direct naar inhoud van Artikel 20 Water - 2
Plan: Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01

Artikel 20 Water - 2

 

20. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    sloten, grachten, tochten, poelen en maren, en daarmee gelijk te stellen water­lopen en waterpartijen;

b.    kaden en oevers;

c.    waterhuishouding en waterberging;

d.    het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden van de waterlopen en waterpartijen;

en mede bestemd voor:

e.    het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding “geluidszone - industrie”;

f.     het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege de spoorweg, ter plaatse van de aanduiding “geluidszone - spoor”;

met daaraan ondergeschikt:

g.    het recreatief medegebruik;

h.    groenvoorzieningen;

i.      nutsvoorzieningen.

20. 2.    Bouwregels

20. 2. 1. Op of in de gronden als bedoeld in lid 20.1. mogen uitsluitend worden ge­bouwd:

-       andere bouwwerken, zoals steigers, vlonders, kunstobjecten en kunstwerken waaronder bruggen, met uitzondering van de gronden die zijn gelegen binnen het landgoed Ekenstein waar geen bouwwerken zijn toegestaan.

20. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 20.2.1. genoemde andere bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    steigers mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden grenzend aan woonpercelen binnen de bestemming ‘Wonen - E1’;

b.    de lengte van steigers zal ten hoogste 6 m bedragen;

c.    de diepte van steigers zal ten hoogste 1,5 m bedragen;

d.    de bouwhoogte van steigers zal ten hoogste 1,5 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van kunstwerken zal ten hoogste 10 m bedragen;

f.     de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5 m bedra­gen. 

20. 3.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van gronden als permanente liggelegenheid of ligplaats voor (recreatie)vaartuigen of woonschepen;

b.    het gebruik van (recreatie)vaartuigen voor permanente bewoning.

20. 4.    Wijzigingsbevoegdheid

20. 4. 1. Het bestemmingsplan kan worden gewijzigd in die zin dat:

a.    steigers worden gebouwd op gronden die niet grenzen aan woonpercelen binnen de bestemming ‘Wonen - E1’, mits:

1.    een steiger uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de recreatievaart;

2.    de lengte van een steiger ten hoogste 6 m zal bedragen;

3.    de diepte van een steiger ten hoogste 1,5 m zal bedragen;

4.    de bouwhoogte van een steiger ten hoogste 1,5 m zal bedragen;

 

b.    de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” wordt aangegeven waarin een grotere bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt toegestaan, mits:

1.    de bouwhoogte ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    deze wijziging voor reclamemasten tot ten hoogste 6 m zal worden toegepast;

20. 4. 2. Er kan toepassing worden gegeven aan de in lid 20.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.