direct naar inhoud van Regels
Plan: Aardgascondensaatleiding Geefsweer-Delfzijl Tankenpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0010.40BP-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Aardgascondensaatleiding Geefsweer-Delfzijl Tankenpark met identificatienummer NL.IMRO.0010.40BP-VG01 van de gemeente Delfzijl;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;

1.7 beperkt kwetsbaar object:

een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.8 bestaand:
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of een andere planologische toestemming;
1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.16 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 kwetsbaar object:

een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.18 normaal onderhoud (archeologie):

onderhoudswerkzaamheden, als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem;

1.19 niet-kwetsbaar object:

Een object geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object zijnde, - dat uitsluitend bestemd is voor het incidenteel en kortstondig verblijf van personen en waarin geen gevaarlijke stoffen worden opgeslagen, uitgezonderd werkvoorraden.

1.20 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;
1.21 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:

een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.22 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.23 geluidbelasting vanwege het industrieterrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.24 geluidzone:

geluidzone als bedoeld in artikel 52 van de Wet geluidhinder.

1.25 hogere grenswaarde:

een hogere waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder.

1.26 industrieterrein:

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

1.27 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting krachtens de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Wegdorpenlandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Wegdorpenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik met uitzondering van bosbouw en houtteelt;
  • b. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van een bouwperceel;
  • c. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het wegdorpenlandschap, waaronder begrepen de lineaire structuren in het landschap;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • g. wegen en paden;
  • h. sloten en/of andere watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten buiten het bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten;
  • c. het gebruik van de gronden ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een kwekerijbedrijf;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van de verkoop van hoofdzakelijk ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten met een inpandige verkoopvloeroppervlakte van meer dan 120 m²;
  • f. het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw en/of houtteelt;
  • h. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken;
  • i. het gebruik van de gronden als erf behorende bij een bedrijfswoning, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoningen;

Artikel 4 Bedrijventerrein - Industrie

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor ‘Bedrijventerrein – Industrie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. bestaande bedrijven;
  • c. water, (hoofd)watergangen en waterberging;
  • d. waterkeringen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van opwekking van duurzame energie met dien verstande dat zonneparken, met uitzondering van bestaande zonneparken, niet zijn toegestaan;
  • f. wegen, voet- en fietspaden;
  • g. spoorlijnen, onder andere in de vorm van raccordementen;
  • h. spoorwegovergangen;
  • i. kades, taluds, steigers en afmeervoorzieningen;
  • j. laad- en loswallen;
  • k. water in de vorm van insteekhavens of waterberging;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. extensieve dagrecreatie;
  • p. uitsluitend windturbines ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' en daaromheen gelegen gronden, niet zijnde bedrijfsinstallaties, met bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat het midden van de turbine dient te worden geplaatst in het midden van de aanduiding 'windturbine';

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • bedrijfswoningen;
  • kwetsbare objecten, met uitzondering van bestaande kwetsbare objecten;
  • detailhandel anders dan groothandel en bestaande groothandel;
  • seksinrichtingen.
  • inrichtingen bedoeld voor de vervaardiging van voedingsmiddel voor menselijke consumptie als eindproduct, anders dan bedoeld voor consumptie in kantines op het industrieterrein;
  • opslag van middel- en hoogradioactief afval, waaronder mede begrepen het gebruik van de bodem met inbegrip van de ondergrond of de diepe ondergrond ten behoeve van het opslaan of bergen van dit radioactief afval of het storten van gevaarlijk afval;
  • kerncentrales en kolencentrales.
4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Algemeen

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor kwetsbare objecten;
  • b. het gebruik van gronden of gebouwen voor andere dan niet-kwetsbare objecten binnen een afstand van 75 m uit het midden van de windturbine of, zolang er geen windturbine is gebouwd, 75 m uit de aanduiding 'windturbine';
  • c. het gebruik van gronden voor risicovolle inrichtingen binnen een afstand van 217,5 m uit het midden van de windturbine of, zolang er geen windturbine is gebouwd, 217,5 m uit de aanduiding 'windturbine';
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het realiseren van een beperkt kwetsbaar object binnen 30 m vanuit het hart van spoorwegen en 25 m vanuit vaarwegen voor de binnenvaart;
  • e. de opslag van radioactief afval en gevaarlijk afval.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen en groenvoorzieningen;
  • b. water, (hoofd)watergangen en waterberging;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. agrarisch medegebruik;
  • e. dagrecreatieve voorzieningen;
  • f. educatief medegebruik;
  • g. medegebruik ten behoeve van onderzoeksdoeleinden;
  • h. wegen en paden;
  • i. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.

In de bestemming zijn kwetsbare objecten niet begrepen.

