direct naar inhoud van 6.1 Archeologie
Plan: Bestemmingsplan Korrewegwijk-De Hoogte 2009
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP467Korrewegwijk-oh01

6.1 Archeologie

Inleiding

In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valetta' ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet '88 en enkele andere wetten, zoals de ontgrondingenwet en de woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening. Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 daarom een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan voorschriften te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Die voorschriften zijn in dit geval bouw- èn aanlegvergunningen. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor het behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988, de erfgoedverordening van de gemeente en dit bestemmingsplan beschrijven vervolgens de procedure.

Het bestemmingsplan 'Korrewegwijk-De Hoogte 2009' is een actualisatie van het vigerende bestemmingsplan. Er is in het grootste gedeelte van het plangebied géén archeologisch (voor)onderzoek verricht, dus de gegevens in het plan over de ligging van archeologische waarden zijn (nog) schaars. Om het bestemmingsplan 'Malta-proof' te maken, is het noodzakelijk dat er een bouw- en aanlegvergunningstelsel is voor de gebieden waar er archeologische waarden aanwezig zijn of verwacht worden. Dit heeft tot gevolg dat het archeologisch onderzoek verplaatst wordt naar het moment dat er een bouw- of aanlegvergunning aangevraagd is.

Hoewel er weinig vindplaatsen bekend zijn in het gebied, kan er wel een inschatting gemaakt worden van de verschillende archeologische verwachtingswaarden die er aanwezig zijn. De kans op vindplaatsen in bepaalde delen van het plan is hoog tot zeer hoog.

Hieronder zal worden ingegaan op de verschillende archeologische 'zones' binnen het plangebied met hun archeologische verwachtingen.

De Hondsrug en het gebied ten oosten van de Hondsrug

In de zuidelijke helft van het plangebied ligt de afgedekte oostflank van de Hondsrug. De Hondsrug is een ijstijd-fenomeen (een gestuwde eindmore uit de voorlaatste Saale-IJstijd) die bestaat uit keileem en keizand. De Hondsrug ligt hoger dan de directe omgeving en is een aantrekkelijke vestigingsplaats gebleken voor bewoning vanaf de (Oude) Steentijd. Er kunnen sporen en vondsten worden verwacht op de Hondsrug. Dit varieert van vuursteenvindplaatsen - die de resten van jachtkampen van Steentijdbewoners representeren - tot ontginningssporen en nederzettingen uit de Middeleeuwen, en uit later tijd vestingwerken en boerderijplaatsen. De Hondsrug in het plangebied 'Korrewegwijk-De Hoogte 2009' is voor een deel afgedekt door een kleilaag. Eventueel aanwezige sporen zijn daarom hoogstwaarschijnlijk zeer goed geconserveerd. Naast het voorkomen van verschillende soorten vuurwerkartefacten is er bijvoorbeeld ook kans op het aantreffen van organische resten. De afdekkende lagen kunnen ervoor zorgen dat ook kwetsbare resten niet in de bodem zijn vergaan. Hoger op de Hondsrug neemt de kwaliteit van de archeologische sporen af en kan er door overbouwing en grondbewerking veel zijn verdwenen. Maar daarmee is niet direct de archeologische waarde ook verdwenen.

De nattere zone ten oosten van de Hondsrug kon pas veel later in gebruik worden genomen.
Hoewel deze kleigrond vruchtbaar is geweest, kon er door de drassigheid niet goed geakkerd worden. Bewoning had een betere kans van slagen op de hoger gelegen oeverwallen van de Hunze, die nog verder oostelijk stroomde. Deze oeverwallen zijn in het uiterste noordelijke en oostelijke gedeelte van het plangebied gelegen. Omdat deze hogere gronden aantrekkelijk zijn voor bewoning, kunnen we spreken van een hoge archeologische verwachting voor dit gebied. In deze zone kunnen namelijk overslibde terpjes en nederzettingsresten aangetroffen worden. De kans is groot is dat er bij werkzaamheden in dit gebied belangrijke archeologische resten worden ontdekt en verstoord. Nieuwbouw in dit gebied heeft de bovenste lagen waarschijnlijk aangetast, maar diepere archeologische sporen kunnen nog wel intact zijn. In het voorliggend bestemmingsplan zijn daarom voorschriften opgenomen, waardoor archeologisch onderzoek verplicht is wanneer er dieper dan 60 centimeter beneden maaiveld wordt gegraven. Het gaat daarbij om ingrepen die meer dan 200 m² groot zijn. Mocht uit dit onderzoek blijken dat eventueel aangetroffen resten behoudenswaardig zijn, dan dienen deze zo veel mogelijk gespaard te worden. In het geval dat de resten niet behouden kunnen worden, dienen de aangetroffen waarden te worden opgegraven en gedocumenteerd, zodat dan in ieder geval de kennis daarvan niet verloren gaat.

Oliemolen

Halverwege de nieuwe Ebbingepoort en Noorderhoogebrug verrees rond 1770 olie- en pekmolen De Steenbok, die ook wel Halfwegsmolen werd genoemd. Naast de molen stonden enkele schuren en huisjes. De molen werd in 1917 gesloopt, de overige bebouwing een kwart eeuw later, rond 1930. Op deze plek verrees in 1951 de Soendaflat, die in 2000 werd gesloopt om plaats te maken voor koopwoningen. Het fundament van de molen werd in 2001 opgegraven en gedocumenteerd.

Steenhuis in 'De Hoogte' (Cortingheem)

In 1919 werden bij de aanleg van de woonwijk 'De Hoogte' de fundamenten aangesneden van een Groninger steenhuis. Deze plek, vóór de bouw van de woonwijk nog zichtbaar als een verhoging in het landschap tussen de twee armen van het Selwerderdiepje, wordt op de Coenderskaart (1686) nog aangeduid als 'Cortingheem'. We kennen een aantal van dergelijke steenhuizen rond de stad, bijvoorbeeld een steenhuis van de Heren van Selwerd, dat op het terrein 'de Huppels' heeft gestaan en aangewezen is als archeologisch rijksmonument, en het steenhuis in Zernike, dat gedeeltelijk is opgegraven en tot gemeentelijk monument aangewezen.

Het Cortingheem is in 1919 overbouwd door de aanleg van de wijk 'De Hoogte'. Omdat men wist dat er zich resten in de ondergrond zouden kunnen bevinden, werd er met de grootst mogelijke zorg gegraven, teneinde eventuele resten in kaart te brengen en te documenteren. In 1919 werd inderdaad gestuit op een onderheide muurvoet van het steenhuis. De resten/het fundament zijn gedeeltelijk weggebroken, maar, zoals in het verslag van Mulock Houwer staat: 'over de fundamenten zijn dekkende grondlagen gebracht. De resten van de Cortingburcht zijn voor de tweede maal begraven en zoo zal hiervan wel nooit weer iets aan het licht komen.'

Bij werkzaamheden op de plek van dit steenhuis is er dus een gerede kans, dat er resten van het genoemde steenhuis aangetroffen worden. Wanneer er in deze zone ingrepen plaatsvinden van meer dan 60 centimeter diep, en meer dan 100 m² groot, zal er archeologisch onderzoek verricht moeten worden. Hiertoe zijn bouwregels en aanlegvoorschriften opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP467Korrewegwijk-oh01_0027.jpg"

De witte lijn op de kadastrale minuut geeft de plaats van het voormalige

'Cortingheem' weer