direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Centrum - Vennenpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0010.16BP9934AC-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Planvoornemen

In het noordelijk deel van het centrum van Delfzijl bevindt zich een gebied waar tot voor kort een combinatie van wonen en detailhandel plaatsvond. Inmiddels is een groot deel van de bebouwing in het gebied gesloopt. Het plan van de gemeente Delfzijl is om het gebied te ontwikkelen tot een parkeerterrein met circa 250 parkeerplaatsen ten behoeve van het centrum van de stad.

Op onderstaande afbeelding is het plangebied globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.16BP9934AC-VG01_0001.png"

Plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Centrum (vastgesteld d.d. 23 mei 2013). In het gebied komen de bestemmingen Wonen - Woongebouw, Verkeer, Verkeer - Verblijfsgebied en Groen voor. Het gehele plangebied heeft de dubbelbestemming Archeologie 2. Daarnaast zijn de functieaanduidingen 'supermarkt' en 'detailhandel' weergegeven. Verder valt het gehele plangebied onder de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie'. De gebiedsaanduidingen 'Wro-zone - ontheffingsgebied', 'Wro-zone - ontheffingsgebied 2' en 'Vrijwaringszone - dijk 1' overlappen een deel van het plangebied.

Naast het bestemmingsplan Centrum geldt het inpassingsplan Dijkverbetering Eemshaven - Delfzijl (vastgesteld d.d. 28 september 2016) voor het noordelijk deel van het plangebied. In het inpassingsplan is voor een deel van het plangebied de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk stedelijk' toegevoegd.

Om het ontwikkelen van het gebied tot parkeerterrein planologisch mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt de huidige en toekomstige situatie van het plangebied omschreven. In hoofdstuk 3 komt het relevante rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk beleid aan de orde. De resultaten van diverse onderzoeken komen in hoofdstuk 4 aan bod. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische vormgeving van het plan. Ten slotte gaan de hoofdstukken 6 en 7 kort in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen in het noorden van de stad Delfzijl. De locatie van het plangebied is onderdeel van de voormalige vesting van Delfzijl.

Het gebied is omringd door de Spoorstraat, een voetgangerspad en de Oosterveldweg. De Oosterveldweg is een doorgaande weg en vormt de grens ten noorden van het plangebied. Grenzend aan de Oosterveldweg is het goederenspoor gelegen. Aan het spoor grenst een dijk waarachter het water van de Eems begint.

Naast de doorgaande weg grenst het gebied ook aan een tankstation aan de noord-westzijde, een supermarkt aan de oostzijde en woon- en winkelpanden aan de zuidzijde.

Het gebied zelf was voorheen in gebruik als multifunctioneel gebied. In het gebied was de Vennenflat aanwezig met op de begane grond een supermarkt, verschillende winkels en dienstverlenende bedrijven. De flat en bijbehorende laagbouw is inmiddels gesloopt. Het gebied is verder in gebruik als parkeerterrein. Het gebied wordt doorkruist door de straat De Vennen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.16BP9934AC-VG01_0002.jpg"

De Vennenflat (bron: BügelHajema Adviseurs)

2.2 Toekomstige situatie

Zoals in de inleiding staat vermeld, is de gemeente Delfzijl voornemens om dit gebied te ontwikkelen tot parkeerterrein met circa 250 parkeerplaatsen. Het plan is om parkeerplaatsen te realiseren in een parkachtige omgeving waarin veel groen wordt gerealiseerd. Er worden meerdere parkeervelden onderscheiden met daartussen een mix van groen. Daarnaast wordt de mogelijkheid opgenomen voor het realiseren van een nieuwe voetgangers- en fietsbrug over de Oosterveldweg.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en AMvB Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop zij hiermee zal omgaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de Rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. De structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak. Verschillende nationale belangen zijn opgenomen in de AMvB Ruimte (Barro), die met de structuurvisie naar de Tweede Kamer is verzonden.

In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet op 13 nationale belangen. Hierbuiten hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Wat betreft bereikbaarheid zijn geen specifieke belangen opgesteld voor parkeergelegenheden. Wel geldt het algemene belang voor het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.

Onderhavig plan sluit aan bij dit algemene belang. Het versterkt de bereikbaarheid van het centrum en de voorzieningen van de stad Delfzijl. De SVIR heeft derhalve geen implicaties voor onderhavig plan.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2022

Op 1 juni 2016 is door Provinciale Staten de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 en de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 vastgesteld.

Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving.

