direct naar inhoud van REGELS
Plan: Stad Appingedam, deelplan Agrarische gebieden (herziening)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0003.BPAPP19AGRARICHEGE-VG01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan Agrarische gebieden (herziening) met identificatienummer NL.IMRO.0003.BPAPP19AGRARICHEGE-VG01 van de gemeente Appingedam;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bestemmingsgrens:

de grens van het bestemmingsvlak;

1.6 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.7 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Agrarisch (artikel 3)

De regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, vastgesteld 17 februari 2011, NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01, worden binnen de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 3 ongewijzigd van toepassing.

2.1 Afwijken van de bouwregels (3.3.)

Aan lid 3.3. wordt de volgende afwijkingsbevoegdheid toegevoegd, waarbij de overige leden worden verletterd:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.2. sub a in die zin dat de gebouwen en overkappingen ten behoeve van een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering gedeeltelijk buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf" al dan niet buiten het bouwperceel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf" mogen worden gebouwd, mits:
  • 1. het bouwen buiten het bouwvlak niet leidt tot een bouwvlak en/of bouwperceel van meer dan 2 ha;
  • 2. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast in het geval van:
      • het herstellen en/of het bouwkundig versterken van beschadigde gebouwen als gevolg van de aardgaswinning;
      • aardbevingsbestendige nieuwbouw van gebouwen;
  • 3. de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een onafhankelijke of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.
  • 4. een erfinrichtingsplan is opgesteld waarbij in ieder geval rekening is gehouden met achtereenvolgens:
      • de historisch gegroeide landschapsstructuur;
      • de afstand tot andere ruimtelijke elementen;
      • een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
      • het uitgangspunt dat voor de bedrijfsvoering niet meer in gebruik zijnde opstallen, met uitzondering van monumentale of karakteristieke gebouwen op het bouwperceel worden gesloopt;
      • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
      • het aspect nachtelijke lichtuitstraling;
  • 5. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
  • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 3 Bedrijf - 2 (artikel 4)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf - 2', zijn de regels van artikel 4 van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, vastgesteld 17 februari 2011, NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01 van toepassing.

De regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, vastgesteld 17 februari 2011, NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01, worden binnen de bestemming 'Bedrijf - 2' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 4 ongewijzigd van toepassing.

Aan artikel 4 wordt het volgende lid 4.3. toegevoegd, met verlettering van de overige leden.

3.1 Afwijken van de bouwregels (4.3.)

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.2. sub b in die zin dat de gebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast in het geval van:
      • het herstellen en/of het bouwkundig versterken van beschadigde gebouwen als gevolg van de aardgaswinning;
      • aardbevingsbestendige nieuwbouw van gebouwen;
    • 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan , het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.3. sub a in die zin dat in een bouwperceel een afwijkende afstand voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de naar de weg gekeerde gevel van een bedrijfswoning of het verlengde daarvan wordt toegestaan, mits:
    • 1. de afstand tot de naar de weg gekeerde gevel van een bedrijfswoning of het verlengde daarvan ten minste 1 m zal bedragen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied;
    • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.4 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt vergroot, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 10 m zal bedragen;
    • 2. deze afwijking voor reclamemasten tot ten hoogste 6 m zal worden toegepast.
3.2 Wijzigingsbevoegdheid (4.5.)

In lid 4.5. komen de subleden a, d en e te vervallen.

Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf (artikel 5)

De regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, vastgesteld 17 februari 2011, NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01, worden binnen de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 5 ongewijzigd van toepassing.

Aan artikel 5 wordt het volgende lid 5.3. toegevoegd, met verlettering van de overige leden.

4.1 Afwijken van de bouwregels (5.3.)

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.3. sub a in die zin dat in een bouwperceel een afwijkende afstand voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de naar de weg gekeerde gevel van een bedrijfswoning of het verlengde daarvan wordt toegestaan, mits:
    • 1. de afstand tot de naar de weg gekeerde gevel van een bedrijfswoning of het verlengde daarvan ten minste 1 m zal bedragen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied;
    • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.4 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt vergroot, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 10 m zal bedragen;
    • 2. deze afwijking voor reclamemasten tot ten hoogste 6 m zal worden toegepast.
4.2 Wijzigingsbevoegdheid (5.5.)

In lid 5.5. komen de subleden a en b te vervallen.

Artikel 5 Bedrijf - Paardenhouderij (artikel 9)

De regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, vastgesteld 17 februari 2011, NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01, worden binnen de bestemming 'Bedrijf - Paardenhouderij' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 9 ongewijzigd van toepassing.

Aan artikel 9 wordt het volgende lid 9.3. toegevoegd, met verlettering van de overige leden.

