direct naar inhoud van 3.4 Milieu
Plan: Bestemmingsplan De Held I
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP472DeHeldI-oh01

3.4 Milieu

Dit hoofdstuk gaat in op de milieuaspecten die relevant zijn voor het bestemmingsplan De Held I. Het plangebied betreft voornamelijk een woonwijk met groenvoorzieningen en water. Achtereenvolgens wordt ingegaan op geluid, bedrijven, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem en duurzaamheid.

3.4.1 Geluid

Geluid is één van de factoren die (grote) invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen. Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

  • 1. industrielawaai
  • 2. wegverkeerslawaai
  • 3. spoorweglawaai

In De Held I zijn alleen industrie- en wegverkeerslawaai relevant.

Industrielawaai

Het industrieterreinen Groningen-West/Hoogkerk is gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. Buiten de geluidzone (die indertijd is vastgesteld bij Koninklijk Besluit) mag de geluidbelasting vanwege het industrieterrein niet hoger zijn dan 50 dB(A). Het plangebied ligt voor een deel binnen deze geluidzone. De geluidzone is weergegeven op de plankaart. Voor bestaande woningen heeft de geluidzone geen gevolgen. Mogelijk zal de geluidzone in de nabije toekomst worden verkleind of opgeheven. Daarom is in de regels van dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, die het mogelijk maakt de geluidzone van de plankaart te verwijderen.

Begin 2008 zijn met de suikerfabriek nieuwe afspraken gemaakt over de milieubelasting op de omgeving. Hiertoe is een nieuwe IMR-contour vastgesteld (Integratie Milieu & Ruimtelijke ordening). Deze contour geeft aan wat de maximale milieubelasting mag zijn en bepaalt daarmee de milieuhygiënische ontwikkelingsmogelijkheden van de fabriek. De IMR-contour omvat een kleiner gebied dan de hiervoor genoemde geluidzone. Toch ligt ook de IMR-contour over een klein deel van het plangebied van De Held (zie onderstaande figuur). Binnen de IMR-contour geldt een restrictief beleid voor de bouw van nieuwe woningen. Voor bestaande woningen heeft de IMR-contour geen gevolgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP472DeHeldI-oh01_0017.jpg"

IMR-contour 2008

Wegverkeerslawaai

In het plangebied liggen veel wegen die zijn aangewezen als 30 kilometerzone. Deze vallen niet onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. Dit is wel het geval bij de volgende drukke wegen in het plangebied (met tussen haakjes de breedte van de geluidzone vanaf de as van de weg):

  • Leegeweg 200 meter
  • De Held 200 meter
  • Siersteenlaan 200 meter

Ook de andere 50 kilometerwegen in het plangebied vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder met een bijbehorende geluidzone van 200 meter vanaf de as van de weg.

De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor dergelijke bestaande situaties, tenzij hier nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. In dat geval schrijft de Wet geluidhinder een procedure en werkwijze voor die consequenties kan hebben voor de geluidbelasting die is toegestaan op nieuwe maar ook op bestaande geluidgevoelige bestemmingen. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

Dit (consoliderende) bestemmingsplan legt bestaande situaties vast en voorziet niet in de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen geluidzones. Daarnaast voorziet het plan wel in één nieuwe verkeerskundige ontwikkeling, die consequenties heeft voor de geluidbelasting op de nabijgelegen woningen.

Nieuwe ontwikkeling

Te zijner tijd zal het nieuwe ontsluitingslint door De Held III via het Kliefdiep worden aangesloten op de Siersteenlaan. De verkeersintensiteit op het Kliefdiep, dat nu enkel wordt gebruikt voor het lokale bestemmingsverkeer, zal daardoor aanzienlijk toenemen. Om te voorkomen dat de geluidbelasting op de aanliggende woningen hierdoor teveel zal toenemen, moet op grond van de Wet geluidhinder in zo'n geval akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en een zogenoemde reconstructieprocedure worden doorlopen. Deze procedure moet waarborgen, dat er voldoende geluidbeperkende maatregelen worden genomen zodat de geluidbelasting niet of anders zo weinig mogelijk hoger wordt dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Dit kan onder meer door te streven naar het meest geschikte tracé en inrichting van het toekomstige Kliefdiep. De procedure op grond van de Wet geluidhinder zal worden opgestart op het moment dat er meer duidelijkheid is over de daadwerkelijke realisatie van het ontsluitingslint en De Held III. Uiteraard zal één en ander dan ook worden besproken met de bewoners van het Kliefdiep en de J.I. de Haanstraat.

3.4.2 Bedrijven

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.

