direct naar inhoud van 3.5 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Oosterpoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP480Oosterpoort-vg02

3.5 Milieu

Dit hoofdstuk gaat in op de milieuaspecten die relevant zijn voor het bestemmingsplan Oosterpoort. Het plangebied betreft een woonwijk. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem en duurzaamheid.

3.5.1 Bedrijven(terreinen)

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.

In de wijk Oosterpoort zijn uitsluitend bedrijven toegestaan in de categorieën 1 en 2, conform de beschrijving van de VNG in “Bedrijven en milieuzonering”. Dergelijke bedrijven passen binnen een woonomgeving. In het plangebied bevindt zich één bedrijf uit de categorie 3. Dat is Café Cheers aan de Veemarktstraat 80. Bij vertrek van dit bedrijf mag alleen een bedrijf uit een lagere categorie hiervoor terugkomen. De regels van dit bestemmingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

 

De Wet ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming is een middel om overmatige hinder te voorkomen. De VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" geeft hiervoor een handreiking. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet Milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties. In artikel 2.1 Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer, Barim) genoemd is als een type A of -B inrichting. Indien het een type A of -B inrichting betreft, dan is respectievelijk geen melding nodig of is het doen van enkel een melding verplicht.

3.5.2 Geluid (weg, spoor en industrie)

Geluid is één van de factoren die (grote) invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen. Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

  • 1. wegverkeerslawaai
  • 2. spoorweglawaai
  • 3. industrielawaai

In dit plangebied zijn alle drie de bronnen van geluidhinder aanwezig.

1. Wegverkeerslawaai

In het plangebied liggen veel wegen die zijn aangewezen als 30-kilometerzone. Deze vallen niet onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. Dit is wel het geval bij de volgende drukke wegen in het plangebied (met tussen haakjes de breedte van de geluidzone vanaf de as van de weg):

  • Weg der Verenigde Naties (A7) 400 meter
  • Hereweg 200 meter
  • Griffeweg 200 meter
  • Veemarktstraat 200 meter
  • Trompsingel 200 meter
  • Zuiderweg 200 meter

Ook de andere 50-kilometer-wegen in het plangebied vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder met een bijbehorende geluidzone van 200 meter vanaf de as van de weg.

De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor dergelijke bestaande situaties, tenzij hier nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. In dat geval schrijft de Wet geluidhinder een procedure en werkwijze voor die consequenties kan hebben voor de geluidbelasting die is toegestaan op nieuwe maar ook op bestaande geluidgevoelige bestemmingen. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

2. Spoorweglawaai

Het plangebied ligt langs de spoorlijn Zwolle-Groningen. Zoals in veel binnenstedelijke gebieden wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB voor bestaande woningen langs het spoor overschreden. Voor bestaande woningen met een relatief hoge geluidbelasting langs het spoor is landelijk een regeling getroffen om het geluid vanwege het spoorweglawaai op deze woningen te verminderen. Dit geldt ook voor enkele woningen binnen het plangebied. Voor deze woningen zijn in overleg met de bewoners maatregelen voorgesteld. Met de uitvoering van deze maatregelen is in 2009 gestart. Nieuwe ontwikkelingen voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van de spoorlijn mogen niet zonder meer plaatsvinden. Hiervoor moet de gemeente een hogere waarde vast stellen.

3. Industrielawaai

De geluidzone van industrieterrein Groningen Zuid Oost liep vroeger gedeeltelijk over het plangebied Oosterpoort. Na berekening van de huidige 50 dB(A) contour van industrieterrein Groningen Zuid Oost blijkt dat de geluidzone teruggelegd kan worden. De modelberekening is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. In dit bestemmingsplan is de geluidzone van industrieterrein Groningen Zuid Oost teruggelegd tot op de plangrens van het plangebied.

3.5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Kortheidshalve wordt hier gesproken van de Wet luchtkwaliteit, die op 15 november 2007 in werking is getreden. Formeel gaat het hier echter om de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor dit bestemmingsplan is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2008 en 2018. De concentraties zijn berekend voor de vier meest drukke wegen in het plangebied, te weten: de Griffeweg, de Meeuwerderweg, het Zuiderpark en de Esperantostraat. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. De concentraties voor de Weg der Verenigde Naties zijn uit de Rapportagetool van Rijkswaterstaat gehaald.

