direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rijksinpassingsplan Afsluitdijk - Aansluiting Dijkring Wieringen
Status: ontwerp
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IMip16AfsluitdijkW-2000

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Al meer dan tachtig jaar beschermt de Afsluitdijk een groot deel van Nederland tegen overstromingen vanuit zee. De Afsluitdijk sluit aan de westzijde, bij de aanlanding op de kust van Noord-Holland, aan op dijkring Wieringen; de dijkring met volgnummer 12 rond het voormalige eiland Wieringen.

Om het achterland ook in de toekomst te beschermen tegen overstromingen bevat het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (vastgesteld op 22 januari 2016) het besluit om omvangrijke versterkingsmaatregelen te treffen aan het dijklichaam van de Afsluitdijk. Ook zijn maatregelen voorzien aan de civieltechnische kunstwerken voor zowel de waterveiligheid als de waterafvoer. Het plan wordt naar verwachting in de periode 2018-2022 uitgevoerd. Rijkswaterstaat draagt namens het Rijk zorg voor de realisatie.

Voor de versterking van het deel van de dijkring Wieringen bij Den Oever heeft Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) een projectplan op grond van de Waterwet in voorbereiding genomen.

Het ontwerp-projectplan 'Dijkversterking Den Oever' heeft van 16 maart tot en met 26 april 2016 ter visie gelegen; vaststelling wordt voorzien in het najaar van 2016. De dijkversterking wordt in de periode 2017-2019 uitgevoerd onder regie van HHNK.

De Afsluitdijk en dijkring Wieringen komen bij elkaar in het gebied ten westen van de Stevinsluizen (het sluiscomplex in de Afsluitdijk bij Den Oever). Een klein gebied valt buiten beide plannen met daarin twee haaks op elkaar liggende stukjes dijk van elk ongeveer 50 m lengte. Ze behoren tot de primaire kering van de Afsluitdijk en vallen binnen het beheergebied van Rijkswaterstaat. Voor dit deel van de kering, direct ten westen van de Stevinsluizen, geldt dezelfde waterveiligheidsopgave als voor de gehele Afsluitdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMip16AfsluitdijkW-2000_0001.jpg"

Afbeelding 1.1. Stevinsluis Den Oever met als rode lijn een deel van de primaire waterkering in beheer van het Rijk; de gele lijn geeft de waterkering weer die onderdeel uitmaakt van de dijkring Wieringen (HHNK). Met een witte lijn is het deel van de Afsluitdijk weergegeven dat niet in het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016) is opgenomen, maar waarvoor wel een waterveiligheidsopgave geldt.

De aansluiting van de Afsluitdijk met dijkring Wieringen valt buiten het plangebied van het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016), waardoor het formele besluit ontbreekt om op dit deel van de dijk de benodigde versterkingsmaatregelen te treffen. Met onderhavig plan wordt in deze toestemming voorzien. Om aan te geven dat het plan sterk verbonden is met het eerder vastgestelde Rijksinpassingsplan Afsluitdijk heeft dit aanvullende plan als naam gekregen 'Rijksinpassingsplan Afsluitdijk – aansluiting dijkring Wieringen'. De toelichting van dit plan (opbouw, onderbouwing) is afgestemd op het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016). Ook de planregels zijn vergelijkbaar, maar uiteraard wel toegespitst op het gebied van de aansluiting.

1.2 Voorkeursbeslissing waterveiligheid

Waterveiligheid is de reden voor forse ingrepen aan zowel de Afsluitdijk als aan de dijkring Wieringen. Het klimaat verandert, de zeespiegel stijgt. De Afsluitdijk en de dijkring Wieringen moeten in de toekomst bescherming blijven bieden tegen overstromingen. De Afsluitdijk moet over zijn gehele lengte en in aansluiting met de aanliggende keringen, zoals dijkring Wieringen, versterkt worden. Het project Afsluitdijk bevat naast maatregelen voor de waterveiligheid, ook maatregelen om te voldoen aan de opgave voor waterafvoer van IJsselmeer naar Waddenzee. De doelstelling voor waterafvoer heeft geen betrekking op de aansluiting met de dijkring Wieringen. Voor het plangebied van het voorliggende plan geldt alleen een waterveiligheidsopgave.

In 2011 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de voorkeursbeslissing over de waterveiligheid van Afsluitdijk genomen. De voorkeursbeslissing waterveiligheid neemt voor de versterking van het dijklichaam het principe van 'de overslagbestendige dijk' als uitgangspunt. 'Overslagbestendigheid' betekent dat het dijklichaam hoog en sterk genoeg is om onder vrijwel alle omstandigheden het water tegen te houden; geaccepteerd wordt dat bij een uitzonderlijk zware storm door overslaande golven water over de dijk komt.

De voorkeursbeslissing uit 2011 vormt ook de grondslag voor het voorliggende Rijksinpassingsplan Afsluitdijk - aansluiting dijkring Wieringen.

De minister van Infrastructuur en Milieu neemt de projectbeslissing, die is vastgelegd in dit 'Rijksinpassingsplan Afsluitdijk- aansluiting dijkring Wieringen'. Net als het vastgestelde Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016) heeft dit aanvullende plan twee belangrijke functies. Ten eerste legt de minister van Infrastructuur en Milieu in het rijksinpassingsplan vast welke maatregelen zij aan de Afsluitdijk wil laten uitvoeren. Het plan maakt duidelijk wat voor ingrepen uitgevoerd gaan worden om waterveiligheid te bieden. De tweede functie van het rijksinpassingsplan is het bieden van publiekrechtelijke waarborgen. Het rijksinpassingsplan volgt de procedure van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en legt met verbeelding (plankaart) en regels de juridische basis voor de te treffen maatregelen. Dit biedt rechtszekerheid aan betrokkenen.

Voorliggende toelichting geeft de ruimtelijke onderbouwing van het rijksinpassingsplan en gaat onder andere in op de te verwachten maatregelen, het relevante beleid, de omgevingseffecten en de uitvoerbaarheid.

1.3 Het concept 'oplossingsruimte'

Dit rijksinpassingsplan bevat de projectbeslissing van de minister van Infrastructuur en Milieu. Na de vaststelling volgt de uitvoering van de maatregelen. Net als het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016) bevat dit aanvullende plan geen blauwdruk of bestek, dat tot in detail de uit te voeren maatregelen beschrijft. In plaats daarvan geeft het rijksinpassingsplan de 'oplossingsruimte' aan. In het rijksinpassingsplan is vastgelegd:

  • wat de maximale ruimte is waarbinnen de maatregelen moeten passen;
  • aan welke ruimtelijk relevante eisen deze maatregelen moeten voldoen;
  • welke voorwaarden of beperkingen er gelden voor de aanlegwerkzaamheden.

