direct naar inhoud van 6.4 Water
Plan: Bestemmingsplan Poelestraat-achterzijde
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP481Poelestrac-oh01

6.4 Water

Algemeen

De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als ordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en beleving van de woon- en werkomgeving. Zowel van mens als dier.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht. Doel is hierbij tot een zo natuurlijk mogelijk watersysteem te komen, dat is afgestemd op duurzame ontwikkeling, natuurlijke ontwikkeling en geohydrologie van het gebied.
In dit hoofdstuk wordt eerst de waterhuishouding en de bodem beschreven. Vervolgens wordt de riolering beschreven. Tot slot wordt een link gelegd tussen bouwmaterialen en het water.

Waterhuishouding

Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan binnenstad en ligt tussen de Poelestraat en de bestaande parkeergarage aan de Popkenstraat. De locatie ligt min of meer op het uiteinde van de Hondsrug en midden in de binnenstad van Groningen. De binnenstad wordt rondom omgeven door water. Dit water vormt de diepenring en maakt deel uit van het boezemsysteem van het waterschap Hunze en Aa's en heeft een waterpeil van + 0.55 m. NAP. De maximale waterstand is circa + 1.50 m. en de waterkerende hoogte moet dan ook minimaal + 2.00 m. zijn. De afstand vanaf het plangebied tot aan het oppervlaktewater is ongeveer 150 meter.

In de huidige situatie is geen oppervlaktewater aanwezig. Het gebied is voor ongeveer driekwart volgebouwd en het overige deel is nagenoeg volledig verhard. Op een aantal plaatsen zijn kleine groenstroken aanwezig waarin diverse (grote) bomen staan. De verharding in het gebied bestaat uit klinkers, betonstraatstenen en overige open verharding. Dit type verharding laat een geringe hoeveelheid regenwater door en levert daardoor een positieve bijdrage aan het grondwater. Dit is van groot belang voor bomen en struiken. Het is wenselijk om zoveel mogelijk open verharding (zonder fundering) te blijven gebruiken opdat de ondergrond niet te veel uitdroogt en groen ook op een natuurlijke wijze aan water kan komen.

Bij de nieuwbouw, inbreiding en herinrichting moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verstedelijking zal regenwater sneller tot afstroming komen. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting en zal meer water geborgen moeten worden. En berging van regenwater kan het eenvoudigst bovenop het reeds aanwezige water. Vandaar dat een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist is. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en/of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist.

Kort samengevat betekend het dat een uitbreiding van het verhard oppervlak niet mag leiden tot een toename van de waterafvoer in het gebied.

Bodem

Ter hoogte van het plangebied bevindt zich het grondwater op ongeveer 3 meter minus het maaiveld waarbij de maaiveldhoogtes variëren van + 7.0 m. tot + 4.5 m. Ter hoogte van de diepenring ligt het maaiveld op circa + 2.5 m. Hoogstwaarschijnlijk neemt de diepte van de grondwaterstand af naarmate de afstand tot aan de diepenring kleiner wordt. De afstroming van het grondwater is in oostelijke richting te verwachten. De snelheid en hoogte is onder andere afhankelijk van de grondsoorten (klei, leem of zand) en de aanwezigheid van grindlagen. Bij de bouw van een parkeerkelder of andere diepere bouwwerken kan de grondwaterstroming verstoord raken en moet wellicht de grondwaterstroming omgeleid worden.

Riolering

In en rondom het plangebied ligt een gemengd rioleringsstelsel. Dit type rioolstelsel voert zowel het regenwater als het huishoudelijke afvalwater (o.a. toilet- en douchewater) af naar het gemaal Damsterdiep. Vandaar wordt dit water verpompt naar de rioolwaterzuivering in Garmerwolde.

Bij de nieuwbouw van woningen, gebouwen en nieuw openbaar terrein voert de gemeente het beleid om een gescheiden rioolsysteem aan te leggen. De gescheiden afvoer biedt diverse voordelen. Minder regenwater naar de afvalwaterzuivering komt het zuiveringsproces ten goede, er hoeft minder water verpompt te worden (minder energieverbruik) en met het regenwater wordt oppervlaktewater aangevuld en doorgespoeld. Het laatste heeft veelal een gunstig effect op de waterkwaliteit. Bij toekomstige herinrichtingen en nieuwbouwplannen is de aanleg van een gescheiden stelsel dan ook uitgangspunt waarbij het regenwater naar de diepenring afwatert. Deze afvoer mag niet meer dan de maximale stedelijke afvoer bedragen (namenlijk 2 l/sec/ha). Bij een grotere afvoer moet in het plangebied water geborgen worden om op die wijze een overschrijding van de norm te voorkomen.