direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01

Artikel 3 Agrarisch

 

3. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    het agrarisch grondgebruik;

b.    de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondge­bonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf”;

c.    de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch niet-grondgebonden bedrijf”;

d.    de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, indien een bouwperceel is voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - ondergeschikte intensieve tak”;

e.    het wonen, ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van een bouwperceel;

f.     cultuurgrond;

g.    het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de structuurlijnen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - structuurlijn”;

h.    het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap;

i.      productiebos, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - productiebos”;

j.      een schuur, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - schuur”;

 

en mede bestemd voor:

k.    het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding “geluidszone - industrie”;

l.      het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege de spoorweg, ter plaatse van de aanduiding “geluidszone - spoor”;

m.   de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop”;

 

met daaraan ondergeschikt:

n.    kleinschalige duurzame energiewinning;

o.    nutsvoorzieningen;

p.    extensief dagrecreatief en educatief medegebruik;

q.    wegen en paden;

r.     sloten, poelen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen.

3. 2.       Bouwregels

3. 2. 1. Op of in de gronden als bedoeld in lid 3.1. mogen uitsluitend worden ge­bouwd:

a.    bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische bedrijven;

alsmede:

b.    bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of be­drijfsactiviteit aan huis;

c.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

d.    andere bouwwerken.

3. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 3.2.1. onder a en b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van een bouwperceel;

b.    per gebied dat is voorzien van een bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf worden gebouwd;

c.    er zullen geen torensilo’s, kassen, tunnelkassen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken worden gebouwd;

d.    de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering zal, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch niet-grondgebonden bedrijf” of “specifieke vorm van agrarisch - ondergeschikte intensieve tak” per bouwperceel niet meer bedragen dan de in bijlage 2 per bedrijf genoemde oppervlakte;

e.    het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning”;

f.     de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;

g.    de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:


 

Functie van een gebouw of overkapping

Maximale opper­vlakte

in m²

Goothoogte in m

Dakhelling in °

Bouwhoog­te in m

 

Per ge­bouw of overkapping

Gezamen­lijk

max

min

max

max

Bedrijfsgebouw of overkapping

-

-

6,00 *

20

60

14,00 *

Bedrijfswoning

150*

 

5,00

30

60

14,00

Schuur

100

 

bestaand

30

60

bestaand

 

*              tenzij de bestaande oppervlakte, goot- en/of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte, goot- en/of bouwhoogte ten hoogste de bestaande hoogte zal bedragen

3. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 3.2.1. onder c genoemde aan- en uitbou­wen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak ter plaatse van een agrarisch bouwperceel en ten minste 4 m achter de naar de weg gekeerde gevel van een bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoog­ste 75 m² bedragen, met dien verstande dat:

1.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebou­wen en overkappingen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf zal bedragen;

2.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen ten hoogste de oppervlakte van de bedrijfswoning zal bedragen;

3.    de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en vrij­staande overkappingen ten hoogste 50 m² zal bedragen;

c.    de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3 m bedragen;

d.    de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkap­pingen zal ten hoogste 5 m bedragen;

e.    in afwijking van het bepaalde in sub d geldt dat indien een vrij­staand bijgebouw of een vrijstaande overkapping wordt voorzien van een plat dak, de bouwhoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;

f.     de afstand van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping tot een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning zal ten minste 1 m bedragen.

3. 2. 4. Voor het bouwen van de in lid 3.2.1. onder d genoemde andere bouwwer­ken gelden de volgende regels:

a.    silo’s en bassins zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;

b.    de bouwhoogte van mestsilo’s, inclusief afdekking, zal ten hoogste 6 m bedragen;

c.    de bouwhoogte van perceelafscheidingen buiten de bouwpercelen zal ten hoogste 1 m bedragen;

d.    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op de bouwpercelen zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2 m zal bedragen;

e.    er zullen geen windmolens worden gebouwd;

f.     de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6 m bedragen;

g.    de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal binnen het bouwperceel ten hoogste 14 m bedragen;

h.    de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal buiten het bouwperceel ten hoogste 3 m bedragen.

