direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Spijk - Oosterpolderweg 11-13
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0010.04BP9909TH11-VG02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Oosterpolderweg 11 en 13 te Spijk is een zorgboerderij gevestigd. De dagbestedingsactiviteiten van de zorgboerderij vinden voornamelijk plaats op de agrarische gronden ten noorden van het bebouwde perceel. Hier ligt onder andere een hobbymatige paardrijbak met de bij de dagbesteding gebruikte bebouwing.

Het bedrijf is voornemens de zorgboerderij ook in de toekomst voor te zetten. Hierbij zijn plannen om de activiteiten enigszins uit te breiden. Dit voornemen bestaat uit de plaatsing van een 'Pipowagen' op het perceel tussen Oosterpolderweg 13 en Oosterpolderweg 15. De Pipowagen gaat gebruikt worden ten behoeve van een Bed & Breakfast voorziening.

Tevens is het voornemen om de bestaande recreatiewoning op het perceel van nummer 11 in gebruik te gaan nemen ten behoeve van (bedrijfs)bewoning.

Een aantal activiteiten zijn al uitgevoerd of bebouwing is al opgericht zonder dat daarvoor toestemming of vergunningen zijn verleend. Dit bestemmingsplan ziet daarmee deels ook op een legalisatie van de situatie ter plekke.

De voornoemde functies passen niet binnen de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan Buitengebied-Noord van de gemeente Delfzijl. Om de gewenste situatie juridisch-planologisch mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Plangebied

De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. De begrenzing is afgestemd op de kadastrale perceelnummers 32, 35, 36 en 37 (gemeente Bierum, sectie H).

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.04BP9909TH11-VG02_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied-Noord, vastgesteld op 19 december 2013. Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' en 'Recreatie - Recreatiewoning'. Op het perceel Oosterpolderweg 11 staat een rijksmonument. Deze is in het bestemmingsplan beschermd met de dubbelbestemming 'Waarde - Rijksmonument'. Tot slot hebben de gronden aan de zuidkant in het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.

De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' zijn bestemd voor het agrarisch grondgebruik. Binnen de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' is per bestemmingsvlak één recreatiewoning van 80 m2 toegestaan. Binnen de bestemmingen is het oprichten van een zorgboerderij niet toegestaan.

De bestemming 'Waarde - Archeologie 4' is bedoeld om eventueel aanwezige archeologische resten in de grond te beschermen. Bij bodemingrepen groter dan 200 m² en dieper dan 45 cm moet een archeologisch bureauonderzoek gedaan worden.

Tot slot is de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' op het plangebied van toepassing. Een op grond van de basisbestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein Eemshaven op de gevels van dit geluidgevoelige gebouw niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het initiatief nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 schetst het relevante beleidskader voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het relevante rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld, waaraan de beoogde ontwikkeling wordt getoetst.

Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 6 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het gehucht 'Nooitgedacht' ten noorden van de kern Spijk. Figuur 2 geeft de luchtfoto weer met daarin de ligging van het plangebied ten opzichte van Spijk.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op 4 verschillende percelen. Het betreft ten eerste het perceel van de Oosterpolderweg 11 (kadastrale nummer 37). Op dit perceel staat in de huidige situatie een recreatiewoning die al jaren voor reguliere bewoning gebruikt wordt. Hiervoor is destijds een omgevingsvergunning verleend. Het betreft een vrijstaande, voormalige arbeiderswoning met aangebouwde stenen bijgebouw. Het pand is omstreeks 1900 gebouwd en is aangewezen als Rijksmonument.

Op het perceel naast nummer 11; op nummer 13 (kadastraal nummer 36) staat ook een vrijstaande recreatiewoning. Deze recreatiewoning is onderdeel van de zorgfunctie. Op het perceel (kadastraal nummer 35) daarnaast staat een boomgaard met enkele struiken. Rondom het perceel staat een heg. Op het perceel bevindt zich in de huidige situatie geen bebouwing.

Tot slot zijn de gronden ten noorden van nummer 11 en 13 planologisch bestemd ten behoeve van agrarische activiteiten. Tevens is hier een paardrijbak en een aantal gebouwen ten behoeve van de dagbesteding gesitueerd. Deze gronden worden in de huidige situatie voor de dagbesteding gebruikt.

De percelen zijn middels (hoog) opgaande beplanting op en rondom de percelen ingepast. Figuur 3 geeft een overzicht van de bestaande situatie. Figuur 4 geeft een vooraanzicht van de huidige situatie. Figuur 5 geeft een aanzicht op de zijde van het agrarisch perceel waar de paardrijbak is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.04BP9909TH11-VG02_0002.png"

Figuur 2. Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.04BP9909TH11-VG02_0003.png"

Figuur 3. Huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.04BP9909TH11-VG02_0004.png"

Figuur 4. Vooraanzicht huidige situatie perceel 11

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.04BP9909TH11-VG02_0005.png"

Figuur 5. Aanzicht op de bestaande paardenbak 

2.2 Voorgenomen initiatief

Beschrijving initiatief

Het voornemen bestaat uit verschillende onderdelen, te weten:

  • het voortzetten van de activiteiten van de zorgboerderij vanaf het perceel nr. 13;
  • het planologisch mogelijk maken van de bestaande reguliere bewoning op perceel nr. 11;
  • het planologisch mogelijk maken van de plaatsing van een pipowagen ten behoeve van een bed & breakfast op het perceel naast nr.13;
  • het planologisch mogelijk maken van de zorgfunctie en de bewoning ten behoeve van de zorg van de recreatiewoning op nr. 13. Daarbij blijft ook de geldende recreatieve functie behouden;
  • het legaliseren van de paardrijbak met de daarbijbehorende bebouwing en overige aanwezige bebouwing op het agrarisch perceel.

