direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Stad Appingedam, deelplan Agrarische gebieden (herziening)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0003.BPAPP19AGRARICHEGE-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

De gemeente heeft in februari 2017 een projectvoorstel gemaakt voor het opstellen van een aardbevingsbestendig omgevingsplan voor de stad Appingedam en dit afgestemd met de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Doel van dat project is een systematiek binnen de gemeente te ontwikkelen die inspeelt op de problematiek van de versterkingsopgave als gevolg van de aardbevingen in Groningen.

De gemeente heeft vooruitlopend daarop de bestaande bestemmingsplannen bekeken en beoordeeld in hoeverre de bestaande plannen kunnen worden aangepast, zodat er op een eenvoudigere en snellere manier meegewerkt kan worden aan ingrepen die nodig zijn vanuit de versterkingsopgave als gevolg van de aardbevingen in Groningen.

In deze toelichting is die beoordeling voor het plan Agrarische gebieden beschreven. Die beoordeling heeft geleid tot een herziening van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden. Tegelijkertijd worden als gevolg van actuele veranderingen in de wetgeving parkeerregels in het plan meegenomen en de aanpassing van een bouwvlak op het perceel Langerijp 3a te Appingedam. Tot slot heeft een inventarisatie van karakteristieke waarden in Appingedam plaatsgehad. In het buitengebied zijn ook enkele karakteristieke waarden aanwezig, die nu meegenomen zijn in het plan. Vervolgens is beschreven dat de voorgestelde aanpassingen beleidsmatig aanvaardbaar zijn en geen invloed hebben op de omgevingsaspecten. Tot slot is een juridische beschrijving opgenomen en is de uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Gewenste aanpassingen in moederplan

2.1 Bestemmingsregels

Er is in eerste aanleg een beoordeling gemaakt van de twee meest voorkomende bestemmingen binnen het plan, namelijk de bestemming voor agrarische bedrijven en voor het wonen. De conclusies uit die beoordeling kunnen meegenomen worden naar de overige bestemmingen. Daarbij is er vooreerst uitgegaan van een aanpassingsronde die op een eenvoudige manier kan worden doorgevoerd, zonder dat daarvoor de verbeelding hoeft te worden aangepast. Een aanpassing van de verbeelding nodigt uit na te denken over een heel andere systematiek, wat bijna tot een integrale herziening van het plan zal leiden. Dat is voor deze herziening niet het uitgangspunt geweest.

In hoofdzaak vanwege uitgangspunten met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit en omgevingsaspecten is in beide geldende bestemmingen gewerkt met het leggen van bouwvlakken. De bebouwing dan wel hoofdgebouwen moeten worden opgericht binnen het bouwvlak. In veel gevallen betekent dit dat met name aan de straatzijde van de percelen de bebouwing strak in het bouwvlak is vastgelegd. Het versterken van een voorgevel zal al snel leiden tot een overschrijding van het bouwvlak en daarmee tot een strijdigheid met het bestemmingsplan. Ook herbouw moet in beginsel op dezelfde plek plaatsvinden.

Alle afwijkingen van de bouwregels zijn binnen de woonbestemming geregeld via de wijzigingsbevoegdheid. Reden hiervoor is dat de systematiek verbonden is met de verbeelding. Iedere aanpassing van de verbeelding moet met een wijziging gebeuren. Desalniettemin kan die systematiek vrij eenvoudig worden aangepast op een wijze dat deze los wordt gemaakt van de verbeelding. Op dat moment kunnen alle aspecten die nu in de wijzigingsregels zijn opgenomen, worden ondergebracht in afwijkingsbevoegdheden. Datzelfde is al gebeurd in het bestemmingsplan Stad Appingedam.