De fysieke grenzen, de eisen en de voorwaarden zorgen er samen voor dat het rijksinpassingsplan houvast geeft: de afbakening van de oplossingsruimte is duidelijk en biedt rechtszekerheid aan omwonenden en belanghebbenden. Het rijksinpassingsplan biedt duidelijkheid door de locatie vast te leggen waar maatregelen mogelijk zijn, door de maximale maatvoering aan te geven, andere eisen te stellen en door de maximale effecten in beeld te brengen die het plan met zich meebrengt tijdens en na de realisatie.

De oplossingsruimte geeft bij de aanbesteding aan de geïnteresseerde opdrachtnemers de nodige ruimte om zelf de noodzakelijke maatregelen uit te werken en ook zelf het tijdspad van de aanlegwerkzaamheden uit te stippelen.

1.4 Ligging plangebied

De maatregelen die mogelijk worden gemaakt in het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016) en het projectplan Dijkversterking Den Oever moeten op elkaar aansluiten in het gebied direct ten westen van de bruggen van de Stevinsluizen (het sluiscomplex Den Oever). Een klein plangebied volstaat om de aansluiting tot stand te brengen. De grenzen van het plangebied zijn als volgt aan te duiden. De zuidelijke grens van het plangebied loopt langs de zuidelijke rijbaan van de A7 en valt samen met de plangrens van het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016), de westelijke grens loopt dwars over de beide rijbanen van de A7 en valt samen met de waterstaatkundige beheergrens RWS/HHNK (ter hoogte van kilometerpunt 0,275 km, de noordelijke grens loopt parallel aan de dijk onderaan het talud (in de overgang naar het horizontaal gelegen voorland) en volgt de grens tot waar het Rijk eigenaar en beheerder is van de grond, de oostgrens ligt bij de aansluiting met de draaibruggen. Deze bruggen vallen geheel buiten het plangebied. De totale oppervlakte van het plangebied is bij benadering een halve hectare. De begrenzing is zo gekozen dat de benodigde versterking goed tot stand kan worden gebracht en er voorts geen (planologisch) belemmering optreedt voor het project Dijkversterking Den Oever en verschillende gemeentelijke ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMip16AfsluitdijkW-2000_0002.jpg"

Afbeelding 1.2. Begrenzing van het plangebied - niet gekleurd met stippellijn omgrensd (gekleurde gebied geeft de toegekende bestemmingen weer van het aangrenzende Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016)). Het plangebied zal als 'fysieke oplossingsruimte' -de ruimte waarbinnen de maatregelen voor waterveiligheid moeten passen- aan de opdrachtnemer worden meegegeven. De fysieke oplossingsruimte is in dit rijksinpassingsplan één op één als plangebied genomen.

1.5 Regionale ambities

De maatregelen die het Rijk neemt op de Afsluitdijk staan niet op zichzelf. De regionale overheden hebben ambities op het gebied van duurzaamheid, ecologie en recreatie & toerisme. Rijk en regio hebben afspraken gemaakt over het bereiken van synergie tussen waterbouw en regionale ambities. Op die manier ontstaat een totaalpakket dat voldoet aan de waterbouwkundige doelstellingen en recht doet aan de icoonstatus van de Afsluitdijk door vormgeving, door -waar mogelijk- behoud en versterking van cultuurhistorisch erfgoed en door vernieuwende maatregelen voor natuurontwikkeling, innovatie in duurzaamheid en recreatie & toerisme. Als gemeenschappelijk kader voor de maatregelen hebben Rijk en regio het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk opgesteld en als bestuurlijke afspraak vastgesteld. Het Masterplan bevat een visie op de ontwikkeling van de Afsluitdijk tot vernieuwd waterbouwkundig icoon van de 21e eeuw. Ook op dit aanvullende rijksinpassingsplan is het Masterplan van toepassing. Naast de primaire opgave voor waterveiligheid is de beoogde ruimtelijke kwaliteit voor het plangebied een belangrijk motief bij het tot stand brengen van de aansluiting tussen beide dijkversterkingsopgaven. Uitgangspunt is dat de maatregelen - mede vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit - met een integraal ontwerp worden vormgegeven.

1.6 Leeswijzer

De toelichting van het voorliggende rijksinpassingsplan is op dezelfde manier opgebouwd als het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016). De onderbouwing en keuzen die aan voornoemd plan ten grondslag liggen zijn in grote lijn ook van toepassing op deze aanvulling. De tekst is in het voorliggende plan toegespitst op de beperkte opgave voor alleen waterveiligheid en op de geringe omvang van het plangebied.

Na dit inleidende hoofdstuk (1) bevat hoofdstuk 2 informatie over de gekozen procedure voor dit plan met een verantwoording waarom is gekozen voor een rijksinpassingsplan, wat de reikwijdte ervan is en op welke wijze een zienswijze naar voren kan worden gebracht.

Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied, zowel in ruimtelijk als in

functioneel opzicht.

In hoofdstuk 4 wordt getoetst of de maatregelen in het rijksinpassingsplan in overeenstemming zijn met het beleid van de diverse overheden.

Hoofdstuk 5 behandelt de algemene doelen van het project zoals dat met het rijksinpassingsplan mogelijk wordt gemaakt.

Hoofdstuk 6 schetst op hoofdlijnen welke werkwijze en welk proces is gehanteerd om het plan op te stellen.

Hoofdstuk 7 geeft een beschrijving van de keuzes die gemaakt zijn ten aanzien van de inrichting van het plangebied, het fysieke domein. Daarbij wordt beschreven op welke wijze de ruimtelijk-juridisch relevante aspecten van de oplossingsruimte in de regeling van het rijksinpassingsplan zijn opgenomen.

Hoofdstuk 8 beschrijft eisen en voorwaarden die technisch, esthetisch of om andere redenen relevant zijn, maar niet in het rijksinpassingsplan geborgd (kunnen) worden. Met deze eisen en voorwaarden wordt de oplossingsruimte wel afgebakend.