De gemeente heeft in haar Duurzaamheidsbeleid opgenomen dat er ook getoetst wordt aan de veel strengere gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof van de Wereld Gezondheidsraad (WHO).

Uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.

Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Voor een toelichting/onderbouwing wordt verwezen naar de bijlage Notitie luchtkwaliteit ten behoeve van het bestemmingsplan Oosterpoort.

3.5.4 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Inleiding

Externe veiligheid gaat over de omgang met de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.


Wettelijk kader

Conform het Europese kader dient er een scheiding tussen risicobronnen en -ontvangers te worden gerealiseerd. In Nederland is gekozen voor de risicobenadering. De risicobenadering kent een tweetal pijlers, te weten het plaatsgebonden risico (PR) als grenswaarde voor kwetsbare objecten en richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten en het groepsrisico (GR) met een verantwoordingsplicht. Voor transport is dit beleid uitgewerkt in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS). Voor inrichtingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Op dit moment wordt nieuw wettelijk instrumentarium ontwikkeld voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en de binnenwateren (Besluit Transport Externe Veiligheid (BTEV), verwacht voor 2009 en Basisnetten Weg, Spoor en Water). De circulaire RNVGS en het BEVI bevatten eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Beide kaders verplichten gemeenten en provincies, hiermee rekening te houden bij het maken van ruimtelijke plannen.


Risicosituatie bestemmingsplan

Het plangebied ligt direct aan de spoorlijn Zwolle - Groningen. Over deze spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats, onder andere van en naar de industrieclusters Eemshaven en Delfzijl. Aan de zuidoostkant grenst het plangebied aan de zuidelijke ringweg ('Weg der Verenigde Naties'). Ook over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Andere risicobronnen zijn niet van invloed op het plangebied. Grote delen van het plangebied liggen in het invloedsgebied van de twee risicobronnen. Het plangebied bestaat uit een woonwijk met daarin winkels, scholen, woonvormen voor ouderen en terreinen voor sport en recreatie. Conform de landelijke wet- en regelgeving voor externe veiligheid kunnen alle gebouwen in het plangebied worden beschouwd als (beperkt) kwetsbare objecten.


Risicoberekening

De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft de risico's voor het bestemmingsplan berekend met het wettelijk voorgeschreven model RBM II. De berekeningen zijn zowel met de huidige als met geprognosticeerde vervoersgegevens uitgevoerd. Een rapportage van de berekeningen en een aanvullende veiligheidsstudie zijn als losse bijlagen bij dit bestemmingsplan gevoegd. Uit de berekeningen blijkt dat aan de harde normen van het plaatsgebonden risico wordt voldaan. Verder blijkt dat sprake is van een hoog groepsrisico. De oriëntatiewaarde wordt overschreden.


Verantwoording groepsrisico

Op grond van de 'Circulaire RVGS' (Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, ministeries van VenW, BZK en VROM, 2004) moet een verantwoording worden afgelegd over elke overschrijding van de zogenaamde oriëntatiewaarde van het groepsrisico óf toename van het groepsrisico. In onderhavige situatie wordt de oriëntatiewaarde overschreden. De vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot een toename van het groepsrisico. Omdat de oriëntatiewaarde overschreden wordt bestaat er een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. De verantwoording is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.


Basisnet provincie

De provincie Groningen heeft ten behoeve van het provinciale basisnet (het Basisnet is een netwerk van infrastructuur van rijkswegen, spoor- en waterwegen dat robuust bestand is tegen de toename van transport van gevaarlijke stoffen zonder dat daaronder nieuwe veiligheidsknelpunten ontstaan) een eigen prognose opgesteld van transportaantallen van gevaarlijke stoffen. Hierbij heeft men onder ander gekeken naar de benutting van niet ingevulde bestemmingsplancapaciteit ter plaatse van de Eemshaven en het chemiepark Delfzijl ('Vervoer basisnet relevante gevaarlijke stoffen over weg en spoor naar chemiepark Delfzijl en de Eemshaven', provincie Groningen, 6 mei 2008). In de benadering van de provincie wordt ervan uitgegaan dat alle nog niet benutte ruimte ter plaatse van de twee chemieclusters wordt gebruikt door risicovolle inrichtingen. Deze genereren dan volgens de provincie een grote hoeveelheid extra vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen. De provincie komt in haar prognose op frequenties die de prognoses van de minister van Verkeer & Waterstaat met een factor 4 tot 7 overschrijden.