De verschillende onderdelen worden hierna per onderdeel verder uitgeschreven.

Voortzetting zorgfunctie

Het plan omvat kort gezegd het voortzetten van een kleinschalige zorgvoorziening in de vorm van een woonzorgboerderij De zorgboerderij wil plaats bieden aan maximaal zes cliënten. De doelgroep is jeugdigen met een (licht) verstandelijke beperking / autismespectrum die alleen in een zeer kleinschalige groep passen. De gasten/deelnemers wordt hierbij de kans geboden om in de recreatiewoning op perceel nr. 13 te gaan overnachten. Er is hierbij geen sprake van permanente bewoning. Circa anderhalve week verblijven de gasten in de zorgboerderij om daarna weer circa anderhalve week te verblijven bij hun ouders. Daar waar in de praktijk de bewoning anders uit valt, is die vorm van bewoning planologisch mogelijk.

Ten behoeve van de opvang van de cliënten worden activiteiten toegelaten in de vorm van dagbesteding. Concreet bestaan de voornamelijk kleinschalige bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de zorg en de dagbesteding uit het volgende:

  • dierverzorging;
  • ambachtelijke houtbewerking;
  • huishoudelijke taken;
  • werken en onderhouden van de moestuin, kruidentuin, bloemen, fruitbomen, etc.
  • koffiecorner voor bezoekers.

De activiteiten vinden voornamelijk plaats op de gronden ten noorden van het perceel nummer 13. De activiteiten betreffen kleinschalige aanverwante dagbesteding activiteiten. In figuur 6 wordt een overzicht gegeven van de verschillende functies, zoals die nu plaatsvinden en zoals die in de regels en op de verbeelding met een aanduidingsvlak zijn begrensd. Per functie is aangegeven waar deze plaats vindt. Uitgangspunt is dat de meest overlast veroorzakende functies op een afstand van minimaal 30 meter vanaf de woonbestemmingen worden uitgevoerd. Hiermee wordt eventuele overlast naar omwonenden zoveel mogelijk voorkomen. Ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden zal geen sprake zijn van een verslechtering van het woon- en leefklimaat van omwonenden. Paragraaf 4.6 gaat hier nader op in.

In verband met de privacy voor de bewoners van de aangrenzende woonpercelen wordt een haag langs de slootkant ter plaatse van de achtererven van de woonpercelen geplant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.04BP9909TH11-VG02_0006.png"

Figuur 6: situatie bestaand gebruik

Woonhuis op perceel nr. 11

Op het perceel nr. 11 is een vrijstaande, voormalige arbeiderswoning met aangebouwde stenen schuur en een paardenstal aanwezig. Het pand is omstreeks 1900 gebouwd en is aangewezen als Rijksmonument. Het voornemen is om het woonhuis planologisch weer in gebruik te nemen ten behoeve van reguliere bewoning, conform het feitelijke gebruik. In 2014 is het gebouw reeds gerestaureerd. Doordat het monument in gebruik blijft, wordt eventuele verpaupering van het gebouw voorkomen.

Plaatsing pipowagen

De zorgboerderij wil op korte termijn een pipowagen gaan plaasten op het perceel tussen nummer nr. 13 en nr. 15. De pipowagen staat op vier wielen en heeft geen aansluiting op de riolering en is daarmee verplaatsbaar. Vanwege de permanente aanwezigheid moet de pipowagen wel als bouwwerk worden aangemerkt.

Dit perceel heeft in de huidige planologische regeling reeds een recreatieve bestemming ten behoeve van de aanwezige recreatiewoning. In de pipowagen zal enkel recreatief gebruikt worden ten behoeve van gasten die gebruik maken van bed & breakfast. De pipowagen zal niet in gebruik worden genomen als overnachtingsvoorziening bij de zorgboerderij. Het kleinschalig recreatief gebruik, dat in beginsel bij ieder woonhuis aanvaardbaar wordt geacht, wordt passend geacht op dit perceel en doet geen afbreuk aan het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Legaliseren bestaande paardrijbak

De paardrijbak ligt op gronden met de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap'. In deze bestemming (artikel 3.6 lid c) is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een paardenbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken toe te staan. De cliënten maken geen gebruik van de paardenbak. Mogelijk gaat dit in de toekomst wel in ondergeschikte mate gebeuren. Om deze reden is in de omgevingsvergunningaanvraag het gebruik van de paardenbak voor zowel hobbymatige gebruik als voor de zorgfunctie aangevraagd.

Aan het legaliseren van de paardenbak worden enkele voorwaarden verbonden. De paardrijbak moet zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing. In figuur 5 is een aanzicht vanaf de openbare weg op de paardenbak weergeven. Hierin is te zien dat de paardrijbak zo veel mogelijk uit het zicht is gesitueerd. Derhalve is sprake van een goede landschappelijke inpassing.

