direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Bedum Kern locatie Bedrijvenpark Boterdiep
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aanleiding

Op grond van art. 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn gemeenten verplicht om voor hun gehele grondgebied – ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening – bestemmingsplannen op te stellen. Voorts is in de Wro de verplichting opgenomen –ter waarborging van de actualiteit– om de bestemmingsplannen binnen een periode van 10 jaar te herzien.

Voor het Bedrijvenpark Boterdiep, gelegen aan de zuidkant van de kern Bedum, zijn de volgende twee bestemmingsplannen vigerend:

  • bestemmingsplan uitbreiding bedrijventerrein - 2002 (fase 1), vastgesteld op 27 mei 2004;
  • bestemmingsplan Bedrijvenpark Boterdiep fase 2, vastgesteld op 26 juni 2008.

Het plangebied is in 2 fasen gerealiseerd en vormt een stedenbouwkundige eenheid. Het ligt daarom voor de hand om beide plannen gelijktijdig te herzien. Op dit moment zijn nog niet alle kavels uitgegeven danwel bebouwd. Naast de wettelijke verplichting tot herzien is ook een heroverweging van de toe te kennen bestemmingen noodzakelijk om te kunnen inspelen op de gewijzigde marktomstandigheden.

Plangebied

Op de verbeelding is de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven.

Inventarisatie

Ter voorbereiding op het nieuwe bestemmingsplan is de huidige bebouwing en het gebruik ervan (bestemmingen/milieucategorie) geïnventariseerd. Deze inventarisatie vormt de basis van het nieuwe bestemmingsplan. De gemeente heeft eigenaren, gebruikers, bewoners, omwonenden en andere belangstellenden middels een inloopbijeenkomst op 20 april 2015 geïnformeerd over de gemaakte inventarisatie. Ook is daar de 'invulsuggestie' gepresenteerd om in de zone langs het Boterdiep de bestemming te verbreden met 'werken in combinatie met een bedrijfswoning'. Middels een reactieformulier werd de mogelijkheid geboden om te reageren op de inventarisatie en op de 'invulsuggestie'.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden, met uitzondering van de artikelen 2.3.6, 2.6.9, 3.2 en 3.5 en titel 2.13. In het huidige Barro zijn opgenomen:

  • het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • militaire terreinen en -objecten;
  • de Wadden;
  • de kust (inclusief primaire kering);
  • de grote rivieren;
  • de Werelderfgoederen.


In de wijziging van het Barro die op 1 oktober 2012 in werking is getreden, zijn de volgende onderwerpen toegevoegd:

  • reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
  • veiligheid vaarwegen;
  • het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
  • de buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
  • bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
  • reservering voor rivierverruiming Maas;
  • de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Voor het plangebied heeft het Barro geen consequenties.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen.

Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • het vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met de hiervoor genoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.


Voor het grondgebied van de gemeente Bedum zijn geen concrete opgaven uitgewerkt.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Op grond van de SVIR is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de "ladder voor duurzame verstedelijking" opgenomen (artikel 3.1.6). De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

Voorliggend bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op bestaande bedrijfslocaties en planologisch reeds bestemde bedrijfslocaties. Hoewel dit bestemmingsplan voorziet in de uitgifte van enkele kavels is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 (onder i) van het Bro:

  • voornoemde ontwikkelingen zijn uitsluitend mogelijk op bestaand en bestemd bedrijventerrein;
  • de toegestane bebouwing neemt niet toe;
  • de functie bedrijventerrein blijft gehandhaafd en wordt niet in relevant opzicht gewijzigd.


Een afweging op grond van de ladder kan derhalve achterwege blijven.

2.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan

Provinciale Staten stellen ten behoeve van een goede provinciale ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de provincie één of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkelingen van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de provincie te voeren ruimtelijk beleid.

Basis voor het provinciale ruimtelijke beleid wordt gevormd door het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Om de doelen uit het POP na te streven, heeft vertaling plaatsgevonden in de provinciale verordening.

Provinciale Staten Groningen hebben 17 juni 2009 het Provinciaal Omgevingsplan (POP) 2009 - 2013 en de Omgevingsverordening 2009 vastgesteld. In het navolgende volgt een beschrijving van het relevante beleid uit het POP 2009-2013 en de Omgevingsverordening 2009. Begin 2016 worden een herziene ontwerp Omgevingsvisie 2016-2020 en ontwerp Omgevingsverordening terinzage gelegd.

Het beleid voor de periode 2009-2013 is in het POP onderverdeeld in zes thema's:

  • schoon en veilig Groningen;
  • karakteristiek Groningen;
  • bereikbaar Groningen;
  • ondernemend Groningen;
  • energiek Groningen;
  • leven en wonen in Groningen.

Deze thema's, inclusief de daaruit voortvloeiende functietoekenning, vormen in belangrijke mate het beoordelings- en toetsingskader voor plannen van gemeenten en waterschappen, alsmede voor vergunningverlening.


Schoon en veilig Groningen

De provincie ambieert een schone, gezonde en veilige leefomgeving. Door uitbreiding van onder andere woningbouw, industrie en verkeer zullen mensen in hun leefomgeving steeds vaker te maken krijgen met milieuvraagstukken. Ook natuurwaarden komen in het gedrang. Bij de ruimtelijke inrichting kiest de provincie voor een integrale visie op, en duurzaam gebruik van de bodem, waarbij de functies en eigenschappen van de bodem en ondergrond voorop staan.

Het streven is bij bedrijfsvestigingen optimaal gebruik te maken van de beschikbare milieuruimte. Daarbij moet zo slim mogelijk worden omgegaan met milieu- en veiligheidscriteria bij de locatiekeuze. De provincie zet de komende decennia in op toezicht op de naleving van de milieuregels, tegelijkertijd zal de provincie positieve ontwikkelingen blijven stimuleren.

Om de provincie veiliger te maken, hanteert de provincie het landelijke risicobeleid voor externe veiligheid. Dit betreft externe veiligheidsrisico's van de productie, het transport, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen. De risicosituaties zijn opgenomen in het Register risicosituaties gevaarlijke stoffen en aangegeven op de Risicokaart.

De provincie voorziet een toename van getransporteerde en opgeslagen hoeveelheden gevaarlijke stoffen en meer ruimtelijke ontwikkelingen nabij de risicobronnen. Gevaarlijke stoffen worden over de weg, water en spoor en door buisleidingen getransporteerd.

Op basis van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen kunnen provincies wegen vrijgeven en gemeenten routes aanwijzen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. In de gemeente Bedum zijn daarvoor geen routes aangewezen.

Door de toenemende neerslag vergroot aan de ene kant de kans op wateroverlast vanuit kanalen en meren en in polders. Hiertegen zullen de waterschappen maatregelen moeten nemen, onder meer door de verhoging van de boezemkaden, de aanleg van waterbergingsgebieden en de bouw van gemalen. Aan de andere kant zullen er ook vaker extreem droge perioden voorkomen. Dat vraagt om maatregelen die de watervoorziening en -kwaliteit in zulke perioden zo goed mogelijk garanderen.


Karakteristiek Groningen

De provincie wil de kernkarakteristieken op gebied van natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie in samenwerking met gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden beschermen, beheren en waar mogelijk versterken. Het tegengaan van de verrommeling van het landschap krijgt daarbij prioriteit. Dit betekent aandacht voor de herstructurering van bedrijventerreinen en woongebieden, zorg voor compacte, geconcentreerde binnenstedelijke vernieuwing en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Om verstoring van het landschapsbeeld te voorkomen, stelt de provincie regels aan nieuwe ontwikkelingen die het landschap kunnen ontsieren. Zo kunnen ook reclamemasten en hoge antennemasten het landschap ontsieren. In de omgevingsverordening zijn regels ten aanzien van deze masten opgenomen.

Bereikbaar Groningen

Een toename van de mobiliteit en een steeds grotere druk op de infrastructuur wordt verwacht. Ingezet moet worden om de provincie ook in de toekomst bereikbaar te houden. De provincie wil hiertoe het verkeer veiliger en duurzamer maken en de infrastructuur goed in het landschap inpassen.

Op de korte termijn ziet de provincie de noodzaak voor verbetering van de weg-, spoor-, vaar- en vliegverbindingen. Via de nationale hoofdverbindingsassen liggen er verbindingen met de andere nationale stedelijke netwerken en economische kernzones binnen en buiten Noord-Nederland. Dit betreft de autosnelwegen A7 en A28, de autoweg N33, de hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl, de spoorverbinding Groningen-Zwolle-Randstad en vliegverbindingen via Groningen Airport Eelde.

De verbetering van de weginfrastructuur zal zich vooral richten op de T-structuur (A28/A7) en de ringwegen rond de stad Groningen. Daarnaast zijn verbeteringen op het onderliggend wegennet noodzakelijk. De provincie heeft nog steeds de ambitie om op langere termijn snelle spoorverbindingen te realiseren richting Randstad, Noord-Duitsland en Scandinavië, waarmee een belangrijke economische impuls wordt gegeven aan Noord-Nederland.

De bereikbaarheid van het buitengebied is essentieel voor de leefbaarheid. Een goede ontsluiting van de steden en dorpen in het buitengebied is van belang voor de bereikbaarheid van noodzakelijke voorzieningen en alle zorg- en dienstverlenende instanties. Hiervoor zijn auto, openbaar vervoer en fiets belangrijk. Het openbaar vervoer in het buitengebied zal ook in de toekomst in een behoefte voorzien. Door de verandering in de bevolkingssamenstelling zal het aantal middelbare scholieren en forenzen in de bus in delen van de provincie afnemen, maar daar tegenover staan meer ouderen die van het openbaar vervoer afhankelijk worden. Hierdoor zal een beter evenwicht ontstaan tussen het aantal reizigers in en buiten de spits.

De provincie ontwikkelt een uitgebreid netwerk van vervoersmogelijkheden in en rondom de stad Groningen.


Ondernemend Groningen

De provincie heeft de ambitie om een sterke regionale economie te ontwikkelen. Daarbij richt de provincie zich vooral op zes speerpuntsectoren:

  • energie (Energy Valley);
  • life sciences;
  • chemie;
  • ICT;
  • agribusiness;
  • scheepsbouw.


De provincie zet het beleid voort dat bovenregionale bedrijvigheid zich concentreert in de economische kernzones. Bedum ligt buiten de economische kernzones.

Niet-stuwende, lokale en subregionale bedrijven (uitgezonderd agrarische bedrijven en detailhandel) moeten zich in beginsel vestigen of uitbreiden op lokale bedrijventerreinen bij de grotere kernen. Dit is vooral om het landschap te beschermen. De inrichting van de terreinen moet zijn aangepast aan de lokale situatie en passen bij de beeldkwaliteit.

Detailhandel bestaat uit verschillende branches. De provincie maakt onderscheidt tussen:

  • grootschalige detailhandelsvestigingen (GDV); grootschalige detailhandel heeft qua aard en omvang een bovenregionale functie;
  • perifere detailhandelsvestigingen (PDV); perifere detailhandel ligt buiten de centrale of bestaande winkelgebieden en betreft goederen die vanwege aard, omvang of gevaar een grote oppervlakte nodig hebben;
  • lokale detailhandelsvestigingen; lokale detailhandel heeft een lokale/subregionale functie.


De provincie streeft naar behoud en versterking van de winkelconcentraties in de binnensteden en in de overige bestaande winkelcentra. Detailhandel moet binnen bestaande en geplande winkelgebieden worden gevestigd of daarbij aansluiten. Onder bepaalde voorwaarden zijn hierop uitzonderingen mogelijk, zoals voor perifere en grootschalige detailhandel.

In de omgevingsverordening zijn regels over de vestiging van perifere en grootschalige detailhandel opgenomen.

