebruik van de parkeergarage in de avonduren als gevolg van de culturele activiteiten in het Forum. Daarnaast is in het MER een zogenaamd maximaal scenario uitgewerkt. Hierbij wordt verondersteld dat de parkeergarage de gehele dag (van 8.00 tot 24.00 uur) maximaal wordt benut (bezetting van circa 95%). Deze situatie zou zich in theorie voor kunnen doen ten tijde van een groot evenement in de binnenstad. Hieruit blijkt dat het verkeer van en naar de parkeergarage ten opzichte van een normale situatie met circa 40% kan toenemen.

De verkeersafwikkeling is voldoende om (ook in het maximale scenario) de verwachte verkeersgroei op te vangen. Voor verkeersveiligheid zullen de geplande ontwikkelingen niet of nauwelijks gevolgen hebben.

Als mitigerende maatregel wordt aanbevolen om de inrichting van de Sint Jansstraat meer af te stemmen op de verblijfsfunctie van de binnenstad, waardoor de positie van het fietsverkeer beter wordt benadrukt. Vanwege de belangrijke functie van de Sint Jansstraat voor het fietsverkeer zal de huidige voorrangsregeling op de kruising met de Schoolstraat gehandhaafd dienen te blijven.

Geluid

Ten aanzien van het aspect geluid is voor de voorgenomen activiteit naast de gemiddelde bezetting ook de maximale variant onderzocht.

Uit het MER blijkt dat bij een gemiddelde bezetting van de parkeergarage het totale aantal geluidsgevoelige objecten afneemt. Deze afname wordt veroorzaakt doordat geluidsbelaste objecten aan de Popkenstraat en aan een gedeelte van de Sint Jansstraat niet langer geluidsbelast zijn. In de andere onderzochte straten neemt het aantal geluidsbelaste objecten licht toe. In het noordelijke deel van de Schoolstraat is sprake van een grote toename. Bij een maximale bezetting van de parkeergarage wijzigt het totale aantal geluidsbelaste objecten niet ten opzichte van de autonome ontwikkeling. Ten opzichte van de huidige situatie neemt deze licht toe.

In het MER wordt verder geconstateerd dat bij een gemiddelde bezetting van de parkeergarage de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de geluidsgevoelige objecten in de omgeving toeneemt. Er is sprake van een stijging van het aantal geluidsbelaste (geluidsgevoelige) objecten in de geluidsbelastingklassen 58-63 dB en 63-68 dB en er treedt een daling op in de geluidsbelastingklassen 48-53 dB en 53-58 dB. De toename wordt met name veroorzaakt door een hogere belasting van de geluidsgevoelige objecten langs de ontsluitingsroute van de parkeergarage (noordelijk deel Schoolstraat en oostelijk deel Sint Jansstraat).

Bij een maximale bezetting van de parkeergarage neemt het aantal geluidsbelaste (geluidsgevoelige) objecten in de hoogste geluidsbelastingklasse (63-68 dB) beduidend toe. Deze toename betreft met name de woningen langs de ontsluiting van de parkeergarage (noordelijk deel Schoolstraat en oostelijk deel Sint Jansstraat).

Voor de beoordeling van de geluidsbelasting vanwege het gebruik van de parkeergarage is zowel gekeken naar de directe hinder (de geluidsbelasting vanwege het gebruik van de garage zelf) als de indirecte hinder (de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van en naar de garage). Deze is getoetst aan de van toepassing zijnde regelgeving, het Activiteitenbesluit1 en de circulaire 'Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer'.

Hieruit blijkt dat de in het Activiteitenbesluit opgenomen grenswaarde van 50 dB(A) voor de dagperiode niet wordt overschreden bij de geluidsgevoelige objecten aan de Schoolstraat en de Sint Jansstraat. Bij de geluidsgevoelige objecten aan de Schoolstraat 15 t/m 27 wordt de grenswaarde van 45 dB(A) voor de avondperiode met maximaal 5 dB overschreden.

De grenswaarde van 40 dB(A) voor de nachtperiode wordt met maximaal 2 dB overschreden ter plaatse van de geluidsgevoelige objecten aan de Schoolstraat 19 t/m 23.