Daarnaast mag de paardrijbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) veroorzaken voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens). In hoofdstuk 4.2 wordt geconcludeerd dat de paardrijbak geen onevenredige hinder veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden.

Ook mag geen onevenredige verstoring van het bodemarchief worden veroorzaakt. De paardenbak is reeds aanwezig. Met de aanleg daarvan zijn geen ingrepen gepleegd die het bodemarchief hebben verstoord.

Tevens mag de bouwhoogte van lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken ten hoogste 5,00 m bedragen. Hier wordt toepassing aan gegeven door in de regels een regeling op te nemen waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak' de bouwhoogte van lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken ten hoogste 5,00 meter bedraagt.

Tot slot mag de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,00 m bedragen. Hier wordt toepassing aan gegeven door in de regels een regeling op te nemen waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak' de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,00 m zal bedragen.

Functionele inpassing

De ontwikkeling vindt plaats in een gebied waar in de direct nabije omgeving enkel woonfuncties voorkomen. De agrarische bedrijven liggen op voldoende afstand (ruim 200 m). In paragraaf 4.6 wordt ingegaan op de milieutechnische aanvaardbaarheid van deze situatie.

Verkeer en parkeren

De ontwikkeling mag niet leiden tot knelpunten of tot onveilige situaties in de verkeersafwikkeling. Het plangebied is direct ontsloten via Oosterpolderweg. De bestaande woningen zijn ontsloten via een bestaande ontsluiting op deze weg.

De cliënten verblijven gedurende langere of kortere periodes in de recreatiewoning (nr 13). De toenemende verkeersintensiteit is nihil. Voor wat betreft het aantal medewerkers (begeleiders/ therapeuten) ligt dit aantal op 1 tot 4, waarvan 2 permanent op het perceel aanwezig zijn. Het aantal verkeersbewegingen voor wat betreft medewerkers komt hierbij neer op maximaal 4 per dag (heen en terug).

Daarnaast dient rekening te houden geworden met incidentele overige verkeersintensiteiten, zoals bezoekers van de bed & breakfast voorziening. Hiervoor wordt rekening gehouden met een maximum van 6 verkeersbewegingen per dag. Afgerond ligt het aantal verkeersbewegingen per dag op circa 10 bewegingen per dag. Bezoek gebeurt slechts sporadisch, waarbij het ophalen van cliënten door ouders gebeurt door voor te rijden en vervolgens meteen weer weg te rijden.

Met onderhavige ontwikkeling is derhalve sprake van een beperkte toename van de verkeersintensiteit, die passend wordt geacht binnen het gebied. Als gevolg daarvan worden hiervan geen effecten verwacht voor de verkeersafwikkeling alsook zullen die beperkte verkeersbewegingen geen nadelige invloed hebben op het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Voor de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen is uitgegaan van de feitelijk benodigd aantal parkeerplaatsen. Hierbij is rekening gehouden met 2 parkeerplaatsen voor de huidige eigenaren, 2 parkeerplaatsen voor personeel, 2 parkeerplaatsen voor bezoek/ophalen en brengen van cliënten en 1 parkeerplaats voor gasten van de bed & breakfast voorziening. Dit komt neer op een totaal van 7 parkeerplaatsen. Op de percelen nummer 11 en 13 is hiervoor voldoende ruimte. Er is dan ook sprake van een goede parkeerbalans.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De beoogde ontwikkelingen ligt in het waddengebied. In artikel 2.5.6 Barro is daarover het volgende opgenomen: op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het waddengebied, dat nieuw gebruik of nieuwe bebouwing dan wel een wijziging van bestaand gebruik of bestaande bebouwing mogelijk maakt en daardoor afzonderlijk of in combinatie met ander gebruik of andere bebouwing significante gevolgen kan hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten, bedoeld in artikel 2.5.2, zijn de artikelen 2.5.4 en 2.5.5 van overeenkomstige toepassing.

Afweging

In de voorliggende casus gaat het om een wijziging van het bestaande gebruik (legalisatie), grotendeels binnen bestaande bebouwing en binnen bestaande percelen. Aangezien er sprake is van een kleinschalige zorgfunctie (max. 6 cliënten) die gebruik maken van de bestaande bebouwing / bestaande bouwmogelijkheden in het geldende bestemmingsplan en qua nieuw gebruik beperkt afwijken van de bestaande gebruiksmogelijkheden, zijn er geen significante negatieve gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het waddengebied.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is ook 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Sinds 1 juli 2017 dient bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling te worden gedaan, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.


In dit bestemmingsplan is sprake van een functiewijziging van bestaande bebouwing en het mogelijk maken van enkele specifieke kleinschalige activiteiten. Er is geen sprake van nieuw ruimtebeslag en het wordt daarom niet aangemerkt als vorm van stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder. Toetsing aan de ladder is daarom niet nodig.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie 2016-2020 en Omgevingsverordening

Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie 2016-2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Deze is in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) gekomen.

Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening (POV), laatstelijk gewijzigd op 15 december 2017.


In artikel 2.13.2 POV worden regels gegeven voor het gebruik van vrijgekomen gebouwen voor een andere functie in het buitengebied. Hierbij geldt dat de woonfunctie slechts is toegestaan in het hoofdgebouw en de bedrijfsactiviteiten beperkt blijven tot activiteiten die naar aard en omvang ruimtelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar zijn.