Hoofdstuk 9 beschrijft de effecten van het project op zijn omgeving (natuur, landschap, water, milieu), op de aanwezige functies (met name verkeer) en geeft aan hoe de maatregelen passen binnen het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk.

Een toelichting op de juridische regeling volgt in hoofdstuk 10: wat is de betekenis van de regels en hoe heeft een vertaling in de verbeelding plaatsgevonden.

Hoofdstuk 11 ten slotte gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan, zowel in economische zin als waar het betreft de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Procedure

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de procedure voor het project Afsluitdijk en de keuze voor het instrument 'rijksinpassingsplan' toegelicht. Ook is vermeld op welke wijze een zienswijze over dit plan naar voren kan worden gebracht.

2.2 Verantwoording keuze rijksinpassingsplan

Voor de ruimtelijke inpassing van de maatregelen aan de Afsluitdijk is op 22 januari 2016 een rijksinpassingsplan vastgesteld. Er is specifiek voor dit instrument op rijksniveau gekozen, aangezien waterveiligheid een nationaal belang betreft en de minister van Infrastructuur en Milieu de beheerder is van de Afsluitdijk. Bovendien is het project gemeente- en provinciegrens overstijgend: het project wordt ten uitvoer gebracht op het grondgebied van drie gemeenten (Harlingen, Hollands Kroon en Súdwest-Fryslân) en twee provincies (Fryslân en Noord-Holland). Vanwege het nationale belang en het interprovinciale karakter is een rijksinpassingsplan het geëigende instrument voor de realisatie van dit project. Hoewel het plangebied nu binnen één provincie en één gemeente ligt sluit het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk - aansluiting dijkring Wieringen aan bij deze keuze. Door wederom gebruik te maken van het instrument rijksinpassingsplan komt een eenduidige planologische regeling voor het project tot stand.

2.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt, tot het van kracht worden van dit rijksinpassingsplan, het bestemmingplan “Den Oever” zoals vastgesteld op 4 december 2006 door de raad van de gemeente Wieringen. In de juridische planbeschrijving (hoofdstuk 10) wordt nader toegelicht op welke wijze het inpassingsplan ingrijpt op dit bestemmingsplan.

2.4 Reikwijdte rijksinpassingsplan

Met het rijksinpassingsplan wordt het mogelijk gemaakt om de beoogde maatregelen uit te voeren. Het rijksinpassingsplan is zodanig opgesteld, dat het inzicht geeft in de ruimtelijke implicaties van de maatregelen voor waterveiligheid. Als uitgangspunt geldt dat het inpassingsplan alleen van toepassing is op de gronden waar mogelijk maatregelen worden getroffen.

Vervanger van projectplan Waterwet

In artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet is bepaald dat de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk gebeurt overeenkomstig een door de beheerder vastgesteld projectplan. Een dergelijk plan bevat een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd. In het geval een inpassingsplan op grond van de Wet ruimtelijke ordening wordt opgesteld, zoals voor dit project, vervalt de verplichting een projectplan vast te stellen (zie art. 5.4, zesde lid Waterwet). Een inpassingsplan komt daarmee in de plaats van het projectplan op grond van de Waterwet.

Het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk – aansluiting dijkring Wieringen is zodanig opgesteld dat het inzicht geeft in de waterstaatkundige implicaties van de maatregelen zoals een projectplan dat ook doet. Op de verbeelding is allereerst in het tweedimensionale vlak de oplossingsruimte weergegeven waarbinnen de maatregelen voor waterveiligheid dienen plaats te vinden. Deze ruimte is vervolgens begrensd door in het plan de maximale hoogte van de dijk te benoemen. Omdat in het plan tevens een verlaging van de waterkering is uitgesloten is de bandbreedte in het driedimensionale vlak gegeven waarbinnen de werkzaamheden door de opdrachtnemer zullen worden uitgevoerd. Bij de werkzaamheden binnen dit vlak dient de opdrachtnemer zich te houden aan het Programma van Eisen dat bindend deel uitmaakt van het aanbestedingsdossier. In dit document staan de eisen waaraan het technisch ontwerp en de uitvoering moeten voldoen.

2.5 Toepassing rijkscoördinatieregeling

De minister van Infrastructuur en Milieu heeft in juni 2013, op basis van artikel 3.35, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening, een coördinatiebesluit genomen voor het project Afsluitdijk (Staatscourant 2013, nr. 20154). Toepassing van de rijkscoördinatieregeling waarborgt de inhoudelijke afstemming van de benodigde (uitvoerings)besluiten en heeft tot gevolg dat alle besluiten dezelfde procedure volgen. Dit versnelt de besluitvorming van het project en vergroot de eenduidigheid voor de belanghebbenden. Het coördinatiebesluit is ook van toepassing op voorliggend rijkinspassingsplan.

In het coördinatiebesluit is naast een gecoördineerde voorbereiding van de benodigde besluiten ook vastgelegd dat de omgevingsvergunningen voor het project niet door het reguliere bevoegde gezag - het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente - worden verleend, maar door de minister van Infrastructuur en Milieu. Deze bevoegdheid is bij de minister van Infrastructuur en Milieu belegd in verband met de complexiteit van de vergunningen. Deze aanpak heeft de instemming van alle betrokken bestuursorganen.

2.6 Milieueffectrapportage

De waterveiligheidsmaatregelen die mogelijk worden gemaakt met voorliggend plan vormen een noodzakelijk onderdeel van het Project Afsluitdijk en sluiten direct aan op de maatregelen die eerder zijn opgenomen in het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016). Ten behoeve van laatstgenoemd plan is een milieueffectrapportage (MER) opgesteld. Dit MER, het MER Afsluitdijk, bevat de afwegingen die ten grondslag liggen aan de oplossingsruimte voor de te treffen waterveiligheids- en waterafvoermaatregelen voor de gehele Afsluitdijk. Ook zijn de milieugevolgen van zowel de aanleg als de gebruiksfase in beeld gebracht. Het MER Afsluitdijk bevat ook de informatie om de impact te beoordelen van de aanvullende waterveiligheidsmaatregelen die in voorliggend plan zijn opgenomen. De eisen die in hoofdstuk 5 van het MER worden gesteld aan het dijklichaam zijn van toepassing op het deel van de Afsluitdijk dat grenst aan de dijkring Wieringen - overslagbestendige dijk, behoud zeedijkprofiel, fietspad handhaven ten noorden A7 -en de effectbeoordeling in het MER strekt zich, waar relevant, uit tot de gronden die zijn betrokken in dit inpassingplan (zie onder meer de afbeeldingen 5.10 – overzicht Natura 2000-gebieden, 5.14 – cultuurhistorische waarden en 5.15 – archeologische waarden). Het MER Afsluitdijk biedt daarmee de informatie om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij de vaststelling van het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk - aansluiting dijkring Wieringen. De op het plangebied specifiek van toepassing zijnde informatie over milieueffecten is opgenomen in hoofdstuk 9 van deze toelichting, voor de overwegingen en achtergronden van de plankeuzen wordt ook verwezen naar het opgestelde MER Afsluitdijk.