'Groei en krimp' is een belangrijk thema in de Omgevingsvisie. Waar de stad Groningen te maken heeft met een forse demografische groei, hebben randgebieden van de provincie te maken met krimp en afname van het aantal voorzieningen. De stad Delfzijl is aangewezen als regionaal centrum met voorzieningen waarin de opgave 'centrumherstel' centraal staat. In de Omgevingsvisie wordt onder andere ingezet op concentratie van voorzieningen in de centrumgebieden en herstel en verbetering van ruimtelijke kwaliteit in deze gebieden door bijvoorbeeld sloop en inbreiding in plaats van uitbreiding en nieuwbouw. Een goede fysieke bereikbaarheid van voorzieningen is daarnaast een belangrijk aandachtspunt.

Het plan sluit aan bij het provinciaal beleid. De voorzieningen in Delfzijl worden met de uitvoering van het plan geconcentreerd in het centrum en de bereikbaarheid van de voorzieningen wordt verbeterd.

Omgevingsverordening provincie Groningen 2016

De Omgevingsverordening is opgesteld om het omgevingsbeleid uit de Omgevingsvisie goed te kunnen uitvoeren en te handhaven. In de Omgevingsverordening zijn bijvoorbeeld afspraken over ontgrondingen, grondwaterbescherming, stiltegebieden en handhaving opgenomen. Daarnaast bevat de Omgevingsverordening regels over de ruimtelijke ordening. Deze regels gaan over de inrichting van de ruimte binnen de provincie en daarmee over de leefomgeving van de inwoners van Groningen.

Voor het plangebied is met name de overzichtskaart van de Omgevingsverordening voor het onderwerp veiligheid en milieu relevant. De Provincie heeft in de Omgevingsverordening namelijk zones ingesteld rondom de nabijgelegen waterkering. Deze zones zijn van toepassing op een deel van het plangebied en verwerkt in het Inpassingsplan Dijkverbetering Eemshaven - Delfzijl.

Op een deel van het plangebied zijn de besluit-subvlakken Beschermingszone - waterkeringszone (blauw) en Bebouwingszone - waterkeringszone (oranje) van toepassing. Binnen de beschermingszone geldt dat een bestemmingsplan moet voorzien in een verbod op de oprichting van nieuwe gebouwen en bouwwerken als deze de stabiliteit van de waterkering nadelig kunnen beïnvloeden. Binnen de bebouwingszone geldt dat een bestemmingsplan in deze zone geen bestemmingen kan toestaan die de functie van de bestaande of toekomstige waterkering nadelig kunnen beïnvloeden.

In het plan is de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' opgenomen waarin de regels zoals opgenomen in het provinciaal inpassingsplan zijn overgenomen. De bestemming op zich heeft geen nadelige invloed op de waterkering.

Inpassingsplan Dijkverbetering Eemshaven - Delfzijl

Op 28 september 2016 is het Inpassingsplan Dijkverbetering Eemshaven - Delfzijl vastgesteld. Het plan is opgesteld voor de verbetering van de dijk tussen de Eemshaven en Delfzijl om te voldoen aan de huidige veiligheidsnormen. De dijk waar het inpassingsplan betrekking op heeft loopt door tot de haven van Delfzijl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.16BP9934AC-VG01_0003.png"

Verbeelding inpassingsplan met plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Voor een deel van het plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk stedelijk' uit het Inpassingsplan. De gronden zijn aangeduid voor de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het functioneren van de nabijgelegen waterkering. In de vrijwaringszone mogen geen gebouwen of bouwwerken worden gebouwd die niet ten behoeve van de dijk worden gebouwd.

Indien in het plangebied gebouwen of bouwwerken worden gepland in de vrijwaringszone, dan gelden de voorwaarden gesteld bij de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk stedelijk'.

3.3 Gemeentelijk beleid

Integraal Investerings Programma Delfzijl 2012-2022 (IIP)

Om de functie van Delfzijl als regionaal en economisch centrum te behouden zijn maatregelen nodig, zowel op het gebied van het wonen als op het gebied van de voorzieningen. Ze zijn beschreven in het Integraal Investerings Programma Delfzijl 2012-2022 (IIP) dat de gemeenteraad in februari 2013 vaststelde. Investeringen zijn nodig om bij een afnemende woningbehoefte de kwaliteit van wijken en dorpen op peil te houden. Daarnaast moet Delfzijl regionale voorzieningen blijven bieden zoals een goed zorgcluster, stevige scholen, inclusief voortgezet en beroepsonderwijs, een aantrekkelijk winkelcentrum en een divers cultureel aanbod.

De gemeente Delfzijl en de Provincie Groningen hebben als nadere uitwerking van het IIP het Actieplan Centrum Delfzijl opgesteld. In het Actieplan staan concrete projecten uitgewerkt waaraan de komende jaren in het centrum van de stad wordt gewerkt. Er zijn drie hoofdlijnen gekozen. Ten eerste wordt een compact en aantrekkelijk centrum ontwikkelt. Daarnaast kleurt het groene karakter van het cultuurlandschap het centrum van het stedelijk gebied. En als derde wordt de verbinding met de zee versterkt.