3. 3.       Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

 

a.    van het bepaalde in lid 3.2.2. sub b. in die zin dat bouwwerken ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie bij een agrarisch bedrijf worden gebouwd, mits:

1.    deze afwijking uitsluitend wordt verleend ten behoeve van mestvergisting en de verhandeling van de daarbij vrijkomende energie als ondergeschikte tak bij een agrarisch bedrijf;

2.    de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;

3.    tevens de in lid 3.5. sub a genoemde afwijking wordt verleend;

4.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

b.    het bepaalde in lid 3.2.2. sub d. in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, zoals weergegeven in bijlage 2, wordt vergroot, mits:

1.    deze afwijking uitsluitend wordt verleend ten behoeve van de verbetering van het dierenwelzijn en/of het verbeteren van de milieusituatie, bij een gelijkblijvende productieomvang en bij een gelijkblijvend aantal dieren;

2.    bij toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid de richtlijnen van het Informatie- en Kenniscentrum Landbouw gehanteerd worden;

3.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

c.    het bepaalde in lid 3.2.2. sub f. in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg minder dan de bestaande afstand zal bedragen, mits:

1.    er bij nieuwbouw van de bedrijfswoning voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstel­ligd;

2.    de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;

3.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

d.    het bepaalde in lid 3.2.2. onder g in die zin dat de minimale en/of maximale dakhelling van de bedrijfsgebouwen wordt overschreden en dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:

-       geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

e.    het bepaalde in lid 3.2.4. sub b. in die zin dat de bouwhoogte van mestsilo’s wordt vergroot tot 8 m, mits:

-       geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3. 4.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;

c.    het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten, alsmede tijdelijke opslag van mest, onder voorwaarde dat de mestopslag niet langer dan zes maanden duurt en de mestopslag niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde locatie plaatsheeft;


d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van volwaardige en ondergeschikte niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch niet-grondgebonden bedrijf”;

e.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

f.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;

g.    het opslaan van agrarische producten buiten het bouwvlak;

h.    het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto’s, caravans en boten anders dan in gebouwen;

i.      het splitsen van een bedrijfswoning zódanig dat er meer dan één woning ontstaat;

j.      het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zódanig dat de beroeps- dan wel bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m²;

k.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;

l.      het gebruik van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, zódanig dat, indien de lichtsterkte in de bedrijfsgebouwen meer dan 150 lux bedraagt, de lichtuitstraling vanuit de gevels van de bedrijfsgebouwen tussen 20.00 uur en 6.00 uur met minder dan 90% wordt gereduceerd;

m.   het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, bosbouw, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - productiebos”;

n.    het diepploegen, egaliseren en afschuiven van wierden;

o.    het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken.

3. 5.       Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

 

a.    het bepaalde in lid 3.4. onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:

-       het bedrijf verwerkt in hoofdzaak bedrijfseigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en naar derden afgevoerd;

-       het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt,

mits:

1.    de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwperceel;

2.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

3.    de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;

4.    de hoogte van een mest- en/of organische (bij)productver­gistingsinstallatie ten hoogste 10 m zal bedragen;

5.    er sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg die berekend is op zwaar verkeer;

6.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

b.    het bepaalde in lid 3.4. onder b in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten dan wel ondergeschikte uitbreiding van de bebouwing wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 3 opgenomen bedrijvigheid, mits:

1.    de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwperceel. Bij boerengolf eveneens de bijbehorende landbouwgronden mogen worden gebruikt;

2.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

3.    niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen ten tijde van de verleende afwijking, met een maximum van 500 m², wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie;

4.    er sprake is van een ligging aan een weg die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;

5.    alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen de bestaande bebouwing wordt ondergebracht;

6.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

c.    het bepaalde in lid 3.4. sub i in die zin dat een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten wordt gebruikt voor meer dan één huishouden, mits:

1.    deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;

2.    de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;

3.    de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot;

4.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

5.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

d.    het bepaalde in lid 3.4. onder n in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:

1.    de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;

2.    er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);

3.    er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;

4.    de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5 m en 3 m zal bedragen.

3. 6.       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

3. 6. 1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:


 

Werken en werkzaamheden

Deelgebieden*

1

2

Het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik

x

x

Het aanleggen en/of verharden van parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen en/of verharden van wegen ter ontsluiting van percelen, kuilvoerplaten en sleufsilo’s

x

x

Het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse hoofdtransport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen

x

x

Het wijzigen van het verkavelingspatroon vanwege het graven of dempen van watergangen of anderszins werkzaamheden

x

0

Het verwijderen, verleggen en/of wijzigen van het profiel van de structuurlijnen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - structuurlijn”

x

x

 

*              =             zie kaart bijlage 3 toelichting

x              =             omgevingsvergunningplicht

0             =             geen omgevingsvergunningplicht

3. 6. 2. Het bepaalde in lid 3.6.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

a.    het normale onderhoud of normale agrarische gebruik betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

3. 6. 3. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke waarden en cultuurhistorische waarden. Bij de afweging zal mede paragraaf 6.5. van de toelichting worden betrokken.