Energiek Groningen

De provincie wil zich nationaal en internationaal positioneren als voorloper op energiegebied en een forse bijdrage leveren aan Europese en nationale energie- en klimaatdoelen. Dit zijn doelen voor toepassing van hernieuwbare energie en biotransportbrandstoffen, energiebesparing en vermindering van de CO2-uitstoot. De energietransitie staat daarbij centraal: het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen door energiebesparing, de inzet van duurzame energie en het verhogen van de efficiency. Het doel is dat er binnen vijftig jaar sprake is van een duurzame energievoorziening.

Om deze ambitie waar te kunnen maken, biedt de provincie ruimte aan bestaande en nieuwe energie(gerelateerde) bedrijven, nieuwe energie-infrastructuur, energietechnieken en de doorontwikkeling van bestaande technieken die bijdragen aan de overgang naar duurzame energiebronnen. De inzet is gericht op energiebesparing, duurzame energie, iotransportbrandstoffen en duurzame mobiliteit, schone fossiele energie en het ontwikkelen van energiekennis en -innovatie. Hiermee komt de provincie de afspraken na die gemaakt zijn in het Energieakkoord Noord-Nederland.

Leven en wonen in Groningen

De provincie heeft de ambitie om een hoge leefkwaliteit te realiseren voor alle bewoners van de provincie, met voldoende aanbod en kwaliteit van woningen, een aantrekkelijke woon- en werkomgeving en goed bereikbare voorzieningen zoals onderwijs en zorg. Voor een aantrekkelijke woonomgeving zijn de leefkwaliteit en de sociale infrastructuur van groot belang. De provincie wil deze ambitie samen met gemeenten, woningcorporaties, marktpartijen, maatschappelijke instellingen en niet in de laatste plaats de bewoners van Groningen waarmaken.

De woonconsument wordt steeds kritischer onder invloed van de alsmaar toenemende welvaart. Bovendien wijzigt de vraag naar de soort, de kwaliteit en de hoeveelheid woningen, als gevolg van een sterke wijziging in de samenstelling van de bevolking, door vergrijzing, ontgroening en een toenemende individualisering. Dit betekent dat de woningvoorraad om toevoeging van hoogwaardige producten vraagt, maar ook dat verouderde producten in deze voorraad moeten worden vervangen. De afgelopen jaren is de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad op grote schaal aangepast aan de eisen door woningen te verbeteren of te slopen en te vervangen. Bij deze transformatie loopt Groningen vooruit op de rest van Nederland.

De regionale afstemming van de woningvoorraad, dat wil zeggen de omvang ervan en locaties waar gebouwd wordt in de provincie, wordt gezien als een provinciaal belang. In dit verband zijn in de regio Groningen-Assen afspraken gemaakt over een groei van de woningvoorraad in de regio (inclusief het Drentse deel) met ruim 2.700 woningen per jaar. Voor de rest van de provincie ziet de provincie in de toekomst over het algemeen een ander beeld. Het aantal inwoners in Oost-Groningen daalt in de komende twintig jaar naar verwachting met 10 procent en in de Eemsdelta zelfs met circa 25 procent. De gemeente Bedum maakt onderdeel uit van de regio Groningen-Assen.

Provinciale Omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening 2009, die nauw aansluit bij het POP 2009-2013, zijn onder andere regels opgenomen over de inhoud van de toelichting van een bestemmingsplan. De Omgevingsverordening is op 17 juni 2009 vastgesteld en daarna enkele maken partieel herzien en gewijzigd. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is nagegaan of het plan voldoet aan de verordening (goconsolideerde versie 14 oktober 2014). Er zijn geen belemmeringen geconstateerd.

Bij besluit van 20 april 2010 hebben Gedeputeerde Staten ingevolge de Omgevingsverordening de begrenzing van het Buitengebied van de gemeenten vastgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het bebouwde gebied van de gemeente Bedum.

2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Bedum-Onderdendam 2006

Het structuurplan (2006) is een ontwikkelingsvisie waarbij de toekomstige ontwikkelingen tot 2019 in beeld zijn gebracht. Een doorkijk naar 2030 is ten behoeve van een eenduidige inpassing eveneens in het plan opgenomen. Het betreft hierbij de hoofdinfrastructurele elementen, uitbreiding van woningbouw en bedrijventerrein. Een goede aansluiting op regioniveau is hierbij uitgangspunt.

Ten aanzien van het plangebied is aangegeven dat het bestaande bedrijventerrein in zuidelijke richting wordt uitgebreid. Het verkavelingspatroon vormt hierbij de onderlegger voor de inrichting in stroken.

Nieuwbouwcapaciteit

De provincie Groningen geeft in de omgevingsverordening aan dat een bestemmingsplan kan voorzien in het toevoegen van zelfstandige woningen mits deze toevoeging, in samenhang met de woningbouwcapaciteit in andere bestemmingsplannen, past in de in regionaal verband gemaakte afspraken over de nieuwbouwruimte of, bij het ontbreken van dergelijke afspraken, in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte.

In het plangebied kunnen uitsluitend bedrijfswoningen worden gerealiseerd. Bedrijfswoningen vallen niet onder de nieuwbouwruimte.

Groenbeleidsplan

Op 21 januari 2010 is het gemeentelijk Groenbeleidsplan vastgesteld. Het Groenbeleidsplan geeft de richting aan waar de gemeente Bedum naar toe wil met het groen. Het laat de hoofdlijnen zien voor het openbare groen voor de komende 10-15 jaar.

Met het opstellen van onderhavig bestemmingsplan zal belangrijk groen een beschermde status krijgen middels een specifieke groenbestemming. Openbaar groen is een ruim begrip. Het kan bestaan uit parken, bermen, straatbomen, speelvoorzieningen, begraafplaatsen, bosjes en sportvelden. Het groen in het plangebied heeft een overwegend stedelijk karakter. Overigens geldt naast de relevante bepalingen in het bestemmingsplan tevens een beschermingsregime op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (kapvergunning).

Het handhaven van belangrijke groenvoorzieningen draagt bij aan de variatie van planten en dieren. Veel soorten kunnen zich hierdoor vestigen en handhaven in een stedelijke omgeving. De biodiversiteit is in steden vaak hoger dan in het agrarische gebied, maar lager dan in natuurgebieden. Door een zorgvuldig gekozen groenbeleid kan niet alleen de betekenis van de bebouwde kom voor planten en dieren toenemen, maar kan ook de betekenis van planten en dieren voor de mens worden vergroot; het brengt de natuur dicht bij huis en geeft kinderen de kans de natuur te ontdekken. Gezien de huidige, stedelijke ontwikkelingen komt er steeds meer druk te staan op het groenareaal, met name binnen de bebouwde kom. Toch is groen belangrijk voor de leefbaarheid en heeft het op diverse plaatsen ook natuurwaarde.

Notitie economisch beleid

De notitie 'Economisch beleid in de gemeente Bedum' is in december 2009 vastgesteld door de raad van de gemeente Bedum. Het doel van de notitie is de huidige werkwijze, de uitgangspunten en de randvoorwaarden op het gebied van economisch beleid te benoemen en daarbij aan te geven wat het ambitieniveau voor de komende jaren is.

Ten aanzien van bedrijventerreinen is in de notitie aangegeven dat de gemeente zich beraad over de vraag of het bestaande bedrijventerrein “Industrieweg” gerevitaliseerd moet worden of dat er een functieverandering moet plaatsvinden naar bijvoorbeeld woningbouw.

Bij de uitgifte van het Bedrijvenpark Boterdiep was er veel belangstelling. De daadwerkelijke verkoop van de kavels is daarna gestagneerd als gevolg van de recessie. Desondanks is er nog slechts 9.270 m2 uit te geven. Wel zijn er nog een aantal verkochte kavels niet bebouwd. Deze bevinden zich met name langs het Boterdiep en langs de hoofdontsluitingsroute.

Welstandsnota

De gemeente Bedum heeft voor haar grondgebied een welstandsnota opgesteld. Voor het plangebied geldt echter het beeldkwaliteitsplan. In de toelichting van dit bestemmingsplan is een herziene beeldkwaliteitsplan opgenomen. Dit beeldkwaliteitsplan zal onderdeel vormen van de welstandsnota.

Milieubeleidsplan

De gemeente heeft de ambitie om een nieuw milieubeleidsplan op te stellen waarmee te zijner tijd rekening mee zal moeten worden gehouden.

Toezicht en handhaving

De uitgangspunten voor toezicht en handhaving van het omgevingsrecht zijn vastgelegd in het Handhavingsbeleidsplan Omgevingsrecht 2011-2015 van de gemeenten Bedum, De Marne en Winsum. Hierin wordt aangegeven wanneer en op welke wijze zal worden opgetreden tegen overtredingen in het omgevingsrecht. De gemeente heeft de plicht tot handhaving en dient gelijke gevallen gelijk te behandelen, willekeur te voorkomen en bij toezicht en handhaving eventueel sancties op te leggen. In een jaarlijks opgesteld handhavingsuitvoeringsprogramma wordt de prioriteit van uitvoering vastgelegd per onderdeel: Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Bouwbesluit 2012, Wet Milieubeheer, Wet bodembescherming en bijzondere wetten zoals Algemene Plaatselijke Verordening en horeca-wetgeving. Dit uitvoeringsprogramma wordt vastgesteld door het college van B&W.

Hoofdstuk 3 Ontwikkeling bedrijvenpark

3.1 Historische ontwikkeling

Het wierdedorp Bedum kreeg in 1653 een economische impuls door het graven van het Boterdiep van Groningen naar Onderdendam. Bij de historische dorpskern kreeg het diep een knik, bij het huidige Boterdiep Zuidzijde en de Molenweg. Hier vestigde zich de bedrijvigheid. Het functioneel gemengde komgebied is langs en tussen de uitvalswegen met daaraan o.a. steenfabrieken in de loop der tijd verder verdicht en aangevuld. Een belangrijke impuls voor de verdere dorpsontwikkeling is de aanleg van de spoorlijn Groningen-Delfzijl in 1884. In de eerste helft van de twintigste eeuw neemt de bedrijvigheid toe met onder meer een gasfabriek in 1910 en een coöperatieve zuivelfabriek in 1921 en vindt de eerste planmatige woningbouw uitbreiding plaats. Met een daarbij passend winkelbestand groeit Bedum uit tot het verzorgingscentrum voor de directe omgeving. Tot ca. 1970 concentreert de groei zich met name aan de noord- en westzijde, met de Groningerweg-Boterdiep OZ-Stationsweg-Wilhelminalaan als hoofdontsluitingsroute. Ook wordt de aanzet gegeven tot het bedrijventerrein tussen de Noordwolderweg en de Herestreek langs het Boterdiep. Een daaropvolgende periode wordt gekenmerkt door een groeiend aantal forensen-inwoners, waarbij met name de oostelijke woonuitbreidingen worden gerealiseerd. Dit inclusief de aanleg van recreatieve voorzieningen, het Bedumerbos en de Waldadrift als belangrijke dorpsontsluiting tussen de Groningerweg/Boterdiep en de St. Annerweg (richting Eemshavenweg). Met uitzondering van de zuivelfabriek concentreert een groot deel van de bedrijvigheid zich op het in zuidelijke richting uitgebreide terrein aan de Industrieweg. In 2002 is het bedrijventerrein in zuidelijke richting uitgebreid met een eerste fase. Er wordt een nieuwe brug met een nieuwe rotonde aan de oostzijde van het Boterdiep aangelegd. Deze nieuwe toegang tot het bedrijventerrein is ook de nieuwe dorpsentree vanuit Groningen.

In 2008 wordt gestart met een verdere uitbreiding zuidwaarts, de 2e de fase. Hiermee is de huidige omvang van het bedrijventerrein bereikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0001.png"

Topografische kaart uit 1970 en 1990 met licht paars het bedrijventerrein Boterdiep

3.2 Ruimtelijke analyse

De hoofopzet

De ruimtelijke hoofdopzet van het bedrijventerrein wordt bepaald door de twee hoofdlijnen waardoor het begrensd wordt: het Boterdiep en de Noordwolderweg.