5.1 Afwijken van de bouwregels (9.3.)

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2.3. sub a in die zin dat in een bouwperceel een afwijkende afstand voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de naar de weg gekeerde gevel van een bedrijfswoning of het verlengde daarvan wordt toegestaan, mits:
    • 1. de afstand tot de naar de weg gekeerde gevel van een bedrijfswoning of het verlengde daarvan ten minste 1 m zal bedragen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied;
    • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 9.2.4 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt vergroot, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 10 m zal bedragen;
    • 2. deze afwijking voor reclamemasten tot ten hoogste 6 m zal worden toegepast.
5.2 Wijzigingsbevoegdheid (9.5.)

In lid 9.5. komen subleden a en b te vervallen.

Artikel 6 Maatschappelijk - Kerk (artikel 11)

De regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, vastgesteld 17 februari 2011, NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01, worden binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Kerk' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 11 ongewijzigd van toepassing.

Aan artikel 11 wordt het volgende lid 11.3. toegevoegd, met verlettering van de overige leden.

6.1 Afwijken van de bouwregels (11.3.)

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.2.2. sub b in die zin dat de gebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast in het geval van:
      • het herstellen en/of het bouwkundig versterken van beschadigde gebouwen als gevolg van de aardgaswinning;
      • aardbevingsbestendige nieuwbouw van gebouwen;
    • 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan , het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 11.2.4 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt vergroot, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 10 m zal bedragen;
    • 2. deze afwijking voor reclamemasten tot ten hoogste 6 m zal worden toegepast.
6.2 Wijzigingsbevoegdheid (11.4.)

In lid 11.4. komt sublid a te vervallen.

Artikel 7 Overig - Landgoed (artikel 13)

De regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, vastgesteld 17 februari 2011, NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01, worden binnen de bestemming 'Overig - Landgoed' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 13 ongewijzigd van toepassing.

Aan artikel 13 wordt het volgende lid 13.3. toegevoegd, met verlettering van de overige leden.

7.1 Afwijken van de bouwregels (13.3.)

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.2.2. sub b in die zin dat de gebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast in het geval van:
      • het herstellen en/of het bouwkundig versterken van beschadigde gebouwen als gevolg van de aardgaswinning;
      • aardbevingsbestendige nieuwbouw van gebouwen;
    • 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan , het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Wonen - E1 (artikel 22)

De regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, vastgesteld 17 februari 2011, NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01, worden binnen de bestemming 'Wonen - E1' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 22 ongewijzigd van toepassing.

Aan artikel 22 wordt het volgende lid 22.3. toegevoegd, met verlettering van de overige leden.

8.1 Afwijken van de bouwregels (22.3.)

Er kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 22.2.2 onder c in die zin dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 300 m² zal bedragen;
    • 2. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 300 m² zal bedragen;
    • 5. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 22.2.2 onder e in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de goothoogte met ten hoogste 10% wordt vergroot;
  • c. het bepaalde in lid 22.2.3 onder a in die zin dat de afstand voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de afstand tot de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten minste 1 m zal bedragen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied;
    • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. het bepaalde in lid 22.2.3 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 125 m² bedraagt, in de vorm van extra woonruimte op de begane grond voor (een) minder valide(n);
    • 2. extra woonruimte ten behoeve van een minder valide op basis van een verklaring van de GGD wordt aangetoond;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 300 m² zal bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 22.2.4 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt vergroot, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen;
    • 2. deze afwijking voor reclamemasten tot ten hoogste 6 m zal worden toegepast.
8.2 Wijzigingsbevoegdheid (22.5.)

Lid 22.5. komt in zijn geheel te vervallen.

Artikel 9 Wonen - E2 (artikel 23)

De regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, vastgesteld 17 februari 2011, NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01, worden binnen de bestemming 'Wonen - E2' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 23 ongewijzigd van toepassing.

Aan artikel 23 wordt het volgende lid 23.3. toegevoegd, met verlettering van de overige leden.

9.1 Afwijken van de bouwregels (23.3.)

Er kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 23.2.2 onder b in die zin dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 300 m² zal bedragen;
    • 2. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 300 m² zal bedragen;
    • 5. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 23.2.2 onder d in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de goothoogte met ten hoogste 10% wordt vergroot;
  • c. het bepaalde in lid 23.2.3 onder a in die zin dat de afstand voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de afstand tot de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten minste 1 m zal bedragen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied;
    • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. het bepaalde in lid 23.2.3 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 125 m² bedraagt, in de vorm van extra woonruimte op de begane grond voor (een) minder valide(n);
    • 2. extra woonruimte ten behoeve van een minder valide op basis van een verklaring van de GGD wordt aangetoond;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 300 m² zal bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 23.2.4 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt vergroot, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen;
    • 2. deze afwijking voor reclamemasten tot ten hoogste 6 m zal worden toegepast.
9.2 Wijzigingsbevoegdheid (23.5.)

