direct naar inhoud van Bijlage 3 Externe veiligheid
Plan: Bestemmingsplan Pop Dijkemaweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP468PopDijkemaweg-vg01

Bijlage 3 Externe veiligheid

1. Inleiding

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect 'externe veiligheid' voor het bestemmingsplan 'Pop Dijkemaweg' heeft de gemeente Groningen een veiligheidsstudie uitgevoerd. Deze studie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
  • analyse van de invloed risicobronnen op de veiligheid;
  • toetsing veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording van het groepsrisico.

De studie is uitgevoerd in januari 2012. De uitkomsten van de studie vormen de basis voor paragraaf 4.5.4 (de externe veiligheidsparagraaf).

2 Toelichting Externe Veiligheid

Definitie externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en door buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd, omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen (externen), die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

In het begrip risico zijn kansen en effecten aan elkaar gekoppeld. Bij externe veiligheid gaat het om ongelukken met kleine kansen en grote effecten. Het beleidsveld externe veiligheid richt zich op de beheersing van deze risico's.

Risiconormen

De risiconormering voor externe veiligheid concentreert zich rond twee begrippen: plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft het minimale wettelijke niveau voor de bescherming van individuele burgers.

Het is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval bij een risicobron, aangenomen dat de persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.

In het plaatsgebonden risico zijn twee kansen verwerkt:

  • de kans op het plaatsvinden van een ongeluk waarbij een gevaarlijke stof vrijkomt;
  • de kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg hiervan.

Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10-6) per jaar zijn.

Men kan de kans met een risicocontour ruimtelijk weergeven. Deze contour verbindt plaatsen in de omgeving van de risicobron met een overlijdenskans van 1 op 1 miljoen. Binnen de 10-6-contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen) worden geplaatst.

Met het groepsrisico (GR) wordt een maat gegeven voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp.

Het is de kans per jaar dat een groep van tenminste 10 personen tegelijk overlijdt als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron èn een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

De hoogte van het groepsrisico is afhankelijk van twee factoren:

  • de jaarlijkse kans dat zich een ongeval met een gevaarlijke stof voordoet;
  • het aantal potentiële slachtoffers in het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Het GR legt een relatie tussen deze twee factoren.

Men kan het groepsrisico niet ruimtelijk weergeven. Het wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin het aantal slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans, dat de groep slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen: de fN-curve. Het groepsrisico dient te worden bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Daarnaast speelt het zogenaamde Plasbrand Aandachtsgebied (PAG) een belangrijke rol bij de beoordeling van externe veiligheid. Het PAG betreft de zone waarbinnen de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen een dodelijk effect hebben. Voor de wegen en het spoor ligt deze grens op 30 meter, voor vaarwegen bedraagt de zone 25 meter.

3. Wettelijk kader

Inleiding

Om de externe veiligheidsrisico's te beheersen heeft de rijksoverheid een aantal nota's, circulaires en besluiten opgesteld, die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving, waarin risiconormen zijn gesteld voor respectievelijk inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Het rijksbeleid staat niet op zichzelf. Ook de provincie Groningen en de gemeente Groningen hebben veiligheidskaders vastgesteld.

Rijksbeleid

Risicobedrijven

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI,VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Daarnaast stelt het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO-1999) eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland. Het BEVI verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Ten aanzien van transportrisico's zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (RNVGS, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2005) en de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat in nauwe samenwerking met VROM, 2004) verschenen. De circulaire bevat veiligheidsnormen voor het vervoer en voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes. Gemeenten dienen hiermee rekening te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Binnenkort wordt volgens planning het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) vastgesteld. Het BTEV is vergelijkbaar met het BEVI en bevat risiconormen voor transportroutes.

Hogedrukbuisleidingen

Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB), naar analogie van het BEVI. Voor buisleidingen wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Groningen

In januari 2010 heeft de gemeente Groningen een eigen externe-veiligheidsbeleid vastgesteld (Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Groningen). Hierin geeft de gemeente Groningen aan, hoe zij binnen haar grenzen met het milieuaspect externe veiligheid om wil gaan. In de visie worden randvoorwaarden geformuleerd voor nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bevat de visie een afwegingskader voor de initiatieffase van nieuwe ontwikkelingen.

Provinciaal Basisnet Groningen

In 2010 heeft de provincie voor de provinciale wegen het 'provinciaal basisnet Groningen' opgesteld (onder de titel: Veilig op weg, veiligheid rondom de weg. De uitwerking: Het provinciaal basisnet Groningen). Het provinciaal basisnet bevat daarnaast aanvullende regels voor rijks- en spoorwegen ten behoeve van extra bescherming van minder zelfredzame personen. Het provinciaal basisnet Groningen betreft een robuust systeem waarin de externe risico's van transport van gevaarlijke stoffen zijn beschouwd en de gevolgen inzichtelijk zijn gemaakt.

