direct naar inhoud van 6.2 Ecologie
Plan: Bestemmingsplan Korrewegwijk-De Hoogte 2009
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP467Korrewegwijk-oh01

6.2 Ecologie

Algemeen

Plangebied Korrewegwijk-De Hoogte kenmerkt zich door een hoge mate van verstening met plaatselijk redelijke oppervlakten groen. Dit groen bestaat vooral uit parkdelen. De parken kenmerken zich door relatief grote gazonpartijen en weinig inheemse struiken.

Ecologisch gezien zijn vooral het Molukkenplantsoen en het Hamburgerpark van belang. De oppervlakte en variatie in het groen zijn hier wat groter. Er zijn hier deelpopulaties van onder andere beschermde vleermuissoorten aanwezig. Vaste rust- en verblijfsplaatsen zijn op dit moment niet aangetoond. Voorts zijn egels, amfibieën, vlinders en vooral veel typische stadsvogelsoorten aanwezig. Het ontbreken van voldoende inheemse struiken en kruidenvegetaties heeft een beperkende invloed op de ecologische kwaliteit. Het Molukkenpark heeft waardevolle groene vingers aan de noordoostzijde.

Plaatselijk zijn waardevolle plekken ontstaan zoals bij het Floresplein, waar het maarts viooltje massaal in een sierplantsoenvak voorkomt.

Aan de oostzijde ligt op het oude Berlagetracé de te behouden en ontwikkelen verbindingszone Molukkenpark – Hamburgerpark. Deze zone is momenteel nog niet goed verbonden met De Hoogte. Bij de Vensterschool Koorenspoor liggen vijvers met voortplantingsplaatsen van salamanders, padden en kikkers. In de planvorming van de Antillenstraat is reeds een fauna-uittreedplaats in de kade van het Van Starkenborghkanaal gerealiseerd om een verbinding tussen het Hamburgerpark en De Hunze/ Kardinge te maken.

Aan de zuidoostzijde ligt de belangrijke te ontwikkelen verbindingszone Oosterhamriktracé. Het westelijk deel is reeds ecologisch ingericht. Het oostelijk deel zal worden ingericht in het kader van een mogelijke tramlijn tussen Kardinge en het hoofdstation; daarover heeft al wel inspraak, maar nog geen formele besluitvorming plaatsgevonden. Duidelijkheid over de wijze waarop de ecologische inrichting wordt vormgegeven en over de exacte plaatsbepaling is op dit moment nog prematuur. De bestemmingsregeling staat een ecologische inrichting ter plaatse niet in de weg; hier zijn bermen, taluds, groenvoorzieningen en waterlopen toegelaten.

Groenstructuren

De groenstructuren langs de Bedumerweg, het Van Starkenborghkanaal en in mindere mate de Korreweg werken ondersteunend voor het totale ecologische weefsel.

Verschillende vleermuissoorten kunnen de boomstructuren en/of waterpartijen als trekroute en foerageergebied gebruiken. De trekroutes zijn wettelijk beschermd. Behoud en versterking van deze zones is van groot belang. Genoemde verbindingszones zijn vastgelegd op de stedelijke Ecologische Structuurkaart van 2007/2008. Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame, goed functionerende verbindingen.

Optimale stadsverbindingen zijn minimaal 25 meter breed en bevatten een boom-, struik- en kruidlaag om voor doelsoorten als wezel en egel passeerbaar te zijn. Bij langere verbindingszones zijn aansluitende kleinere groengebieden als ondersteuning van belang. Alle boomstructuren in het gebied kunnen worden gebruikt door vogels en vleermuizen als nestplaats, voedselvoorziening en trekroute.

Kap en sloop dienen plaats te vinden buiten het vogelbroedseizoen.

In de Korrewegwijk komen in de woonblokken wijkbreed belangrijke kolonies gierzwaluwen voor. Hun voortplantingsplaatsen zijn jaarrond beschermd en moeten bij vernietiging vooraf worden gecompenseerd.

Voor alle groenstructuren geldt dat er gestreefd wordt naar behoud en ontwikkeling. Struikstructuren zijn onvoldoende aanwezig en bieden te weinig variatie. Kruidenvegetaties ontbreken volledig. Er liggen wensen en kansen om voor vogels, egels en insecten als vlinders, zweefvliegen en bijen nieuw leefgebied te vormen door het omvormen van delen van sierplantsoen en gazon in heester- en kruidenvegetaties. Tevens kunnen in de kruidlaag onder de bomen vegetaties van stinzenplanten ontwikkeld worden, zodat er meer variatie ontstaat.

Ecologisch op te lossen knelpunten in de toekomst zijn: de aansluiting met de ecologische groenstructuur in De Hoogte en de verbinding tussen het Molukkenpark en het Hamburgerpark.

Water

De bestaande vijvers in het Molukkenpark en het Hamburgerpark vormen in potentie belangrijke biotopen voor vissen, watervogels, amfibieën, libellen en vleermuizen. Bij de meeste vijvers is het doorzicht nog onvoldoende en ontbreken de ecologische oevers. Water- en oevervegetaties zijn relatief beperkt of slecht ontwikkeld. Ook het doorzicht en de waterkwaliteit zijn onvoldoende.

Voor ecologische wateren geldt, dat wordt gestreeft naar een hogere waterkwaliteit (sanering riool-overstorten), doorzicht, doorstroming, ondergedoken waterplanten en het ontwikkelen van ecologische oevers.

De inrichting en het beheer van alle ecologische structuren moet afgestemd zijn op het Doelsoortenbeleid Noord.

De bouwwijze van huizen in dit stadsdeel kenmerkt zich voor een groot deel door daken met pannen. Gebouwen met dakpannen en kleine openingen in muren bieden kansen voor waardevolle stadsdieren als gierzwaluwen, huismussen, roodstaarten en verschillende vleermuissoorten. De aantallen van deze soorten nemen stadsbreed af. Gierzwaluwnestplaatsen en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn jaarrond beschermd.

Bij renovatie en nieuwbouwplannen is het noodzakelijk voorzieningen voor deze soorten als randvoorwaarde op te nemen. Door middel van quickscans / nader onderzoek dienen de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet, evenals aan het stedelijke ecologisch beleid. Bij nieuwbouw moet tevens nadrukkelijk ingezet worden op het realiseren van dakvegetaties. Deze dragen in een intense stad in hoge mate bij aan de verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving.

Conclusies in het kader van de Vogelrichtlijn

Het plangebied ligt op een behoorlijke afstand van de Vogelrichtlijngebieden Leekstermeergebied en Zuidlaardermeergebied. Mede gezien de afstand, de afscherming door bestaande bebouwing en gezien het feit, dat het voorliggend plan hoofdzakelijk conserverend is en voorts vrijwel uitsluitend vervangende bebouwing is geprojecteerd, is er geen sprake van invloed ten gevolge van het voorliggend plan op beide gebieden. Er is dan ook geen nader onderzoek nodig.