direct naar inhoud van 5.4 Water
Plan: Bestemmingsplan Bodenterrein - UMCG
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP459BodenterreinU-oh01

5.4 Water

Watertoets

De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als medeordenend principe. Water legt verbindingen tussen de bodem, de natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). Doel is hierbij tot een zo natuurlijk mogelijk watersysteem te komen, dat is

afgestemd op een duurzame en natuurlijke ontwikkeling en op de geohydrologie van het gebied.
In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en -kwantiteit moeten plaatsvinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheersgebied van het waterschap Noorderzijlvest.

Binnen het plangebied is een geringe hoeveelheid oppervlaktewater aanwezig. Nagenoeg het gehele gebied is volgebouwd en voorzien van verharding voor wegen, trottoirs en parkeerplaatsen. Aan de noordzijde van het plan ligt het Oosterhamrikkanaal, welke deel uitmaakt van de 'boezem' van het Waterschap Noorderzijlvest. Dit water heeft een streefpeil van -0.93m ten opzichte van NAP. In tijden van hevige en / of langdurige neerslag kan dit behoorlijk stijgen. De kerende hoogte van de kade moet minimaal +0.50 meter ten opzichte van NAP zijn. Het water aan de westzijde van de stuw maakt geen deel uit van de boezem, maar van het watersysteem 'De Watermolen'. Dit water fungeert als een soort spaarbekken voor de vijvers in het Noorderplantsoen en heeft dan ook een betere waterkwaliteit dan het boezemwater. Het waterpeil in dit westelijke deel is -0.70 meter NAP; het water wordt middels een stuw op peil gehouden. Overtollig water stroomt af naar het Oosterhamrik- kanaal. De peilstijgingen zijn in dit water minder groot, maar ook hier is een kerende hoogte van minimaal +0.50 meter ten opzichte van NAP noodzakelijk.

Langs de S.S. Rosensteinlaan en de Petrus Campersingel ligt het water 'De Wetering', welke een waterpeil van -0.93m heeft; dit water staat middels een duiker in verbinding met de Gorechtvijvers. 'De Wetering' maakt deel uit van de stedelijke ecologische structuur en is aan de wegzijde grotendeels met een flauw talud ingericht. Aan de zuid- en westzijde van het plangebied is geen water aanwezig.

Bij de nieuwbouw, inbreiding en herinrichting van het gebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verstedelijking zal regenwater sneller tot afstroming komen. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting; er zal meer water geborgen moeten worden. Berging van regenwater kan het eenvoudigst naast het al aanwezige water. Vandaar dat een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist is. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist.

In enkele gevallen is compensatie middels oppervlaktewater niet realiseerbaar in verband met de hoge mate van verstedelijking. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geborgen en vertraagd afgevoerd. Aan de oostzijde van het uitbreidingsgebied vindt een forse vergroting van het oppervlaktewater plaats. In overleg met het waterschap moet gekeken worden of in deze gevallen elders nog compensatie in de vorm van oppervlaktewater nodig is.

Bij het aanleggen van open water en andere watergerelateerde maatregelen zijn de principes van duurzaam stedelijk waterbeheer van toepassing: scheiden aan de bron, vasthouden en bergen binnen het plangebied en daarna gecontroleerd afvoeren. De plaatselijke grondslag en de hoogte van de grondwaterspiegel moeten duidelijk maken welke oplossingen gekozen worden.

Kort samengevat: een uitbreiding van het verhard oppervlak mag niet leiden tot een toename van de waterafvoer in het gebied.

Bodem en riolering

Binnen het plangebied variëren de maaiveldhoogtes van circa 0.00 meter tot +1.00 meter ten opzichte van NAP. Vooral op het Bodenterrein en in de groene driehoek ten zuidwesten van het Wouter van Doeverenplein ligt het terrein laag. Hier treden volgens de Stedelijke Wateropgave dan ook het snelst problemen op ten tijde van hevige neerslag. Daarnaast is het gebied tussen het Hanzeplein en de Oostersingeldwarsstraat gevoelig voor wateroverlast. In de Stedelijke Wateropgave is onderzocht waar zich in de stad problemen kunnen voordoen met water door hevige neerslag (nu en in de toekomst). De afvoer van deze hevige neerslag kan tot problemen leiden, omdat de capaciteit van het rioleringssysteem te klein is of omdat er te weinig oppervlaktewater aanwezig is. De problemen worden dan gevormd door water op straat. In de meeste gevallen is dit een ongewenste situatie, gezien de bijbehorende overlast, de eventuele schade en de risico's voor de volksgezondheid.