Het plan voor het Vennenpark ondersteunt de drie hoofdlijnen. Allereerst zorgt het ervoor dat winkels en voorzieningen 'van buiten naar binnen' worden verplaatst. Winkels en voorzieningen die eerst plaats hadden in de Vennenflat worden verplaatst naar het centrum, waardoor het centrum compacter wordt en lege panden in het centrum weer gevuld raken. Verder komt groen terug op verschillende plaatsen in het plan. Als derde wordt de verbinding met de zee versterkt doordat de Vennenflat is gesloopt en de dijk en nabijgelegen strand per auto goed bereikbaar zijn.

Het plan sluit aan bij het gemeentelijk beleid voor het centrum van Delfzijl.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Externe veiligheid

Externe veiligheid is gericht op het beheersen van de risico's die ontstaan bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Er moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Het gaat om risicovolle bedrijven, vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

In de wetgeving op externe veiligheid wordt onder andere onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Onder beperkt kwetsbare objecten wordt -onder meer- verstaan: verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare, bedrijfswoningen, hotels, restaurants, kantoren en speeltuinen, sportterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden. Kwetsbare objecten zijn onder andere woningen en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of een deel van de dag kwetsbare groepen mensen bevinden.

De gemeente wil het plangebied ontwikkelen tot parkeerterrein, een bestemming die niet kan worden beschouwd als een (beperkt) kwetsbaar object. Kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, zoals de woningen en winkels die voorheen in het plangebied aanwezig waren, zijn niet meer aanwezig. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

Indien de gemeente in de toekomst op deze locatie een ontwikkeling van een (beperkt) kwetsbaar object mogelijk wil maken, zoals de ontwikkeling van een speeltuin of sportveld, dan geldt dat voor een aantal risicobronnen in beeld moet worden gebracht wat de risico's zijn.

Het plangebied ligt binnen invloedsgebieden van meerdere omliggende risicobronnen. Het gebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de spoorlijn vanwege transport van ammoniak. Daarnaast is het plangebied gelegen in het invloedsgebied van de bedrijven Akzo Nobel Chemicals BV, J. Wildeman Storage en Logistics en JPB-groep.

4.2 Ecologie

Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. In februari 2017 is in het plangebied een ecologische inventarisatie uitgevoerd. Het rapport van de inventarisatie is als Bijlage 1 toegevoegd.

Het gebied an sich, het huidige parkeerterrein, kent zeer beperkte natuurwaarden. Uit de ecologische inventarisatie is wel naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek naar vleermuizen in het kader van de Wnb nodig is voor de te slopen gebouwen.

Voor de sloop van de Vennenflat is in 2017 al een jaarrond onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van vaste rust- en veblijfplaatsen van vleermuizen. Tijdens dit onderzoek zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen aangetoond en zijn geen vleermuizen waargenomen die binding vertoonden met het plangebied. De vrijgave van het vleermuisonderzoek is als Bijlage 2 toegevoegd.

In verband met de soortenbescherming van de Wnb wordt in de ecologische inventarisatie aangegeven dat het nodig is om bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels.

Nader onderzoek in het kader van gebiedsbescherming (Wnb en provinciaal ruimtelijk natuurbeleid) is niet nodig. Een vergunning van de Wnb voor beschermde gebieden is op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening. Voor nadere details wordt verwezen naar het in de bijlagen opgenomen onderzoeksrapport.

4.3 Archeologie

De gemeente Delfzijl heeft in haar bestemmingsplan Centrum de dubbelbestemming archeologie opgenomen. Het plangebied heeft daarbij de dubbelbestemming Archeologie 2 gekregen. Dit betekent dat voor het gebied geldt dat voor bouw waarvoor dieper dan 0,40 meter wordt geroerd en groter dan 50 m2 bedraagt, archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Omdat het plan niet toeziet op bouw dieper dan 0,40 meter en groter dan 50 m², en omdat binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied dit ook niet is toegestaan, is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek voor het plan niet noodzakelijk.

In het kader van de sloop van de Vennenflat is wel een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (Libau, d.d. 29 mei 2017, rapport 17-93). De rapportage van het onderzoek is als Bijlage 3 toegevoegd.