De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft een risicoberekening uitgevoerd met de door de provincie geprognosticeerde vervoersgegevens. Deze berekening is niet verplicht. Hierbij wordt rekening gehouden met de wens van de provincie om deze getallen te gebruiken. Bij gebruikmaking van deze vervoersgegevens wordt de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overschreden. Een rapportage van deze berekeningen is eveneens als losse bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Deze uitkomst heeft verder geen gevolgen voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Wel vormt de berekening een indicatie voor de potentiële gevolgen van een ongeremde toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen in de toekomst zonder het treffen van risicobeperkende maatregelen.


Toekomstig beleid vervoer gevaarlijke stoffen

Met de vaststelling van het nieuwe beleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen zal het zogenaamde plasbrandaandachtsgebied (PAG) worden geïntroduceerd. Het PAG betreft een zone van 30 meter langs gevaarlijke transportroutes, gebaseerd op de dodelijke effecten van ongelukken met brandbare vloeistoffen. Binnen deze zone gelden zware beperkingen voor nieuwbouw en zwaarwegende veiligheidsvoorschriften. Binnen het plangebied bevinden zich diverse (kwetsbare) objecten binnen de 30 meter zone van het spoor. Het betreft bestaande bebouwing. Ruimte voor nieuwe ontwikkelingen binnen deze zone biedt het bestemmingsplan niet. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van het nieuwe beleid.


Conclusie

In het plangebied is sprake van een relatief hoge risicobelasting vanwege het spoor en de A7. De risicosituatie voldoet echter aan de wettelijke normen voor externe veiligheid. Vanwege de overschrijding van de oriëntatiewaarde is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Voor de vaststelling van het bestemmingplan vormt het aspect externe veiligheid daarom geen belemmering.

3.5.5 Bodem

De functies in dit gebied zijn voornamelijk (grondgebonden) woningen met hierbij de reguliere wijkvoorzieningen zoals scholen en winkels. In het gebied is op verschillende locaties bedrijvigheid gevestigd. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de betreffende functie. In het plangebied zijn echter wel diverse bronnen van verontreiniging aanwezig en is sprake van een diffuse (lichte) verontreiniging van de bodem.


Bronverontreiniging

Binnen het plangebied bevinden zich diverse locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of een eerder bodemonderzoek. In het gebied zijn veel ophogingen, dempingen en ondergrondse tanks aanwezig waardoor de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn. Daarnaast zijn een aantal (voormalige) bedrijfsterreinen en tanklocaties aangemerkt als mogelijk (ernstig) verontreinigde locaties.


Binnen het plangebied Oosterpoort bevinden zich vijf locaties waar een ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld. Daarvan zijn drie locaties aangemerkt als niet spoedeisend en twee locaties als spoedeisend. Van de vijf locaties waar een ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld is één locatie voldoende gesaneerd voor de huidige functie. Dit betreft het wegtracé aan de Warmoesstraat. Twee locaties zijn als niet-spoedeisend aangemerkt. Deze locaties hoeven niet binnen vier jaar na afgifte van de beschikking gesaneerd te zijn. Van de vijf locaties zijn twee locaties aangemerkt als spoedeisend. Deze locaties moeten binnen vier jaar na afgifte van de beschikking gesaneerd worden. Ter plaatse van de locatie Veemarktstraat 90-92 is nog geen sanering uitgevoerd. De locatie Winschoterdiep, Kop Oosterpoort wordt op dit moment gemonitoord. In onderstaande tabel zijn de locaties met een ernstige bodemverontreiniging weergegeven. Hierbij is tevens aangegeven of er al een sanering heeft plaatsgevonden en of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP480Oosterpoort-vg02_0030.jpg"

Diffuse verontreinigingen

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat ook in dit plangebied diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt. Dit is van invloed op de voorwaarden voor hergebruik van grond. De beoordeling van de bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan gaat uit van een gebiedsbenadering en van de beschikbare gegevens op het moment van de inventarisatie. Individuele locaties zullen telkens opnieuw moeten worden beoordeeld op het aspect van geschiktheid. De inventarisatie is uitgevoerd op 4 september 2009 en is gebaseerd op de op dat moment bij de Milieudienst beschikbare gegevens over (potentiële) ernstige verontreinigingen. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties verwijzen wij daarom naar www.eloket.groningen.nl.