Er is een groot verschil in ruimtelijke opzet tussen het oudere deel en de zogenaamde fase 1 en 2 van dit plangebied.

In het oudere, noordelijke deel van het bedrijventerrein, komt geen groen en water voor en is de ruimtelijke opzet diffuser. Vanuit een situatie met bedrijvigheid op het binnengebied tussen de Noordwolderweg en de Herestreek is de Industrieweg west- en zuidwaarts uitgebreid en heeft o.a. omdat er geen brugaansluiting op de Groningerweg is een wat in zichzelf gekeerd grillig beloop.

De recente zuidelijke uitbreidingen, fase 1 en fase 2 kenmerken zich door een heldere orthogonale opzet, waar het onderliggende slotenpatroon de basis voor was. Een deel van deze agrarische sloten is als watergang ten behoeve van de waterhuishouding voor het bedrijventerrein opgenomen. Enigszins verschoven ten opzichte van dit 'blauwe' netwerk ligt het 'zwarte' netwerk van de wegen. De situering van de wegen wordt bepaald door de aansluitingen op de reeds aanwezige infrastructuur zoals de Industrieweg (twee aantakkingen), de toegang vanaf de brug en de mogelijkheid om in combinatie met de watergang de hoofdroute vorm te geven. En uiteraard door de gewenste afmetingen voor de kavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0002.png"

blauw en zwarte netwerk op bedrijventerrein Boterdiep groenstructuur op bedrijventerrein Boterdiep (tek. HKB)

De groenstructuur volgt uit het blauwe en zwarte netwerk. De hoofdroute is met een breed profiel met groen (bij de entree vanaf de brug) en een profiel met groen en een watergang vormgegeven en is als zodanig goed herkenbaar. Langs de zuidrand en langs het Boterdiep zijn ook brede groenstroken aangelegd.

Binnen de structuur van deze hoofdopzet is het grootste deel van het bedrijventerrein bebouwd.

Langs de hoofdroute en het Boterdiep zijn nog veel kavels onbebouwd. Hieronder volgt een beschrijving van de reeds aanwezige bebouwingskarakteristiek.

De randen

De drie randen van het bedrijventerrein hebben elk een ander karakter.

Noordwolderweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0003.png"

bebouwingslint langs de Noordwolderweg

De westrand die gevormd wordt door de vrijstaande woonbebouwing langs de Noordwolderweg heeft een uitgesproken dorps, landelijk en kleinschalig karakter. De woonbebouwing sluit aan op de bestaande lintbebouwing langs de Noordwolderweg. De woningen zijn geplaatst in de bestaande rooilijn. De bebouwing is overwegend éénlaags en afgedekt met een kap. De gevels zijn opgetrokken in metselwerk in een rode, gele of bruine kleur. De kap is afgedekt met pannen in een rode tot antraciet kleur, een enkele woning heeft een rieten kap. In het lint zijn nog drie kavels beschikbaar.

De zuidrand

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0004.png"

Zicht op de zuidrand vanaf de Noordwolderweg en vanaf de Groningerweg

De zuidrand bestaat voornamelijk uit nieuwe bedrijfsbebouwing. Vanuit het buitengebied heeft de industriële bedrijfsbebouwing -relatief- een kleinschalig karakter; dit komt onder andere omdat de loodsen met de korte kant langs de rand staan, met de hoofdrichting haaks op de rand. Komend vanaf het zuiden wordt het zicht op de nieuwe, lichte industriële bedrijfsbebouwing van twee zijden ingekaderd door traditionele 'zware' bebouwing met rood/bruine steen en een groot pannendak. Langs de Noordwolderweg zijn dit de traditioneel uitgevoerde woonhuizen en langs het Boterdiep is dit de monumentale boerderij.

Als overgang van het bedrijventerrein naar het buitengebied is een brede groenstrook en watergang aangelegd. De groenstrook is uitgevoerd met een doorlopend verhoogd talud. Op deze wal zijn solitaire bomen gepland. De verhoogde wal langs de watergang zorgt ervoor dat inrichting van het maaiveld (opslag en auto's) niet dominant in het beeld aanwezig zijn. De bebouwing is overwegend één laags met kap. De industriële bebouwing is uitgevoerd met een lichte beplating in een lichtgrijze tot antraciete kleurstelling. Langs de zuidrand is nog één kavel onbebouwd.

Boterdiep

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0005.png"

De drie bestaande beelddragers het tijdelijke zicht op de woonwerk bebouwing

De derde rand is het Boterdiep. Hier zijn op één na, de kavels nog onbebouwd. Vanuit de bestaande situatie zijn er in deze rand drie grote beelddragers. Dit zijn het doorgaande profiel van Boterdiep, de monumentale boerderij met de erfbeplanting als een hoeksteun aan het begin en de prominente brug. Tijdelijk wordt het beeld 'achter' deze beelddragers ingevuld met de nieuwe woonwerk bebouwing aan de Verbindingsweg.

De hoofdroute en andere wegen

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0006.png"

De hoofdtoegang en de hoofdroute op het bedrijventerrein

De hoofdtoegang voor het bedrijventerrein is de nieuwe, prominente brug over het Boterdiep. De hoofdroute op het bedrijventerrein is goed herkenbaar door het brede profiel: de hoofdroute wordt begeleid door een groenstrook met laanbeplanting, een vrij liggend voet- en fietspad en een watergang. Langs de hoofdroute zijn nog veel kavels onbebouwd. Het (tijdelijke) beeld wordt nu deels bepaald door het zicht op de bebouwing, die aan de secundaire wegen op het bedrijventerrein is gesitueerd.

De overige wegen hebben een eenvoudig profiel. Alle kavels zijn uitgegeven. De bebouwing langs deze wegen heeft het karakter wat past bij een kleinschalig, dorps bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0007.png"

Overige wegen op het bedrijventerrein

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Functies

Het Bedrijvenpark Boterdiep kent een beperkt aantal functies die in het navolgende zijn omschreven.

Bedrijven

De hoofdfunctie van het plangebied is bedrijventerrein voor lichtere en lokale bedrijven. Langs de randen zijn bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. Centraal in het plan zijn bedrijven uit de milieucategorieën 1, 2 en 3.1 toegestaan. Deze interne zonering komt overeen met de oorspronkelijke opzet en de bestaande situatie.

De vorige bestemmingsplannen voorzagen in zelfstandige kantoren in de strook langs het Boterdiep. Aangezien in de markt geen of nauwelijks vraag is naar kavels voor (grootschalige) kantoren, is de bestemming verbreed. Voor de nog uit te geven kavels in de strook langs het Boterdiep is een nieuwe invulling bedacht die, naast kantoren, ook uitgaat van bedrijven tot en met categorie 2 in combinatie met bedrijfswoningen aan de zijde van het water. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op deze invulling.

Bedrijfswoningen

Langs de randen, waar de milieucategorie is beperkt tot maximaal 2, bevinden zich bedrijfswoningen. Deze bedrijfswoningen vormen een overgang naar de meer grootschalige bedrijfsbebouwing (loodsen) op het terrein.


Verkeer

Via de brug De nYe Klap is het plangebied ontsloten met de N994 en de kern Bedum. De Verbindingsweg zorgt voor de interne ontsluiting van de bedrijfskavels. De Verbindingsweg is ook aangesloten op de Industrieweg


Water

Aan de noordzijde ligt de Folkerdatocht (hoofdwatergang van de achterliggende polder). Deze watergang is ten behoeve van een kraan gedeeltelijk overkluist. Via het gemaal Alma staat de Folkerdatocht in verbinding met het Boterdiep. De overige waterpartijen in het plangebied zijn gerealiseerd om de toegenomen verhardingen te compenseren.

4.2 Beeldkwaliteit

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen op het bedrijventerrein zal door de gemeente getoetst worden aan redelijke eisen van welstand.

Voor deze welstandtoetsing zijn de hieronder opgestelde beeldkwaliteitseisen opgenomen. De aanvrager weet zo vooraf wat de welstandstoetsingscriteria zullen zijn voor zijn of haar pand. En het biedt enig houvast voor het realiseren van de nagestreefde ruimtelijke kwaliteit.

De beeldkwaliteitseisen baseren zich op het hierboven beschreven ruimtelijke karakteristiek en is overeenkomstig ondergebracht in de volgende gebieden;

  • a. Het Boterdiep
  • b. De Noordwolderweg
  • c. De hoofdroute
  • d. Overige wegen
  • e. De zuidrand

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0008.png"

Uitzonderingen voor aardbevingsbestendig bouwen

In de toetsingscriteria voor de beeldkwaliteit is voor zo ver als mogelijk en bekend rekening gehouden met aardbevingsbestendig bouwen. Specifiek omschreven materiaalgebruik wordt zoveel mogelijk vermeden of er wordt, zoals langs het Boterdiep, een licht bouwmateriaal aangegeven. Daar waar een traditioneel beeld gewenst is, zoals langs de Noordwolderweg is als alternatief voor metselwerk ook houtwerk mogelijk.

Indien later toch blijkt dat sommige toetsingscriteria voor de beeldkwaliteit strijdig zijn met aardbevingsbestendig bouwen dan kan in overleg met de plantoetsing van de gemeente een aardbevingsbestendige oplossing worden gekozen die het beste aansluit bij de gewenste beeldkwaliteit (de zogenaamde 'next best' oplossing). De beeldeisen voor een specifiek onderdeel komen hiermee te vervallen.

Bovenstaande uitzonderingsmogelijkheid geldt niet voor het rijksmonument Verbindingsweg 10. Mogelijk dat in het kader van schadepreventie van rijksmonumenten in het aardbevingsgebied er in regionaal verband gerichte voorstellen en oplossingen komen.

  • a. Het Boterdiep

De bebouwingszone langs het Boterdiep is een prominente zichtlocatie, het zal mede het beeld van de entree naar het dorp en het bedrijventerrein gaan bepalen. Dit vereist een goede presentatie en uitstraling van bebouwing en buitenruimtes. De belangrijkste referentie voor de nieuwe bebouwing is de lange lijn van het Boterdiep. Ter ondersteuning van deze lange lijn, en ter accentuering van de twee andere beelddragers, de brug en de monumentale boerderij, is langs het Boterdiep een rustig en homogeen bebouwingsbeeld gewenst. Met deze uitgangspunten zijn de navolgende toetsingscriteria voor de beeldkwaliteit opgesteld.

Een andere belangrijke voorwaarde voor een homogeen bebouwingsbeeld is dat de uit te geven kavels een vergelijkbare omvang en lengte/breedte verhouding krijgen, zodat de schaal en korrelgrootte bij elkaar past c.q. homogeen is.

Navolgende beeldeisen zijn niet van toepassing op de monumentale boerderij langs het Boterdiep, Verbindingsweg 10. De voormalige boerderij is een rijksmonument. Het beleid is hier gericht op behoud van de bestaande bebouwing en karakteristiek. De toetsingscriteria, die de monumentencommissie zal hanteren staan in de redengevende omschrijving van het betreffende monument.

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0009.png"

Referentie voor de Boterdiepbebouwing

Plaatsing:

  • de bedrijfswoning is gesitueerd aan het Boterdiep, indien er geen bedrijfswoning is wordt het meest representatieve deel van de bedrijfsactiviteiten (een showroom of kantoor) aan het Boterdiep gesitueerd;
  • de Boterdiepbebouwing is geplaatst in of nabij de bouwgrens parallel aan het Boterdiep en vormt één voorgevellijn evenwijdig langs het Boterdiep;
  • de hoofdoriëntatie van de Boterdiepbebouwing is op het Boterdiep;
  • erfafscheidingen hoger dan 1 m en andere bijbehorende bouwwerken zijn minimaal op 1 m achter de voorgevellijn van het Boterdiep geplaatst;
  • bij de hoekkavels met de Verbindingsweg heeft de Boterdiepbebouwing een tweezijdige oriëntatie; één op het Boterdiep en één op de Verbindingsweg;
  • de Boterdiepbebouwing langs een (secundaire) watergang heeft een overhoekse, secundaire oriëntatie op deze watergang.