Daarnaast blijkt voor enkele woningen dicht bij de in/uitgang dat piekniveaus kunnen voorkomen van 65 dB(A). Dit geldt zowel voor de dag-, avond- als nachtperiode, met name veroorzaakt door optrekkende auto's. Voor de nachtperiode betekent dit een overschrijding van de grenswaarde (60 dB(A)).

Voor indirecte hinder is de berekende etmaalwaarde van de geluidsbelasting van een deel van de woningen aan de Schoolstraat - bij aanwezigheid van klinkerbestrating - hoger dan de maximaal toelaatbaar te achten grenswaarde van 65 dB(A).

In het MER is ook aandacht besteed aan de effecten van de horeca-activiteiten binnen het Groninger Forum en de te realiseren horecagelegenheden aan de Grote Markt en rondom de Nieuwe Markt. Geluidhinder binnen de gebouwen kan worden beperkt door toepassing van het Activiteitenbesluit en de bouwregelgeving. Van geluid van terrassen en voorbijgangers zal met name de nieuwbouw aan de achterzijde van de Poelestraat en de oostkant van de Grote markt invloed ondervinden. De bestaande (woon)bebouwing aan de Poelestraat wordt door de nieuwbouw afgeschermd. Door toepassing van de Algemene Plaatselijke Verordening en het Activiteitenbesluit is beperking van terrasgeluid mogelijk.

Het MER noemt als mitigerende maatregelen het vervangen van de bestaande klinkerverharding door fijn asfalt (of een hieraan gelijkwaardig alternatief) en het aanbrengen gevelisolatie aan de woningen in de Schoolstraat en Sint Jansstraat . Als een eventueel alternatief wordt genoemd het plaatsen van een aan het gebouw gekoppeld scherm (tweede huidgevel).

Ten aanzien van de geluidsaspecten wordt tevens verwezen naar subparagraaf 6.5.2.

Luchtkwaliteit

Om de effecten voor luchtkwaliteit in beeld te brengen is naast de voorgenomen activiteit eveneens de variant van een parkeergarage met een maximale bezetting in beschouwing genomen.

De realisatie van het project Grote Markt-Oostzijde leidt tot een toename van de concentraties fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) in de Sint Jansstraat (gedeelte Schoolstraat-Schuitendiep) en de Schoolstraat. De verslechtering van de luchtkwaliteit wordt veroorzaakt door een sterke verhoging van het aantal verkeersbewegingen in deze straten. Op de overige onderzochte wegen doen zich geen verhogingen van de concentraties fijn stof en stikstofdioxide voor. Bij een maximale bezetting van de parkeergarage treden de bovengenoemde verslechteringen in de Sint Jansstraat en de Schoolstraat ook op.

Uit de berekeningen blijkt dat op alle onderzochte locaties aan de grenswaarden voor fijn stof (PM 10) en stikstofdioxide (NO2) kan worden voldaan.

Ook ten aanzien van overige stoffen , zoals benzeen, zwaveldioxide (SO2) en koolmonoxide (CO), worden geen waarden overschreden.

Ten aanzien van de luchtkwaliteit wordt tevens verwezen naar subparagraaf 6.5.4.

Windhinder en bezonning

Uit het MER blijkt dat in de toekomstige situatie op maaiveldniveau, zonder maatregelen, een goed windklimaat heerst rondom de nieuwe oostwand, de westelijke helft van de Nieuwe Markt en de noordoostkant van het Groninger Forum. In de directe omgeving van het Groninger Forum (met uitzondering van de noordoostkant) en op het dak is er sprake van een matig tot slecht windklimaat. Zonder het aanbrengen van schermen op de dakrand is er op het hoge dak van het Forumgebouw zelfs sprake van een zeer groot windgevaar (met name aan de westzijde van het gebouw). Ter verbetering van het windklimaat en ter voorkoming van windhinder wordt als mitigerende maatregel voorgesteld schermen rondom de dakrand te plaatsen, eventueel in combinatie met schermen ter plaatse van het verdiepte terras.


