direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Bedum Kern locatie Bedrijvenpark Boterdiep
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het Bestemmingsplan Bedum Kern locatie Bedrijvenpark Boterdiep met identificatienummer NL.IMRO.0005.BPBE15HERZ1-VA01 van de gemeente Bedum;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.7 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met dezelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en anders dan voor gebruik of verbruik van die goederen ter plaatse;

1.18 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in goederen, die naar hun aard zelf volumineus zijn en die als gevolg van hun aard en omvang een groot oppervlak nodig hebben voor hun uitstalling ervan, zoals auto's, boten, motoren (brom)fietsen, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels, bouwmarkten en hiermee gelijk te stellen detailhandel;

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.20 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen zijn technische, administratieve en/of persoonlijke diensten;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, als inrichting bedoeld in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer, voor welke ingevolge artikel 41 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.23 handel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het verkopen en/of leveren van goederen;

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn bestemming, karakter, constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.25 internetwinkel:

specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet (of postorder) tot stand komt en waarbij afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.26 kantoor:

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten welke bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening;

1.27 kap:

een afdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak, met dien verstande dat de dakhelling van ondergeschikte delen van het bouwwerk 0 graden mag zijn;

1.28 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.29 milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.30 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

1.32 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.33 peil

de gemiddelde hoogte van het aangrenzende afgewerkte terrein;

1.34 platte afdekking:

een horizontale afdekking of een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale vlak;

1.35 risicovolle inrichting

een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met consumentenvuurwerk, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.36 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.37 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen gevel;

1.38 woning:

een complex van ruimten, blijkens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven behorende uit categorie 1 van de in de bijlagen opgenomen Staat van bedrijven voor zover de gronden zijn aangegeven met 'bedrijf tot en met categorie 1';
  • b. bedrijven behorende tot de categorieën 1 tot en met 2 van de in de bijlagen opgenomen Staat van bedrijven voor zover de gronden zijn aangegeven met 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • c. bedrijven behorende tot de categorieën 1 tot en met 3.1 van de in de bijlagen opgenomen Staat van bedrijven voor zover de gronden zijn aangegeven met 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • d. kantoren;
  • e. internetwinkels;
  • f. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen:
    • 1. 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning - 1', onder voorwaarde dat de bebouwde oppervlakte van de bedrijfsgebouwen minimaal gelijk moet zijn aan de bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning;
    • 2. 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning - 2', onder voorwaarde dat de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen minimaal 40 m2 moet bedragen;
  • g. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • h. verhardingen (waaronder ontsluitingsverharding en parkeerplaatsen);
  • i. groenvoorzieningen en water;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. dienstverlening.

Parkeren dient te plaats te vinden op eigen terrein.

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • geluidzoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen,
  • detailhandel, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • c. hoofdgebouwen dienen minimaal 2,5 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - kap' dient het hoofdgebouw te worden afgedekt door middel van een kap met een dakhelling van minimaal 35 graden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' dienen gebouwen plat te worden afgedekt;
  • f. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dak opbouw' bedraagt de maximum bouwhoogte 10 m voor ten hoogte 50% van de oppervlakte van de bebouwing, met dien verstande dat de gebouwen plat worden afgedekt;
  • g. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – bijbehorende bouwwerken' bedraagt de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m en ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken 1' bedraagt de maximale bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 4,5 m;
  • h. voor zover niet middels een 'specifieke bouwaanduiding' is aangegeven bedraagt de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 4,5 m en de maximum bouwhoogte van deze bouwwerken niet meer dan 6 m in de zone binnen 3 m van de zijdelingse perceelgrens, buiten deze zone bedraagt de maximale goot- en bouwhoogte niet meer dan volgens lid 3.2.1 sub b voor hoofdgebouwen is toegestaan;
  • i. het bebouwingspercentage van een bouwperceel, voor zover gelegen binnen het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 80%
  • j. ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning - 1' en 'bedrijfswoning - 2' geldt dat per bouwperceel ten hoogste één bedrijfswoning mag worden opgericht.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van de andere bouwwerken mag niet meer dan 10 meter bedragen, met uitzondering van:
  • erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen binnen de bouwvlakken en niet meer dan 1 meter buiten de bouwvlakken;
  • de hoogte van reclamemasten mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten – reclamemast" geen reclamemasten zijn toegestaan.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld, zoals dit wordt beoogd in het beeldkwaliteitsplan;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de perceelinrichting (groen-/tuinkarakter), plaatsing en oriëntatie van de gebouwen;
  • b. de vormgeving en detaillering van de gevels (bouwvorm, nokrichting, gevelindeling en materiaaltoepassing).