Aan voorgenoemde voorwaarden wordt voldaan. In dit geval is sprake van een functiewijziging waarbij de bestaande bebouwing(smogelijkheden) wordt (worden) gebruikt ten behoeve van een kleinschalige zorgfunctie en reguliere bewoning. De zorggerelateerde activiteiten zijn kleinschalig en ambachtelijk. Ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden zal dan ook geen sprake zijn van een verslechtering van zowel de ruimtelijke als de functionele impact. De gewenste (dagbesteding) activiteiten ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap'' komen vrijwel overeen met de (bedrijfs)activiteiten die binnen de geldende bestemming zijn toegestaan.

De bed & breakfast die met het plan mogelijk wordt gemaakt hoort bij de zorgboerderij. De bed & breakfast zal niet worden gebruikt ten behoeve van de zorgboerderij. Er zullen geen zorgcliënten worden gehuisvest in de bed en breakfast. De bed & breakfast zal wel worden geëxploiteerd vanuit de zorgboerderij en de cliënten zullen in het kader van de zorgactiviteiten de bed & breakfast schoonhouden en het ontbijt verzorgen.

De uitbreiding met deze bed & breakfast-functie (in de vorm van een pipo-wagen van 25 m²) past binnen de regels van de POV. Ten aanzien hiervan het volgende.

In artikel 2.13.5 POV is bepaald, dat een uitbreiding van het bebouwde oppervlak van maatschappelijke voorzieningen kan worden toegestaan van 20% van de bestaande bebouwing binnen het bouwperceel. Die uitbreiding wordt dan niet beschouwd als nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de POV. Een bouwperceel wordt in de Omgevingsverordening provincie Groningen gedefinieerd als "een aaneengesloten stuk grond waarop volgens de regels van een bestemmingsplan of van een beheersverordening zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan". Op grond van jurisprudentie, met name een uitspraak van de Raad van State van 15 februari 2012 nr. 201103428/1/A1, kan een bouwperceel meerdere bestemmingen omvatten.

Bij het bepalen van "bestaande bebouwing" is uitgegaan van de bebouwing op die op 1 november 2018 aanwezig was op de percelen Oostpolderweg 11 en Oostpolderweg 13, de percelen van de zorgboerderij. De gezamenlijke oppervlakte van de vergunde gebouwen was destijds 230 m². De overige bouwwerken zijn hierbij buiten beschouwing gelaten, omdat daartegen voor 1 november 2018 nog een handhavingsverzoek liep en/of daarvoor nog geen omgevingsvergunning was verleend.

Op grond van artikel 2.13.5 POV kan dan een uitbreiding worden toegestaan van 20% van 230 m², hetgeen een uitbreiding van 46 m² is. De oppervlakte van de bed & breakfast past met 25 m² hier binnen.

Er kan dus worden geconcludeerd dat de uitbreiding op het perceel met een bed & breakfast functie op grond van de POV niet als stedelijke ontwikkeling wordt beschouwd en het bestemmingsplan niet in strijd is met het principe van zuinig ruimtegebruik als bedoeld in artikel 2.13.1 POV.


In paragraaf 2.2 is de verkeerskundige inpasbaarheid reeds gemotiveerd. Paragraaf 4.6 gaat in om op de milieuhygiënisch inpasbaarheid. Geconcludeerd wordt dat sprake is van een goede inpasbaarheid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Recreatie en zorg

Het meest recente beleid is vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied. Hierin worden kleinschalige activiteiten bij het wonen mogelijk gemaakt. Beleidsmatig wil de gemeente de leefbaarheid van het platteland stimuleren. Dit kan door kleinschalige activiteiten mogelijk te maken, mits deze geen afbreuk doen aan het agrarische karakter van het gebied en de kwaliteit van de gronden voor de agrarische sector. De activiteiten die met dit plan mogelijk worden gemaakt, voegen zich naar de bestaande situatie en doen geen afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de agrarische bedrijven in het gebied.

Nota Wonen

De Nota Wonen is op 18 december 2014 vastgesteld. Met deze nota stelt de gemeente de beleidskaders voor het wonen en volkshuisvestingsbeleid vast. De nota biedt het college een kader om:

  • regie te voeren over de volkshuisvestelijke ambities van de gemeente;
  • flexibel deel te nemen aan de veranderende woningmarkt;
  • maatwerk te bieden aan initiatieven om te kunnen voldoen aan de veranderende woonwensen van onze inwoners.

De gemeente wil de regie voeren door flexibel te kunnen reageren en anticiperen op de veranderende marktontwikkelingen en woonbehoeften van inwoners, rekening houdende met de demografische ontwikkelingen. Bij het zoeken naar een woning is maatwerk en flexibiliteit gewenst.

In dit bestemmingsplan is sprake van een concreet initiatief rekening houden met de behoefte van de toekomstige bewoners van de woning. Er is daarnaast slechts sprake van een functiewijziging. Dit bestemmingsplan heeft dan ook geen invloed op het woningbouwprogramma van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Toetsing omgevingsaspecten

Voor de beoogde ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en om andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeld archeologie en cultuurhistorie, ecologie).

