direct naar inhoud van 4.1 Ruimtelijke karakteristiek van de binnenstad
Plan: Bestemmingsplan Poelestraat-achterzijde
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP481Poelestrac-oh01

4.1 Ruimtelijke karakteristiek van de binnenstad

Het stadscentrum, de binnenstad, wordt begrensd door de diepenring. Een watergordel, die in het westen, noorden en oosten wordt gekenmerkt door zijn typische ruimtelijke verschijningsvormen van kades, gesloten randbebouwing en 'korte' bruggen over de oorspronkelijke diepen. In het zuiden is de grens verschoven van het (gedempte) Zuiderdiep naar het singelgebied ter plaatse van de voormalige stadswallen met zijn waardevolle groenstructuur, open bebouwing en lange bruggen.

Het stedenbouwkundige hoofdsysteem van de binnenstad wordt bepaald door een drietal belangrijke oost-west geschakelde pleinen en het stratenpatroon. Deze in het oog springende pleinen zijn de Grote Markt, de Vismarkt en het Martinikerkhof, hoewel het laatste in letterlijke zin geen plein is. Deze grote, besloten ruimten in de binnenstad hebben met elkaar gemeen, dat zij door grote, vrijstaande, historisch belangrijke gebouwen worden gedomineerd, namelijk de Martinikerk, het stadhuis, de A-kerk en de Korenbeurs.

Er bestaan echter ook sterke ruimtelijke en historische verschillen binnen deze pleinenreeks. De Grote Markt, van oudsher centrum van bestuur met zijn rechthoekige vorm ligt op het kruispunt van routes en fungeert zodoende als het centrale knooppunt in de binnenstad. De Vismarkt, van oudsher centrum van handel, met zijn lineaire vorm daarentegen ligt alleen aan de oost- westroute en fungeert stedenbouwkundig gezien als een nevencentrum. Het eivormige Martinikerkhof, van oudsher centrum van kerkelijke macht, ligt buiten de routes en vormt zodoende een rustpunt in het stadscentrum.

Maatregelen, met name in de zeventiger jaren, hebben ertoe geleid dat ook het verkeersbeeld de verschillen van deze drie pleinen ondersteunt. Het verschil tussen deze drie pleinen wordt voorts benadrukt door het groen. De hoeveelheid bomen is omgekeerd evenredig aan de betekenis en relatie van deze pleinen met de routes, de Grote Markt stenig, de Vismarkt groen langs de randen van het plein en het Martinikerkhof groen.

Het gaaf gebleven stratenpatroon van de binnenstad heeft een blokstructuur met een verkaveling langs een stelsel van elkaar loodrecht kruisende straten en stegen. De straten zijn smalle, lineaire ruimten die in sterke mate bepaald worden door de relatief smalle panden die nagenoeg onafgebroken in de bouwgrens zijn gerealiseerd. Er is een karakteristiek verschil tussen het stratenpatroon ten noorden van de pleinenreeks en het stratenpatroon ten zuiden ervan. Aan de noordkant is de afstand tussen de straten twee keer zo groot als de afstand tussen de straten in de zuidelijke helft. De noord-zuidroutes worden onderling weer verbonden door een reeks van losse dwarsverbindingen, die stedenbouwkundig gezien van dezelfde betekenis zijn. Tezamen vormt dit stratenpatroon van heldere stedenbouwkundige structuren 'blokken', die doorsneden worden door achterafstraatjes en stegen. Deze straatjes, driften en steegjes zijn weliswaar belangrijk voor de fijnmazigheid van de stedelijke structuur, maar zijn qua stedenbouwkundige betekenis van een andere orde.

Het ruimtelijk hoofdsysteem van de binnenstad, dat zijn oorsprong vindt in, maar niet gelijk staat aan de ontstaansgeschiedenis van de stad, kan hiërarchisch worden onderverdeeld. Het is vooral de samenhang in die hiërarchie die de kwaliteit van de stedelijke structuur bepaalt en mede aanleiding heeft gegeven tot de status van beschermd stadsgezicht.

De kwaliteit van het ruimtelijk hoofdsysteem, bepaald door zijn esthetische en historische waarde, is in een aflopende reeks nader aangeduid in de 1e tot en met de 3e orde.