Uit het onderzoek is gebleken dat de kans dat zich in het gebied intacte archeologische resten bevinden, zeer gering is. Dit betekent dat de sloop alsmede eventuele toekomstige ingrepen in het gebied zonder archeologisch voorbehoud kunnen worden uitgevoerd, mits de bodemingrepen plaatsvinden binnen de contour van de in de jaren '60 gegraven bouwput ten behoeve van de bouw van de Vennenflat. Gezien de historische situatie van het plangebied is in het gebied rondom de Vennenflat wel een archeologische verwachting. Om die reden wordt voor het plangebied wel de dubbelbestemming Archeologie 2 overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.

4.4 Cultuurhistorie

Cultuurhistorie gaat over de geschiedenis van de gebouwde omgeving, de landschappen, tradities en de verhalen die erbij horen. Sinds 1 januari 2012 is de gemeente wettelijk verplicht om cultuurhistorische belangen mee te wegen in ruimtelijke vraagstukken.

De gemeente heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de (concept) Nota Cultuurhistorie opgesteld. Om de cultuurhistorische waarden te beschermen dient deze nota door de gemeente te worden omgezet in een cultuurhistorische verordening ter aanvulling op de huidige bestemmingsplannen binnen het grondgebied. Bij een herziening van de bestemmingsplannen kunnen de cultuurhistorische waarden middels een dubbelbestemming worden meegenomen.

Bij de nota is een cultuurhistorische waardenkaart gevoegd. Het plangebied is gelegen in de categorie vestingterreinen. In de Nota Cultuurhistorie wordt de historische vesting Delfzijl, nu het centrumgebied van de stad, een belangrijke cultuurhistorische kernwaarde genoemd. In het plangebied is, net als in de rest van het centrum, door de jaren heen erfgoed verloren gegaan. Om aan te sluiten bij de cultuurhistorische waarde wordt bij de inrichting van het parkeerterrein rekening gehouden met de structuur van de straten in het centrum. Dit is een zogenaamde H-structuur die terug leidt naar de opbouw van de oude vesting.

Het plan houdt rekening met de aanwezige cultuurhistorische waarden. Hierdoor wordt voldaan aan de uitgangspunten van de Nota Cultuurhistorie.

4.5 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze waterparagraaf doet verslag van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie, dat wil zeggen voor het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.

Het bestemmingsplan is op 6 februari 2017 via de online watertoets aangemeld bij het Waterschap Noorderzijlvest. In Bijlage 4 is de uitkomst van de digitale watertoets te vinden. Uit de watertoets blijkt dat het plan invloed heeft op de waterhuishouding en/of de belangen raakt van het waterbeheer. Hieronder is de uitkomst van de watertoets kort weergegeven.

Waterbeleid

Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te toetsen op water. Het doel van deze watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn de Vierde Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water, Beleidslijn ruimte voor de rivier en de nota Ruimte. In het Nationaal Bestuursakkoord Water worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op: vasthouden, bergen en afvoeren van water ligt bij het waterschap (trits: kwantiteit) en het schoon houden, scheiden en zuiveren van water (trits: kwaliteit) ligt bij alle betrokkenen en het waterschap.

Provincies en gemeenten zorgen voor een integrale afweging en leggen deze vast in provinciale beleidsplannen en streekplannen, respectievelijk structuur- en bestemmingsplannen. De provincie geeft richting aan ruimtelijke ontwikkeling door de gebieden te benadrukken die van nature het eerst onder water komen te staan bij hevige regenval of overstromingen. De provincie wil dat deze gebieden gevrijwaard blijven van kapitaalintensieve functies.

Het beleid van Waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2016- 2021 en in de Notitie Water en Ruimte 2013. De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap.

In het plangebied zijn twee lagen aanwezig, namelijk de primaire kering en ondiepe storende lagen.

TOETSING WATERBELEID
Het plangebied ligt in de beschermingszone van de primaire waterkering. De zone wordt overgenomen op de plankaart en in de regels van voorliggend bestemmingsplan.

De ondiepe storende lagen in het gebied kunnen ervoor zorgen dat hemelwater moeilijk kan infiltreren in de grond. Locaties waar dit voor komt zijn zonder aanvullende maatregelen ongeschikt voor bijvoorbeeld woningbouw. Omdat er in het voornemen enkel een parkeerterrein wordt gerealiseerd, leidt dit niet tot belemmeringen van het plan.

Wateradvies

De wijziging van de bestemming en/of de omvang van onderdelen in het plan hebben invloed op de waterhuishouding en/of raken de belangen van het waterbeheer en/of die van de initiatiefnemer.

GELIJKBLIJVEND/AFNAME VERHARD OPPERVLAK
Indien het verhard oppervlak in een ruimtelijk plan toeneemt met meer dan 750 m2 is het vereist om de mogelijkheden voor afkoppelen van regenwater te onderzoeken en vast te leggen.