4.1 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Onderzoek Bodemkwaliteit

Het plangebied is momenteel in gebruik ten behoeve van de woonfunctie, de recreatie en de agrarische functie. De nieuwe maatschappelijke functie is kleinschalig en betreft derhalve geen gevoeligere functie. De functies vinden plaats in de bestaande bebouwing en op de agrarische gronden. Het bestemmingsplan voorziet niet in een uitbreiding van verblijfsruimte voor mensen (structureel en dezelfde mensen), met uitzondering van de kleinschalige bed & breakfast voorziening. Met het wijzigen van de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' naar 'Wonen' is geen sprake van een gevoeligere gebruiksfunctie.

Conclusie

Gelet op het voorgaande wordt een bodemonderzoek niet nodig geacht en worden geen belemmeringen met betrekking tot het bodemaspect verwacht. Het planvoornemen is uitvoerbaar.

4.2 Water

Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de planologische procedure geworden. De ontwikkeling is daarom via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) aangemeld bij het waterschap Noorderzijlvest.

Met de uitkomsten van de watertoets is bepaald dat het waterschap geen waterschapsbelang heeft. Er is namelijk slechts sprake van een functiewijziging. Van nieuw ruimtebeslag is geen sprake. Overleg met het waterschap is niet nodig. De watertoets is hiermee afgerond. De uitslag van de watertoets is als bijlage 1 bij de toelichting toegevoegd.

4.3 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

Onderzoek

Het archeologiebeleid van de gemeente is vastgesteld in de beleidskaart archeologie Delfzijl. Deze geeft weer wat de ruimtelijke consequenties zijn van de in kaart gebrachte archeologische waarden en verwachtingen. Dit beleid is in 2017 herzien. Op basis van deze kaart heeft het plangebied de waarde 'Archeologie 4'. Dit zijn gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.

Op onderhavig plangebied is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' van toepassing. Archeologisch onderzoek is aan de orde bij ontwikkelingen waarbij de bodem dieper dan 0,45 m -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:

  • bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 200 m² wordt uitgebreid;
  • bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

Conclusie

Het onderhavige plangebied en de nieuwe ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt overschrijden deze drempelwaarde niet. Er is namelijk geen sprake van ingrepen groter dan 200 m² en dieper dan 45 centimeter. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Het aspect archeologie heeft dan ook geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een ruimtelijk plan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

De gemeente heeft de Nota cultuurhistorie en cultuurhistorische waardenkaart opgesteld. In de nota staan de cultuurhistorisch geografische waarden die nog zichtbaar zijn in de gemeente en die de gemeente graag wil beschermen.

Onderzoek

In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen cultuurhistorische aspecten/objecten aanwezig. Het monument op perceel nr. 11 in het plangebied is van cultuurhistorische waarde. Het betreft een Rijksmonument dat in het geldende bestemmingsplan wordt beschermd door middel van een specifieke aanduiding. Dit houdt in dat voor bepaalde werkzaamheden aan de woning een vergunning noodzakelijk is. Met dit bestemmingsplan worden geen aanpassingen aan de woning voorgesteld. Ook in dit bestemmingsplan blijft de genoemde aanduiding van toepassing. Hiermee wordt het monument en daarmee de cultuurhistorische waarden behouden.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op eventuele cultuurhistorische waarden. Het aspect 'cultuurhistorie' staat, met in achtneming van bovengenoemde maatregelen, de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de nieuwe Wet Natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Wet natuurbescherming

Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. De dichtstbijzijnde beschermde gebieden liggen op circa 2 kilometer afstand. Het gaat om de Waddenzee. Gelet op het voormalige en toekomstige gebruik van het plangebied, de aard omvang van de ontwikkeling en de afstand tot beschermde gebieden kunnen directe effecten, zoals verstoring of verontreiniging, op de Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.

Aangezien het gaat om het omzetten van een agrarisch gebruik naar woon- en maatschappelijk gebruik zijn significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden als gevolg van een toename in stikstofdepositie ook uitgesloten. Het bestemmingsplan is daarom uitvoerbaar in het kader van de Natuurbeschermingswet.

NNN (EHS) en Leefgebied weide- en akkervogels

Het NNN wordt beschermd via het ruimtelijke spoor en is opgenomen in de Provinciale Structuurvisie. Ook de aanduiding Leefgebied weide- en akkervogels is opgenomen in de Provinciale Structuurvisie. Ruimtelijke ontwikkelingen, die de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland en weide- en akkervogels leefgebieden aantasten, staat de provincie in beginsel niet toe.

De locatie ligt niet nabij een NNN gebied of Leefgebied weide- en akkervogels. Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen kan worden gesteld dat dit bestemmingsplan geen (significante) effecten op deze gebieden heeft.

Soortenbescherming

De ontwikkeling voorziet niet in de sloop van gebouwen, kap van bomen of dempen van sloten. Van verstoring van mogelijk beschermde planten en dieren is dan ook geen sprake. De plannen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

Het uitvoeren van ecologisch onderzoek is daarom niet nodig. Voor alle soorten is de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden.

Onderzoek

Het plangebied is te kenmerken als een rustige woonwijk/rustig buitengebied. In de directe omgeving komen namelijk alleen woonfuncties voor. Bij de beoogde ontwikkeling wordt onder andere een bedrijfshinder veroorzakende functie gerealiseerd, te weten een woonfunctie op het perceel.