Lid 23.5. komt in zijn geheel te vervallen.

Artikel 10 Wonen - Voormalige boerderijen (artikel 24)

De regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, vastgesteld 17 februari 2011, NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01, worden binnen de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 24 ongewijzigd van toepassing.

10.1 Afwijken van de bouwregels (24.3.)

Aan lid 24.3. wordt de volgende afwijking toegevoegd.

  • het bepaalde in lid 24.2.2. sub c in die zin dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast in het geval van:
      • het herstellen en/of het bouwkundig versterken van beschadigde gebouwen als gevolg van de aardgaswinning;
      • aardbevingsbestendige nieuwbouw van gebouwen;
    • 1. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen ni et hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan , het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Waarde - Karakteristiek gebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Karakteristiek gebied' bestemde gebieden zijn mede bestemd voor het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten, waaronder wordt begrepen het aanwezige straat-, bebouwings- en/of landschapsbeeld.

11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor het bouwen de bestaande goot- en bouwhoogten, de kapvorm en oppervlakte van het gebouw, tenzij het gebouwen betreft waarvoor reeds een omgevingsvergunning voor het slopen van het gehele gebouw is verleend en de sloop is uitgevoerd.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2 in die zin dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm of oppervlakte, de gevelindeling en/of de ligging wordt gewijzigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ligging en context van het bestaande gebouw binnen het karakteristieke gebied.

11.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen of andere bouwwerken
11.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • het slopen van gebouwen.
11.4.2 Voorwaarden vergunningverlening
  • 1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 onder a wordt voor gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebied' uitsluitend verleend indien:
    • a. de sloop niet leidt tot achteruitgang van de kenmerkende waarden van een gebied, zodanig dat het stedenbouwkundig dan wel landschappelijk beeld onevenredig wordt aangetast;
    • b. de aanvraag om vergunning is voorzien van:
      • een plan tot herinrichting van de locatie waaruit blijkt dat het kenmerkende stedenbouwkundig dan wel landschappelijk beeld niet onevenredig wordt aangetast;
      • een planning van de sloop en herinrichting.
  • 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 onder a wordt uitsluitend verleend als er garantie bestaat voor een goede herinvulling binnen redelijke termijn na de sloop van een gebouw, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt hersteld. In de omgevingsvergunning zal een voorschrift worden opgenomen waarin de datum waarop de herinvulling gereed moet zijn, wordt vastgelegd.
11.4.3 Uitzondering

Het gestelde onder 11.4.1 is niet van toepassing voor zover het sloop betreft:

  • a. van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen en bij bedrijfsgebouwen die gebouwd zijn na 1 januari 1950 of die niet behoren tot de oorspronkelijke bebouwing;
  • b. ten behoeve van gewoon onderhoud en herstel;
  • c. van inpandige delen van een gebouw;
  • d. ten behoeve van het uitvoeren van destructief onderzoek;
  • e. die noodzakelijk is ter voorkoming van instortingsgevaar en daarbij sprake is van een acute bedreiging van veiligheid van personen of beschadiging van omliggende bebouwing en andere maatregelen het instortingsgevaar niet kunnen voorkomen;
  • f. van gebouwen of andere bouwwerken waarvoor reeds een sloopvergunning voor het slopen van het volledige bouwwerk is verleend.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming verwijderen dan wel toekennen, indien naar het oordeel van een deskundige op het gebied van stedenbouw en/of landschap voldoende duidelijk is dat:

  • a. een gebied niet of niet meer als karakteristiek kan/kunnen worden beschouwd;
  • b. een gebied als karakteristiek dient te worden aangemerkt.

Artikel 12 Waarde - Karakteristiek pand

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Karakteristiek pand' bestemde objecten zijn mede bestemd voor het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten, waaronder wordt begrepen de stedenbouwkundige, landschappelijke en/of architectonische waarden en/of ruimtelijk-visuele waarden van de gebouwen en andere bouwwerken.

12.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor het bouwen dat de bestaande goot- en bouwhoogten, de kapvorm en oppervlakte van het gebouw of ander bouwwerk, alsmede de bestaande gevelindeling dienen te worden gehandhaafd, tenzij het gebouwen of andere bouwwerken betreft waarvoor reeds een sloopvergunning voor het slopen van het gehele gebouw is verleend en de sloop is uitgevoerd.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 in die zin dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm of oppervlakte, de gevelindeling en/of de ligging wordt gewijzigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het gebouw of ander bouwwerk.

