direct naar inhoud van Artikel 31 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
Plan: Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01

Artikel 31 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

 

31. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

-       het behoud, het herstel en de uitbouw van de karakteristieke, met historische ontwikkeling samenhangende structuur en de ruimtelijke kwaliteit van de gronden, dat bestaat uit het nog geheel vrij liggen van de omliggende bebouwing in de oorspronkelijke agrarische omgeving, de radiale structuur, de situering van de boerderijen aan de rand van de wierde, de agrarische functie en de relatie met het omliggende landschap, een en ander overeenkomstig het aanwijzingsbesluit met toelichting, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting. Marsum is.

31. 2.    Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken geldt de volgende regel:

-       de gebouwen en andere bouwwerken mogen uitsluitend in overeenstemming met het karakter van het beschermd dorpsgezicht worden gebouwd, zoals beschreven in lid 31.1.

31. 3.    Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

31. 3. 1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is on­geacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

a.    het buiten de bouwpercelen en niet-agrarische bestemmingsvlakken aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een groter aaneengesloten oppervlak dan 50 m²;

b.    het ontgronden, egaliseren en ophogen van gronden;

c.    het dempen of wijzigen van het profiel van sloten en andere waterlopen;

d.    het buiten de bouwpercelen en niet-agrarische bestemmingsvlakken omzetten van grasland in bouwland.

31. 3. 2. Het bepaalde in lid 31.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

31. 3. 3. De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het structurele groen en het historisch ruimtelijk karakter van het gebied.