Tot de structuur van de 1e orde behoren de oost-west geschakelde pleinenreeks A-Kerkhof, Vismarkt, Grote Markt en Martinikerkhof, de diepenring, de singels en het Gedempte Zuiderdiep.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP481Poelestrac-oh01_0003.jpg"

Afb. 3 Stuctuur 1e orde

De structuur van de 2e orde bestaat uit de oorspronkelijke radialen van de stad en door de loop van het stratenpatroon in zuidelijke richting, alsmede de verbindingswegen ten behoeve van de 1e en 2e orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP481Poelestrac-oh01_0004.jpg"

Afb. 4 Structuur 1e en 2e orde

De structuur van de 3e orde wordt gekenmerkt door een stelsel van straatjes, driften, stegen, gangen, die niet behoren tot de 1e en de 2e orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP481Poelestrac-oh01_0005.jpg"

Afb. 5 Structuur 1e, 2e en 3e orde

De stedenbouwkundige structuur wordt niet alleen bepaald door de diepen, pleinen en straten. Het 'geraamte' van de stedenbouwkundige hoofdstructuur wordt ingevuld door een groot aantal bouwwerken (kerken, kantoren, huizen, enz.), die ieder op zich en in een ensemble een eigen identiteit hebben. Het belangrijkste kenmerk van de binnenstad is de veelvuldige verscheidenheid binnen een groter geheel. De meest waardevolle historische gebouwen in de binnenstad zijn: de Martinikerk, het stadhuis, de A-kerk en de Korenbeurs. De hoogste hiervan, de Martinikerk en A-kerk, staan aan de beide uiteinden van de pleinenreeks en markeren, in een aantal gevallen reeds op grote afstand zichtbaar, het hart van de stad.

Vanaf grote afstand bepaalt de bijna honderd meter hoge Martinitoren samen met de andere grote torens de plaats van Groningen en van de binnenstad in de regio. Hier en daar markeert een kleinere toren (de Sint Jozefskerk, de toren van het Academiegebouw) of een hoger gebouw een belangrijke functie of een bijzondere plek in de binnenstad. In het stadssilhouet spelen ze een meer ondergeschikte rol dan de grote torens, spelen daarin mee op kortere afstand of op één route naar de stad, of hebben hun betekenis vooral binnen de binnenstad zelf. De zichtlijnen op deze torens zijn bijzonder en voegen iets toe aan de kwaliteit van het stadssilhouet van de stad.

Naast de torens zijn er nog andere gebouwen en groepen van gebouwen, zoals het stadhuis, de Korenbeurs, de oostzijde van de Hoge der Aa, de bebouwing aan de singels, die, hoewel hun werking tot de onmiddellijke omgeving beperkt blijft, eveneens zodanig markant zijn, dat zij zeer beeldbepalend zijn voor de binnenstad. De torens en hogere gebouwen vormen de accenten op het dak van de binnenstad. De dicht op elkaar gepakte bebouwing onder dat dak van de stad, een golvende massa van twee tot vijf bouwlagen waarin de straten en pleinen als gangen en kamers zijn uitgespaard (de continuïteit van de massa), komt nauwelijks boven de twintig meter. De bouwhoogte van de afzonderlijke panden hangt samen met de betekenis van de plek in de binnenstad. Deze is in het algemeen hoger langs belangrijke straten en pleinen, zoals de Grote Markt of het Hoge der Aa, en lager op andere plekken, zoals de Visserstraat of de Muurstraat.

Er is ook een verband met de individuele wensen en mogelijkheden van de bewoners en gebruikers van de binnenstad, met de functie van de bebouwing, met de tijd waarin gebouwd is. Zo kan op de hoek van de Poelestraat en de Turfsingel een pakhuis uit het eind van de vorige eeuw uittorenen boven zijn directe omgeving, en zijn de vleugels van het Feithhuis nog altijd niet meer dan één laag hoog. Zowel de begrenzing als de variatie in bouwhoogte dragen bij aan het karakter en de bijzondere kwaliteit van het bebouwingsbeeld in de binnenstad.

Behalve deze variatie in bouwhoogte is de kleinschaligheid van de pandbreedte een opvallende kwaliteit van de bestaande bebouwing in de binnenstad.

Van de voorgevelbreedte is het begrip korrelgrootte afgeleid: de gemiddelde vanuit de bestaande situatie afgeleide pandbreedte in een straatwand of gedeelte daarvan. Daarbij worden bijzondere situaties met uitzonderlijk brede gevels beschouwd als uitzonderingen en niet meegerekend. Het begrip korrelgrootte is een belangrijke indicator voor de beleving van de stad. De ritmiek van voorgevelbreedtes bepaalt voor een belangrijk deel de karakteristiek van een straatwand.