Wat betreft de te ontwikkelen bedrijfshindergevoelige functie is de (eventuele) aanwezigheid van bedrijven in de directe omgeving van belang. De dichtstbijzijnde bedrijfsfunctie ligt op circa 200 meter tot het plangebied. Het betreft de agrarische functie aan de Oostpolderweg. Voor deze bedrijven gelden de vaste afstanden uit het Activiteitenbesluit. Ten opzichte van geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom geldt een (vaste) afstand van 50 meter. Het plangebied ligt dus op voldoende afstand van dit bedrijf.

Daarnaast dient ten opzichte van de paardrijbak een goed woon- en leefklimaat ten opzichte van woningen in de omgeving gecreëerd te worden. Hiervoor geldt een minimale afstand van 50 meter vanaf de paardrijbak tot aan de omliggende woningen. Hier wordt aan voldaan. De dichtstbijzijnde woningen liggen namelijk op meer dan 75 meter van de paardrijbak. Ter plaatse van de omliggende woningen kan dan ook gesteld worden dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Tevens dient rekening gehouden te worden met eventuele milieuhinder van de pipowagen. De pipowagen gaat gebruikt worden ten behoeve van een kleinschalige bed & breakfast voorziening. De wagen biedt plaats aan maximaal 2 personen. In de praktijk zijn de gasten de ouders van één van de deelnemers van de zorgboerderij. Bij bed & breakfast is sprake van verblijfsrecreatie met een kortdurend verblijf. De activiteit is vergelijkbaar met een activiteit als 'hotels en pensions met keuken'. Dergelijke activiteiten beschikken over milieucategorie 1 met een bijbehorende richtafstand van 10 meter tot woningen in een rustige woonwijk. Met deze afstand zal bij de plaatsing van de pipowagen rekening worden gehouden. De pipowagen wordt op een zo groot mogelijk afstand tot de woning aan de Oosterpolderweg 15 geplaatst. Van een onevenredige extra belasting van het milieu (stank, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid e.d.) is geen sprake.

Tot slot is de zorgfunctie aangemerkt als bedrijfsmatige activiteit. De bedrijvigheid moet daarom ook getoetst worden aan zijn effecten op de omgeving. Een zorgboerderij valt onder milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. De afstand van de bebouwing van de zorgboerderij tot de dichtstbijzijnde woning (nummer 15) bedraagt 40 meter. Daarnaast worden de voornaamste activiteiten van de zorgboerderij op de gronden ten noorden van het plangebied gehouden. Hierbij dient rekening gehouden te worden met een afstand van 30 meter. Dit wordt gewaarborgd door op de verbeelding van dit bestemmingsplan de aanduiding 'maatschappelijk' te plaatsen. Deze aanduiding wordt op een afstand van 30 meter vanaf de perceelsgrenzen van de woonbestemmingen ten noorden van het plangebied gelegd. De gronden tussen de aanduiding 'maatschappelijk' en de woonbestemming blijven de huidige agrarische bestemming behouden. Hiermee wordt voor die gronden de huidige planologische regeling voortgezet en is er daarmee in de toekomst geen sprake van onevenredige extra belasting van het milieu.

Conclusie

Dit bestemmingsplan voorziet niet in het toevoegen van een nieuwe gevoelige functie en leidt dan ook niet tot beperkingen voor de bedrijven in de omgeving. Vanuit milieuzonering bestaan geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Voor het groepsrisico is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

Onderzoek

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Groningen bekeken. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied een ondergrondse buisleiding ligt. Daarnaast is de N33 een transportroute voor gevaarlijke stoffen. De buisleiding en transportroute gevaarlijke stoffen is weergeven in figuur 7.

Risicorelevante inrichtingen

Uit de risicokaart voor Nederland blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.

Vervoer gevaarlijke stoffen

De N33 is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Op deze weg is het Besluit transportroutes externe veiligheid van toepassing. Dit besluit is integraal opgenomen in het door de Gedeputeerde Staten van Groningen vastgestelde provinciaal Basisnet dat is verankerd in de POV.


Het plangebied valt binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van de N33 dat is gesteld op 200 meter aan weerszijden van de weg. Met dit bestemmingsplan kan het aantal personen iets veranderen en zal daarmee de hoogte van het groepsrisico veranderen. In dit kader is de Veiligheidsregio Groningen gevraagd om een advies. Dit advies is verwerkt en tevens opgenomen in de zienswijzennota. Opgemerkt wordt dat de zorgboerderij voldoet aan de kwaliteitskeurmerken die de hulpdiensten eisen en er is een veiligheidsplan.

Buisleidingen

Ten zuiden van het plangebied liggen enkele aardgastransportleidingen (A-544, A-610 en A-543). Het plangebied valt binnen het invloedsgebied van deze leidingen. Met dit bestemmingsplan verandert het aantal personen en zal de hoogte van het groepsrisico veranderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.04BP9909TH11-VG02_0007.png"

Figuur 7: buisleiding en transportroute gevaarlijke stoffen

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Voor planologisch relevante kabels en leidingen geldt in het algemeen een belemmeringenzone waarmee in de ontwikkeling van een plangebied rekening moet worden gehouden.

Onderzoek

In het plangebied liggen geen hogedruk aardgasleidingen, rioolwater transportleidingen, drinkwatertransportleidingen, of hoogspanningsleidingtracés. Planologische relevante kabels en leidingen vormen daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.