2.7 Crisis- en herstelwet

Op het Project Afsluitdijk is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. Het project behelst namelijk de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden met een nationaal belang krachtens afdeling 3.5 van de Wet ruimtelijke ordening (categorie 2.1 van Bijlage I bij de Crisis- en herstelwet). Daarmee vallen het rijksinpassingsplan en alle overige besluiten voor de uitvoering van de maatregelen onder de werking van deze wet. Dit heeft een aantal gevolgen voor de eventuele beroepsprocedure tegen de besluiten. Zo kunnen tot de decentrale overheid behorende bestuursorganen geen beroep instellen en wordt het beroep versneld behandeld. Ook moeten de beroepsgronden in het beroepschrift worden opgenomen, wordt het beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend en kunnen deze na afloop van de beroepstermijn niet meer worden aangevuld. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State doet uiterlijk zes maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak.

2.8 Inspraakprocedure

Een ieder kan, gedurende zes weken en met ingang van de dag van terinzagelegging, een zienswijze naar voren brengen over het ontwerp-rijksinpassingsplan bij het:

Platform Participatie

O.v.v. ontwerp-rijksinpassingsplan Afsluitdijk – aansluiting dijkring Wieringen

Postbus 30316

2500 GH Den Haag

Ook kan de zienswijze via het internet naar voren worde gebracht door het online invullen van een reactieformulier. Dit kan via de site www.platformparticipatie.nl. De data en locaties van de terinzagelegging worden bekend gemaakt door middel van advertenties in onder meer de digitale Staatscourant.

Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld tegen het rijksinpassingsplan door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze heeft ingediend over het ontwerp-rijksinpassingsplan.

Hoofdstuk 3 Uitgangssituatie

3.1 Inleiding

Voor de uitgangssituatie van de Afsluitdijk als geheel en daarmee ook van het plangebied wordt hier verwezen naar de beschrijving van het overeenkomstige hoofdstuk 3 bij de toelichting op het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016). De onderstaande aanvullende beschrijving zoomt verder in op het dijklichaam en op de huidige functies in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMip16AfsluitdijkW-2000_0003.jpg"

Afbeelding 3.1. Ligging van het plangebied nabij het sluiscomplex Den Oever

3.2 Dijklichaam

Het dijklichaam van de Afsluitdijk is in de Waterwet aangewezen als een primaire waterkering. De Afsluitdijk biedt als voorliggende kering bescherming aan de dijkringen 6 (Friesland en Groningen), 7 (Noordoostpolder), 8 (Flevoland), 9 (Vollenhove), 10 (Mastenbroek), 11 (IJsseldelta), 12 (Wieringen) en 13 (Noord-Holland). Het plangebied bevat een klein deel van de totale Afsluitdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMip16AfsluitdijkW-2000_0004.jpg"

Afbeelding 3.2. De blauwe lijn geeft indicatief de ligging van waterkering weer die onderdeel uitmaakt van de dijkring Wieringen (HHNK). De bruine lijn verbeeldt een gedeelte van de buitenkruinlijn van de Afsluitdijk (RWS).

Ligging van de waterkering

De Afsluitdijk loopt van km 0.0 (Noord-Hollandse kust bij Den Oever) tot km 31.9 (Friese Kust bij Zurich). Van km 0.0 tot 0,275 is de Afsluitdijk feitelijk onderdeel van de dijkring Wieringen. Vanaf km 0,275 volgt dijkring Wieringen een ander tracé dan de Afsluitdijk. Het tracé van de Afsluitdijk ten westen van de Stevinsluizen loopt om de Voorhaven heen. Voor de aansluiting op dijkring Wieringen zijn in Afbeelding 4

drie stukjes van het dijktracé aangegeven met de letters A, B en C.

  • A: het vervolg van dijkring Wieringen (km 0,275) tot aan de bruggen van de Stevinsluizen
  • B: het tracé dwars over de rijbanen van de A7
  • C: het tracé dat al onderdeel uitmaakt van het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016) rond de Voorhaven en dat ter hoogte van km 0,5 weer dicht in de buurt komt van de dijkring Wieringen.

Het voorliggende Rijksinpassingsplan Afsluitdijk – aansluiting dijkring Wieringen voorziet in de aansluiting van de Afsluitdijk op de dijkring Wieringen.

Huidige waterkering en Dijkversterking Den Oever

Binnen het plangebied ligt de waterkering direct ten noorden van de rijbanen van de A7 (tracé A) en loopt door dwars over de rijbanen heen naar de voorhavendijk (tracé B).

De huidige kruinhoogte van het dijklichaam parallel langs de A7 (tracé A) is NAP + 6,25 m. Het talud gericht naar het noorden bestaat hoofdzakelijk uit een steenbekleding. Boven op de kruin ligt het fietspad dat aansluit bij de bruggen en op ongeveer hetzelfde niveau liggen de rijbanen van de A7. Onder aan het talud ligt een vlak gebied met grasbekleding dat overgaat in de westelijke havendam van de buitenhaven. Dit voorland draagt bij aan de waterkerende werking en heeft een maaiveldhoogte van NAP + 4,1 m.

Het noord-zuid-lopende deel van de kering over de rijbanen heen (tracé B) is in het terrein niet als een verhoging waarneembaar en heeft een hoogteligging van NAP + 5,9 m.

Het project Dijkversterking Den Oever zorgt voor de versterking van het aansluitende deel direct westelijk van het plangebied. Dit deel van de Havendijk wordt in het projectplan van HHNK aangeduid als 'Havendijk B'. De huidige kruin van deze dijk wordt met circa 50 -70 cm opgehoogd. Veelal gaat een verhoging van de kruin samen met een verbreding van het hele dijklichaam. Omdat er weinig ruimte tussen de A7 en het Haventerrein voor een dergelijke verbreding is, is een oplossing met een verticale constructie (keerwand) uitgewerkt, zoals op de bijgaande tekening is aangegeven. Het boventalud wordt van een steenbekleding voorzien.