12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen of andere bouwwerken
12.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen en andere bouwwerken.

12.4.2 Voorwaarden vergunningverlening
  • 1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.4.1 wordt voor gebouwen en delen van gebouwen of andere bouwwerken uitsluitend verleend indien:
    • a. sprake is van een algemeen belang waarvoor het karakteristieke gebouw of ander bouwwerk moet wijken; of,
    • b. wordt aangetoond dat zinvol (her)gebruik van het gebouw of ander bouwwerk overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming objectief gezien niet mogelijk is en het belang van de vergunningaanvrager bij sloop van het gebouw of ander bouwwerk in redelijkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan.

De aanvrager van een omgevingsvergunning dient daartoe een rapport van een onafhankelijke deskundige te overleggen, dat ingaat op:

      • de bouwkundige en gebruikstechnische staat van het gebouw of ander bouwwerk;
      • de mate waarin het gebouw of ander bouwwerk geschikt is of door het treffen van voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor zinvol (her)gebruik overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming; of,
    • a. de karakteristieken van het gebouw of ander bouwwerk niet langer aanwezig zijn en alleen met ingrijpende wijzigingen aan het gebouw of ander bouwwerk kunnen worden hersteld; of,
    • b. het delen van een gebouw of ander bouwwerk betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt; of
    • c. het delen van een gebouw of ander bouwwerk betreft die wel als karakteristiek zijn aan te merken, maar deze delen worden vervangen door gelijkwaardige karakteristieke delen.
  • 2. Het overleggen van een deskundigenrapport als bedoeld in lid a onder 2 is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders uit andere beschikbare informatie afdoende blijkt dat sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden.
  • 3. In het geval dat sloop van volledige gebouwen of andere bouwwerken op grond van het gestelde in lid a onder 2 of 3 mogelijk is, dient de aanvraag om sloopvergunning tevens te worden voorzien van:
    • a. een plan voor de herinrichting van de locatie ten behoeve van het behoud van de ruimtelijke kwaliteit dat tot stand is gekomen middels de maatwerkmethode;
    • b. een planning van de sloop en herinrichting.
  • 4. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 wordt uitsluitend verleend als er garantie bestaat voor een goede herinvulling binnen redelijke termijn na de sloop van een gebouw of ander bouwwerk, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt hersteld. In de omgevingsvergunning zal een voorschrift worden opgenomen waarin de termijn waarbinnen de herinvulling gereed moet zijn, wordt vastgelegd.
  • 5. Indien burgemeester en wethouders het voornemen hebben om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 te verlenen, wordt een deskundige op het gebied van stedenbouw, landschapsarchitectuur en cultuurhistorie om een schriftelijk advies gevraagd.

12.4.3 Uitzondering

Het gestelde onder 12.4.1 is niet van toepassing voor zover het sloop betreft:

  • a. van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen en bij bedrijfsgebouwen die gebouwd zijn na 1 januari 1950 of die niet behoren tot de oorspronkelijke bebouwing;
  • b. ten behoeve van gewoon onderhoud en herstel;
  • c. van inpandige delen van een gebouw;
  • d. ten behoeve van het uitvoeren van destructief onderzoek;
  • e. die noodzakelijk is ter voorkoming van instortingsgevaar en daarbij sprake is van een acute bedreiging van veiligheid van personen of beschadiging van omliggende bebouwing en andere maatregelen het instortingsgevaar niet kunnen voorkomen;
  • f. van gebouwen of andere bouwwerken waarvoor reeds een sloopvergunning voor het slopen van het volledige bouwwerk is verleend.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming verwijderen dan wel toekennen, indien naar het oordeel van een deskundige op het gebied van stedenbouw en/of landschap voldoende duidelijk is dat:

  • a. een bouwwerk of deel van een bouwwerk niet of niet meer als karakteristiek kan/kunnen worden beschouwd;
  • b. een bouwwerk als karakteristiek dient te worden aangemerkt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 14 Overige regels

Voldoende parkeergelegenheid

  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.

  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de CROW-normen, publicatie 317 van oktober 2012, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.

  • c. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere parkeerbehoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Deze bepaling geldt niet:
    • 1. voor bestaand gebruik;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

  • d. Bij de toepassing van het bepaalde onder c wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de CROW-normen, publicatie 317 van oktober 2012, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden, waarbij alleen gelet wordt op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging. Hierbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en omvang van de parkeergelegenheid ten behoeve van het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.

  • e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en c en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.

 

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan Agrarische gebieden (herziening) .

Behorend bij het besluit van 30 september 2020.