Verder is onderzocht welke gevolgen de bouw van het Forum voor de bezonning van omliggende woningen heeft. Dit is beoordeeld op basis van een TNO-richtlijn. Voor het onderzoek zijn drie referentiepunten gehanteerd, één gebouw aan de Popkenstraat (referentiepunt 1) en twee woningen aan de Schoolstraat (referentiepunten 2 en 3). Voor toetsing aan de richtlijn is de datum 19 februari genomen. Uit het onderzoek blijkt dat bij referentiepunt 1 zowel de bestaande situatie als de situatie na nieuwbouw niet voldoet aan de TNO-richtlijn. Bij referentiepunt 2 wordt in de bestaande situatie wel aan de richtlijn voldaan, maar in de nieuwe situatie niet meer. De afname van de verwachte bezonningsduur is echter beperkt tot 20 minuten, waardoor de beleving van de afname gering zal zijn. Bij referentiepunt 3 voldoet de bezonningsduur in de bestaande situatie net niet aan de richtlijn en neemt deze in de nieuwe situatie nog verder af. Deze afname bedraagt echter 12 minuten waardoor ook hier de beleving van de verminderde bezonningsduur beperkt zal zijn. Voor de bezonningseffecten worden in het MER geen mitigerende maatregelen voorgesteld.

Veiligheid

De voorgenomen activiteit heeft positieve gevolgen voor de sociale veiligheid. Als gevolg van de beoogde maatregelen ontstaat een nieuwe structuur, die helder en overzichtelijk is. De nieuwe functies, het Forum, detailhandel en horeca in de nieuwe oostwand, rondom de Nieuwe Markt en aan de achterzijde van de Poelestraat, leiden tot de aanwezigheid meer mensen in het plangebied, ook in de avonduren. Dit is een belangrijke verbetering ten opzichte van de huidige situatie, die onoverzichtelijk is. De nieuwe parkeergarage en de fietsenkelder worden ingericht volgens de huidige inzichten ten aanzien van sociale veiligheid (toegankelijkheid, routering, verlichting, e.d.). Ook dit is een verbetering.

Ten aanzien van de fysieke veiligheid wordt geconstateerd dat de aanwezigheid van grote aantallen personen in het plangebied in de toekomstige situatie zal leiden tot een grotere kwetsbaarheid voor brand of andere incidenten. Daarom verdient de bereikbaarheid voor hulpdiensten aandacht. In overleg met de brandweer komen er twee aanvalsroutes naar het binnengebied, één vanaf de westzijde en één vanaf de oostzijde.

Duurzaam bouwen en energie

In het programma van eisen (PvE) voor het Groninger Forum zijn een aantal doelstellingen geformuleerd voor de duurzaamheid van het gebouw.

Ten aanzien van het energieverbruik van het Forum is in het PvE opgenomen dat:

  • de EPC ten minste 10% lager dient te zijn dan de geldende norm ten tijde van de opening;
  • ten minste 50% duurzame energie ingezet dient te worden;
  • het gebouw zelf als voorbeeld voor het publiek dient hoe om te gaan met duurzaamheid bij energiegebruik.

Met de eerste doelstelling wordt (in beperkte mate) een positief effect bereikt ten aanzien van het thema energie. De invulling van de tweede doelstelling geeft een positief effect ten aanzien van het thema energie, op basis van de besparing aan uitstoot van CO2.

Het thema duurzaam bouwen wordt in het PvE ingevuld door het voorschrijven van maatregelen uit het pakket Duurzaam Bouwen die binnen de economische levensduur minimaal kostenneutraal zijn. Tevens worden minder harde voorschriften gesteld ten aanzien van gebruik van reststoffen. Hiermee wordt een positief effect bereikt ten aanzien van het aspect materiaalgebruik/duurzaam bouwen. De duurzaamheidsheidsdoelen (energie en materiaalgebruik/duurzaam bouwen) voor de overige plandelen moeten nog worden uitgewerkt en zijn voorlopig gelijk gesteld aan de generieke doelstellingen voor de gemeente Groningen ('het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025').

Ten aanzien van duurzaam bouwen/energie wordt verder verwezen naar subparagraaf 6.5.6.

Hinder in de aanlegfase en cumulatieve effecten

Naast de genoemde aspecten wordt in het MER ook ingegaan op hinder, die het gevolg is van de uitvoering van het project, en de mogelijke cumulatie van effecten voor bewoners.

Met betrekking tot het eerste aspect zijn van belang de bouw- en sloopwerkzaamheden op de locatie en de tijdelijke verkeersstromen, veroorzaakt door bouwverkeer en verhuizingen. Geluidhinder als gevolg van de werkzaamheden dient zoveel mogelijk te worden beperkt. Hiervoor zullen de normen uit de (nieuwe) Circulaire Bouwlawaai worden gehanteerd. Waar mogelijk wordt gewerkt met geluidsarme methoden.

Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het ontstaan van trillingen veroorzaakt door bouw- en sloopwerkzaamheden. Om de gevolgen hiervan te beperken wordt voor de bouw van het Forum, de parkeergarage en fietsenkelder een trillingsvrij systeem toegepast. Wat de verkeersgevolgen tijdens de aanlegfase betreft is op basis van de totale hoeveelheid af te voeren grond en de overige activiteiten een inschatting gemaakt van het aantal hiervoor benodigde vrachtauto's. Tevens is (indicatief) inzicht geboden in de periode waarin en de hoofdroute waarlangs dit transport plaatsvindt.

Ten aanzien van het tweede aspect is aangegeven dat vooral in de gebruiksfase sprake zal zijn van deels cumulerende effecten (m.n. cumulatie van de geluid- en luchtwaliteitseffecten van de parkeergarage en wind- en bezonningseffecten van het Forumgebouw). De effecten van de aanleg- en de gebruiksfase cumuleren niet of nauwelijks.

6.5.2 Geluid

De nieuwe straat en het nieuwe plein aan de achterzijde van de Poelestraat worden niet opengesteld voor autoverkeer. Toelevering van de aanliggende bedrijven gebeurt via de Schoolstraat. Van wegverkeerslawaai is dus geen sprake.

In het kader van het MER zijn de gevolgen onderzocht van de totale ontwikkeling voor het wegverkeerslawaai (incl. Forum, parkeergarage en de achterzijde Poelestraat).

Hieruit blijkt dat de toename van het wegverkeerslawaai met name is gerelateerd aan de parkeergarage onder het Forum. Daarbij blijkt de geluidsbelasting in de Schoolstraat en de Sint Jansstraat het meest relevant. Hiervoor wordt verwezen naar subparagraaf 6.5.1 en meer uitgebreid naar het MER Grote Markt Oostzijde d.d. 21 april 2010.

6.5.3 Bodemkwaliteit

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van gegevens over de bodemkwaliteit bij de Milieudienst van de gemeente Groningen. Hierbij is nagegaan of de huidige bodemkwaliteit binnen het plangebied belemmeringen oplevert voor de toe te kennen bestemmingen.

Het plangebied is gelegen in de binnenstad van Groningen. De aanwezigheid van bodemverontreiniging in stedelijke gebieden is een gegeven. Enerzijds zijn er verontreinigingen aanwezig die verband houden met de activiteiten die in het verleden hebben plaatsgevonden. Anderzijds is er sprake van een diffuse verontreiniging die niet te relateren is aan specifieke activiteiten.

De functie van dit gebied zal niet wijzigen, aangezien uitsluitend een gevelwijziging zal plaatsvinden. Voor het plangebied aan de Grote Markt is een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. Daarnaast zijn in het verleden diverse onderzoeken verricht. Het plangebied is overwegend bebouwd; onder deze bebouwing is nog geen bodemonderzoek uitgevoerd.

Uit de inventarisatie komt naar voren dat in het plangebied enkele verdachte locaties aanwezig zijn vanwege bedrijfsactiviteiten (in het verleden) en de aanwezigheid van ondergrondse tanks. Aan de Naberpassage 5 / Poelestraat 14 is een potentieel urgente verontreiniging aanwezig. In de grond en het grondwater komt een olieverontreiniging voor boven de interventiewaarde. De omvang van deze verontreiniging moet nog nader worden onderzocht. Daarnaast is aan de Schoolstraat 14 een verontreiniging geconstateerd bij een ondergrondse tank. Beide verontreinigingen liggen op de plangrens met plangebied Forum.

De locatie zal geschikt moeten worden gemaakt voor de functie. Welke maatregelen moeten worden getroffen zal met vervolgonderzoek in beeld worden gebracht.

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat ook in dit plangebied diffuse bodemverontreiniging voorkomt. Dit is van invloed op de voorwaarden voor hergebruik van grond.

6.5.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit2 geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.