5.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatieve doeleinden;

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (ontsluitings)wegen;
  • b. paden;
  • c. bruggen, dammen en/of duikers;
  • d. viaducten en/of tunnels;
  • e. water, (hoofd)watergangen en waterberging;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. kades, taluds, steigers en afmeervoorzieningen;
  • h. bermen en beplanting;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. overslag van goederen tussen de bestemmingen Water - Industriehaven en Bedrijventerrein - Industrie.
6.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van een aangegeven genummerd dwarsprofiel, dan wel, indien geen genummerd dwarsprofiel is aangegeven, in afwijking van het standaarddwarsprofiel.
  • b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden en de recreatievaart;
  • b. kaden, oeverstroken en dijken;
  • c. bruggen, dammen en duikers;
  • d. paden;
  • e. de ontwikkeling van ecologische verbindingszones;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als ligplaats of aanleggelegenheid voor vaartuigen en/of woonschepen, woonarken of casco's (caissons), die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

Artikel 8 Water - Industriehaven

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water- Industriehaven ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. scheepvaartverkeer;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - geluidzonebeheer havens ten behoeve van aan- en afmeren, overslag- en andere havenwerkzaamheden alsmede andere bedrijfsactiviteiten die noodzakelijk zijn ten behoeve van de activiteiten binnen de bestemming Bedrijventerrein - Industrie;
  • d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;

waaronder mede begrepen:

  • g. bruggen, dammen en duikers;
  • h. (afmeer)kades en groenvoorziengen;
  • i. taluds en aanlegsteigers;
  • j. kaden en oeverstroken;
  • k. wegen en paden, ontsluitings- en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 9 Leiding - Aardgascondensaat

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Aardgascondensaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse en/of bovengrondse hoge druk aardgascondensaatleiding (inclusief voorzieningen) met een belemmerde strook ter breedte van 4 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

9.2 Bouwregels

Op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve vaninspectie en onderhoud van de aardgascondensaatleiding.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
9.5.2 Advies leidingbeheerder

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

9.5.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

9.5.4 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in lid 9.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • 1. het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • 2. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
  • 3. reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

Artikel 10 Leiding - Buisleiding

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Buisleiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. ondergrondse buisleidingen;

met de daarbijbehorende:

  • b. veiligheidszones;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden die voor ''Leiding - Buisleiding' zijn aangewezen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een ondergrondse buisleiding.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.2.1 in die zin dat de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse buisleiding.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het permanent opslaan van goederen.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
10.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 10.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.5.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf instemming van de betreffende leidingbeheerder is verkregen en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van ondergrondse buisleidingen.

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen, inclusief voorzieningen, met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen.
  • b. op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd.
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) mits het geen kwetsbaar object betreft en de belangen van de leiding niet worden geschaad.

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
11.4.2 Advies leidingbeheerder

Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in lid 11.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

11.4.3 Afwegingskader

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen vermeld in lid 11.4.2.

11.4.4 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • b. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. worden uitgevoerd ten behoeve van de de instandhouding van de leiding(en).

Artikel 12 Leiding - Hoogspanningsverbinding

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. bovengrondse hoogspanningsleidingen;

met de daarbijbehorende:

  • b. veiligheidszone;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in de gronden die voor “Leiding - Hoogspanningsverbinding” zijn aangewezen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een hoogspanningsleiding.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de hoogspanningsmasten zal ten hoogste 65,00 m bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 12.2.1 in die zin dat de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    • 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
    • 2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsleidingen.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en of rooien van hoogopgaande beplanting beplanting en bomen;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
12.4.2 Advies leidingbeheerder

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

12.4.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

12.4.4 Uitzondering van de vergunningsplicht

Het bepaalde in lid 12.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en de belemmerde strook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. verband houden met de aanleg van de betreffende hoogspanningsverbinding.

Artikel 13 Leiding - Riool

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

13.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

13.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding;
  • b. met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en afgraven van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • c. het aanleggen of verharden van oppervlakteverhardingen;
  • d. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die diep wortelen of kunnen wortelen.
13.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
13.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leidingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Vrijwaringszone - dijk
14.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bedoeld voor de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' de volgende regels:

  • a. er mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de aanduiding, met uitzondering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen.
14.1.3 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.1.2 sub a in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' de in de bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering
  • c. niet wordt gebouwd binnen een zone van 5 m (vrij profiel) vanaf de aanduidingsgrens waar deze grenst aan de bestemming 'water - waterkering';
  • d. wordt voldaan aan de volgende onderverdeling:
    • 1. tussen 5 en 75 m vanaf de aanduidingsgrens die grenst aan de bestemming 'water - waterkering', is alleen bebouwing toegestaan, waarvan is aangetoond dat deze de bestaande of toekomstige waterkering niet nadelig beïnvloedt;
    • 2. tussen de 75 en 100 m vanaf de aanduidingsgrens die grenst aan de bestemming 'water - waterkering', is alleen bebouwing toegestaan, waarvan is aangetoond dat deze de stabiliteit van de waterkering niet nadelig beïnvloedt.
14.2 Milieuzone - geluidzonebeheer
14.2.1 Algemeen

De met 'milieuzone - geluidzonebeheer' aangeduide gronden geven het gebied (gronden en water) aan die behoren tot het gezoneerde bedrijventerrein (industrielawaai), met dien verstande dat openbare wegen, openbare spoorwegen en openbare waterwegen niet en spoowegemplacementen wel bij het gezoneerde bedrijventerrein behoren.