Toetsing: het verhard oppervlak van het plan neemt niet toe ten opzichte van de huidige situatie. In de huidige situatie bestaat het verhard oppervlak in het gebied uit de bebouwing en parkeerplaatsen. Bijna het gehele plangebied is verhard. In de nieuwe situatie wordt het gebied opnieuw ingericht met circa 250 parkeerplaatsen en groen. Het verhard oppervlak is in de nieuwe situatie minder. Onderzoek voor afkoppeling van regenwater is niet noodzakelijk.

RIOLERING
Bij de aanleg van riolering in een nieuw plan wordt uitgegaan van de aanleg van een gescheiden stelsel, daar waar het, gelet op de aard van de aangesloten verharde oppervlakken en de mogelijke verontreiniging daarvan, verantwoord is. De initiatiefnemer van een afkoppelproject dient aannemelijk te maken dat het omringende watersysteem over voldoende berging- en afvoercapaciteit beschikt. Dit wordt in samenspraak met Waterschap Noorderzijlvest vastgelegd. Tevens worden mogelijkheden om water langer vast te houden zoveel mogelijk benut.

VERVUILING VERHARD OPPERVLAK 
Het is alleen mogelijk om verhard oppervlak, aangemerkt als schoon, af te koppelen. Dit wordt in overleg met Waterschap Noorderzijlvest bepaald. Maatregelen om vervuiling te voorkomen dan wel te verminderen kunnen noodzakelijk zijn.

NIEUW STEDELIJK GEBIED
In nieuwe stedelijke gebieden dient het watersysteem zodanig aangelegd te worden dat wateroverlast voorkomen wordt. Door de toename van het verharde oppervlak zal neerslagwater sneller tot afvoer komen. Dit veroorzaakt pieken in de waterafvoer.

Om het afwentelen van problemen te voorkomen dient de afvoer in de nieuwe situatie de huidige maatgevende afvoer niet te overschrijden. Veelal kan wateroverlast voorkomen worden door voldoende bergingscapaciteit in het oppervlaktewatersysteem te creëren, eventueel in combinatie met infiltratie in de bodem als het gebied hier de mogelijkheid voor heeft.

BESTAAND STEDELIJK GEBIED
In bestaand stedelijk gebied is ruimte moeilijk te vinden. Bij herinrichting zal het als streefdoel worden ingebracht door het waterschap in het planvormingsproces. Ruimte voor oppervlaktewater in stedelijk gebied is vaak duur. Inzetten op meervoudig ruimtegebruik is daarom een mogelijkheid om te overwegen. Als dat niet voldoende ruimte oplevert zal buiten het stedelijk gebied ruimte moeten worden gezocht ter compensatie. Uitgangspunt is het behoud van het watersysteem en het bergend vermogen ervan in het stedelijk gebied. Binnen het bebouwde gebied mogen hiertoe geen watergangen worden gedempt, tenzij er met het waterschap afspraken zijn gemaakt over compensatie van de afvoer en berging. Met het dempen van sloten, aanleggen van dammen en lange duikers in plaats van een sloot moet kritisch worden omgegaan.

Goed omgaan met het relatief schone hemelwater biedt veel kansen. Zo kunnen we veel problemen in het stedelijk watersysteem oplossen of voorkomen. Grondwateronttrekking voor drinkwater worden minder als men in stedelijk gebied meer gebruik maakt van hemelwater. Bijvoorbeeld voor sproeien van tuinen of spoelen van toiletten vanuit een grijs watercircuit.

GRONDWATER
In nieuw bebouwd gebied wordt een minimale drooglegging voor woningen geadviseerd van 1,30 meter. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 meter. Bij kruipruimteloos bouwen kan een kleinere drooglegging toegepast worden. In een ruimtelijk plan kan een variërende drooglegging gerealiseerd worden in overleg met Waterschap Noorderzijlvest. Bij gebieden die met enige regelmaat mogen inunderen kan een kleinere drooglegging toegepast worden (groenstroken, ecologische zones). Op deze manier kan op creatieve wijze invulling gegeven worden aan de vereiste waterberging (zie onderstaande tabel minimale droogleggingseisen). Als dit toegepast wordt dient dit in de waterparagraaf vastgelegd te worden.

Droogleggingeisen:

  • Woningen met kruipruimte: 1,30 meter
  • Woningen zonder kruipruimte: 1,00 meter
  • Gebiedsontsluitingswegen: 0,80 meter
  • Erftoegangswegen: 0,80 meter
  • Groenstroken / ecologische zones: 0,50 meter

INVLOED OP DE WATERHUISHOUDING
Het aanwezige oppervlaktewater dient niet alleen voldoende ruimte te hebben voor het afstromende hemelwater, maar ook aan de inrichting dient aandacht te worden besteed. Voor een gezond watersysteem is de inrichting en het beheer van het bestaande of nieuw te realiseren oppervlaktewater belangrijk. Bij oppervlaktewatersystemen in stedelijk gebied wordt daarom gestreefd naar zo groot mogelijke eenheden.