In het kader van de MER is onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat de realisatie van het bestemmingsplan weliswaar van enige invloed is op de luchtkwaliteit, maar dat ruimschoots wordt voldaan aan de normen van de Wet luchtkwaliteit. Verwezen wordt naar subparagraaf 6.5.1 en meer uitgebreid naar het MER Grote Markt Oostzijde d.d. 21 april 2010.

6.5.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. De term 'externe veiligheid' wordt gehanteerd omdat het (overlijdens)risico voor derden centraal staat. Het gaat om mensen die niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) en de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen bevatten harde veiligheidsnormen. Beide kaders verplichten gemeenten rekening te houden met externe veiligheid bij het maken van bestemmingsplannen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.

In deze paragraaf wordt de veiligheidssituatie voor het plangebied geschetst. Hiervoor heeft een beoordeling plaatsgevonden van potentiële risicobronnen in het plangebied of in de nabijheid. Hieruit blijkt dat binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Evenmin biedt het bestemmingsplan ruimte voor risicovolle bedrijven of activiteiten. Ook in de omgeving bevinden zich geen risicobronnen die doorwerken naar het plangebied.

6.5.6 Duurzaamheid

De gemeente heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft de raad in 2007 een duurzaamheidvisie vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft plaatsgevonden in de documenten het 'Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+ 2025'.

In het 'Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' wordt beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam kunnen worden ontwikkeld en hoe de stad zich moet voorbereiden op de effecten van klimaatverandering.

In de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+ 2025' is aangegeven hoe, met wie, waarmee en wanneer de gemeente deze ambitie wil realiseren. Aan de ambitie 'Groningen energieneutraal' wordt inhoud gegeven door het gelijk te trekken met 'CO2-neutraal' met een extra plus op energie besparen. In de Routekaart wordt een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. De energieladder wordt beschouwd als hèt gereedschap bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.

De Groningse energieladder formuleert de volgende doelen:

  • 1. Energievrij (voorkeur voor activiteiten die vrij zijn van energieverbruik, bijvoorbeeld fietsen als een vorm van duurzame mobiliteit)
  • 2. Vermindering energieverbruik (besparingen op het energieverbruik door o.a. technologische vernieuwingen, aangepaste bouweisen, klimaatadaptatie en gedragsverandering)
  • 3. Gebruik en productie van duurzame energie (energie uit duurzame bronnen, zoals zon, wind, water en aardwarmte, of uit reststromen zoals biomassa, bioethanol en groen gas).
  • 4. Efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen
  • 5. Compensatie van fossiele energiebronnen (bijv. door lokaal groen aan te planten of investeringen te doen in lokale duurzame energievoorzieningen).

Bij de planontwikkeling voor de Grote Markt-oostzijde heeft de duurzaamheid een concrete invulling gekregen in het ontwerp voor het Forumgebouw. Enkele maatregelen, die in het gebouw worden getroffen zijn:

  • sterk verbeterde isolatie van gevels en dak;
  • verhoogde isolatiewaarden van het glas;
  • duurzame energie van de zon, mogelijk van de wind;
  • geavanceerd klimaatsysteem;
  • warmtepompen in combinatie met warmte koude opslag;
  • gebruik duurzame materialen;
  • beperken van elektriciteitsvraag door o.a. domotica en zeer zuinige apparatuur;
  • duurzame materialen.

Een nadere studie moet uitwijzen hoe de duurzaamheidsprincipes bij de verdere invulling van het gebied kunnen worden geconcretiseerd.

Naast energie richt het duurzaamheidsbeleid van de gemeente zich op de kwaliteit van de leefomgeving. In dit bestemmingsplan komt de kwaliteit van de leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met ecologie, groen, (regen)water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem.

6.5.7 Bedrijvigheid

De panden die zijn gelegen aan de Poelestraat-achterzijde krijgen op de begane grond voornamelijk een horecafunctie met eventueel woningen erboven.

De bedrijven die zich hier vestigen moeten passen binnen de categorieën 1 en 2 uit de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG, of moeten een milieubelasting hebben die vergelijkbaar is met een categorie 1- en/of 2-bedrijf.

Regulering van de milieubelasting door die bedrijven vindt plaats op basis van de Wet milieubeheer en/of op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening. Bij een aanvraag voor een nieuwe vestiging van een bedrijf wordt beoordeeld of aan de randvoorwaarden kan worden voldaan en of er hinder zal optreden.