De Held I is een woonwijk. Er zijn uitsluitend bedrijven in combinatie met de woonfunctie toegestaan in de categorieën 1 en 2, conform de beschrijving van de VNG in “Bedrijven en milieuzonering”. Dergelijke bedrijven passen binnen een woonomgeving. De regels van dit bestemmingsplan staan geen bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

De regulering van de milieubelasting door bedrijven vindt plaats met behulp van de Wet milieubeheer en/of op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening. Bij de aanvraag van een vergunning voor een nieuwe bedrijfsvestiging wordt nauwgezet beoordeeld of aan de geldende randvoorwaarden kan worden voldaan en of er hinder zal optreden.

3.4.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit1 geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), koolmonoxide (CO), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb) en benzo(a)pyreen. Hiervan zijn NO2 en PM10het meest relevant omdat in Nederland alleen voor deze twee stoffen regelmatig en/of op ruime schaal normoverschrijdingen voorkomen.

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van het wettelijk voorgeschreven CAR-model. Dit model maakt mede gebruik van de gegevens van het Landelijke Meetnet Luchtkwaliteitnet. Hiermee worden in de modelberekeningen ook de zogenoemde achtergrondconcentraties meegenomen, ofwel de luchtverontreiniging van bedrijven en huishoudens én de luchtverontreiniging die van elders komt aanwaaien.

Voor de situatie in 2008 zijn de verkeerscijfers van 2004 uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. geanalyseerd. Voor de situatie in 2018 zijn uit hetzelfde model de prognosecijfers voor 2020 bekeken. Voor de situatie in zowel 2008 als 2018 geldt, dat de verkeersintensiteiten voor de Siersteenlaan, het Kliefdiep en De Held zodanig laag zijn, dat er volgens het CAR-model geen kans is op een overschrijding van een luchtkwaliteitsnorm.

Alle onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan De Held I.

Voor de reconstructie van het Kliefdiep zal een afzonderlijk luchtkwaliteitsonderzoek worden gedaan.

3.4.4 Geur

In zoverre van toepassing worden richtlijnen voor geurnormen bij de bedrijven meegenomen via vergunningen in kader van de Wet milieubeheer en/of een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).

3.4.5 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Externe veiligheid gaat over de omgang met de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het (overlijdens)risico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

Conform de geldende wet- en regelgeving voor externe veiligheid is een inventarisatie uitgevoerd van potentiële risicobronnen in en nabij het plangebied. Vervolgens is gekeken naar de eventuele invloed van de risicobronnen op de veiligheidssituatie binnen het plangebied. Uit de inventarisatie blijkt dat binnen het bestemmingsplangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Ten oosten van het plangebied bevindt zich één risicobron, te weten een transportleiding voor aardgas onder hoge druk. In onderstaande figuur is de ligging van de transportleiding weergegeven.

Voor aardgastransportleidingen geldt op dit moment de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984”. VROM heeft hierin vaste veiligheidsafstanden vastgelegd die aangehouden moeten worden tussen een buisleiding en bijvoorbeeld woningen, scholen en ziekenhuizen. Deze circulaire wordt vervangen door een AMvB (Besluit externe veiligheid buisleidingen) naar analogie van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Voor buisleidingen gelden dan geen vaste afstanden meer maar wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico en eventueel ook het groepsrisico. De verwachting is dat de AMvB pas in begin 2011 in werking zal treden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP472DeHeldI-oh01_0018.jpg"

ligging transportleiding ten opzichte van het plangebied

(bron: risicokaart Groningen)

De leiding nabij het plangebied heeft een diameter van 12 inch en een ontwerpdruk van 40 bar. Voor een dergelijke leiding geldt volgens de circulaire uit 1984 een minimale bebouwingsafstand van 14 meter voor woonbebouwing en een bebouwingsafstand van 14 meter bij incidentele bebouwing. De toetsingsafstand bedraagt 30 meter. Uit een onderzoek van de Gasunie (2008) blijkt dat het plaatsgebonden risico volgens de nieuwe risicobenadering op de leiding zelf ligt. De leiding ligt op een afstand van meer dan 100 meter vanaf de plangrens. Vanwege deze grote afstand heeft de leiding geen invloed op de veiligheidssituatie binnen het plangebied.