De laatste circa 50 meter van het dijklichaam tot de draaibruggen wordt door het Rijk versterkt; dit deel van de waterkering maakt formeel onderdeel uit van de Afsluitdijk in beheer bij Rijkswaterstaat. Het project Dijkversterking Den Oever voorziet - in samenwerking met de gemeente Hollands Kroon - wel in maatregelen in het onder aan het talud gelegen voorland. Het voorland wordt volledig verhard ten behoeve van de compensatie van parkeerplaatsen die verloren gaan bij de dijkversterking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMip16AfsluitdijkW-2000_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMip16AfsluitdijkW-2000_0006.jpg"

Afbeelding 3.3. Impressie van de dijkversterking net buiten het plangebied zoals opgenomen in het projectplan Dijkversterking Den Oever.

3.3 Huidige functies

Gebruiksfuncties

Het plangebied bestaat grotendeels uit een klein segment van de autosnelweg A7 en het parallel gelegen dijklichaam met daarop een fietspad. De A7 bestaat uit 2x2 rijstroken met daartussen een brede grasstrook. Het dijklichaam met fietspad liggen aan de noordzijde van de A7. In het westelijke deel van het plangebied is tussen de noordelijke rijbaan en het fietspad een vluchtstrook aanwezig, in het oostelijk deel van het plangebied ligt het fietspad alleen gescheiden van de rijbaan door een geleiderail met lamellen om 'verblinding' van de fietsers tegen te gaan. Op dit moment passeren er dagelijks gemiddeld bijna 20.000 motorvoertuigen. Aan de noordzijde van het plangebied ligt het haventerrein van Den Oever met een ontsluitingsweg, enkele bedrijfsgebouwen, een mobiele kiosk met klein terras van de Viskoerier, een parkeerterrein, camperplaatsen en een verkooppunt voor recreatieve vaartochten over de Waddenzee. Het gedeelte direct ten noorden van het plangebied is met gras bedekt, het overige haventerrein is bestraat.

Ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorie

De kern van de schoonheid van de Afsluitdijk zit in de eenvoud, de eenduidigheid en de eenvormigheid van het civieltechnische kunstwerk, dat juist daardoor een grote monumentale zeggingskracht heeft. Het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk beschrijft de kwaliteiten en neemt deze als uitgangspunt voor het tot stand brengen van het vernieuwd waterbouwkundig icoon van de 21e eeuw. Het plangebied is onderdeel van de Afsluitdijk en om die reden ook deel van het vernieuwd waterbouwkundig icoon. Voor het plangebied is met name van belang dat de maatregelen voor de dijkversterking geen afbreuk doen aan het uniforme en eenduidige beeld.

In het plangebied bevat geen monumenten of andere bijzondere cultuurhistorische waarden. Het plangebied valt wel binnen het schootsveld van de stelling Den Oever (zie afbeelding 6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMip16AfsluitdijkW-2000_0007.png"

Afbeelding 3.4. Cultuurhistorische waarden Den Oever.

Hoofdstuk 4 Wetgeving en beleidskader

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden het relevante beleid en de relevante wetgeving weergegeven voor de maatregelen, die het inpassingsplan mogelijk maakt. In algemene zin wordt opgemerkt, dat de minister van Infrastructuur en Milieu bij de vaststelling van het rijksinpassingsplan, strikt juridisch gezien, niet aan het beleid van decentrale overheden is gebonden. Hoewel de minister formeel dus niet gebonden is aan het beleid van provincies en gemeenten, wordt met dit beleid bij vaststelling van het rijksinpassingsplan wel rekening gehouden. In dit hoofdstuk wordt daarom ook het beleid van de decentrale overheden beschreven.

4.2 Rijksbeleid- en wetgeving

4.2.1 Waterwet

Uit de Waterwet volgen veiligheidsnormen voor de primaire waterkeringen. Deze primaire waterkeringen moeten bescherming bieden tegen overstromingen vanuit het buitenwater. Voor de Afsluitdijk geldt een norm voor bescherming voor condities die met een kans van 1 op 10.000 per jaar optreden. Dit rijksinpassingsplan maakt maatregelen mogelijk waarmee de dijk tot ten minste tot halverwege deze eeuw te laten voldoen aan de hiervoor genoemde eis.

4.2.2 Wijziging Waterwet

Uitgangspunt voor de versterking van de Afsluitdijk zijn de wettelijke normen (Waterwet) op het moment van voorbereiding van het rijksinpassingsplan en besluitvorming daarover. Daarbij worden tevens de bij die wettelijke normen behorende rekenmethodieken en uitgangspunten gehanteerd. In het Nationaal Waterplan 2009-2015 is aangekondigd dat er nieuwe normen worden ingevoerd gebaseerd op overstromingskansen in plaats van overschrijdingskansen. In juli 2016 is het wetsvoorstel voor deze nieuwe wettelijke norm (Wijziging van de Waterwet) door de Tweede Kamer aangenomen. Het streven is dat deze wijziging van de Waterwet op 1 januari 2017 in werking treedt. In 2017 gaat de volgende landelijke toetsing van de waterkeringen van start die leidt tot een rapportage van het kabinet aan de Tweede Kamer in 2023.

Voor lopende projecten die met de planvorming al ver gevorderd zijn, zoals project Afsluitdijk, is het nog niet mogelijk om uit te gaan van de toekomstige normen. Deze zijn nog niet definitief vastgesteld en wettelijk verankerd, maar belangrijker nog is dat de nieuwe rekenmethodieken nog niet beschikbaar zijn.

In lijn met de brief aan de Tweede Kamer over het nieuwe waterveiligheidsbeleid (Tweede Kamer 2013-2014, 33 750 J, nr. 20) blijft de huidige norm uitgangspunt voor de versterking van de Afsluitdijk. In het MER bij het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016) is onderbouwd dat de gekozen aanpak ook met de nieuwe normen robuust is. Er is een gevoeligheidsanalyse van de oplossingsruimte uitgevoerd op basis van het Ontwerpinstrumentarium 2014 (OI2014). De OI2014 bevat methoden en rekenregels die zijn vastgesteld om voorlopige berekeningen te maken ten behoeve van de nieuwe overstromingskansbenadering.