Hoofdvorm:

  • het gebouw aan het Boterdiep toont zich als één ongelede/enkelvoudige hoofdvorm, toegevoegde elementen zoals erkers en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdvorm;
  • de hoofdrichting van de Boterdiepbebouwing is evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens;
  • alle gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn plat afgedekt.

Aanzicht:

  • de Boterdiepbebouwing heeft een open en representatief karakter. De gevels langs het Boterdiep bestaan voor een groot uit transparant materiaal;
  • de gevelopbouw aan het Boterdiep is verticaal geleed;
  • er is (ook op afstand) langs het Boterdiep en de Verbindingsweg sprake van een herkenbare dak beëindiging, bijvoorbeeld middels een dakoverstek, een luifel of een verhoogde, verbijzonderde dakrand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0010.png"

referenties Boterdiep bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0011.jpg"

referenties Boterdiep bebouwing (Feddema Architect)

Opmaak:

  • de bebouwing langs het Boterdiep en de Verbindingsweg is hoofdzakelijk opgetrokken uit lichte materialen, zoals staal, hout, zink, aluminium en glas;
  • langs het Boterdiep en de Verbindingsweg is er sprake van een zorgvuldige detaillering, passend bij de functie. Bijvoorbeeld geen grof geprofileerde plaat of damwand op een –in verhouding- kleinschalige woongevel;
  • het kleurgebruik langs het Boterdiep en de Verbindingsweg is bij voorkeur naturel of in een overwegend lichtgrijze tot donkergrijze tint. Accenten en details kunnen in een andere kleur- of materiaalstelling uitgevoerd zijn. Grote witte vlakken zijn ongewenst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0012.png"

Referentie bebouwing en buitenruimtes aan het Boterdiep

Buitenruimte:

  • langs het Boterdiep komt een brede openbare grasstrook. Het erf wat grenst aan deze openbare groenstrook is het voorerf van de Boterdiepbebouwing. De erfafscheiding tussen het openbaar groen en het voorerf is bij voorkeur een groene doorlopende afscheiding in de vorm van een heg. Passend bij de representatieve en recreatieve sfeer van het water en de woningen is het wenselijk dat er steigers aan het water aangelegd kunnen worden.

  • b. De Noordwolderweg

De bebouwing op het bedrijventerrein langs de Noordwolderweg bestaat uit vrijstaande woonhuizen, die goed aansluiten bij de bestaande dorpse lintbebouwing. Dit is ook het uitgangspunt voor de toekomstige bebouwing op de drie kavels die nog beschikbaar zijn.

Plaatsing:

  • het hoofdgebouw staat in de bestaande rooilijn aan de Noordwolderweg;
  • het hoofdgebouw is georiënteerd op de Noordwolderweg;
  • bij de hoekkavel met de Verbindingsweg heeft het hoofdgebouw een tweezijdige oriëntatie. Bijvoorbeeld middels een hoogte accent of een prominente plaatsing van een erker of voordeur langs de Verbindingsweg;
  • erfafscheidingen hoger dan 1 m en andere bijbehorende bouwwerken zijn minimaal op 1 m achter de voorgevellijn van de Noordwolderweg en achter de voorgevellijn van de Verbindingsweg geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0013.png"

Beeldreferenties Noordwolderweg

Hoofdvorm:

  • de bebouwing is hoofdzakelijk éénlaags;
  • het hoofdgebouw is afgedekt met een kap.

Aanzicht en opmaak:

  • de gevels bestaan uit metselwerk of zijn van hout;
  • de kleurstelling van de gevels is geel, rood, rood/bruin of donkergrijs/bruin. Bij houtwerk geen opvallende gele kleur;
  • rode, roodbruine, grijze of zwarte dakpannen of riet.

  • c. De hoofdroute

De hoofdroute op het bedrijventerrein is vormgegeven met een breed en royaal wegprofiel. Het is wenselijk dat ter ondersteuning van de herkenbaarheid deze route begeleidt wordt door een samenhangende wandvormende bebouwing. Met dit uitgangspunt zijn de navolgende toetsingscriteria voor de beeldkwaliteit opgesteld.

Een andere voorwaarde voor een samenhangende wandvormende bebouwing is, dat de te bebouwen kavels een vergelijkbare lengte/breedte verhouding krijgen, zodat de hoofdrichting van de bebouwing dezelfde kan zijn.

Met hoofdroute wordt hieronder het gehele wegprofiel van weg, groen en water bedoeld.

Plaatsing:

  • de hoofdoriëntatie van de bebouwing is op de hoofdroute, bebouwing op een hoekkavel aan de hoofdroute heeft een tweezijdige oriëntatie;
  • het representatieve deel van de bedrijfsactiviteiten (bijvoorbeeld een showroom of een kantoor) is gesitueerd aan de hoofdroute;
  • de entree is, indien de kavel direct aansluit op de weg van de hoofdroute, gesitueerd aan de hoofdroute;
  • erfafscheidingen hoger dan 1m en andere bijbehorende bouwwerken zijn minimaal op 1m achter de voorgevellijn aan de hoofdroute geplaatst.

Hoofdvorm:

  • de hoofdrichting van het hoofdgebouw is evenwijdig aan de hoofdroute (dit is de oost–west richting). Dit is gebaseerd op de hoofdrichting van de bestaande bebouwing, de uitgegeven kavels en de resterende kavels langs de hoofdroute. Indien straks blijkt dat de hoofdrichting van de kavels voor het grootste deel haaks op de hoofdroute is, dan wordt de hoofdbebouwingsrichting overeenkomstig aangepast;
  • de bebouwing in de voorgevellijn aan de hoofdroute is bij voorkeur plat afgedekt.

Aanzicht en opmaak:

  • de gevels hebben, door de plaatsing van het representatieve deel van de bedrijfsactiviteiten aan de hoofdroute, een enigszins representatief karakter
  • er is aandacht besteed aan de vormgeving van toegangspartijen, dak- en gootlijsten, de gevelindeling en het kleur- en materiaalgebruik
  • er zijn geen volledig dichte gevels langs de hoofdroute (minimaal 15 % open met bijvoorbeeld ramen)
  • de hoofdkleur van de gevels langs de hoofdroute is rood, rood/bruin of donkergrijs/donkerbruin/antraciet. Accenten en details kunnen in een andere kleur uitgevoerd zijn

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0014.png"

Beeldreferenties hoofdroute

  • d. Overige wegen

Langs de overige wegen is alleen de excessenregeling uit de welstandsnota van toepassing. Dat betekent dat er vooraf geen toetsing van een bouwplan op redelijke eisen van welstand plaatst vindt. En er dus ook geen beeldeisen voor opgenomen zijn. De reden hiervoor is dat ruimtelijke beeldkwaliteit van het bedrijventerrein voldoende geborgd is door de opgenomen beeldeisen langs de randen en de hoofdroute. Daar komen de meeste mensen langs en heeft de ruimtelijke kwaliteit ook een algemener belang. Dit geldt in veel mindere mate voor de overige wegen op het bedrijventerrein, waar vooral de medewerkers en de bezoekers van de bedrijven komen. Nagenoeg alle kavels langs de 'overige wegen' zijn bebouwd.

De zuidrand

De zuidrand vormt de overgang van het bedrijventerrein naar het buitengebied. Vanaf de zuidelijke invalswegen naar het dorp is, op enige afstand, de bebouwing in de rand waarneembaar. In de zuidrand zijn enkele kavels nog onbebouwd. Het uitgangspunt van de navolgende beeldeisen is dat het bestaande beeld van de zuidrand wordt gecontinueerd. Dit heeft betrekking op:

Plaatsing:

  • het hoofd gebouw heeft (ook) een informele, ondergeschikte oriëntatie op het buitengebied;
  • volledig gesloten erfafscheidingen hoger dan 1 m en andere bijbehorende bouwwerken zijn bij voorkeur achter de zuidelijke gevellijn langs de zuidrand geplaatst.

Hoofdvorm:

  • de hoofdrichting van de bebouwing is bij voorkeur haaks op de zuidrand.

Aanzicht en opmaak:

  • de gebouwen en bouwwerken hebben overwegend een lichtgrijze tot donkergrijze kleur;
  • grote witte of grote glimmende vlakken op bouwwerken, die waarneembaar zijn vanuit het buitengebied, zijn niet toegestaan.

Buitenruimte:

Als zachte overgang van het bedrijventerrein naar het buitengebied is een brede groenstrook en watergang aangelegd. De groenstrook is uitgevoerd met een doorlopend verhoogd talud. Op deze wal zijn solitaire bomen ingepland. Ter versterking van het groene karakter van de zuidrand is het wenselijk dat, met name het zuidelijk deel van de bedrijfserven, met groenmiddelen ingericht (en eventueel afgescheiden) worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01_0015.png"

De zuidrand

Hoofdstuk 5 Planologische randvoorwaarden

5.1 Archeologie

Wamz

De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007) stelt dat de gemeente in bestemmingsplannen rekening dient te houden met aanwezige en verwachte archeologische waarden (artikel 38a). Door de archeologische beleidsadvieskaart te vertalen in het bestemmingsplan voldoet de gemeente aan deze verplichting.


Beleidsadvieskaart archeologie

Alle Nederlandse gemeenten worden geconfronteerd met de wettelijke verplichting om het aspect archeologie te laten meewegen in ruimtelijke planprocedures. Dit is het directe gevolg van de ondertekening van het Verdrag van Malta in 1992 en de hieruit voortvloeiende herziening van de Monumentenwet 1998. In het licht van deze ontwikkelingen hebben de gemeenten binnen de Regioraad Noord-Groningen (inmiddels opgeheven) behoefte aan een goed onderbouwde, heldere en eenduidige archeologische verwachtingskaart/beleidsadvieskaart. In opdracht van de Regioraad Noord-Groningen heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in samenwerking met Deltares van september 2007 t/m april 2008 een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met het opstellen van een archeologische verwachtingskaart/beleidsadvieskaart voor de regio Noord-Groningen. In februari 2009 is deze kaart vastgesteld door de raad van de gemeente Bedum.

Volgens de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart behoort het plangebied tot de "moderne woonwijken en industrieën" en geldt er een lage archeologische verwachtingswaarde. Een archeologisch onderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

5.2 Cultuurhistorie

Per 1 januari 2012 dient in ruimtelijke plannen aandacht worden te besteed aan cultuurhistorie. Dit is een gevolg van de wijziging van artikel 3.1.6, twee-de lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierin is aangegeven dat cultuurhistorische waarden dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.

De monumentale boerderij op het perceel Verbindingsweg 10 is een rijksmonument en geniet bescherming op grond van de Monumentenwet 1988. In het plangebied zijn voor het overige geen waardevolle cultuurhistorische elementen aanwezig waar in dit bestemmingsplan rekening moet worden gehouden.

5.3 Natuurwaarden

Voor een bestemmingsplan is het noodzakelijk te kijken naar het al dan niet voorkomen van eventuele effecten op de Ecologische Hoofdstructuur en gebieden die zijn beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Tevens dient een inschatting te worden gemaakt van het voorkomen van door de Flora- en faunawet beschermde soorten, de eventuele overtreding van de verbodsbepalingen en de mogelijkheid daar ontheffing voor te verkrijgen.

Het betreft een grotendeels conserverend bestemmingsplan en omvat geen uitbreidingsplannen. Ook worden met dit plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn hooguit binnen bestemmingen bouwvlakken aangegeven, waar bij recht uitbreidingsmogelijkheden zijn. Gezien de terreinomstandigheden en ligging van het plangebied e worden aldaar uitsluitend algemeen voorkomende soorten verwacht. Negatieve effecten op flora en fauna treden niet op.