4 Risicosituatie plangebied

Inventarisatie risico's

In deze paragraaf wordt de risicosituatie voor het plangebied geschetst. Hiertoe heeft een inven- tarisatie plaatsgevonden van de potentiële risicobronnen in en nabij het plangebied. Risicobronnen zijn:

  • bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd;
  • transportassen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • buisleidingen voor transport van aardgas onder hoge druk en voor K1, K2 en K3-vloeistoffen.

De inventarisatie bestaat in eerste instantie uit het in kaart brengen van de risicobronnen in en nabij het plangebied en uit een analyse van de invloed die deze bronnen hebben op de veiligheid.

Bedrijven/inrichtingen

In het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig, die binnen de scope van externe veiligheid vallen.

Transportassen

Wegen

In of nabij het plangebied zijn geen wegen aanwezig waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Waterwegen

Van Starkenborghkanaal

  • vervoer gevaarlijke stoffen, deel van het landelijk basisnet,
  • plasbrandaandachtsgebied 25 m,
  • ligging ten westen van het plangebied,
  • afstand tot het plangebied circa 70 m.

Spoorwegen: Er zijn geen spoorwegen in of nabij het plangebied aanwezig.

Buisleidingen

Er zijn geen buisleidingen in of nabij het plangebied aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP468PopDijkemaweg-vg01_0013.png"

Risicobron nabij het plangebied

Samenvatting en conclusie

Uit de inventarisatie blijkt dat er binnen het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Wel is er in de omgeving van het plangebied een risicobron aanwezig te weten: het Van Starkenborghkanaal.

De invloed van deze risicobron wordt in de volgende paragraaf beschreven.

5 Nader onderzoek relevante risicobronnen

Inleiding

De aanwezigheid van risicobronnen heeft consequenties voor de veiligheid van het plangebied als er harde risicocontouren (PR of PAG) of invloedsgebieden van het groepsrisico (GR) over het plangebied liggen. Zoals hiervoor beschreven valt het invloedsgebied van het Van Starken- borghkanaal over het plangebied.

In deze paragraaf worden de risicobronnen en hun invloed op het plangebied nader beschreven. Tevens wordt aangegeven of het groepsrisico moet worden verantwoord en of de hoogte ervan aanvaardbaar is. Ook wordt toegelicht of de aanwezigheid van de risicobronnen het treffen van veiligheidsmaatregelen of het opnemen van aanvullende voorschriften noodzakelijk maakt.

Van Starkenborghkanaal

Plaatsgebonden risico

Het plangebied wordt aan de westzijde grotendeels begrensd door het Van Starkenborghkanaal. Het kanaal betreft een zogenaamde 'zwarte' vaarweg. Dat zijn binnenvaartroutes met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor het Van Starkenborghkanaal geldt dat het plaatsgebonden risico van 10- 6 als gevolg van het gevaarlijke transport op het water ligt. Uit analyses blijkt verder dat het vervoer over water de komende 20 jaar nog fors kan groeien, zonder dat de PR10-6 contour op de oever zal komen te liggen. Dit betekent dat het PR geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan en dat aan de wettelijke verankerde grenswaarden wordt voldaan.

Plasbrandaandachtsgebied (PAG)

Naast het plaatsgebonden risico dient ook rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrand-scenario. Een plasbrand is het gevolg van een ongeluk met een schip met brandbare vloeistoffen. Een dergelijke ramp kan tot slachtoffers leiden in een gebied binnen 25 meter langs de vaarweg, gemeten vanaf de oeverlijn. Daarom zijn in het landelijke Basisnet zogenaamde plasbrandaandachtsgebieden (PAG) aangewezen. In deze zone dient in principe geen nieuwbouw te worden gerealiseerd. Hiermee wordt rekening gehouden in het bestemmingsplan Pop Dijkemaweg. Binnen een zone van 25 meter vanaf de kade van het Van Starkenborghkanaal is geen nieuwbouw van kwetsbare objecten toegestaan.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat er in de bestaande situatie geen bebouwing staat op minder dan 25 meter vanaf de vaarweg.