Deze zelfde redenering is ook van toepassing op dit aanvullende Rijksinpassingsplan – aansluiting dijkring Wieringen.

4.2.3 Derde Nota Waddenzee

Voor de Waddenzee zijn in de Structuurvisie Derde Nota Waddenzee (2007) waarden benoemd die zijn gericht op het beschermen en ontwikkelen van de Waddenzee. Hierbij gaat het om waarden die zien op het beschermen van natuur, cultuurhistorie alsook overige landschappelijke waarden. Net als bij het project Afsluitdijk is ook bij de aansluiting dijkring Wieringen met deze waarden rekening gehouden, zoals in hoofdstuk 9 kort is toegelicht.

4.2.4 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012) is ruimte voor waterveiligheid als nationaal belang benoemd. Zoals in het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk nader is toegelicht sluit het plan aan bij de doelstellingen van de SVIR op het gebied van waterveiligheid. In de SVIR is tevens ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten als nationaal belang benoemd. Deze aspecten zijn ook bij het voorliggende plan voor de aansluiting dijkring Wieringen betrokken.

4.2.5 Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk

Op 23 december 2011 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk vastgesteld. Deze structuurvisie beschrijft de voorkeursbeslissing van het kabinet voor de toekomstige ontwikkeling van de Afsluitdijk. Het kabinet neemt met deze structuurvisie zijn verantwoordelijkheid voor de waterveiligheid en ziet daarnaast kansen om verbindingen te leggen met andere thema's om het gebied ook in bredere zin te ontwikkelen. Dit rijksinpassingsplan sluit als projectbeslissing aan bij de keuzes die in Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk zijn gemaakt.

4.2.6 Visie Erfgoed en Ruimte

In de Visie Erfgoed en Ruimte (2011) wordt ingegaan op de borging van het onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening, de prioriteiten daarbij en de wijze van samenwerking met publieke en private partijen. De Structuurvisie Afsluitdijk wordt genoemd als uitwerkingsinstrument voor de borging van de cultuurhistorische waarde van de Afsluitdijk. Deze cultuurhistorische waarden bestaan uit: archeologie, gebouwde monumenten, waterstaatkundige en militaire werken, dijken en andere landschapselementen. Het voorliggende rijksinpassingsplan houdt met deze waarden rekening.

4.2.7 Structuurvisie Windenergie op Land

In de Structuurvisie Windenergie op Land (SWOL, 2014) zijn na overleg met de provincies definitief 11 gebieden aangewezen die geschikt zijn voor grote windmolenparken op land. Daarmee is het ruimtelijk beleid voor het realiseren van ten minste 6000 megawatt (MW) windenergie op land in 2020 van kracht geworden. In de omgeving van het plangebied ligt het gebied 'Wieringermeer', waarvoor een rijksinpassingsplan is vastgesteld. De Afsluitdijk zelf is niet als locatie in de Structuurvisie aangewezen.

4.2.8 Deltaprogramma

Het Deltaprogramma is een nationaal programma waarin de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen samenwerken met inbreng van de maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven met als doel Nederland ook voor de volgende generaties te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoet water.

De deltabeslissing voor waterveiligheid is op het plangebied van toepassing. Deze beslissing leidt tot nieuwe normen voor de toetsing waterkeringen (van overschrijdingskansen naar overstromingskansen). In paragraaf 4.2.2 Wijziging Waterwet is de relatie van het Project Afsluitdijk met deze nieuwe normen beschreven.

4.2.9 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit plan wordt een stap gezet in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het voorliggende rijksinpassingsplan geeft invulling aan de algemene doelstelling 'bescherming tegen overstromingen' uit het Nationaal Waterplan.

4.2.10 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening - Waddenzee en Waddengebied

Het plangebied ligt in de Waddenzee en het waddengebied zoals aangewezen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro stelt een aantal regels met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen ter bescherming van de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten van de Waddenzee. De maatregelen die mogelijk zijn binnen voorliggende rijksinpassingsplan hebben geen effect op voornoemde kwaliteiten.

4.2.11 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening - Primaire waterkeringen

In het Barro zijn regels opgenomen over de wijze van bestemmen van primaire waterkeringen en beschermingszones.

Hoewel deze regels in het Barro formeel niet van toepassing zijn op dit rijksinpassingsplan, is zoveel als mogelijk aansluiting gezocht bij de regeling in het Barro.

Artikel 2.11.2

Een bestemmingsplan bevat de bestemming «waterkering» voor gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van een beschermingszone duidt die gronden aan met de gebiedsaanduiding «vrijwaringszone - dijk», indien de primaire waterkering een dijk is.

Artikel 2.11.3

Met betrekking tot gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkeringof een beschermingszone hebben, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan. Dit voor zover bij verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering.

In het rijksinpassingsplan zijn de gronden die onderdeel uitmaken van de primaire waterkering (Afsluitdijk) voorzien van de (enkel)bestemming 'Water-Waterkering' of de dubbelbestemming 'Waterstaat -Waterkering'. Deze gronden zijn tevens onderdeel van de beschermingszone van de dijkring Wieringen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is beoordeeld of aan deze gronden ook de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – dijk' zou moeten worden toegekend, gelet op het bepaalde in artikel 2.11.3 van het Barro. Hier is niet toe besloten, omdat de aan de gronden toegekende enkelbestemming (Water – Waterkering) dan wel dubbelbestemming (Waterstaat – Waterkering) al is gericht op het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering. Een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – dijk' zou hier niets meer aan toevoegen.

4.3 Beleid provincie Noord-Holland

Structuurvisie Noord-Holland 2014

De Structuurvisie is op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.

Klimaatbestendigheid

Het beleid aangaande klimaatbestendigheid wordt - voor zover relevant - als volgt weergegeven:

• voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast door middel van beleid met betrekking tot:

1. 1. primaire waterkeringen;

2.2. regionale waterkeringen;

3.3. calamiteitenberging;

• voldoende schoon grond-, drink en oppervlaktewater.

Ruimtelijke kwaliteit

Het beleid aangaande ruimtelijke kwaliteit is gericht op:

  • behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen: de provincie zet in op het optimaal gebruiken van de (cultuur)landschappen door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. Nieuwe plannen dienen de ontwikkelingsgeschiedenis, de ordeningsprincipes en bebouwingskarakteristiek van het landschap en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt te hanteren;
  • behoud en ontwikkeling van natuurgebieden: De provincie spant zich in voor het in stand houden en waar mogelijk vergroten van de biodiversiteit, vanuit de intrinsieke waarde van natuur.