4.6 Luchtkwaliteit

Beleid en regelgeving

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de Europese luchtkwaliteitseisen verankerd in de Nederlandse wetgeving. Er is vastgelegd dat ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden en richtwaarden.

De belangrijkste grenswaarden zijn de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide en de 24-uursgemiddelde grenswaarde voor fijn stof, omdat deze in Nederland worden overschreden. De grenswaarden van de overige stoffen worden, op enkele uitzonderingen na, in Nederland niet overschreden. Ruimtelijke plannen die in betekenende mate bijdragen worden getoetst aan de grenswaarden.

In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (Regeling NIBM) worden categorieën en gebieden aangewezen waar ontwikkelingen als 'niet in betekenende mate' (nibm) kunnen worden beschouwd.

Plangebied

In de huidige situatie bevinden zich ongeveer 230 parkeerplaatsen op het Vennenplein. Deze worden afgebroken en er komen ongeveer 250 parkeerplaatsen voor terug. Op grotere schaal bekeken neemt netto het aantal parkeerplaatsen in de kop van het centrum van Delfzijl niet toe.

De verkeersaantrekkende functies in het plangebied, detailhandel en wonen, verdwijnen in het plangebied. De nieuwe parkeerplaatsen worden voornamelijk gebruikt voor detailhandelactiviteiten in de binnenstad van Delfzijl. Hoewel sprake is van een toename van het aantal ritten in het plangebied wordt, op grotere schaal bekeken, geen netto toename verwacht in het aantal verkeersbewegingen in het centrum van Delfzijl door de ontwikkeling. De ontwikkeling kan plaatselijk wel beperkt invloed hebben op de luchtkwaliteit, bijvoorbeeld doordat aan- en afrijroutes wijzigen.

De ontwikkeling zal in elk geval niet tot een verkeerstoename van meer dan 1.200 motorvoertuigen per etmaal leiden. Het voornemen kan daarom worden beschouwd als een 'niet in betekenende mate'-project.

Conclusie

Het project kan worden beschouwd als een 'niet in betekenende mate'-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege wegverkeer is niet noodzakelijk.

4.7 Bodem

In het kader van de centrumontwikkeling in Delfzijl en de verschillende deelprojecten die hier onderdeel van uitmaken, is een bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 5 toegevoegd.

Het plangebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, is ook onderzocht. In de jaren '60 van de vorige eeuw is dit gebied drastisch veranderd. De oude woonbebouwing is gesloopt en daarvoor zijn teruggekomen een winkelcentrum, de Vennenflat, een tankstation en parkeerterreinen. Het oude stratenpatroon is niet meer intact.

Uit de periode van voor de herinrichting zijn beperkt gegevens aanwezig. In het noordelijk deel van het gebied was een transportbedrijf aanwezig. Uit een bodemonderzoek uit 2014 is gebleken dat hier bodemverontreinigingen zijn aangetroffen. In het zuidelijk deel van het gebied zijn geen bodembedreigende activiteiten bekend. In dit deel van het gebied zijn alleen diverse puinlagen aangetroffen.

Het plan voorziet niet in de realisatie van een bouwwerk waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend (meer dan 2 uur per dag) mensen verblijven. Er zijn daarom geen milieuhygiënische bezwaren voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Tijdens de werkzaamheden moet wel rekening worden gehouden met de aanwezige verontreiniging ter plaatse van het voormalige transportbedrijf en met aanwezige puinlagen, restanten van kelders en andere resten van voormalige bebouwing. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van asbest in de grond.

4.8 Geluid

Het plan voorziet niet in de oprichting van nieuwe geluidgevoelige objecten. Dit betekent dat een onderzoek naar de geluidbelasting op het plangebied niet nodig is.

De geluidbelasting veroorzaakt door het parkeerterrein op omliggende woningen is beperkt. In de huidige situatie is een groot deel van het plangebied al in gebruik als parkeerterrein. Het aantal vervoersbewegingen neemt beperkt toe. Het parkeerterrein wordt gerealiseerd ten behoeve van het gehele centrum van Delfzijl en is geen onderdeel van een bedrijf (inrichting).

De gronden zijn gelegen in een geluidzone en in het bestemmingsplan voorzien van de aanduiding 'geluidzone - industrie'. Ook hiervoor geldt dat geen strijdigheid wordt verwacht. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het plan.