Het plangebied is geen onderdeel van en grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Nbw 1998. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied is het Natura 2000-gebied Zuidlaardermeer op ongeveer 12 km ten zuiden van het plangebied. Het meest nabijgelegen gebied dat is aangewezen als EHS in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is gelegen op ca. 2,5 kilometer afstand van het plangebied (Koningslaagte).
Gezien de terreinomstandigheden en ligging van het plangebied en de aard van het plan, worden met betrekking tot het voorgenomen project geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden in het kader van de Nbw 1998 en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid verwacht. Voor het plan is geen vergunning op grond van de Nbw 1998 nodig. Het plan is daarnaast op het punt van natuur niet in strijd met het Provinciaal Omgevingsplan Groningen.

5.4 Waterparagraaf

Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening wordt van waterschappen een eerdere en sterkere betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in het bestemmingsplan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop rekening wordt gehouden met de waterhuishouding. In deze paragraaf wordt daarom aandacht besteed aan de uitgangspunten voor het water in het bestemmingsplan.

Rijksbeleid

In december 2000 is het kabinetstandpunt 'Anders omgaan met water; water-beleid in de 21ste eeuw' vastgesteld. Met het Waterbeleid 21ste eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij onder andere om de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelsteiging. Het Waterbeleid 21ste eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren (kwantitatief);
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren (kwalitatief).

De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Kaderrichtlijn Water

In december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht geworden. De KRW beoogt de kwaliteit van het aquatische milieu in alle oppervlakte-wateren in de Europese Unie in stand te houden en te verbeteren. Daarnaast is ook grondwater onderdeel van de richtlijn en de relatie tussen grond- en oppervlaktewater. De KRW-opgave geldt voor de waterkwaliteit in zijn algemeenheid, van de kleinste poldersloot tot en met de Waddenzee. Om dit te bereiken worden door de lidstaten van de Europese Unie zelf ecologische doelen en maatregelen opgesteld voor de waterlichamen. De ecologische doelen voor sterk veranderde en kunstmatige wateren worden op regionaal niveau opgesteld door de waterbeheerder: het waterschap. De lidstaten dienen de voortgang van de KRW aan de Europese Unie te rapporteren. Voor het beheergebied van het waterschap Noorderzijlvest zijn voor de KRW-wateren ecologische doelen opgesteld. De ecologische doelstellingen zijn voor de verschillende waterlichamen binnen het beheersgebied (waar nodig) voor vier biologische kwaliteitselementen uitgewerkt, te weten: algen (fytoplankton), waterplanten (macrofyten), waterinsecten (macrofauna) en vis.

Noorderzijlvest

Het beleid van het waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Beheerplan 2016 - 2021. Het waterschap heeft de ruimtelijke zonering van de provincie vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en droogleggingsnormen, een optimale water aan- en afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap.

Stedelijk waterbeheer

In de notitie Water en Ruimte heeft het waterschap Noorderzijlvest haar beleid verwoord over de relatie tussen waterbeheer en ruimtelijke ontwikkelingen. In nieuwe stedelijke gebieden dient het watersysteem zodanig aangelegd te worden dat wateroverlast voorkomen wordt. Door de toename van het verharde oppervlak zal neerslagwater sneller tot afvoer komen. Dit veroorzaakt pieken in de waterafvoer. Om het afwentelen van problemen te voorkomen dient de afvoer in de nieuwe situatie de huidige maatgevende afvoer niet te overschrijden.

Veelal kan wateroverlast worden voorkomen door voldoende bergingscapaciteit in het oppervlaktewatersysteem te creëren, eventueel in combinatie met infiltratie in de bodem als het gebied hier de mogelijkheid voor heeft. In bestaand stedelijk gebied is ruimte moeilijk te vinden. Bij herinrichting zal het als streefdoel worden ingebracht door het waterschap in het planvormingsproces.

Ruimte voor oppervlaktewater

Uitgangspunt is het behoud van het watersysteem en het bergende vermogen ervan in het stedelijke gebied. Binnen het bebouwde gebied mogen daarom geen watergangen worden gedempt, tenzij er met het waterschap afspraken zijn gemaakt over compensatie van de afvoer en berging. Met het dempen van sloten, aanleggen van dammen en lange duikers in plaats van een sloot moet kritisch worden omgegaan.

Waterplan

Op 15 september 2005 heeft de gemeente Bedum samen met de andere gemeenten in Groningen en Noord- en Oost-Drenthe, de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's, de provincies Drenthe en Groningen en Rijkswaterstaat Noord-Nederland het RBW (Regionaal Bestuursakkoord Water) 'Groningen en Drenthe werken aan water' ondertekend. Eén van de afspraken uit het RBW is het opstellen van gemeentelijke waterplannen. In 'Water, de gewoonste zaak van Bedum' geeft de gemeente haar visie over water in Bedum, door het beleid te koppelen aan de kansen en knelpunten in de praktijk. Op het gebied van groen wordt vooral ingezet op natuurvriendelijk ingerichte oevers, bijvoorbeeld langs het Boterdiep. Het gemeentelijke Waterplan is in januari 2009 vastgesteld door de gemeenteraad.

Overleg met het waterschap

Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en voorziet niet in ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de waterhuishouding. Destijds is de aanleg van fase 1 en 2 van het bedrijvenpark tot stand gekomen met de instemming van het waterschap Noorderzijlvest. De door het waterschap afgegeven reacties d.d. 20-2-2002 en d.d. 21-10-2002 zijn bijgevoegd.

5.5 Bodemkwaliteit

Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Het plangebied Boterdiep heeft de bestemming bedrijfsdoeleinden, woondoeleinden, water, groenvoorzieningen en verkeersdoeleinden. Op grond van de huidige bestemming is de locatie geschikt voor bedrijven, kantoren en bewoning met daarbij behorende tuinen, erven, etc. De functie van de locatie wordt niet gewijzigd. Een deel van de locatie langs het Boterdiep krijgt tevens de bestemming werken en wonen. Voor de beoordeling van het aspect bodemkwaliteit is sprake van vergelijkbaar gebruik (immers het plangebied wordt al gebruikt voor bedrijfsdoeleinden en als verblijfsruimte voor personen en de bijbehorende gronden zijn geschikt, op grond van de huidige bestemming, als erf of tuin).

Op grond van de bij de gemeente bekende bodeminformatie (o.a. project Landsdekkend beeld, de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart, het Gemeentelijk Bodeminformatiesysteem, Tankenlijst en Wet milieubeheerarchief) is er geen reden om aan te nemen dat de bodem verontreinigd is. Voor het gehele plangebied is in 2000 een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Uit die resultaten is gebleken dat het plangebied geschikt is voor bedrijfsdoeleinden en de bestemming wonen. Dat onderzoek is ondertussen gedateerd (geldigheid van 10 jaar). Uit verschillende onderzoeken die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd in het kader van het Besluit bodemkwaliteit kan geconcludeerd worden dat zowel de boven- als ondergrond de kwaliteitsklasse 'achtergrondwaarde' hebben. Deze grond is geschikt voor alle doeleinden.

In 2013 heeft de gemeente Bedum een bodemkwaliteitskaart voor de gehele gemeente vastgesteld. De bodemkwaliteitskaart is noodzakelijk om efficiënt grondverzet uit te kunnen voeren. Op de bodemkwaliteitskaart is aangegeven welke kwaliteit de bodem heeft, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. In een specifiek technisch rapport, behorende bij de bodemkwaliteitskaart, wordt ingegaan op de totstandkoming ervan (de technische onderbouwing en de motivatie van de gemaakte keuzes). De bodemkwaliteitskaart dient tevens als milieuhygiënische verklaring in het kader van het Besluit bodemkwaliteit voor de kwaliteit van de toe te passen grond en de kwaliteit van de ontvangende bodem. Het plangebied Boterdiep is op de bodemkwaliteitskaart aangegeven als gebied waar de boven- en ondergrond als achtergrondwaarde is vastgesteld. Dat betekent dat de grond schoon is.

De bovenvermelde overwegingen geven aan dat er geen redenen aanwezig zijn om een verontreiniging te veronderstellen in het plangebied Boterdiep. De bodemkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor herziening van het bestemmingsplan Boterdiep.

5.6 Geluid

De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor)wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidbelasting op geluidgevoelige functies de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. In het geval van industrielawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB. Bij het voorbereiden van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dient akoestisch onderzoek te worden ingesteld.


Bij herziening van het bestemmingsplan Bedrijvenpark Boterdiep wordt het mogelijk gemaakt nieuwe geluidgevoelige bebouwing (naast kantoren is ook werken en wonen daar toegestaan) te realiseren in een zone langs het Boterdiep. Dit betreft een nieuwe situatie die getoetst moet worden aan de Wet geluidhinder. Deze nieuw bestemde zone ligt in de nabijheid van verschillende wegen. Wegen waar een snelheid geldt van 30 km/h hoeven niet beschouwd te worden in het kader van de Wet geluidhinder. Deze wegen hebben van rechtswege geen onderzoekszone. Het plan zelf betreft een 30 km/h zonegebied dat is vastgesteld door het college van B&W. Nabij het plan liggen verschillende 50 km/h wegen; Groningerweg, Boterdiep Oz en Waldadrift. Om de ruimtelijke kwaliteit in beeld te brengen is onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting ten gevolge van de genoemde wegen door Ingenieursbureau Spreen, akoestisch rapport van 16 juli 2015. Het akoestisch onderzoek is als bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan.


Er zijn in of in de nabijheid van het plan geen spoorwegen aanwezig. Het spoorweglawaai is daarom niet berekend. In de Wet geluidhinder zijn normen opgenomen voor de toelaatbare geluidbelasting van industrielawaai afkomstig van grote industrieterreinen waar een speciale geluidszone geldt. Het Bedrijvenpark Boterdiep betreft echter geen gezoneerd bedrijventerrein. De zonegrens van het Industrieterrein zuivelfabriek, dat wel een gezoneerd bedrijventerrein is, ligt op ruime afstand. Er hoeft daarom geen akoestisch berekening industrielawaai te worden uitgevoerd.


Wegverkeer

Het bestemmingsplan Bedrijvenpark Boterdiep ligt in de directe nabijheid van de volgende wegen: Groningerweg, Boterdiep Oz, Waldadrift en Noordwolderweg. De Noordwolderweg valt binnen het 30 km/h zonegebied. Voor de andere wegen geldt een snelheid van maximaal 50 km/h. De genoemde binnenstedelijke wegen hebben van rechtswege een zone van 200 meter aan beide zijde van de weg. Het plangebied ligt voor een deel in deze zone. Alleen de Noordwolderweg heeft van rechtswege geen zone omdat het gebied als 30 km gebied wordt beschouwd.


Bij het realiseren van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Bij het akoestisch onderzoek is als maatgevend jaar de geprognosticeerde etmaalintensiteit in 2025 gehanteerd. Bij de berekening is uitgegaan van verkeerstelling in 2014 voor de Groningerweg en tellingen uit 2015 voor Waldadrift en Boterdiep Oz. De geluidbelastingen zijn aan de hand van ontvangerspunten beschouwd ter plaatse van de nieuw te realiseren bebouwing. Uit de berekening blijkt dat de geluidsbelasting op de maatgevende beoordelingspunten maximaal 53 dB bedraagt (incl. aftrek art. 110 Wgh). De geluidsbelasting bedraagt meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar ligt niet hoger dan de grenswaarde van 63 dB. Uit het akoestisch onderzoek volgt verder dat bron- of overdrachtsmaatregelen uit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk zijn.

Hogere waarde

Uit het onderzoek blijkt dat niet voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde. Bron- of overdrachtsmaatregelen worden als niet doelmatig aangemerkt; het aanpassen van het asfalt resulteert in maximaal 1 dB geluidsreductie en reductie door hoge geluidschermen is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet redelijk. Er kan gemotiveerd een hogere grenswaarde verleend worden voor de bestemming wonen/werken langs het Boterdiep. Daarvoor dient een hogere waardeprocedure gevolgd te worden. Aangezien er een hogere waardeprocedure gevolgd wordt zal de bouwer tevens aan moeten tonen dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit.