Het is voorstelbaar om het plan voor de agrarische gebieden aan te passen overeenkomstig de systematiek voor het bestemmingsplan Stad Appingedam. Op basis daarvan kan via de reguliere procedure met een omgevingsvergunning worden meegewerkt aan bouwplannen. Voordeel hiervan zijn de snellere procedures. Nadeel is de raadpleegbaarheid. De afwijkingen zijn na besluitvorming niet op de verbeelding terug te vinden, zoals dat nu na wijziging wel het geval is.

De agrarische bestemming is al ingericht met afwijkingsbevoegdheden. Enkel de vergroting en/of aanpassing van het bouwvlak of een functiewijziging zijn onder de wijzigingsbevoegdheid gebracht. Dit is logisch omdat daarvoor de verbeelding moet worden aangepast. Voor de agrarische bestemming liggen minder aanpassingen voor de hand dan voor de woonbestemming en enkele andere bestemmingen. De bouwvlakken zijn veel minder strak om de bebouwing gelegd, zodat er binnen het bouwvlak de nodige flexibiliteit is om een omgevingsvergunning met bebouwing te schuiven. Wel is het voorstelbaar dat een afwijking wordt toegevoegd om mee te werken aan geringe overschrijdingen van het bouwvlak. Die afwijking is aan de regels toegevoegd.

In een aantal andere bestemmingen wordt niet met een bouwvlak gewerkt. Hier is dus geen afwijking van het bouwvlak nodig. Wel is in die bestemmingen de flexibiliteit in de wijzigingsbevoegdheid ondergebracht. Enkele van die flexibiliteitsbepalingen zijn nu overgeheveld naar de afwijking, overeenkomstig de wijze waarop dat ook in het bestemmingsplan Stad Appingedam eerder al is gebeurd.

2.2 Parkeerregels

Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. Deze wet regelt dat de grondslag voor stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening per 1 juli 2018 zijn komen te vervallen. Dit betekent dat voor onder andere parkeernormen niet meer kan worden getoetst aan de bepalingen uit de bouwverordening. In bestemmingsplannen die zijn vastgesteld na 29 november 2014 moet daarom een parkeerregeling zijn opgenomen. Op grond van artikel 3.1.2, lid 2, onder a van het Besluit ruimtelijke ordening kan in deze parkeerregeling worden verwezen naar gemeentelijk parkeerbeleid dan wel de CROW normen waarin parkeernormen zijn opgenomen.

Bij het realiseren van voldoende parkeergelegenheid hoeven geen bestaande tekorten te worden opgelost. De te realiseren parkeergelegenheid moet voldoende zijn voor het bouwwerk waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht.

Van de verplichting om voldoende parkeergelegenheid te realiseren kan worden afgeweken. In stads- en dorpscentra waar parkeergelegenheid en parkeerbehoefte niet op elkaar aansluiten kan dit zinvol zijn. Door af te wijken kan een functie met een parkeerbehoefte toch worden toegelaten zonder dat er op eigen terrein of in de omgeving voldoende parkeerplaatsen zijn.

In het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden is geen parkeerregeling opgenomen. In deze herziening wordt een parkeerregeling opgenomen, die vervolgens van toepassing is op het plangebied van het moederplan.

2.3 Langerijp 3a te Appingedam

Op 5 juni 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten om een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van een caravanstalling aan de Langerijp 3a te Appingedam. Deze omgevingsvergunning is met een buitenplanse afwijking verleend, omdat de bouw in strijd is met het geldende bestemmingsplan. In eerste instantie paste het bouwplan wel binnen het geldende bestemmingsplan en het op de verbeelding vastgelegd bouwvlak, maar op grond van het welstandsadvies en het realiseren van een goede ruimtelijke kwaliteit, is de aanvraag zodanig aangepast, dat het gebouw deels buiten het bouwvlak wordt gesitueerd. Daardoor is een aanpassing van het bouwvlak nodig. Het bouwvlak is met gelijkblijvende omvang aangepast. Er is ten behoeve van de bouw een uitbreiding van het bouwvlak gegeven, terwijl er aan een andere zijde een gelijkblijvende oppervlakte van het bouwvlak is afgehaald.