4.9 Milieuzonering

Bedrijven en milieuzonering

Uit de geactualiseerde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Bij de ontwikkeling van milieubelastende activiteiten of milieugevoelige objecten wordt aan deze richtafstanden getoetst. Uit de toetsing blijkt of er door de ontwikkeling een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.

In de VNG-publicatie wordt uitgegaan van richtafstanden in een rustig buitengebied of rustige woonwijk. Indien er sprake is van een 'gemengd gebied', waarin sprake is van functiemenging, kan gesteld worden dat de milieubelasting in het gebied hoger is dan in een rustig buitengebied of woonwijk. Daarom kan in een gemengd gebied een verkleining van de richtafstanden worden toegepast.

Toetsing

Het plangebied wordt gekenmerkt als gemengd gebied, gezien de ligging van de woningen, wegen en voorzieningen in en rondom het plangebied.

In het gebied worden geen milieugevoelige objecten zoals woningen gerealiseerd. Wel gelden richtafstanden voor de invloed van de categorie 'Autoparkeerterreinen, parkeergarages'. De richtafstand tussen een parkeerterrein en gevoelig object is gesteld op 10 meter in gemengd gebied.

Het plangebied is gelegen op een afstand minder dan 10 meter van bestaande woningen en geplande nieuwbouw. Het gaat om woningen aan de Spoorstraat. Omdat de Spoorstraat hier is gelegen, tussen de woningen en het parkeerterrein in, wordt voldaan aan een afstand van minimaal 10 meter van de woningen. De parkeerplaatsen zijn daarmee gelegen op een afstand van minimaal 10 meter van woningen.

Gelet op de richtafstanden uit de VNG-publicatie kan geconcludeerd worden dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat blijft bestaan in omliggende woningen.

4.10 M.e.r.-beoordeling

Milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. M.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld aan de vaststelling van een structuurvisie, aan een bestemmingsplan of aan het verlenen een vergunning.

In het Besluit m.e.r. zijn in de bijlage onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.8b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld.

In onderdeel D 11.2 van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn de drempelwaarden voor 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' opgenomen. De drempelwaarde is een oppervlakte van 100 hectare of meer. De beoogde ontwikkeling uit het voorliggend bestemmingsplan blijft naar schaal en omvang ruimschoots onder de drempelwaarde van de activiteiten zoals opgenomen in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r.

Op grond hiervan is het verrichten van een (nadere) m.e.r.-beoordeling voor dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.

4.11 Overige aspecten

Parkeren

In het kader van de herontwikkeling van het kernwinkelgebied van de kern Delfzijl is een parkeerbalans opgesteld. De parkeerbalans is als Bijlage 6 toegevoegd. In het onderzoek zijn toekomstige ontwikkelingen zoals het nieuwe parkeerterrein De Vennen, het wijzigen van woningaantallen en winkelvloeroppervlak, meegenomen.

De conclusie van de parkeerbalans is dat de parkeercapaciteit door de ontwikkelingen in de toekomstige situatie (2022) afneemt ten opzichte van de situatie in 2016. De parkeervraag neemt ook iets af. De parkeerbezetting neemt toe van 80% naar 86%. Conclusie is dat met het aantal parkeerplaatsen kan worden volstaan voor het centrum als geheel.

Uit de parkeerbalans blijkt ook dat de meeste verkeersaantrekkende voorzieningen zich in het noordelijk deel van het centrum bevinden, terwijl de meeste parkeercapaciteit in het zuidelijk deel van het centrum aanwezig is. In die zin is er sprake van een onevenwichtige verdeling van de parkeerlocaties over het centrum. Bezoekers van het noordelijk deel van het centrum moeten tijdens drukte ook parkeren in het zuidelijk deel van het centrum.

De voorgenomen realisatie van de parkeerplaatsen op het Vennenplein is adequaat om het verlies aan parkeerplaatsen als gevolge van de ontwikkelingen op te vangen. Vanuit capaciteitsoverwegingen is daar bovenop geen extra parkeerruimte nodig. In het zuidelijk deel van het centrum zijn voldoende parkeerplaatsen om tijdens drukke momenten de parkeervraag op te vangen.

Wat betreft het strand ten noorden van het Vennenplein is de verwachting dat het aanbod parkeerplaatsen voldoende is. Omdat voor deze functie geen parkeernormen beschikbaar zijn moet de praktijk uitwijzen of dit inderdaad het geval is.

Het plan voor het Vennenpark sluit aan bij het parkeeronderzoek en voorziet in de behoefte voor parkeerplaatsen in het centrum van Delfzijl.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de vormgeving van de verbeelding en de regels.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken. De terminologie van de regels in het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming gebracht met de terminologie die in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, inwerkingtreding sinds 1 oktober 2010) wordt gehanteerd.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd: de digitale verbeelding is dan ook leidend.