In het Bouwbesluit 2012 is als eis voor het binnenniveau van een woning een waarde opgenomen van 33 dB(A). De maximale berekende waarde op de gevel bedraagt 53 dB(A). Dit betekent dat, indicatief, de gevel van een woning door extra maatregelen voldoende akoestisch isolerend moet worden uitgevoerd om het binnenniveau van 33 dB(A) te kunnen garanderen. In dit geval betekent dat een geluidswering van minimaal 20 dB(A). Bij de bouwaanvraag dienen akoestische berekeningen te worden overlegd waaruit blijkt dat het binnenniveau kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de gecumuleerde geluidsbelasting exclusief aftrek art. 110g van de Wet geluidhinder.

De bevoegdheid voor het verlenen van een hogere waarde voor nieuw te bouwen woningen ligt bij Burgemeester en wethouders (B&W). Op het nemen van een hogere waarde besluit is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Tevens is de procedure voor het vaststellen van een hogere waarde gekoppeld aan de procedure voor het bestemmingsplan. De ontwerpbesluiten dienen gelijktijdig ter inzage te worden gelegd. Een bestemmingsplan kan pas worden vastgesteld, nadat de besluitvorming over de hogere waarde is afgerond. De vastgestelde hogere waarde moet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan en vice versa.

5.7 Externe veiligheid

De overheidszorg betreffende externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's voor de omgeving vanwege industrie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. Deze zorg is vastgelegd in o.a. het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) en het provinciaal basisnet Groningen. In het besluit zijn wettelijke normen in de vorm van grenswaarden en richtwaarden aangegeven. Het Besluit betreft zowel bevoegdheden in het kader van de Wet milieubeheer als bevoegdheden op grond van de Wet ruimtelijke ordening. De in het Besluit opgenomen grens- en richtwaarden en de daarvan afgeleide veiligheidsafstanden hebben een sterke ruimtelijke component. Vandaar dat een relatie is gelegd met de Wet ruimtelijke ordening. Doel van de regelgeving is een ruimtelijke scheiding te bewerkstelligen tussen de risicobron en risicogevoelige objecten zoals woningen en kantoren. Veiligheidsrisico's zijn nooit helemaal weg te nemen. Daarom dient er per geval een afweging te worden gemaakt tussen veiligheid, haalbaarheid en kosten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. Het beleid gaat dan ook uit van een basisnorm van één op de miljoen (10-6). Dat betekent dat op een bepaalde plek een omwonende geen grotere kans op een ongeluk mag hebben dan ééns per 1 miljoen jaar (plaatsgebonden risico). Daarnaast kan er sprake zijn van een groepsrisico. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Voor het groepsrisico geldt een orientatiewaarde. Dit is echter geen norm. Per geval dient een afweging te worden gemaakt op grond van o.a. de aanwezige hulpverlening en de zelfredzaamheid van omwonenden. Deze afweging wordt in het kader van deze herziening van het bestemmingsplan Boterdiep gemaakt.


Inventarisatie risicobronnen

In opdracht van de gemeente is een inventarisatiedocument Externe Veiligheid opgesteld (vastgesteld in college van B&W van 23 januari 2007 en geactualiseerd in 2009). Uit het document blijkt dat voor alle bedrijven in de gemeente Bedum geldt dat wordt voldaan aan de risicoafstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico (PR), de zogenaamde 10-6 contour.

Daarnaast is door de Omgevingsdienst Groningen een onderzoek uitgevoerd naar externe veiligheid voor de herziening van het bestemmingsplan Boterdiep Bedum (Advies Externe Veiligheid herziening bestemmingsplan Boterdiep Bedum, 15 juni 2015). Uit dit onderzoek blijkt dat in de omgeving van het plangebied vier verschillende risicobronnen aanwezig zijn. Het betreffen de volgende risicobronnen:

  • LPG-tankstation;
  • hogedrukaardgastransportleiding en aardgascondensaatleiding;
  • provinciale weg N 994;
  • spoortraject Sauwerd - Delfzijl.


LPG-tankstation

Bij verlading en opslag van LPG bij tankstation 't Olierijck aan de Groningerweg 2 te Bedum is een explosie mogelijk. De 1% letaliteitgrens ligt op circa 290 meter. Het LPG-tankstation ligt op 280 meter afstand van de grens van het gebied. Hierdoor zijn in het plangebied dodelijke hittestralings- en overdrukeffecten mogelijk.

Hogedrukaardgastransportleiding en aardgascondensaatleiding

Bij het falen van de transportleidingen (voornamelijk veroorzaakt door schade door derden) is een fakkelbrand en explosie mogelijk. Het effectgebied van de fakkelbrand of explosie ligt over het plangebied. Het plaatsgebonden risico wordt bepaald door het product dat door een buisleiding wordt getransporteerd en is maximaal 23 meter bij de aardgascondensaatleiding. Uit de groepsrisico beoordeling blijkt dat geen overschrijding van de orientatiewaarde wordt berekend en dat de leidingen geen knelpunt vormen op het aspect externe veiligheid.

Provinciale weg N 994

Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn ongeval scenario's mogelijk. Uit berekeningen blijkt dat de 1% letaliteitsgrens op 60 meter ligt, bij een explosie is dat 230 meter. Het plangebied ligt op 150 meter afstand van de weg. Hierdoor zijn dodelijke effecten mogelijk.

Spoortraject Sauwerd - Delfzijl

Het invloedsgebied van het spoortraject Sauwerd - Delfzijl bedraagt 1.500 meter. De grens van het plangebied is gelegen op een afstand van circa 1.300 meter. Dit is buiten de 200 meter zone, waarbinnen de verantwoording van het groepsrisico moet worden opgesteld. Wanneer ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied van een transportroute, maar buiten 200 meter van de transportroute worden gerealiseerd, dient te worden ingegaan op de aspecten rampenbestrijding en zelfredzaamheid in de verantwoording van het groepsrisico.

Groepsrisicoverantwoording

De uitkomsten van het onderzoek naar de externe veiligheid is in het kader van de groepsrisicoverantwoording voorgelegd aan de Veiligheidsregio Groningen. De Veiligheidsregio Groningen heeft advies uitgebracht ten aanzien van het groepsrisico (brief van 5 juni 2015); de aspecten effecten van een incident, bereikbaarheid van het plangebied en bluswatervoorzieningen en zelfredzaamheid zijn beoordeeld. Geconcludeerd kan worden dat de bereikbaarheid voldoende is, er voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn in het plangebied en de bevolkingsgroep in het plangebied als zelfredzaam worden beschouwd. Het plangebied ligt binnen het sirenebereik van de WAS waardoor snelle alarmering van personen mogelijk is. Tevens zijn er voldoende mogelijkheden om het plangebied te ontvluchten

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor het plangebied en geen aanleiding geven tot het treffen van maatregelen. Ondanks de beoogde maatregelen blijft de kans op een ongeval echter altijd aanwezig (restrisico). Daarvan wordt kennis genomen. Het onderzoek externe veiligheid van de Omgevingsdienst Groningen en het advies van de Veiligheidsregio Groningen zijn als bijlage toegevoegd.

5.8 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe het publiek gewoonlijk geen toegang heeft'.


NSL/NIBM

Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Infrastructuur en Milieu ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Bestemmingsplan

Hoewel nog enkele kavels uitgeefbaar zijn i.c. bebouwd kunnen worden, biedt het bestemmingsplan ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen geen extra ontwikkelingen die kunnen leiden tot een toename van het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen.

Derhalve is er geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een dreigende overschrijding van de grenswaarden dan wel een toename van meer dan 3%. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Vormgeving van het bestemmingsplan

6.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt.

De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden. Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.

6.2 Milieuzonering

Op een bedrijventerrein is het van belang dat geen conflicten ontstaan tussen de bedrijfsbestemming en de milieugevoelige objecten in de omgeving. Door een differentiatie aan te brengen in de toe te laten bedrijven en deze onder te brengen in zones, kan een zodanige afstand tot gevoelige objecten worden gewaarborgd dat dergelijke conflicten uitblijven.


Een handreiking voor de wijze waarop zonering kan plaatsvinden, is opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Samengevat wordt voor categorieën van bedrijven aangegeven wat op grond van de mogelijke milieuaspecten de afstand tot gevoelige objecten, zoals woonbebouwing, zou moeten zijn. In onderstaande tabel staan de categorieën en de daarbij behorende globale afstanden tot milieugevoelige objecten.


Milieucategorie Grootst genoemde aan te houden afstand

Categorie 1 10 m
Categorie 2 30 m
Categorie 3.1 50 m
Categorie 3.2 100 m
Categorie 4.1 200 m
Categorie 4.2 300 m
Categorie 5.1 500 m
Categorie 5.2 700 m
Categorie 5.3 1.000 m
Categorie 6 1.500 m


Dit zijn slechts richtlijnen. Per bedrijf dient te worden beoordeeld wat de werkelijk toe te passen minimale afstand is van een bedrijf ten opzichte van een milieugevoelig object. Een gedetailleerde afweging vindt plaats binnen de milieuwetgeving bij vergunningverlening, c.q. via Algemene Maatregelen van Bestuur.

Het voorliggende bestemmingsplan kent een interne milieuzonering waarbij is uitgegaan van de afstand tot de milieugevoelige functies in de omgeving. De toegestane milieucategorieën zijn op de verbeelding aangegeven.

Daarnaast geldt voor alle onderscheiden gebieden dat het mogelijk is middels een omgevingsvergunning (voor het afwijken van de gebruiksregels) bedrijven in een naast hogere categorie toe te staan, mits deze qua aard en hinder gelijk zijn te stellen aan een bedrijf uit de bij recht toegestane categorieën.

6.3 Bestemmingen

bestemming Bedrijf

De bestemming Bedrijf betreft een ruime gebiedsgerichte bestemming. Binnen de bestemming zijn in de eerste plaats toegelaten bedrijven tot de categorieën 1 tot en met 3.1 en ambachtelijke bedrijven. In de bijlagen bij de regels is een Staat van bedrijven opgenomen.

Zoals in 6.2 staat beschreven kent het plan een interne milieuzonering. De milieuzonering is opnieuw vastgelegd. Aan de randen zijn bedrijven met categorie 1 en deels tot en met categorie 2 toegestaan. Centraal in het plan zijn bedrijven met categorie 3.1 toegestaan. Tevens zijn kantoren zijn toegestaan.

Op de percelen Noordwolderweg 122 J t/m D is tevens wonen zonder bedrijf toegestaan. Dit komt ook overeen met de bestaande en op basis van het geldende bestemmingsplan ook toegestane situatie. Het ontbreken van bedrijfsmatige activiteiten levert geen beperkingen op voor omliggende bedrijven.

De kavels waar bedrijfswoningen mogen worden opgericht zijn specifiek aangeduid. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de zone langs het Boterdiep en de zone langs de Noordwolderweg. In de zone langs het Boterdiep dient de bebouwde oppervlakte van de bedrijfsgebouwen minimaal gelijk te zijn aan de bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning. In de zone langs de Noordwolderweg - waar sprake is van kleinere kavels - dient de bebouwde oppervlakte van de bedrijfsgebouwen minimaal 40m2 te bedragen.

In de bestemming zijn voorts toegelaten verhardingen (waaronder ontsluitingsverharding en parkeerplaatsen), groenvoorzieningen en water en openbare nutsvoorzieningen.

Parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein.

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • geluidzoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen,
  • detailhandel, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

Detailhandel met een lokale of beperkt regionale functie in volumineuze goederen, kan via een interne afwijking middels een omgevingsvergunning worden toegelaten.