Die locatie is met de welstandscommissie, de aanvrager en de gemeente overeen gekomen. Ruimtelijk gezien wordt met de aanpassing van het plan een betere kwaliteit bereikt, waarbij de overschrijding van het geldende bouwvlak minimaal is en voorts geen ruimtelijke bezwaren oplevert. Het gebouw blijft voor 2/3 deel binnen het geldende bouwvlak. De overschrijding ziet op 1/3 deel van het gebouw. De omgevingsvergunning is eerst tijdelijk verleend. Na aanpassing van het bouwvlak op grond van dit bestemmingsplan en het onherroepelijk worden van het aangepaste bouwvlak, kan de vergunning alsnog permanent worden verleend.

2.4 Karakteristieke waarden

In het Erfgoedprogramma wordt een verzameling panden en gebieden geïntroduceerd die op basis van planologische regelingen bescherming zouden moeten genieten. Dit zijn de zogeheten karakteristieke panden en karakteristieke gebieden. Vanuit de Provinciale Omgevingsverordening Groningen is beschermende planologisch verplicht gesteld. In artikel 2.9.1 lid 1 is opgenomen dat een bestemmingsplan, dat betrekking heeft op het aardbevingsgebied, regels moet bevatten die erop gericht zijn te voorkomen dat de karakteristiek en kenmerken van deze gebouwen door verbouw kunnen worden aangetast.

Karakteristieke panden zijn panden die op grond van hun hoofdvorm, typologie, architectuur. landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, gaafheid of zeldzaamheid bijdragen aan de identiteit van de omgeving. Door de gemeente Appingedam is een lijst opgesteld met daarop alle karakteristieke panden die in de gemeente voorkomen. Daarnaast zijn tevens karakteristieke gebieden aangewezen. Dit zijn coherente gebieden van (bijna-)karakteristieke panden. In het buitengebied gaat het om vier panden en één gebied (Langerijp 5 t/m 9).

In de regels is een sloopvergunningstelsel opgenomen die sloop van karakteristieke panden zoveel mogelijk moet voorkomen. Een uitzondering kan hierop gemaakt worden wanneer blijkt dat vanwege de veiligheid het niet meer verantwoord is dat het gebouw blijft staan. Met deze regeling wordt aangesloten op de provinciale omgevingsverordening. Karakteristieke panden en gebieden zijn middels dubbelbestemmingen opgenomen in het bestemmingsplan. Hier binnen is een onderscheid gemaakt in twee dubbelbestemmingen.

Hoofdstuk 3 Beleid en omgevingsaspecten

De aanpassingen in de regels leiden niet tot verruimingen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan nu al biedt. Het gaat enkel om het verplaatsen van de mogelijkheden die al binnen de bestemmingen zijn geboden. Het verplaatsen leidt enkel tot procedurele voordelen. Beleidsmatig bestaan er geen belemmeringen tegen de aanpassingen in deze herziening.

De aanpassing van het bouwvlak op de verbeelding voor het perceel Langerijp 3a is zodanig gering, dat daartegen geen beleidsmatige belemmeringen bestaan.

Daarnaast hebben de aanpassingen ook geen invloed op de omgevingsaspecten. De veranderingen spelen zich alle binnen de bestemmingsgrenzen af en bieden geen ruimere mogelijkheden dan de bestaande regelingen die kunnen leiden tot andere afwegingen met betrekking tot de omgevingsaspecten.