5.2 Bestemmingen

Verkeer - Verblijfsgebied

Het plangebied is voorzien van de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Hier betreft het met name de openbare straten, met in hoofdzaak een functie straten en paden, bermen en beplanting, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Ook water, erven en terreinen en nutsvoorzieningen vallen onder deze bestemming. De bestemming biedt ruimte voor bij de centrumfuncties horende terrassen en laat eveneens kleinschalige sportieve dagrecreatieve activiteiten toe.

Waarde - Archeologie 2

Met de bestemming Waarde - Archeologie 2 is - aansluitend op wat in de basisbestemmingen is geregeld - rekening gehouden met de archeologische waarden van de betreffende gebieden. De bescherming van deze waarden is geregeld door middel van bouwregels en een vergunningenstelsel. De bouwregels lopen op naarmate de waarden hoger zijn. Het plangebied valt onder de bestemming Waarde - Archeologie 2 en kent een stringente regeling voor nieuwe bouwactiviteiten. Voor gebieden die alleen een verwachtingswaarde kennen wordt, door het opnemen van een vergunningenstelsel, geregeld dat er (geen toetsbare) activiteiten in het gebied plaatsvinden die onevenredige afbreuk (kunnen) doen aan de archeologische waarden die zich (mogelijk) in de bodem bevinden. In het vergunningenstelsel is de bodemingreep gekoppeld aan een diepte van meer dan 0,40 m bij een oppervlakte tot 50 m². Dit onder afstemming op het gemeentelijk archeologiebeleid (maart 2013). Indien archeologische waarden worden aangetroffen, zal een erkend archeoloog worden geraadpleegd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek kunnen leiden tot aanvullende bepalingen in de omgevingsvergunning.

5.3 Aanduidingen

Geluidzone - industrie

Het plangebied valt binnen de geluidszone van de gezamenlijke industrieterreinen aan de oostzijde van Delfzijl. Dit wordt met deze bestemming tot uitdrukking gebracht.

Vrijwaringszone - dijk 1

Langs de primaire zeewering en de schermdijk bevinden zich op grond van de keur van het Waterschap naast de kernzones (de feitelijke zeewering) beschermingszones. Deze zijn te onderscheiden in binnenbeschermingszones en buitenbeschermingszones. Het bestemmingsplan gaat uit van een basisbestemming voor de primaire zeewering (Water - Waterkering, welke overigens niet binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is gelegen) en van een aanduiding (vrijwaringszone - dijk) voor de binnenbeschermingszone. Daarin worden de gronden naast de basisbestemmingen tevens bestemd ter bescherming van de waterkering. In de regels is een bebouwingsregeling opgenomen, die afgestemd is op de Provinciale Omgevingsverordening.

Vrijwaringszone - dijk stedelijk

De gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - dijk stedelijk’ kent de oorsprong in de Omgevingsverordening van provincie Groningen en is juridisch verankerd in het inpassingsplan Dijkverbetering Eemshaven - Delfzijl (vastgesteld d.d. 28 september 2016). Deze regeling is eveneens overgenomen in voorliggend bestemmingsplan. De contouren zijn opgenomen in de zone van 100 meter langs de verbrede dijk. In deze zone gelden beperkte bouwmogelijkheden. Tevens is een vergunningstelsel voor het aanleggen opgenomen, zodat aanlegwerkzaamheden alleen met een vergunning kunnen worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente is eigenaar van de meeste gronden in het plangebied. Na de sloop van de Vennenflat wordt de gemeente ook eigenaar voor de gronden waar deze flat op staat. De kosten van de ontwikkeling zijn bij de gemeente bekend en zijn in een raadsbesluit vastgesteld en toegezegd. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is dit plan aan verschillende instanties en organisaties aangeboden. Hiermee zijn deze in de gelegenheid gesteld een overlegreactie op het plan in te dienen. De overlegreacties zijn in een nota samengevat en indien nodig voorzien van een gemeentelijke reactie. Deze nota is als Bijlage 7 opgenomen.

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft daarnaast van 2 januari 2018 tot en met 13 februari 2018 ter inzage gelegen voor inspraak. In deze periode zijn geen inspraakreacties door de gemeente ontvangen.

In het kader van de sloop van de Vennenflat, het opstellen van het gemeentelijk beleid, het IIP en het Actieplan Centrum, heeft al uitvoerig overleg plaatsgevonden met omwonenden en bewoners van het plangebied. Daarnaast zijn de omwonenden betrokken bij het ontwerp voor de toekomstige inrichting van het Vennenplein.