Voor de invullocaties langs het Boterdiep zijn specifieke bouwregels opgenomen, met als doel het voorstane beeld af te dwingen.

bestemming Groen

De bestemming Groen betreft een ruime gebiedsgerichte bestemming. Binnen de bestemming zijn toegelaten boom- en struikbeplantingen, watergangen en paden.

bestemming Verkeer

De bestemming Verkeer betreft een ruime gebiedsgerichte bestemming. Binnen de bestemming zijn toegelaten wegen, voet- en fietspaden , parkeerplaatsen, bermstroken, beplantingen en watergangen.

bestemming Water

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor openbaar vaarwater (Boterdiep), watergangen en partijen met bijbehorende berm- en oeverstroken. Langs het Boterdiep zijn steigers toegestaan.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Bij de formulering van de bestemmingen en de regels omtrent de bebouwing en het gebruik is vanaf het begin rekening gehouden met de handhaafbaarheid. Bouwen overeenkomstig het bestemmingsplan wordt in de praktijk niet afgedwongen door regels in het bestemmingsplan, maar door middel van het vereiste van een omgevingsvergunning voor het bouwen. De regel die wordt gehandhaafd, is dan niet die uit het bestemmingsplan, maar de regel dat niet mag worden gebouwd zonder vergunning. Dit is op grond van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voor de gebruiksregels of aanlegregels kan wel vervolging worden ingesteld rechtstreeks op basis van het bestemmingsplan, mits dit blijkt uit de bepalingen in het plan. De Wabo bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Daarom is geen strafbepaling meer opgenomen in de regels. De prioritering van de handhaving is vastgelegd in het 'Handhavingsbeleidsplan 2011-2015 van de BMW-gemeenten.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Inzicht in de economische uitvoerbaarheid is vanuit het bestemmingsplan in het bijzonder van belang waar het gaat om nieuwe activiteiten. Dit bestemmingsplan richt zich evenwel primair op een actuele planologische regeling voor bestaande functies. Perceelsgebonden ontwikkelingen zijn daarop binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan mogelijk. Vanuit de gemeentelijke optiek zijn er daarvoor geen consequenties die noodzaken tot uitleg in het kader van de economische uitvoerbaarheid.

Exploitatieplan

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen stellen aan en regels opstellen voor de desbetreffende gronden.


Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn er geen wijzigingen in de grondexploitatie te verwachten. De grondexploitatie is in handen van de gemeente Bedum en wordt jaarlijks geactualiseerd.

Hoofdstuk 9 Verantwoording inspraak en overleg

9.1 Inspraak

Ter voorbereiding op het nieuwe bestemmingsplan is de huidige bebouwing en het gebruik ervan (bestemmingen/milieucategorie) geïnventariseerd. Deze inventarisatie vormt de basis van het nieuwe bestemmingsplan. De gemeente heeft eigenaren, gebruikers, bewoners, omwonenden en andere belangstellenden middels een inloopbijeenkomst op 20 april 2015 geïnformeerd over de gemaakte inventarisatie. Ook is daar de 'invulsuggestie' gepresenteerd om in de zone langs het Boterdiep de bestemming te verbreden met 'werken en wonen'. Middels een reactieformulier werd de mogelijkheid geboden om te reageren op de inventarisatie en op de 'invulsuggestie' voor 'werken en wonen'.

De inloopbijeenkomst heeft zeven reacties opgeleverd. Een samenvatting van de ingekomen (geanonimiseerde) reacties met beantwoording zijn hieronder weergegeven.

Inspreker 1

REACTIE:

Verbindingsweg 32a: Kavel kent beperkingen in de breedte. Wel mogelijkheden voor combinatie werken + wonen. Om die reden herziening bestemmingsplan ook van toepassing laten zijn op deze kavel respectievelijk alle kavels groenrand ( = vervallen bijbetaling € 20.000,--).

ANTWOORD:

De kavel Verbindingsweg 32a is inderdaad een smalle kavel. De huidige verkaveling heeft echter plaats gevonden op verzoek van de eerste eigenaar. De kavel is in deze staat door de indieners van deze reactie aangekocht, de afmetingen waren bekend en staan vast.

Door middel van een binnenplanse ontheffing mag er (onder voorwaarden) op deze kavel een (bedrijfs)woning gebouwd worden. Hiervoor is, op grond van de notariële akte, een bedrag verschuldigd ad € 20.000,--. Dit bedrag is opgenomen omdat de grondprijs voor de bouw van een woning hoger is dan de grondprijs voor de bouw van een bedrijf. De bepaling is in de notariële akte opgenomen als een kettingbeding, en geldt voor iedere volgende eigenaar.

REACTIE:

Algemeen: Eisen met betrekking tot representativiteit voor doorgaande weg handhaven (route: Vaatstra – James Autoservice). Dit houdt tevens in dat de vrachtwagenstalling (1*) aldaar niet langer gedoogd dient te worden.

ANTWOORD:

In het vast te stellen Beeldkwaliteitplan worden eisen gesteld aan de bouw van de panden, zoals bijvoorbeeld materiaalgebruik, kleurstelling en dergelijke. Ook aan de openbare ruimte (groen, bermen, bomen) worden eisen gesteld. Voor de doorgaande route met de aanduiding “representatief” zijn deze eisen hoger.

De vrachtwagenstalling valt niet binnen de reikwijdte van het bestemmingsplan. Getracht wordt hier een passende oplossing voor te vinden.

REACTIE:

Algemeen: Hoger opgaand groen bij bedrijven met (rommelige) opslag op het buitenterrein.

ANTWOORD:

De beplanting van een bedrijfsterrein is een verantwoordelijkheid van de eigenaar. Opslag t.b.v. de bedrijfsvoering is toegestaan. In het bestemmingsplan wordt echter wel een gebruiksbepaling opgenomen met betrekking tot strijdig gebruik van de gronden. Hierin wordt bepaald dat het gebruik van onbebouwd blijvende gronden voor de opslag van bijvoorbeeld schroot, afbraak- en bouwmaterialen strijdig is met het bestemmingsplan. Op de naleving van deze bepaling wordt toezicht gehouden, eventueel in combinatie met de milieucontroles. Eigenaren worden hier op aangesproken.

REACTIE:

Algemeen: Aandacht voor representativiteit en beeldbepaling blijft gewenst op het gehele bedrijventerrein.

ANTWOORD:

Wij onderschrijven deze stelling. In het nieuwe beeldkwaliteitplan hebben wij dit nader uitgewerkt.

Bij de uitvoering ligt echter wel een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ondernemers en gemeente.

1* Vrachtwagens, die naar de vestiging van FrieslandCampina moeten, werden 's nachts gestald op de doorgaande route van het bedrijvenpark. Hiervoor was een toiletvoorziening aangebracht.

Inspreker 2

REACTIE:

Braak liggende kavel aan doorgaande weg: het zou wenselijk zijn eisen aan de bouw niet te hoog te houden. Hierdoor is eventuele bouw makkelijker te realiseren en laagdrempeliger.

ANTWOORD:

Het betreft hier een kavel, gelegen naast het perceel Verbindingsweg 27. Deze kavel is in eigendom bij de indiener van deze reactie. De kavel bevindt zich aan de hoofdontsluitingsweg (de singel) van het bedrijvenpark.

Met name het voorgeschreven materiaalgebruik (steen) voor de gevels in het huidige beeldkwaliteitplan verdient heroverweging, dit vanwege de bouwkosten en het aardbevingsbestendiger bouwen. De hoofdontsluiting, als singel uitgevoerd (1*), profileert zich als een zichtlocatie op en van het bedrijventerrein. Wij hechten er aan dat hier in samenhang met de openbare ruimte de bebouwing voldoende uitstraling krijgt. Dit kan o.a. worden bereikt door toepassing van 'open' geveldelen (glas), die gericht zijn op de hoofdontsluitingsweg. In het nieuwe beeldkwaliteitplan hebben wij dit nader uitgewerkt.

1* weg met brede bermen, bomen, deels langs water.

Inspreker 3

REACTIE:

Het gehele plan: Geweldig goed idee (1*).

ANTWOORD:

Deze reactie stimuleert ons als gemeente om de ingezette koers te vervolgen.

1* invulsuggestie voor werken met bedrijfswoning aan de zijde van het Boterdiep.

Inspreker 4

REACTIE:

Het plan in zijn geheel: Prachtig uitgewerkt plan (1*).

ANTWOORD:

Deze reactie stimuleert ons als gemeente om de ingezette koers te vervolgen.

1* invulsuggestie voor werken met bedrijfswoning aan de zijde van het Boterdiep.

Inspreker 5

REACTIE:

Het initiatief om wonen (1*) toe te voegen aan de voorzijde van het bedrijventerrein zien wij als een positieve ontwikkeling. Levendigheid in de avonduren en een beter ontvangst / welkom wanneer men Bedum binnen komt.

ANTWOORD:

Deze reactie stimuleert ons als gemeente om de ingezette koers te vervolgen.

1* invulsuggestie voor werken met bedrijfswoning aan de zijde van het Boterdiep.

Inspreker 6

REACTIE:

Grote belangstelling voor kavel direct naast de 'Appelhof' of kavel van de gemeente direct naast de brug als deze gesplitst wordt. Graag contact opnemen indien de plannen verder gaan.

ANTWOORD:

Dit betreft geen inspraakreactie, maar men wil aangeven belangstelling te hebben voor een kavel langs het Boterdiep voor 'werken en wonen'.

Hieruit valt af te leiden dat de invulsuggestie voor de kavels langs het Boterdiep voor 'werken / wonen' wordt omarmd.

Inspreker 7

REACTIE:

Schrijver is van mening dat op de locatie van het Bedrijvenpark Boterdiep beter een woonwijk had kunnen worden ontwikkeld.

ANTWOORD:

De destijds gemaakte keuze voor het aanleggen van een bedrijfsterrein aan de zuidzijde van het dorp is een gegeven, dat niet kan worden teruggedraaid.

REACTIE:

Slopen lelijke gebouw waar de sportschool was gevestigd (koop het maar op).

ANTWOORD:

Helaas is de sportschool gesloten en staat het pand nu leeg. De gemeente is niet voornemens om het gebouw op te kopen en te slopen.

REACTIE:

Langs het water aan beide zijden van de 'NYE KLAP' mooie woningen bouwen. Achter deze woningen een behoorlijke groenstrook met hoge bomen/struiken, zodat de lelijke loodsen vanaf het Boterdiep niet meer zichtbaar zijn.

ANTWOORD:

Wij onderkennen dat het zicht vanaf het Boterdiep – op de achterkanten van loodsen – minder fraai is te noemen. In het nieuwe bestemmingsplan kiezen wij voor een verbreding van de bestemming. Naast de bestemming 'kantoor' is een (lichte) bedrijfsbestemming in combinatie met een bedrijfswoning toegestaan. Daarbij worden de bedrijfswoningen – met de voorkanten voorzien van veel glas– gericht op het Boterdiep. Hierdoor ontstaat – ook 's avonds – een levendig beeld langs het Boterdiep. De nieuwe invulling zorgt vanaf het Boterdiep voor voldoende afscherming van 'achterkanten'. Overigens willen wij met de nieuwe invulling niet suggereren, dat het hier om een 'woonwijk' gaat. Het aanleggen van een groenstrook achter de (bedrijfswoningen) langs het Boterdiep achten wij dan ook niet gewenst.

REACTIE:

Een verbod om vrachtwagens te parkeren op het industrieterrein (grote ergernis).

ANTWOORD:

Wij zijn niet voornemens om een verbod in te stellen voor het parkeren van vrachtwagens op het bedrijvenpark. Voor de vrachtwagens die naar de vestiging van FrieslandCampina moeten en die 's nachts gestald worden op de doorgaande route van het bedrijvenpark zoeken wij een passende oplossing.

REACTIE:

Cars4all afspraken maken inzake parkeren langs de weg (grote en rommelige ergernis).