Het plangebied wordt omgeven door de bestemmingsplannen De Held III, Vinkhuizen en Vinkhuizen West. Deze plangebieden kennen voornamelijk de bestemmingen wonen, groen en verkeer. Risicobedrijven zijn niet aanwezig. De voorschriften behorende bij de aangrenzende bestemmingsplannen sluiten de vestiging van potentiële risicobedrijven uit. De binnen het plangebied aanwezige woonbebouwing (kwetsbare objecten) worden hierdoor volledig beschermd. In het kader van het bestemmingsplan De Held I is de vestiging van risicovolle bedrijven eveneens uitgesloten.

Het voorgaande samenvattend vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de actualisatie van het bestemmingsplan.

3.4.6 Bodem

Met deze herziening wordt de bestaande situatie van de wijk De Held vastgelegd.

De functie van dit gebied is voornamelijk wonen. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan dit gebruik/deze functie. In dit plangebied komen geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging voor en is geen diffuse – niet tot een bron te herleiden – verontreiniging aanwezig. Wel bevinden zich in het plangebied enkele locaties die verdacht zijn van een bodemverontreiniging. De verdachtmaking is vooral het gevolg van de dempingen van de watergangen in het gebied. Het dempen van watergangen is in het verleden gebeurd met grond uit de gegraven vijvers en waterlopen waardoor de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn. Bij ontwikkelingen dient hier rekening mee te worden gehouden.

Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele saneringswerkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of een belanghebbende. Voor de locaties die verdacht zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een bouwvergunning in ieder geval noodzakelijk. De Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening regelen in welke gevallen de aanvraag van een bouwvergunning vergezeld dient te gaan van een bodemonderzoek.

De beoordeling van de bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan gaat uit van een gebiedsbenadering en van de beschikbare gegevens op het moment van de inventarisatie. Individuele locaties zullen telkens opnieuw moeten worden beoordeeld op het aspect van geschiktheid. De inventarisatie is uitgevoerd op 20 februari 2009 en is gebaseerd op de op dat moment bij de Milieudienst beschikbare gegevens over (potentiële) ernstige verontreinigingen. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties verwijzen wij daarom naar www.eloket.groningen.nl.

3.4.7 Duurzaamheid

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidsvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'Het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025”.

In het beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl wordt beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.

In de Routekaart Groningen Energieneutraal+2025 is opgeschreven hoe, met wie, waarmee en wanneer deze ambitie wordt gerealiseerd. De ambitie 'Groningen energieneutraal' krijgt inhoud door deze gelijk te trekken met 'CO2-neutraal' met een extra plus op energiebesparing. Binnen de routekaart wordt een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. De energieladder is hét gereedschap bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.

De Groningse energieladder bestaat uit de volgende vijf onderdelen:

1. Energievrij

2. Vermindering energieverbruik

3. Gebruik en productie van duurzame energie

4. Efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen

5. Compensatie van fossiele energiebronnen

Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving. In de onderstaande alinea's is beschreven hoe deze thema's in het kader van dit bestemmingplan worden ingevuld. Tevens gelden er algemene eisen ten aanzien van duurzame bouw zoals onder andere weergegeven in het Nationale Pakket Duurzame Woningbouw en het Nationale Pakket Duurzame Utiliteitsbouw (NPDW en NPDU, versie 2005). Ook zijn er verschillende softwarepakketten beschikbaar waarmee afwegingen op het gebied van duurzaamheid kunnen worden gemaakt. De bekendste voorbeelden hiervan zijn Greencalc+ en GPR nieuwbouw. Daarnaast zijn er op dit moment volop ontwikkelingen rondom duurzaamheid zoals de ontwerpopgave Cradle to Cradle (C2C) (“van wieg tot wieg”).

Energie

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de Groningse energieladder meegenomen worden. Bijvoorbeeld dient er behalve naar een optimale isolatie ook gekeken te worden naar eventuele energiebronnen in de buurt van nieuwbouwprojecten die kunnen worden gebruikt zoals restwarmte van nabij gelegen bedrijven / kantoren. Het gebruik van aardwarmte in de vorm van warmte/koudeopslag in de bodem in combinatie met warmtepompen is een duurzaam alternatief voor verwarming door middel van aardgas.

Binnen dit plangebied bevinden zich relatief nieuwe woningen met een goede isolatie. Ook deze woningen kunnen op energiegebied (nog) verbeterd worden door meer gebruik te maken van zonne-energie. Bijvoorbeeld door het plaatsen van zonneboilers (warm water) of zonne- / photovoltage-panelen (elektriciteit).

Kwaliteit van de leefomgeving

In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier waarop wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem.

Overige (duurzaamheid)aspecten

Op het gebied van materiaalgebruik is het streven materialen te gebruiken die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt voor hergebruik zijn. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen. Daarnaast zijn er de minimale eisen uit het Bouwbesluit.