Hoofdstuk 4 Juridische gevolgen

Er is gekozen voor de vorm van een herziening, die toegevoegd wordt op de basisbestemmingen uit het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, zoals die nu al voor het buitengebied gelden. Naast de ondergeschikte aanpassing van het bouwvlak, worden alleen de regels op een aantal punten herzien en worden twee dubbelbestemmingen toegevoegd voor de karakteristieke waarden. De regels blijven voor het overige van kracht. Het gaat om ondergeschikte aanpassingen, die geen gevolgen hebben voor de opbouw en inhoud van het bestemmingsplan. In vrijwel alle gevallen gaat het om het overhevelen van bevoegdheden, die nu als wijzigingsbevoegdheid in de bestemmingen zijn opgenomen, naar een afwijkingsbevoegdheid, zoals dat eerder al is gebeurd binnen de bestemmingen voor de stad Appingedam. Niet alleen vanuit procedurele redenen wordt deze herziening doorgevoerd, maar ook om tot een harmonisatie van regels te komen tussen beide plannen binnen de gemeente. Desalniettemin blijven er verschillen, omdat de regels in het buitengebied nu eenmaal anders wegen dan de regels binnen de stad.

Omdat er in hoofdzaak alleen aanpassingen in de regels nodig zijn, met een enkele aanpassing van de verbeelding, is volstaan met enkel de wijziging van de betreffende regels. Deze wijziging in de regels is vervolgens voor alle percelen waarop die wijziging ziet van toepassing. In de regels zijn bij de artikelen telkens de artikelnummers genoemd, zoals die van toepassing zijn in het bestemmingsplan. Omdat er geen nieuwe regels zijn toegevoegd, is het niet nodig hier nogmaals een onderbouwing van die regels te geven. De regels blijven in beginsel hetzelfde, maar worden alleen binnen het regiem van een eenvoudiger en kortere procedure gebracht. Daar waar de verbeelding is aangepast, zijn de regels uit het moederplan van toepassing verklaard.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en andere belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.

Vooroverleg en inspraak

Eerst wordt de mogelijkheid geboden om inspraak ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening kenbaar te maken. Ook worden de provincie Groningen, de NCG en de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's over deze werkwijze in het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geïnformeerd. Eventuele reacties worden verwerkt in een ontwerpbestemmingsplan. Het waterschap Noorderzijlvest en de provincie Groningen hebben gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan. Daarnaast is één inspraakreactie ingediend.

Provincie Groningen

In het kader van vooroverleg heeft de provincie Groningen op 5 september gereageerd. De provincie heeft met name gekeken naar welke provinciale belangen in het geding zijn, zoals deze zijn geregeld in de provinciale Omgevingsverordening. Dit heeft samengevat tot de volgende reactie geleid.

De verordening bevat regels over de concentratie van agrarische bebouwing binnen het bouwperceel en uitbreiding van agrarische bouwpercelen tot 2 hectare en tot 4 hectare. Hierin is bepaald dat agrarische bedrijfsbebouwing en voorzieningen voor mestopslag en opslag van veevoer binnen een op de verbeelding aangewezen agrarisch bouwperceel moet worden geconcentreerd. De omvang van een agrarisch bouwperceel mag niet meer dan 2 hectare bedragen. Uitbreiding van agrarische bouwpercelen tot een omvang van 2 hectare is slechts onder de in de verordening opgenomen voorwaarden toegestaan.

Artikel 2 'Agrarisch' van de planregels, bevat een afwijkingsbevoegdheid voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak en/of bouwperceel (al dan niet buiten de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf"), mits deze afwijking uitsluitend wordt toegepast in het geval van het herstellen en/of bouwkundig versterken van beschadigde gebouwen als gevolg van de aardgaswinning en in het geval van aardbevingsbestendige nieuwbouw van gebouwen. Deze bevoegdheid staat op gespannen voet met de verordening.

Gelet hierop verzoekt de provincie Groningen artikel 2 in de planregels te laten vervallen of in artikel 2 de voorwaarden uit de verordening op te nemen die gelden bij uitbreiding van agrarische bouwpercelen tot 2 hectare.