ANTWOORD:

Wij gaan met het bedrijf in gesprek om de parkeerdruk op de doorgaande route van het bedrijvenpark te verminderen.

REACTIE:

Hoogstaande bouw blijven handhaven aan de doorgaande weg industrieterrein (grond nog onbebouwde kavels).

ANTWOORD:

Met name het voorgeschreven materiaalgebruik (steen) voor de gevels in het huidige beeldkwaliteitplan verdient heroverweging, dit vanwege de bouwkosten en het aardbevingsbestendiger bouwen. De hoofdontsluiting (doorgaande weg), als singel uitgevoerd (1*), profileert zich als een zichtlocatie op en van het bedrijventerrein. Wij hechten er aan dat hier, in samenhang met de openbare ruimte, de bebouwing voldoende uitstraling krijgt. Dit kan o.a. worden bereikt door toepassing van 'open' geveldelen (glas), die gericht zijn op de hoofdontsluitingsweg. In het nieuwe beeldkwaliteitplan hebben wij dit nader uitgewerkt.

1* weg met brede bermen, bomen, deels langs water.

9.2 Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro aangeboden aan Waterschap Noorderzijlvest en de provincie Groningen. Van beide instanties is een reactie ontvangen die hieronder is weergegeven en beantwoord. De reacties zijn als bijlage toegevoegd.

Waterschap Noorderzijlvest

REACTIE:

Het plan is conserverend van aard. Wij kunnen ons vinden in de bestemmingen zoals die in de Verbeelding zijn weergegeven met bijhorende Regels. Dat betreft dan bestemming 'Water' voor de hoofdwatergang (Folkerdatocht) en overig water. Ook kunnen wij ons vinden in de bestemming 'Bedrijf – Nutsbedrijf' voor het gemaal Alma op het oostelijke eind van de Folkerdatocht.

In paragraaf 5.4 Water komt een kopje 'Notitie stedelijk waterbeheer' voor. Een betere titel is 'Stedelijk waterbeheer' en in de tekst een verwijzing naar de Beleidsnotitie Water en Ruimte. In deze notitie staat ons beleid verwoord over de relatie tussen waterbeheer en ruimtelijke ontwikkelingen.

Nog een kleine aanvulling: het Waterbeheerplaan 2010-2015 loopt op z'n einde en wordt in 2016 vervangen door het Waterbeheerprogramma 2016-2021.

ANTWOORD:

De opmerkingen zijn in de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

REACTIE:

In het plan komt nergens voor dat de westelijke oever van het Boterdiep de functie heeft van Regionale kering. Wij hechten sterk aan het opnemen van deze waterkering in bestemmingsplannen, bv. als aanduiding en het benoemen ervan in de Regels.

Dat de waterkering daar aanwezig is doet, naar ons idee, geen afbreuk aan de beeldkwaliteitseisen zoals benoemd en gevisualiseerd in paragraaf 4.7. Wel zal voor het uitvoeren van maatregelen c.q. werken in en nabij deze kering, met bijhorende zonering, een Watervergunning op grond van de Keur moeten worden aangevraagd.

In de watervergunning zullen voorschriften worden opgenomen over minimale afmetingen, bereikbaarheid en onderhoudsverplichtingen. Uiteraard kunnen wij u een GIS-bestand leveren van de waterkeringszone binnen het plangebied.

ANTWOORD:

De 'waterkerende functie' van de zone (dijkje) langs het Boterdiep is in de planregels en op de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. De Watervergunning op basis van de keur van het waterschap valt buiten het kader van het bestemmingsplan.

REACTIE:

Binnen het plangebied ligt ook onze afvalwaterleiding Noordwolde-Bedum. Ook hiervan vinden wij dat deze leiding op de Verbeelding moet worden aangeduid en dat wij de zone als GIS-bestand kunnen aanleveren.

ANTWOORD:

De 'afvalwaterleiding' binnen het plangebied merken wij aan als 'normale nutsleiding'. Het heeft dezelfde status als b.v. een gasleiding of elektriciteitskabel. Het is niet gebruikelijk om al deze leidingen op de verbeelding te vermelden. Bovendien geldt de verbeelding veelal 10 jaar en is er slechts sprake van een momentopname. De suggestie/wens om de 'afvalwaterleiding' op te nemen op de verbeelding hebben wij niet overgenomen.

Provincie Groningen

REACTIE:

Uit de planregels blijkt voor welke bedrijven en bedrijfscategorieën de gronden met de bestemming "Bedrijf" zijn bedoeld. Daarbij wordt verwezen naar de Staat van bedrijven onder de bijlagen. Het valt mij op dat de desbetreffende bedrijvenlijst enige bedrijven bevat die tot onder meer geuroverlast kunnen leiden, zoals een pluimveeslachterij. Nu categorie 3.2-bedrijven (zoals een pluimveeslachterij) volgens de planregels niet zijn toegestaan, is mijn vraag in hoeverre de samengestelde lijst wel representatief is voor de toegelaten bedrijven op het bedrijvenpark Boterdiep en of u hierin niet duidelijker en selectiever zou moeten zijn.

ANTWOORD:

Middels de planregels zijn bedrijven toegestaan tot maximaal categorie 3.1. Daarbij wordt verwezen naar de bedrijvenlijst. In de bestemming 'Bedrijf' is ook een afwijkingsbevoegdheid van de gebruiksregels opgenomen waarmee onder voorwaarden bedrijven uit een naast hogere categorie (i.c. categorie 3.2) kunnen worden toegestaan. Dit is reden waarom op de bedrijvenlijst ook categorie 3.2 bedrijven staan.

REACTIE:

Het toelaten van woonfuncties/milieugevoelige functies op een bedrijventerrein brengt als risico met zich mee dat er in de toekomst een spanningsveld kan gaan ontstaan met (uitbreiding van) de milieubelastende functies (de bedrijvigheid). Het kan dus leiden tot 'hindersituaties'.

De provincie acht het dan ook van belang dat een bedrijfswoning alleen gebruikt kan worden door iemand die daar noodzakelijkerwijs moet wonen in verband met de aanwezigheid van zijn of haar bedrijf op het bedrijventerrein. Voorkomen moet worden dat de relatie van de bedrijfswoning met het bedrijventerrein i.c. dat de bedrijfsfunctie van de woning komt te vervallen. Ik heb op basis van het toegezonden voorontwerp kunnen vaststellen dat de verbeelding duidelijkheid geeft omtrent de zone waarbinnen bedrijfswoningen zijn toegelaten en dat de noodzakelijke relatie van de bedrijfswoning naar het bedrijventerrein uit de definitie van 'bedrijfswoning' naar voren komt. De door u gehanteerde definitie sluit goed aan bij de definitie die in de Omgevingsverordening van de provincie Groningen wordt gebruikt. Ook heeft u het wonen in bedrijfswoningen - zonder dat de noodzaak met het oog op de bedrijfsvoering van het bijbehorende bedrijf hiervoor aanwezig is - in de specifieke gebruiksregels als strijdig gebruik aangemerkt.

Ik kan instemmen met deze regeling, maar wijs wel op het belang van handhaving van het bestemmingsplan als de bedrijfswoningen onverhoopt niet overeenkomstig het bestemmingsplan worden gebruikt. Daarom adviseer ik u hierop in uw handhavingsparagraaf specifiek in te gaan.

Om het in gebruik nemen van een bedrijfswoning als woning onaantrekkelijk te maken, zou ook kunnen worden overwogen om in de planregels met betrekking tot bedrijfswoningen te regelen dat de bedrijfsfunctie ten opzichte van de woonfunctie moet overheersen. Een voorbeeld van een dergelijke regeling is te vinden in een bestemmingsplan van de gemeente Groningen (bestemmingsplan Herziening Eemspoort Hunzezone).

ANTWOORD:

In de toelichting op het bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 2 onder 2.3 nader ingegaan op toezicht en handhaving. Hierin is het volgende opgenomen.

“De uitgangspunten voor toezicht en handhaving van het omgevingsrecht zijn vastgelegd in het Handhavingsbeleidsplan Omgevingsrecht 2011-2015 van de gemeenten Bedum, De Marne en Winsum.

Hierin wordt aangegeven wanneer en op welke wijze zal worden opgetreden tegen overtredingen in het omgevingsrecht. De gemeente heeft de plicht tot handhaving en dient gelijke gevallen gelijk te behandelen, willekeur te voorkomen en bij toezicht en handhaving eventueel sancties op te leggen. In een jaarlijks opgesteld handhavingsuitvoeringsprogramma wordt de prioriteit van uitvoering vastgelegd per onderdeel: Wet ruimtelijke ordening, Bouwbesluit 2012, Wet milieubeheer, Wet bodembescherming en bijzondere wetten zoals Algemene Plaatselijke Verordening en Horeca-wetgeving. Dit uitvoeringsprogramma wordt vastgesteld door het college van B&W.”

In het uitvoeringsprogramma zijn uren geraamd voor de onderwerpen “onrechtmatige bewoning” en “strijdig gebruik met bestemmingsplan”. Het onderwerp “onrechtmatige bewoning” is opgenomen onder de categorie “hoog”, de hoogste prioriteit.

Ook in hoofdstuk 7 van de toelichting wordt nader ingegaan op de handhaving. In de regels van het bestemmingsplan is geen strafbepaling opgenomen. De Wabo bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing is strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Bovendien is in de regels in hoofdstuk 2, artikel 3 onder 3.5 het volgende opgenomen:

“Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • e. …..
  • f. Wonen in bedrijfswoningen zonder dat de noodzaak met het oog op de bedrijfsvoering van het bijbehorend bedrijf hiervoor aanwezig is;
  • g. ….

Gelet op het vorenstaande wordt het niet nodig geacht specifiek nader in te gaan op dit onderwerp in de handhavingsparagraaf, de basis voor handhaving is ruimschoots aanwezig.

De provincie bepleit om regels op te nemen teneinde het gebruik van een bedrijfswoning als woning onaantrekkelijk te maken en hierin vast te leggen dat de bedrijfsfunctie ten opzichte van de woonfunctie moet overheersen. Men geeft als voorbeeld het bestemmingsplan Herziening Eemspoort Hunzezone. In dit bestemmingsplan (van de gemeente Groningen) is opgenomen dat de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen tenminste twee keer de oppervlakte van de bedrijfswoning dient te bedragen.

Het bedrijvenpark Boterdiep is een kleinschalig bedrijventerrein met relatief kleine kavels, welke worden ingevuld door relatief kleine bedrijven. De voorwaarde dat de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen tenminste twee keer de oppervlakte van de bedrijfswoning dient te bedragen gaat ons te ver. Wel hebben wij in de regels van het ontwerpbestemmingsplan – voor de zone langs het Boterdiep – opgenomen dat de bebouwde oppervlakte van de bedrijfsgebouwen minimaal gelijk moet zijn aan de bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning en voor de zone langs de Noordwolderweg – waar sprake is van kleinere kavels – dat de bebouwde oppervlakte van de bedrijfsgebouwen minimaal 40 m2 moet bedragen.

REACTIE:

De provincie bepleit dat u in relatie tot nog te vestigen bedrijven en bedrijfswoningen bevordert dat wordt bijgedragen aan een duurzaam bedrijventerrein. Hierbij valt onder meer te denken aan een terughoudend lichtplan, aan het gebruik van duurzame materialen en aan het benutten van mogelijkheden voor zonne-energie. Ik mis in het voorliggende voorontwerpbestemmingsplan aandacht m.b.t. de duurzaamheidsaspecten.

ANTWOORD:

Het betreft een consoliderend bestemmingsplan, waarvan nog een beperkt aantal kavels moet worden ontwikkeld/bebouwd. De zeer beperkte ontwikkelingsopgaaf leent zich niet (meer) voor een duurzaamheidsopgaaf. In voorkomende gevallen zullen ondernemers geattendeerd worden op dit aspect.