Voor een goede drooglegging van wegen en gebouwen is een minimale afstand van 1.30 meter vereist tussen het maaiveld en de grondwaterstand. Gezien het waterpeil van -0.70 meter en plaatselijke maaiveldhoogtes van 0.00 meter (ter hoogte van het Bodenterrein) voldoet dit niet aan de eisen en verdient dit bij vernieuwing en reconstructies de nodige aandacht. Verder naar het zuiden ligt het maaiveld hoger en lijkt de drooglegging dan ook voldoende. Echter, door de zeer intensieve bebouwing is het mogelijk dat grondwater niet vrij kan afstromen. Hierdoor kunnen problemen ontstaan met 'opgehoopt' grondwater. Bij de verdere nieuwbouw en uitbreiding is dit een belangrijk punt van aandacht. De ontwateringsdiepte (afstand tussen maaiveld en grondwaterstand), die ontstaat door opbolling van het grondwater, dient minimaal 0.80 meter te zijn. Vooral in stedelijk gebied met weinig tot geen water kan deze marge worden overschreden, wat kan leiden tot grondwateroverlast.

In het gebied ligt een gemengd rioolstelsel, welke zowel het regenwater als het huishoudelijke afvalwater afvoert. In de Bloemsingel, de Antonius Deusinglaan en de S.S. Rosensteinlaan ligt een groot transportriool welke het afvalwater vanuit het gemaal Selwerd afvoert naar het gemaal aan het Damsterdiep. Vervolgens wordt het water naar de zuivering gepompt. Tevens bevindt zich in de Antonius Deusinglaan een bergingsleiding, welke rioolwater bergt, voordat het overstort op het bergingsriool in het Oosterhamrikkanaal. Beide riolen vormen een belangrijke schakel in het Groningse rioolsysteem.

De overige riolering is ook van het type gemengd en zorgt voor de afvoer van het afval- en hemelwater van de woningen, de gebouwen en het ziekenhuis. Daarnaast stroomt het regenwater via de straatkolken in het riool. De aansluiting van het UMCG op de riolering verdient extra aandacht in verband met de aanwezigheid van chemische stoffen in het afvalwater (medicijnen e.d.).

Bij de aanleg van nieuwe riolering moet een gescheiden stelsel gerealiseerd worden. Dit betekent dat het regenwater naar het oppervlaktewater afstroomt en het overige afvalwater naar het bestaande gemengde stelsel afgevoerd wordt. Bij de geplande herontwikkeling van het Bodenterrein en het noordelijk deel van het UMCG is oppervlaktewater dichtbij: enerzijds het 'spaarbekken' aan de noordzijde en anderzijds 'De Wetering'. Berekeningen moeten aantonen welke hoeveelheden waar naartoe moeten.

Bouwmaterialen

Bij de realisatie van de gebouwen mogen geen materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn. Te denken valt aan de toepassingen van lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen logen milieugevaarlijke stoffen uit die via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Het toepassen van vegetatiedaken is een uitstekend middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op en bergt en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's en dergelijke. Een ander voordeel is de toename van flora en fauna. In deze vegetatiedaken kunnen vele soorten vogels, insecten en andere dieren zich huisvesten. En als laatste geven de groene daken een prettige aanblik vanaf bijvoorbeeld de Martinitoren!

Een andere duurzame maatregel betreft het hergebruik van regenwater voor het doorspoelen van het toilet en het wassen van (bedrijfs)auto's. Dit zijn enige gebruiksmogelijkheden waarmee een forse besparing op het drinkwatergebruik gerealiseerd kan worden.

Oevers

Met name langs 'De Wetering' zijn flauwe oevers aanwezig. Bij de toekomstige ontwikkelingen van het gebied is het belangrijk om de ecologische structuur langs de Petrus Campersingel en de S.S. Rosensteinlaan waar mogelijk te versterken middels flauwe oevers met een natuurlijke inrichting en bijbehorende plasbermen.

Bij het bouwen in het water kunnen voorzieningen aangebracht worden om watervogels te laten nestelen en waterplanten te laten groeien. Vooral onderwaterplanten zorgen voor een verbetering van de waterkwaliteit en de doorzicht van het water.

Ambitie ten aanzien van de Wetering

De ambitie voor de Wetering is:

  • glashelder water met rijke onderwaterbegroeiing waar scholen vissen zwemmen en amfibieën leven;
  • oevers, gekenmerkt door kleurrijke soorten oeverplanten, waar vlinders en libellen nectar en voedsel vinden;
  • water dat plaatselijk tot zeer dichtbij is te benaderen en daar een hoge belevingswaarde heeft en dat op andere plaatsen juist is afgeschermd van het drukke verkeer door grote bosschages welke een rustplaats bieden voor vogels en andere dieren.

Tezamen met een versterking van de bestaande bomenstructuur geeft dit een zeer natuurlijke uitstraling van de Wetering en haar omgeving.