Duurzaam ruimtegebruik

Het beleid aangaande duurzaam ruimtegebruik is onder andere gericht op het realiseren van een duurzame milieukwaliteit. Door milieukwaliteiten als externe veiligheid, bodem, geluid en geur en lucht integraal onderdeel te laten zijn van gebiedsontwikkelingen kunnen enerzijds milieuknelpunten opgelost en voorkomen worden en anderzijds kansen voor duurzaam ruimtegebruik en een verbeterde leefbaarheid worden benut.

Provinciale ruimtelijke verordening

De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de provinciale ruimtelijke verordening (PRV). De PRV is laatstelijk op 15 januari 2016 vastgesteld.

Relatie inpassingsplan met provinciaal beleid en regelgeving

Samenvattend kan worden gesteld dat in het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland het belang van de primaire waterkerende functie van de Afsluitdijk is benadrukt en gewaarborgd. Voor het overige past het voornemen ook binnen provinciaal beleid en regelgeving.

4.4 Beleid gemeente Hollands Kroon

De strategische visie (2013) is een richtinggevend document voor de beleidsontwikkeling van de komende jaren. De gemeente concentreert zich daarbij op drie speerpunten:

1.1. ruimte voor identiteitsversterkende economische ontwikkelingen;

2.2. ruimte voor grote betrokkenheid van burgers en bedrijven;

3.3. ruimte voor kwalitatief hoogwaardig wonen en leven.

Voor de ruimtelijke inrichting (natuur, water, landschap, landbouw en wonen) zoekt Hollands Kroon naar een evenwicht tussen de verschillende functies die de gemeente graag (ontwikkeld) ziet. Daarbij wordt met het oog op nieuwe wetgeving uitgegaan van het begrip 'Omgevingskwaliteit'. Alleen regelen wat nodig is ter bescherming van die kwaliteit is het leidend principe. Dat gaat verder dan de ruimtelijke ordening, het gaat daarbij ook om maatschappelijke en milieu-elementen. Uitgangspunten voor het gewenste evenwicht zijn:

  • Hollands Kroon is en blijft een agrarische gemeente;
  • Hollands Kroon staat voor 'ruimte voor rust en dynamiek';
  • ruimte voor identiteitsversterkende economische ontwikkelingen en kwalitatief hoogwaardig wonen en leven zijn de speerpunten.

Relatie inpassingsplan met gemeentelijk beleid

Samenvattend kan worden gesteld dat de waterveiligheidsmaatregelen die mogelijk worden gemaakt met het rijksinpassingsplan aansluiten bij het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 5 Doelstellingen voor de Afsluitdijk

5.1 Waterveiligheid

Voor het plangebied geldt als centraal doel de verbetering van de waterveiligheid door versterking van het dijklichaam. Zoals in het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016) uiteen is gezet, geldt voor de Afsluitdijk een norm met een overschrijdingskans van 1/10.000 per jaar. Dit betekent dat de dijk geschikt moet zijn om alle combinaties van waterstanden en golven te weerstaan die een kans van 1 op 10.000 per jaar hebben om voor te komen. 1. Het dijklichaam van de Afsluitdijk wordt versterkt volgens het principe van de 'overslagbestendige dijk', met een groene (vegetatie) uitstraling. Overslagbestendigheid houdt in dat het dijklichaam hoog genoeg is om onder vrijwel alle omstandigheden het water tegen te houden; geaccepteerd wordt echter dat bij een uitzonderlijk zware storm door golfoverslag water over de dijk komt.Daarvoor geldt als norm dat elke seconde 10 liter water per strekkende meter over de dijk moet kunnen slaan. De binnenzijde van de dijk moet sterk genoeg zijn om deze overslag te weerstaan. De overslagbestendige dijk moet voldoen tot halverwege deze eeuw.

De norm voor de Afsluitdijk wijkt af van de norm voor de dijkring Wieringen. Bij de versterking van het deel van deze kering in Den Oever - project Dijkversterking Den Oever - geldt als norm 1/4.000 per jaar met een maximale overslag van 1 l/s/m.

Voor het plangebied is het doel het dijklichaam zo aan te passen dat voldaan wordt aan de doelen voor waterveiligheid, die geldt voor beide versterkingsopgaven.

5.2 Ruimtelijke kwaliteit

De te treffen maatregelen voor waterveiligheid moeten voldoen aan de eisen van ruimtelijke kwaliteit, zoals die zijn opgenomen in het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk. Het hoofddoel is om de beleving van het karakteristieke beeld van de Afsluitdijk te behouden en te versterken, passend bij het totaalbeeld van de versterkingsopgave. Voor het plangebied geldt als specifieke opgave om de overgangen tussen de taluds van de dijk, dammen en kunstwerken vloeiend vorm te geven. Ook geldt het uitgangspunt om de herkenbaarheid van het beginpunt van de Afsluitdijk te versterken, de samenhang met het waterbouwkundig systeem herkenbaar te houden en de poortwerking van de knooppunten te versterken als contrast met het weidse waterlandschap. Voor de inpassing van onder meer de geleiderail geldt het uitgangspunt van een uniforme vormgeving van objecten en wegmeubilair, passend bij het civieltechnische karakter van de dijk.

5.3 Functiebehoud

Het plan moet behoud van functies mogelijk maken. Dat geldt voor de A7, het fietspad en het direct grenzend aan het plangebied gelegen haventerrein met de daar aanwezige functies.

Hoofdstuk 6 Werkwijze planuitwerking

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft op hoofdlijnen de werkwijze die in het project Afsluitdijk is gevolgd om de ruimte af te bakenen voor de beoogde maatregelen. Deze ruimte is bij de planuitwerking aangeduid met het begrip oplossingsruimte, zoals reeds in hoofdstuk 1 toegelicht. Een beschrijving van de inhoudelijke keuzes bij de afbakening van de oplossingsruimte is opgenomen in hoofdstuk 7. De oplossingsruimte voor de maatregelen wordt op drie manieren begrensd: in fysieke zin (de ruimte), in eisen en in voorschriften. De oplossingsruimte is als projectbeslissing in dit rijksinpassingsplan opgenomen en ook geborgd in de verbeelding en regels. Het rijksinpassingsplan en de (mede op grond daarvan) af te geven vergunningen zorgen er voor dat maatregelen binnen de oplossingsruimte tot stand komen.