Verwerking bestemmingsplan

De afwijking geeft in theorie de mogelijkheid dat er meer buiten het bouwvlak wordt gebouwd dan in eerste aanleg wordt verwacht bij de ingrepen die nodig zijn om gebouwen te versterken. Het is geen optie om de afwijking te laten vervallen, want de herziening is met name ingegeven door planologisch geen belemmeringen op te werpen voor het aardbevingsbestendig maken van bouwwerken. Het laten vervallen van de afwijking zou de grondslag voor de herziening wegnemen. Vandaar dat gekozen wordt om de voorwaarden uit de verordening op te nemen.

Het voorontwerp geeft voor de provincie Groningen verder geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Waterschap Noorderzijlvest

Het waterschap Noorderzijlvest heeft op 15 augustus 2019, door middel van een brief, aangegeven geen opmerkingen en/of aanvullingen op de herziening te hebben.

Inspraakreactie

Indiener heeft op 13 september 2019, door middel van een brief, een inspraakreactie ingediend. Indiener heeft bezwaar tegen het voornemen om de panden Lange Rijp 3 en 3a en nr. 4 t/m 9 aan te wijzen als karakteristieke panden.

Lange Rijp 3, 4 t/m 9 

De indiener wil in de toekomst de mogelijkheid houden voor verbetering van de panden, door eventuele herbouw of gedeeltelijk verbouw aan de gevels of nieuwbouw. Door de panden aan te wijzen als karakteristiek ontneemt deze herziening, volgens de indiener, de mogelijkheid om de panden te laten voldoen aan de huidige, betere kwaliteitseisen.

Lange Rijp 3a

Indiener wil de mogelijkheid houden om in de toekomst aan de zuidzijde van de huidige loods eventueel een stalling te bouwen. Daarnaast wil de indiener de mogelijkheid houden om de huidige panden te moderniseren om aan de eisen van deze tijd te voldoen en het eventueel aardbevingsbestendig te maken. Door de panden aan te wijzen als karakteristieke panden, is deze mogelijkheid er niet meer.

Reactie:

Karakteristieke panden zijn aangewezen, omdat deze panden cultuurhistorisch van betekenis zijn. De panden vertellen iets over de geschiedenis van het gebied en hebben betekenis voor de belevingswaarde van het gebied. Dat is een belangrijk algemeen belang dat in de gehele provincie Groningen op een gelijke manier wordt vastgelegd om waarden en kwaliteiten in de provincie te bewaren en zorgvuldig met de geschiedenis om te gaan. In gevallen is daarbij het particulier belang ondergeschikt aan het algemeen belang. De intentie van de regels en de aanwijzing tot karakteristiek pand is in beginsel gericht op het behoud van de panden. Bij verbouwwensen moeten die wensen in eerste aanleg zodanig worden gerealiseerd dat de waarden van de panden worden behouden. De planregels bieden daarbij enige flexibiliteit.

De regels beschermen de hoofdvorm en verschijningsvorm van de panden. Het is dus mogelijk om panden inpandig te verbouwen, om deze bijvoorbeeld te moderniseren of aardbevingsbestendig te maken, mits de karakteristieke waarden niet worden aangetast. Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels in die zin dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm of oppervlakte, de gevelindeling en/of de ligging wordt gewijzigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ligging en context van het bestaande gebouw binnen het karakteristieke gebied of de karakteristieke verschijningsvorm van het gebouw of ander bouwwerk. Tot slot is sloop van de panden ook mogelijk, mits aan de voorwaarden of uitzonderingen in het genoemde vergunningenstelsel wordt voldaan.

Voorstel:

De overlegreactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan zal vervolgens zes weken ter visie worden gelegd. In deze periode kan eenieder zijn zienswijze kenbaar maken. Zowel de provincie als de waterschappen ontvangen een kennisgeving van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. In geval er zienswijzen worden ingediend, zullen deze van een reactie worden voorzien en zal waar nodig het bestemmingsplan worden aangepast. Het ontwerpbestemmingsplan met de reactie op de zienswijzen wordt ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden.

Vaststelling

Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.