Conclusie

De eventuele aanwezigheid van kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn vaak het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Dit bestemmingsplan stelt de vestiging van een zorgboerderij en een burgerwoning voor. De functies zijn van een zodanige omvang dat er geen grote effecten op de luchtkwaliteit worden verwacht. Het bestemmingsplan veroorzaakt geen overschrijding van de normen voor de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.10 Geluid

Toetsingskader

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Indien er binnen een geluidzone een geluidgevoelige functie gerealiseerd wordt, dient getoetst te worden aan de voorkeurgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.

Wegverkeer en railverkeer

Langs alle (spoor)wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de (spoor)weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken/spoorstaven en van binnen- of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km /h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

Onderzoek (spoor)wegen

Binnen het plangebied wordt een woning en een zorgfunctie mogelijk gemaakt. Volgens de Wgh betreft deze ontwikkeling het realiseren van geluidgevoelige functie(s) en dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plangebied ligt binnen de onderzoekzone van een (spoor)weg (met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden).

In 2014 is voor de woning aan de Oostpolderweg 11 een geluidsonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). Uit het onderzoek blijkt dat de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel niet wordt overschreden. De geluidsbelasting van de N33 bedroeg namelijk maximaal 42,1 dB. De geluidsbelasting van de Oostpolderweg bedroeg maximaal 39,5 dB. Er kan er vanuit worden gegaan dat het verkeer over de N33 sinds 2014 niet dermate is toegenomen dat in de huidige situatie de geluidsbelasting op de voorkeurgrenswaarde van 48 dB op de gevel van nummer 11 wordt overschreden. De woning van nummer 13 ligt slechts 20 meter dichter op de weg dan de woning van nummer 11. Ook voor deze woning kan er vanuit worden gegaan dat aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan. Voor deze woning is derhalve ook geen aanvullend onderzoek nodig.

Onderzoek industrielawaai

Het plangebied ligt binnen de geluidszone van de geluidzoneringsplichtige inrichtingen op de gaswinlocaties en het industrieterrein Eemshaven. Het perceel ligt binnen de zone van 50 - 55 dB. Op 3 november 1992 is door Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen een Hogere grenswaarde vastgesteld voor het perceel Oostpolderweg 11 en 13 (55 dB). Hierdoor is sprake van een aanvaardbare situatie en zijn er geen belemmeringen. Het besluit is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting.

De hogere grenswaarde van 55 dB(A) die op 3 november 1992 is vastgesteld geldt nog steeds. In de Wet geluidhinder is nergens bepaald, dat een eenmaal vastgestelde hogere grenswaarde van rechtswege vervalt. Nu het genoemde besluit niet is ingetrokken, wordt vastgesteld dat de hogere grenswaarde nog steeds geldt. De hogere waarde is indertijd overigens vastgesteld om de wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van de bestemming naar "Wonen" uitvoerbaar te maken. Ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van het gezoneerde industrieterrein Eemshaven kan, gelet hierop, het volgende worden opgemerkt.

Door het Noordelijk Akoestisch Adviesbureau (NAA) te Assen is een akoestisch onderzoek verricht naar de ontwikkelingsmogelijkheden op het industrieterrein Eemshaven. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met het bestemmingsplan "Eemshaven Zuidoost". De gemeente Eemsmond heeft het ontwerp van dat bestemmingsplan inmiddels in procedure gebracht.

Het bestemmingsplan Eemshaven Zuidoost heeft betrekking op fase 1 (waarvoor reeds een bestemmingsplan is vastgesteld) en de voorgenomen uitbreiding van dat bedrijventerrein. Doel van het akoestisch onderzoek is inzicht te geven in de verwachten geluidsbelasting op de omgeving vanwege de bedrijven die zich in het plangebied Eemshaven Zuidoost kunnen vestigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.04BP9909TH11-VG02_0008.png"

Met de blauwe pijl is het meetpunt Oostpolderweg 13 weergegeven. Dit perceel is representatief voor de geluidsbelasting op de woning Oostpolderweg 11. Het meetpunt ligt exact op de 55 dB(A) contour. De berekening wijst uit dat na uitbreiding van het industrieterrein Eemshaven (Zuidoost) de geluidsbelasting aan de gevel van de woning op het perceel Oostpolderweg 11 binnen de vastgestelde hogere geluidwaarde van 55 dB(A) zal blijven.

Het wijzigen van de bestemming van "Recreatie – Recreatiewoning" naar "Wonen", zoals met het bestemmingsplan wordt beoogd, zal dus niet leiden tot een beperking van de (maximale) ontwikkelingsmogelijkheden van het industrieterrein Eemshaven, inclusief Eemshaven Zuidoost.

Conclusie

De Wet geluidhinder geeft geen belemmeringen en uitgangspunten voor in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan, voor zover mogelijk, aan bij het bestaande bestemmingsplan 'Buitengebied-Noord'.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven. De wijze van bestemmen is afgestemd op het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied-Noord'. Voor het begrip zorgboerderij is daarnaast een specifieke beschrijving opgenomen waardoor de zorgfunctie voor ten hoogste 6 personen is vastgelegd.