De met 'milieuzone - geluidzonebeheer' aangeduide gronden zijn bedoeld voor:

  • a. het veiligstellen van de totale beschikbare geluidsruimte binnen de geluidszone op het gezoneerde industrieterrein;
  • b. het bevorderen van een efficiënt gebruik van de totale beschikbare geluidsruimte van het dit gezoneerde industrieterrein.
14.2.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geluidzonebeheer' gelden de volgende regels:

  • a. de gebruikte geluidsruimte mag op enig geluidsbeoordelingspunt niet meer bedragen dan het geluidsbudget voor de dag-, avond- en nachtperiode;
  • b. het is verboden gronden en gebouwen in gebruik te hebben zonder te beschikken over een akoestische rapportage waaruit de door de inrichting gebruikte geluidsruimte blijkt:
  • c. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op het bestaande gebruik van gronden en bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, tenzij het gebruik reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, of met het voorheen geldende voorbereidingsbesluit.
14.2.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • b. de totale beschikbare geluidsruimte binnen de zone;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2sub a teneinde een grotere geluidsruimte op een bouwperceel toe te staan. Deze omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidsruimte is aangetoond;
  • b. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
    • 1. ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken (en eventuele extra maatregelen) en een qua milieuhinder zo goed mogelijke terreinindeling, een grotere geluidsruimte noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidsruimte te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidsbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
    • 2. door het toestaan van een grotere geluidsruimte de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op enig immissiepunt niet wordt overschreden. In deze toetsing wordt rekening gehouden met de geluidimmissie behorend bij de standaard geluidsruimte op alle bouwpercelen op het industrieterrein of - voor zover deze op enig bouwperceel groter is - de gebruikte geluidsruimte op dat bouwperceel;
  • c. bij de omgevingsvergunning wordt aangegeven welke toetsingswaarden worden verhoogd. Indien het noodzakelijk is hiervoor op andere kavels toetsingswaarden te verlagen is het verlenen van een omgevingsvergunning alleen mogelijk indien en nadat alle belanghebbenden op deze kavel(s) hierover zijn gehoord;
  • d. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de betreffende bedrijfsactiviteit en productiecapaciteit;
  • e. een omgevingsvergunning niet mag worden verleend zonder dat rekening wordt gehouden met een advies over het afwijken van het kavelbudget van het zonebeheerteam;
  • f. voor zover ten aanzien van de inrichting waarvoor de afwijking wordt gevraagd een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 sub e Wabo is vereist, wordt de afwijking als onderdeel van deze omgevingsvergunning opgenomen.
14.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd Bijlage 2 Geluidverdeelplan Oosterhoorn te wijzigen indien uit onderzoek is gebleken dat de standaard geluidruimte door bestaande of te vestigen bedrijven niet wordt gebruikt of binnen afzienbare tijd niet meer nodig zal zijn. Deze wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast na instemming van Groningen Seaports.

14.3 Geluidzone Industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt de geluidzone van de industrieterreinen Delfzijl c.a. zoals bedoeld in artikel 52 van de Wet geluidhinder.

14.3.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’ is het realiseren van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 Wet geluidhinder binnen de op de verbeelding opgenomen 'geluidzone - industrie', maar buiten de grens van het gezoneerd industrieterrein niet toegestaan, zonder dat is aangetoond dat voor wat betreft de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein kan worden voldaan aan de bij de geluidzone vastgestelde hogere grenswaarden dan wel de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • c. het gebruik van de gronden voor het opstellen, opslaan, deponeren, lozen, c.q. storten, al dan niet ten verkoop van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines, anders dan ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van evenementen.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Voorrangsregel bestemmingen

De rangorde tussen de bestemmingen voor zover deze samenvallen met dubbelbestemmingen luidt als volgt:

  • a. De dubbelbestemmingen gelden primair ten opzichte van de andere bestemmingen;
  • b. De rangorde tussen de dubbelbestemmingen luidt als volgt:

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
18.2 Omgevingsvergunning voor de bouw

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 18.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 18.1 met maximaal 10%.

18.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in lid 18.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

18.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 18.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in lid 18.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
18.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in lid 18.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Aardgascondensaatleiding Geefsweer-Delfzijl Tankenpark van de gemeente Delfzijl.