3. 7.       Wijzigingsbevoegdheid

Het bestemmingsplan kan worden gewijzigd in die zin dat:

 

Vergroten bouwperceel grondgebonden bedrijf tot 1,5 hectare

a.    de aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf”, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

1.    de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;

2.    er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;

3.    met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;

4.    de uitbreiding van het bouwperceel vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;

5.    er voldoende afstand wordt aangehouden tot andere ruimtelijke elementen;

6.    de infrastructurele ontsluiting toereikend is voor de bedrijfsontwikkeling;

7.    er sprake is van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen; geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

8.    de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;

 

Vergroten bouwperceel grondgebonden bedrijf tot 2,0 hectare

b.    de aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf”, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

1.    de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2 hectare;

2.    er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzaak van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;

3.    er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;

4.    met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;

5.    de uitbreiding van het bouwperceel vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;

6.    er voldoende afstand wordt aangehouden tot andere ruimtelijke elementen;

7.    de infrastructurele ontsluiting toereikend is voor de bedrijfsontwikkeling;

8.    er sprake is van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen; geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

9.    de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;

 

Wijziging situering bouwperceel

c.    een ter plaatse aangegeven bouwperceel, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, mits:

1.    er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten de situering van het bouwperceel te wijzigen;

2.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

Verwijderen aanduiding intensieve tak

d.    de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - ondergeschikte intensieve tak” ter plaatse wordt verwijderd, mits:

-       de niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;

 

Verwijderen aanduiding productiebos

e.    de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - productiebos” ter plaatse wordt verwijderd, mits:

-       het productiebos ter plaatse geheel of gedeeltelijk is gekapt;

 

Aanbrengen aanduiding schuur

f.     de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - schuur” ter plaatse wordt aangebracht, mits:

1.    de schuur uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van agrarisch gebruik in de vorm van het stallen van dan wel schuilgelegenheid bieden aan dieren;

2.    de oppervlakte van de schuur ten hoogste 50 m² zal bedragen;

3.    de goothoogte van de schuur ten hoogste 3,00 m zal bedragen;

4.    de dakhelling van de schuur ten hoogste 60° zal bedragen;

 

Wijziging bouwperceel naar wonen zonder compensatie

g.    de bestemming ‘Agrarisch’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - E1’ of ‘Wonen - Voormalige boerderijen’ ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

1.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 22 of 24 van overeenkomstige toepassing zijn, waarbij in geval van functiewijziging van een waardevol boerderijpand uitsluitend de regels van artikel 24 van overeenkomstige toepassing mogen zijn;

2.    het bouwperceel, inclusief het bouwvlak, ter plaatse wordt verwijderd;

3.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

4.    de voormalige bedrijfsgebouwen die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;

5.    de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;

6.    het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;

7.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

Vergroten bestemmingsvlakken voor het wonen

h.    de bestemming ‘Agrarisch’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - E1’ en/of ‘Wonen - Voormalige boerderijen’ ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken, mits:

1.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 22 of 24 van overeenkomstige toepassing zijn;

2.    de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 5.000 m² zal bedragen;

3.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

4.    er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de gronden ten behoeve van het wonen en de gronden als één aaneengesloten geheel worden ingericht;

5.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

Wijziging bouwperceel naar bedrijven

i.      de bestemming ‘Agrarisch’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - 2’ ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

1.    het bouwperceel, inclusief het bouwvlak, ter plaatse wordt verwijderd;

2.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in bijlage 4 onder de categorieën 1 en 2 en waarbij een specifieke aanduiding zal worden aangebracht;

3.    de bestaande (karakteristieke) verschijningsvorm van de gebouwen en de landschappelijke kenmerken van het bijbehorende erf niet worden aangetast;

4.    er geen opslag op het erf plaatsvindt;

5.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

6.    de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;

7.    er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

8.    het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

9.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.