Enkelbestemming Agrarisch - Dijkenlandschap

De gronden met de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' uit het geldende bestemmingsplan blijven behouden. Bovenop de bestaande regeling wordt de aanduiding 'zorgboerderij' toegevoegd. Binnen deze aanduiding zijn activiteiten ten behoeve van de zorgboerderij toegestaan. Door de aanduiding op een afstand van 30 meter tot de perceelsgrens van de woonbestemmingen te leggen, wordt voorkomen dat de activiteiten op een afstand minder dan 30 meter tot deze percelen worden uitgeoefend.

Om de positie van de paardrijbak vast te leggen wordt deze aangeduid met 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak'.

Enkelbestemming Recreatie - Recreatiewoning

De gronden met de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' uit het geldende bestemmingsplan blijven binnen deze bestemming ook behouden. Bovenop de bestaande regeling wordt de aanduiding 'zorgboerderij' toegevoegd. Binnen deze aanduiding is een zorgfunctie toegestaan, waarbij tevens de bewoning ten behoeve van de zorgfunctie mogelijk is gemaakt

Binnen het deel van de aanduiding 'zorgboerderij' waar de bij de zorgboerderij behorende bed & breakfast voorziening mag komen te staan, is voorzien in de aanduiding 'bed & breakfast'.

Enkelbestemming Wonen

De gronden van het perceel nummer 11 krijgen de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming is het wonen, eventueel in combinatie met een beroep aan huis, mogelijk. De regels van deze bestemming uit het geldende planologische regime zijn de basis voor dit bestemmingsplan. Binnen de woonbestemming is de zorgfunctie tevens mogelijk. Het kan zijn dat in de toekomst cliënten ook in het woonhuis onder worden gebracht. Om te voorkomen dat er meerdere keren binnen verschillende bestemmingen 6 cliënten worden ondergebracht, is in de algemene gebruiksregels vastgelegd dat binnen het gehele plangebied niet meer dan 6 personen woonachtig mogen zijn ten behoeve van de zorg.

Dubbelbestemming Waarde - Rijksmonument

Het woonhuis op het perceel nummer 11 is een Rijksmonument. Om het monument te beschermen krijgt deze de dubbelbestemming 'Waarde - Rijksmonument'. Voor het bouwen van bouwwerken is bepaald dat een omgevingsvergunning noodzakelijk is.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4

Ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied, is de dubbel bestemming 'Waarde - Archeologie 4' uit het bestemmingsplan 'Buitengebied-Noord' van overeenkomstige toepassing.

Gebiedsaanduiding geluidzone - industrie

Het plangebied valt deels binnen de geluidszone van het industrieterrein van de Eemshaven. Op de verbeelding is daarom een gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' opgenomen. In de planregels worden regels gesteld om te voorkomen dat een te hoge geluidsbelasting optreedt ten aanzien van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen of uitbreiding van bestaande geluidgevoelige bestemmingen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Aangezien het hier om een legalisatie gaat en daarover meerdere rechtszittingen reeds zijn geweest (rechtbank Groningen en commissie bezwaar en beroep) zijn de belanghebbenden voldoende gehoord. Het is niet de verwachting dat tijdens de inspraakperiode nog nieuwe standpunten worden toegevoegd. Om deze reden is besloten om geen voorontwerp ter inzage te leggen voor inspraak.

Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn meerdere zienswijzen tegen het plan ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in de 'Nota zienswijzen, commentaar en wijzigingen, ontwerpbestemmingsplan Oostpolderweg 11 - 13 te Spijk'. In die nota staan ook welke wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan zijn aangebracht ten behoeve van de vaststelling. Deze nota is als bijlage 4 opgenomen).

Vaststelling

Het bestemmingsplan is op 1 november 2018 vastgesteld. Het besluit tot vaststelling heeft vervolgens 6 weken voor beroep ter inzage gelegen.

Tegen het bestemmingsplan is beroep ingesteld. In de tussenuitspraak gedaan door de Raad van State op 8 juli 2020 (zaaknummer 201900107/1/R3, zie bijlage 5) heeft de Raad van State gesommeerd om de volgende wijzigingen aan de brengen in het bestemmingsplan:

  • 1. In de plantoelichting moet een uitgebreide toelichting worden opgenomen ten aanzien van de toetsing van het plan aan bepaalde in artikel 2.13.1 lid 1 en lid 5 POV.

In paragraaf 3.2 is hieraan voldaan in die zin dat de uitbreiding van met een bed & breakfast-functie is getoetst aan het POV, zoals laatstelijk gewijzigd op 15 december 2017.

  • 2. Op de verbeelding moet binnen de zone die ook is voorzien van een aanduiding "bed & breakfast" een functieaanduiding "zorgboerderij" worden opgenomen.

Op de verbeelding is hieraan voldaan, teneinde te verduidelijken dat de bed & breakfast-functie onderdeel uitmaakt van de zorgboerderij.

Het bestemmingsplan is partieel hervastgesteld op 29 oktober 2020.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De gronden binnen het plangebied zijn in eigendom bij de initiatiefnemer. In dit geval is er geen sprake van uitvoeringskosten. De kosten met betrekking tot de ruimtelijke procedure en daaraan verwante kosten worden verhaald via de leges van de gemeente. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro geen sprake van een bouwplan. De grondexploitatieregeling is daarom niet van toepassing. Om deze reden wordt door de gemeente van het opstellen van een grondexploitatieplan afgezien. Ten slotte wordt voor het plan een planschadeovereenkomst gesloten.