direct naar inhoud van Artikel 14 Recreatie
Plan: Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01

Artikel 14 Recreatie

 

14. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aan­gewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    standplaatsen voor kampeermiddelen;

b.    het wonen; 

met daaraan ondergeschikt:

c.    sport- en speelterreinen;

d.    wegen en paden;

e.    kleinschalige duurzame energiewinning;

f.     nutsvoorzieningen;

g.    parkeervoorzieningen;

h.    water; 

en de daarbijbehorende:

i.      terreinen.

14. 2.    Bouwregels

14. 2. 1. Op of in de gronden als bedoeld in lid 14.1. mogen uitsluitend worden ge­bouwd:

a.    gebouwen en overkappingen, voor zover ten dienste van het kampeerterrein, ten behoeve van:

1.    een kantine en receptie;

2.    sanitaire voorzieningen;

3.    onderhoud en beheer;

b.    blok-/trekkershutten;

c.    stacaravans;

alsmede:

d.    bedrijfswoningen;

e.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswo­ning;

f.     andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen.

14. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 14.2.1. onder a genoemde ge­bouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, zal ten hoogste 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;

b.    de goothoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

c.    de dakhelling van de gebouwen en overkappingen zal ten minsten 30° en ten hoogste 60° bedragen;

d.    de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 10 m bedragen.

14. 2. 3. Voor het bouwen de in lid 14.2.1. onder b genoemde blok-/trek­kershutten gelden de volgende regels:

a.    er zullen ten hoogste zes blok-/trekkershutten worden gebouwd;

b.    de oppervlakte van een blok-/trekkershut zal ten hoogste 60 m² bedragen;

c.    de hoogte van een blok-/trekkershut zal ten hoogste 4 m bedra­gen.

14. 2. 4. Voor het plaatsen van de in lid 14.2.1. onder c genoemde stacaravans gelden de volgende regels:

a.    de stacaravans zullen uitsluitend worden geplaatst op de gronden die ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - stacaravans”;

b.    het aantal stacaravans zal ten hoog­ste 15 bedragen;

c.    de oppervlakte van een stacaravan zal ten hoogste 50 m² bedra­gen;

d.    de hoogte van een stacaravan zal ten hoogste 3,50 m bedra­gen.

14. 2. 5. Voor het bouwen van de in lid 14.2.1. onder d genoemde bedrijfswoningen gel­den de volgende regels:

a.    per bestemmingsvlak zal ten hoogste één be­drijfswoning worden gebouwd;

b.    de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedra­gen;

c.    de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

d.    de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9,00 m bedragen;

e.    de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 35° bedragen.

14. 2. 6.  Voor het bouwen van de in lid 14.2.1. onder e genoemde aan- en uitbou­wen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 4 m achter de naar de weg gekeerde gevel van een bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoog­ste 75 m² bedragen, met dien verstande dat:

1.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebou­wen en overkappingen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf zal bedragen;

2.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen ten hoogste de oppervlakte van de bedrijfswoning zal bedragen;

3.    de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en vrij­staande overkappingen ten hoogste 50 m² zal bedragen;

c.    de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3 m bedragen;

d.    de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkap­pingen zal ten hoogste 5 m bedragen;

e.    in afwijking van het bepaalde in sub d geldt dat indien een vrij­staand bijgebouw of een vrijstaande overkapping wordt voorzien van een plat dak, de bouwhoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;

f.     de afstand van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping tot een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning zal ten minste 1 m bedragen.

14. 2. 7. Voor het bouwen van de in lid 14.2.1. onder f genoemde andere bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6 m bedragen;

c.    de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10 m bedra­gen.

14. 3.    Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.5. onder a in die zin dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:

a.    de regels van lid 14.2.5. onder b tot en met e van overeenkomstige toepassing zijn;

b.    de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met de omvang van het recreatiebedrijf en het vereiste toezicht op het terrein;

c.    rekening wordt gehouden met voldoende afstand tot nabijgelegen hoofdgasleidingen;

d.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

14. 4.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van hore­cadoeleinden, anders dan in de vorm van een bij het recreatieterrein behorende kantine, in welk geval de oppervlakte van een kantine ten hoogste 100 m² mag bedragen;

b.    het gebruik van stacaravans en blok-/trekkershutten ten behoeve van permanente bewoning.

14. 5.    Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van een werk

14. 5. 1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werk­zaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

a.    het verwijderen van bomen en opgaande beplanting voorzover de betreffende oppervlakte meer bedraagt dan 0,5 hectare;

b.    het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde de ter­reinontsluiting, met een oppervlakte van meer dan 100 m².

14. 5. 2. Het bepaalde in lid 14.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht wor­den van dit plan.

14. 5. 3. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend in­dien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de aanwezige bomen en beplanting.