direct naar inhoud van Artikel 3: Bedrijventerrein
Plan: Havengebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0010.18BP-OH01

Artikel 3: Bedrijventerrein

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven, genoemd in Bijlage 1, onder de categorieën 1 t/m 3.2, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”;

voorzover het betreft zeehavengebonden bedrijven, met uitzondering van:

      • a. voor de Waddenzee risicovolle bedrijven, zoals genoemd in Bijlage 2;
      • b. kerncentrales;
      • c. bedrijven voor de opslag van middel- en hoog radio-actief afval;
      • d. risicovolle inrichtingen;
    • 1. bedrijven voor op- en overslag met inbegrip van geluidzoneringsplichtige inrichtingen , ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – op- en overslag”;

met de daarbijbehorende:

  • b. (ontsluitings)wegen;
  • c. spoorlijnen in de vorm van raccordementen;
  • d. spoorwegovergangen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. aanleggelegenheden;
  • g. laad- en loswallen;
  • h. kaden en taluds;
  • i. havens;
  • j. waterlopen en andere wateren;
  • k. waterstaatkundige voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. erven en terreinen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers en kranen, met uitzondering van windmolens.
3.2. Bouwregels
3.2.1. Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage zal per binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel ten hoogste het in het bouwvlak aangegeven percentage bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 15,00 m bedragen.
3.2.2. Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van reclame-masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van hijsinstallaties, zal ten hoogste 50,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 50,00 m bedragen.
3.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de zeedefensie;
  • d. een goede landschappelijke inpassing; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4. Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de zeedefensie, de landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder b in die zin dat een bouwperceel tot ten hoogste 100% wordt bebouwd, mits:
    • 1. er een aantoonbare bedrijfstechnische noodzaak aanwezig is;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot tot 30,00 m;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.2 onder b in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van hijsinstallaties, wordt vergroot tot ten hoogste 70,00 m.
3.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 3.2, met uitzondering van specifiek aangeduide bedrijven;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven genoemd in Bijlage 2;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van middel- en hoog radio-actief afval;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de (langdurige) opslag van kolenreststoffen.
3.6. Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de zeedefensie, de landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.5 onder a in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 3.2, mits:
    • 1. het zeehavengebonden bedrijven betreft;
    • 2. het geen voor de Waddenzee risicovolle bedrijven betreft die zijn genoemd in Bijlage 2;
    • 3. het geen kerncentrales betreft;
    • 4. het geen bedrijven voor de opslag van middel- en hoog radio-actief afval betreft;
    • 5. het geen risicovolle inrichting betreft;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden van de Waddenzee.
  • b. het bepaalde in lid 3.5 onder b in die zin dat tevens bedrijven, genoemd in Bijlage 2 worden gevestigd, mits:
    • 1. het zeehavengebonden bedrijven betreft;
    • 2. het geen kerncentrales betreft;
    • 3. het geen bedrijven voor de opslag van middel- en hoog radio-actief afval betreft;
    • 4. het geen risicovolle inrichtingen betreft;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden van de Waddenzee.
3.7. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de lijst van voor de Waddenzee risicovolle bedrijven, genoemd in Bijlage 2, wordt gewijzigd, indien nieuwe of gewijzigde inzichten met betrekking tot de risico's van de vestiging van bedrijven voor de natuurlijke waarden van de Waddenzee daartoe aanleiding geven, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden van de Waddenzee;
    • 2. het geen kerncentrales betreft;
    • 3. het geen bedrijven voor de opslag van middel- en hoog radio-actief afval betreft.
  • b. risicovolle inrichtingen worden toegestaan, mits:
    • 1. wordt voldaan de voorwaarden van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 2. het geen voor de Waddenzee risicovolle bedrijven betreft die zijn genoemd in Bijlage 2;
    • 3. het geen kerncentrales betreft;
    • 4. het geen bedrijven voor de opslag van middel- en hoog radio-actief afval betreft.