Groepsrisico

Het invloedsgebied van het groepsrisico valt over een deel van het plangebied. Conform het Basisnet Water zijn gemeentes in principe verplicht om bij bouwplannen binnen 200 meter langs de vaarweg rekening te houden met het groepsrisico. Uit onderzoek (Rapportage Eemskanaalzone, 2008) is gebleken, dat in de huidige situatie het groepsrisico laag is en onder de oriëntatiewaarde blijft. Ook is gebleken, dat realisatie van ontwikkelingen niet leidt tot een noemenswaardige toename van het groepsrisico. De oriëntatiewaarde wordt ook in toekomst nergens rondom het kanaal overschreden.

In het (concept-)'Besluit transportroutes externe veiligheid' is bepaald dat het groepsrisico niet hoeft te worden verantwoord als er onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde wordt gebleven. Dit betekent in de praktijk dat gemeenten het groepsrisico langs zwarte vaarwegen alleen moeten verantwoorden, indien het aantal inwoners de 1.500 per hectare bij dubbelzijdige bebouwing overschrijdt. Bij het Van Starkenborghkanaal is dit niet het geval. Verdere berekening en verantwoording van het groepsrisico kan daarom achterwege blijven.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het Van Starkenborghkanaal voor de actualisatie van het bestemmingsplan geen knelpunt oplevert.

Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de regionale brandweer Groningen het volgende advies gegeven.

Bestrijdbaarheid

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding, als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Om de bestrijdbaarheid goed te kunnen verantwoorden, zijn de mogelijke effecten, de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende.

  • Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen op het Van Starkenborghkanaal zijn twee maatgevende ongevalscenario's mogelijk, namelijk een plasbrand en het vrijkomen van een toxische wolk. Uit referentiescenario's blijkt dat de 1% letaliteitgrens bij een plasbrand op circa 75 meter ligt en bij het vrijkomen van een toxische wolk op circa 1500 meter. Omdat het plangebied op circa 70 meter van de waterweg ligt, zijn dodelijke hittestralings- en overdrukeffecten in het plangebied mogelijk. (Voor referentiescenario's: zie Scenarioboek Externe veiligheid, interregionale samenwerking veiligheidsregio's Amsterdam-Amstelland, Flevoland, Gooi en Vechtstreek, Kennemerland, Noord-Holland Noord en Zaanstreek-Waterland, concept april 2011).
  • Het plangebied is voor de hulpdiensten voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar.
  • In het plangebied zijn voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig om snel te kunnen beschikken over voldoende bluswater. Daarnaast zijn in het plangebied secundaire (open-water-) bluswatervoorzieningen aanwezig om te kunnen beschikken over voldoende bluswater.

Het aspect bestrijdbaarheid geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten. Bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. De mate van zelfredzaamheid is namelijk bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval. Om de zelfredzaamheid goed te kunnen verantwoorden, zijn zowel het zelfredzame vermogen, de ontvluchtingsmogelijkheden als de signaleringsmogelijkheden beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende.

  • In het invloedsgebied worden geen nieuwe objecten gerealiseerd waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen (kleine kinderen, zieken en ouderen). De overige personen in de invloedsgebieden vormen een gemiddelde bevolkingsgroep uit de samenleving, die over het algemeen als zelfredzaam worden beschouwd.
  • Het plangebied en de directe omgeving daarvan bieden voldoende mogelijkheden voor het ontvluchten van het mogelijke rampgebied.
  • Het plangebied ligt in het sirenebereik van het bestaande waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS).

Het aspect zelfredzaamheid geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

6 Conclusie

De externe veiligheidssituatie voor het bestemmingsplan 'Pop Dijkemaweg' is in beeld gebracht. Binnen het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Wel is er in de omgeving een risicobron aanwezig, die invloed heeft op de veiligheidssituatie binnen het plangebied, te weten: het Van Starkenborghkanaal.

Uit nader onderzoek is gebleken dat aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor het Van Starkenborghkanaal geldt, dat voor deze risicobron wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG).

Voor het groepsrisico geldt dat het huidige groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde ligt. Ook is gebleken dat realisatie van ontwikkelingen niet leidt tot een noemenswaardige toename van het groepsrisico. Aangezien dit een actualisatieplan betreft zal het groepsrisico niet worden verhoogd en wordt de zogenaamde oriëntatiewaarde, een belangrijke ijkwaarde, niet overschreden. Een beperkte groepsrisicoverantwoording (onderzoek van de aspecten 'bestrijdbaarheid' en 'zelfredzaamheid') is daarom voldoende in deze.

De regionale brandweer heeft uit de beoordeling van de aspecten 'bestrijdbaarheid' en 'zelfred- zaamheid' geconstateerd dat beide aspecten voldoende zijn. Het voorliggende bestemmingsplan geeft daarom geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.