direct naar inhoud van 2.3 De periode 1650 - twintigste eeuw
Plan: Bestemmingsplan De oude Hortus
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP460DeoudeHortus-oh01

2.3 De periode 1650 - twintigste eeuw

In de tweede helft van de zeventiende eeuw verandert er weinig meer in de stedenbouwkundige structuur als gevolg van een langdurige economische recessie. Bovendien was het aantal inwoners van de stad sterk achteruitgegaan als gevolg van een pestepidemie in de jaren twintig van de zeventiende eeuw.

De zeventiende-eeuwse noordelijke stadsuitbreiding is in bijna twee eeuwen weinig dichter bebouwd. Tot ver in de negentiende eeuw blijft de Hortusbuurt een gebied met een landelijk karakter: veel moestuinen, koemelkerijen en groen, waaronder de Hortus Botanicus.

Opkomst van handel en industrie

Rond het midden van de negentiende eeuw ontwikkelde Groningen zich tot de derde handelsstad van Nederland; langzaam maar zeker kwam ook de industrie op gang.

De Noorderhaven zou in het laatste kwart van de negentiende eeuw uitgroeien tot een bloeiend centrum van de graanhandel, ten behoeve waarvan grote pakhuizen werden gebouwd.

In de tweede helft van de negentiende eeuw dreigde - door de toenemende bedrijvigheid, handel, industrie en groei van de bevolking - de stedelijke structuur uit haar voegen te barsten. De stad raakte overvol. Dit leidde tot het ontstaan van krotwoningen en sloppen. Berucht waren de sloppenstraatjes in het westelijke deel van de Hortusbuurt, gelegen tussen de Grote Rozenstraat en de Grote Leliestraat tegen de stadswal. Vlak buiten de stadspoorten werd al illegaal gebouwd.

Ook was er steeds meer zorg om de volksgezondheid. Nog in 1866 werd Groningen geplaagd door een grote cholera-epidemie waarbij honderden slachtoffers te betreuren waren. Voldoende daglicht en frisse lucht konden de algehele volksgezondheid verhogen.

Voorts vormden de nauwe toegangspoorten een belemmering voor het toenemende verkeer.

Sloop van de vesting zou nieuwe mogelijkheden bieden voor de toekomst van de stad.

Dit werd mogelijk toen in 1874 de Vestingwet in werking trad. De van rijkswege aangestelde 'ingenieur der Domeinen', F.W. van Gendt, maakte in 1876 een globaal plan van ontmanteling en uitleg.

Noorderplantsoen

Aan de noordkant van de stad projecteerde Van Gendt een stadspark op de vier zeventiende-eeuwse bolwerken, gelegen tussen het Boterdiep en Reitdiep: de Boteringe-, de Jats-, de Kruid- en de Reitdiepsdwinger. De hoogteverschillen, de structuur van de vesting en de heersende mode bepaalden de opzet van het Noorderplantsoen in Engelse landschapsstijl.

Kort vóór 1900 nam de groei van de Universiteit een hoge vlucht. Door onderwijsontwikkelingen in met name de medische en exacte vakken, werden - veelal aan de randen van de binnenstad op de voormalige vestingterreinen - moderne, praktisch ingerichte laboratoria gebouwd. Rond de zeventiende-eeuwse Hortus Botanicus in het noordwestelijke deel van de Hortusbuurt kwam in 1899 aan de Grote Rozenstraat op de plaats van een ouder gebouw uit 1874 een, voor zijn tijd, ultramodern Botanisch Laboratorium met aansluitende dienstwoningen en voorzieningen. Het ontwerp was van rijksbouwmeester J. van Lokhorst (de uitbreiding van 1909 was van de hand van architect J. Vrijman).