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 voor het toelaten van detailhandel met een lokale of beperkt regionale functie in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, keukens en bouwmaterialen, waarbij de verkoop op een dusdanige schaal geschiedt dat het vanwege ruimtebeslag of (verkeers)overlast onmogelijk of ongewenst is de desbetreffende vestiging in bestaande woon- of winkelgebieden in te passen, met dien verstande dat:
  • er geen onevenredige aantasting van de distributieve voorzieningen in de gemeente mag optreden;
  • de bebouwde oppervlakte van de betreffende detailhandelsvestiging niet meer mag bedragen dan 1.500 m2;
  • het bijbehorende parkeren zoveel mogelijk achter de voorgevel en eventueel naast de bebouwing plaatsvindt;
  • b. het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van een bedrijfswoning, met dien verstande dat:
  • de noodzaak tot permanent toezicht wordt aangetoond, waarna per bedrijfskavel niet meer dan één bedrijfswoning mag worden opgericht,
  • voldaan kan worden aan de relevante bepalingen van de Wet geluidhinder met betrekking tot verkeers- en/of industrielawaai, waarbij de voorkeursgrenswaarde aan de gevel niet meer bedragen dan 50 dB(A), dan wel niet hoger mag zijn dan een door het bevoegd gezag verleende ontheffing,
  • c. het bepaalde in lid 3.2.1 sub b tot een maximale hoogte en goothoogte van een bedrijfswoning van 10 meter respectievelijk 6 meter, met dien verstande dat:
  • geen afbreuk mag worden gedaan aan de samenhang van het gevelbeeld langs de betreffende straatwand;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.1 sub b ten behoeve van een afdekking van een bedrijfswoning met een kap met een kleinere helling dan 35 graden of ten behoeve van een gedeeltelijk platte afdekking, met dien verstande dat:
  • maximaal 50% van de betreffende bebouwing plat mag worden afgedekt en de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  • geen afbreuk mag worden gedaan aan de samenhang van het gevelbeeld langs de betreffende straatwand;
  • e. het bepaalde in lid 3.2.2 teneinde buiten de bouwvlakken erfafscheidingen tot een hoogte van 2 meter op te richten, met dien verstande dat:
  • geen afbreuk mag worden gedaan aan de samenhang van het gevelbeeld langs de betreffende straatwand;
  • f. het bepaalde in lid 3.2.2 voor reclamemasten binnen de bouwvlakken tot een maximale hoogte van 6 m, met dien verstande dat"
  • geen afbreuk mag worden gedaan aan de samenhang van het gevelbeeld langs de betreffende straatwand;
  • gestreefd wordt naar de toepassing van erfafscheidingen met een open/doorzichtig karakter.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. de vestiging van bedrijven welke in de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven niet zijn genoemd onder de voor die gronden van toepassing zijnde categorieën, dan wel bedrijven die worden genoemd in een naast hogere categorie;
  • b. wonen in bedrijfswoningen zonder dat de noodzaak met het oog op de bedrijfsvoering van het bijbehorend bedrijf hiervoor aanwezig is, met uitzondering van het wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • c. wonen buiten bestaande bedrijfswoningen, met uitzondering van het wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.1 sub a, b en c voor de vestiging van bedrijven welke in de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven niet zijn genoemd onder de voor die gronden van toepassing zijnde categorieën, dan wel bedrijven die worden genoemd in een naast hogere categorie, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd.

Artikel 4 Bedrijf - nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 meter;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van de andere bouwwerken mag niet meer dan 5 meter bedragen, met uitzondering van:
  • erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen binnen de bouwvlakken en niet meer dan 1 meter buiten de bouwvlakken;
  • reclamemasten zijn niet toegestaan.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. (boom- en struik)beplantingen;
  • c. watergangen en paden.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de in lid 5.1 omschreven gronden gelden de volgende regels:

  • a. Op deze gronden mogen geen gebouwen en reclamemasten worden opgericht;
  • b. De hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, waaronder bruggen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeerplaatsen;
  • d. overige verhardingen;
  • e. bermstroken en beplantingen;
  • f. watergangen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de in lid 6.1 omschreven gronden gelden de volgende regels:

  • a. Op deze gronden mogen geen gebouwen en reclamemasten worden opgericht;
  • b. De hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbaar vaarwater (Boterdiep) ten behoeve van de recreatieve scheepvaartfunctie;
  • b. overige waterpartijen/-gangen, met bijbehorende berm- en oeverstroken.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de in lid 7.1 omschreven gronden gelden de volgende regels:

  • a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht;
  • b. De hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • c. in het Boterdiep zijn steigers toegestaan met een breedte van maximaal 2 m gerekend vanuit de waterkant.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het onderhoud en de instandhouding van dijken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de lid 8.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande gebouwen;
  • b. op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterkering en de waterhuishouding worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 oor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering.


Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de betreffende waterkering.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
8.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • het normale onderhoud van de waterkering of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
8.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de waterkering niet schaden.

8.4.4 Adviesprocedure

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de waterkering niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond, welke eenmaal in aanmerking is genomen bij de verlening van een bouwvergunning waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten aanmerking.

Artikel 10 Algemene bouwregels

Portaalkraan

Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - kraan" is een portaalkraan toegestaan met een maximale hoogte van 12 meter.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van onbebouwd blijvende gronden voor de opslag van aan het gebruik onttrokken voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, behoudens voor zover de opslag van materialen geschiedt in het kader van de realisering van de aan de grond gegeven bestemming, voor de opslag ten behoeve van de normale bedrijfsvoering en het normale onderhoud van tuinen en erven, waterlopen, paden en wegen;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of gebouwen voor een seksinrichting;

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid, indien strikte toepassing zou leiden tot een niet door dringende redenen te rechtvaardigen beperkingen van het meest doelmatige gebruik.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verkeersveiligheid;
  • het bebouwingsbeeld;

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, goothoogtes, nokhoogtes, bebouwingsafstanden en bebouwde oppervlakten tot een maximum van 10%, met dien verstande dat deze bevoegdheid niet kan worden toegepast voor de hoogte van reclamemasten;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, met dien verstande dat de oppervlakte en de hoogte van deze gebouwen niet meer dan 50 m2, respectievelijk 4 meter mogen bedragen;
  • c. het oprichten van andere bouwwerken van openbaar nut -niet zijnde reclamemasten-, met dien verstande dat de hoogte van deze bouwwerken niet meer dan 10 meter mag bedragen;
  • d. geringe afwijkingen van bouwgrenzen tot maximaal 2 meter, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

A Overgangsrecht bouwwerken:

  • 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • 1. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.


B Overgangsrecht gebruik:

  • 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het

'Bestemmingsplan Bedum Kern locatie Bedrijvenpark Boterdiep'