6.2 Participatie en consultatie

Overleg

Ten behoeve van de totstandkoming van voorliggend rijksinpassingsplan heeft op 17 juni 2016 vooroverleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de gemeente Hollands Kroon. Ook is door vertegenwoordigers van Rijkswaterstaat op 23 augustus 2016 een toelichting op het plan gegeven aan verschillende belanghebbenden in de directe omgeving van het plangebied.

Daarnaast zijn op grond van artikel 3.1.1, eerste lid Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de gemeente Hollands Kroon, de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier uitgenodigd om schriftelijk op het voorontwerp-rijksinpassingsplan te reageren. De provincie en het hoogheemraadschap hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De gemeente heeft aangegeven geen aanleiding te zien inhoudelijk te reageren.

Het Bro-overleg is gecombineerd met het horen van de betrokken raden en staten overeenkomstig artikel 3.28, eerste lid Wet ruimtelijke ordening.

De samenvatting en beantwoording van de ontvangen reacties is opgenomen als bijlage A bij de toelichting.

Adviezen

Bij de totstandkoming van het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk - aansluiting dijkring Wieringen hebben tweeinstanties advies uitgebracht: de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het Kwaliteitsteam Afsluitdijk.

Het Kwaliteitsteam Afsluitdijk heeft het voornemen voor dit plan in zijn vergadering van 27 juni 2016 besproken. Het Kwaliteitsteam kan zich vinden in de keuze om het profiel van de Dijkversterking Den Oever door te trekken tot aan de draaibruggen. Het Kwaliteitsteam vraagt aandacht voor een zorgvuldige inpassing en ontwerp van het dijktracé dat over de rijbanen van de A7 loopt (eerder genoemd tracé B) en dan met name de aansluiting op de rijbanen en de gevolgen van overslag ter plaatse.

Met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is op 5 juli 2016 overleg gevoerd. In dit overleg zijn geen specifieke cultuurhistorische belangen naar voren gekomen, anders dan dat het gebied onderdeel uitmaakt van het gehele ensemble van de Afsluitdijk.

Over het aan het plan ten grondslag liggende MER Afsluitdijk is eerder - in het kader van de besluitvorming over het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016) - geadviseerd door de Commissie voor de milieueffectrapportage. Een samenvatting van dit toetsingsadvies en de reactie van de minister is weergegeven in de Nota van Antwoord Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016).

Zienswijzen en beroep rijksinpassingsplan

Het ontwerp-rijksinpassingsplan Afsluitdijk - aansluiting dijkring Wieringen zal ter visie worden gelegd waarbij een ieder zienswijzen naar voren kan brengen. De zienswijzen worden betrokken bij de vaststelling van het definitief rijksinpassingsplan en het standpunt ten aanzien van de zienswijzen wordt opgenomen in een Nota van Antwoord. Na vaststelling van het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk - aansluiting dijkring Wieringen bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Hoofdstuk 7 Fysieke oplossingsruimte

7.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de keuzes die gemaakt zijn ten aanzien van de inrichting van het plangebied, het fysieke domein. Daarbij wordt beschreven op welke wijze de ruimtelijk-juridisch relevante aspecten van de oplossingsruimte in de verbeelding en de regels van het rijksinpassingsplan zijn opgenomen.

Consultatie van de belanghebbenden heeft uitgewezen dat de oplossingsruimte geen belangen schaadt. Hoewel er tot op zekere hoogte nog onduidelijkheid bestaat over de daadwerkelijk te benutten ruimte, is voor de omgeving duidelijk waar de maximale grens ligt. Hiermee strekt het plan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de eisen en voorwaarden die niet ruimtelijk juridisch geborgd kunnen worden in de verbeelding en de regels.

7.2 Oplossingsruimte

Het voorliggende plan voorziet in oplossingsruimte voor de versterking van het binnen het plangebied gelegen dijklichaam. Het huidige dijklichaam is in zijn huidige staat en vorm niet stevig genoeg om in de komende decennia de vereiste bescherming te kunnen blijven bieden. Ook is aangetoond dat de huidige bekleding van het buitentalud niet meer voldoet bij de maatgevende hydraulische randvoorwaarden.

Voor het deel van de Afsluitdijk ten westen van Stevinsluizen geldt, evenals voor de overige delen van de Afsluitdijk, de 1/10.000-eis. Versterking vindt plaats volgens het principe van de 'overslag bestendige dijk', met een maximaal overslagdebiet van circa 10 l/s/m. Voor het dijklichaam van de dijkring Wieringen (HHNK) geldt een norm van 1/4.000 met een maximaal overslagdebiet van 1 l/s/m. Zoals in hoofdstuk 5 is vermeld is het uitgangspunt de oplossingsruimte zodanig vorm te geven dat maatregelen mogelijk zijn waarmee voldaan wordt aan beide doelstellingen.

Berekeningen laten zien dat beide normeringen in dit specifieke geval niet veel van elkaar verschillen. De noodzakelijke kruinverhoging is in beide gevallen circa 70 cm (NAP +7,00 m) tot één meter (NAP +7,25 m). Om enige marge te hebben bij het ontwerp en de realisatie wordt in het plan de ruimte geboden de gronden op te hogen tot maximaal NAP +8,0 m. De berekende kruinverhoging sluit voor het deel in het verlengde van de Havendijk aan bij de maatregelen die mogelijk worden gemaakt in het projectplan Waterwet voor het project Dijkversterking Den Oever. Op dat deel wordt verder de bekleding van het buitentalud vernieuwd en de ligging van het fietspad aangepast aan de kruinverhoging. Bij de versterking van het dijktracé haaks op de A7 zal er een ophoging van de gronden tussen de rijbanen plaatsvinden. De rijbanen zelf worden niet verhoogd. De toegestane hoeveelheid golfoverslag wordt hier - door de aanwezigheid van golfremmende objecten (tussenhoofd, brughoofd) en de scheve inval van de golven - niet overschreden.

Bij de aansluiting van de (verlengde) havendijk met de brug is wel sprake van een beperkte overschrijding van de norm voor golfoverslag, omdat op dit punt het voorland ontbreekt en er geen realistische mogelijkheden zijn om het overslagdebiet door een aanvullende kruinverhoging weg te nemen. De extra overslag vormt op deze locatie geen onaanvaardbaar risico voor de waterkering, omdat zich achter de kruin het verhard oppervlak van de A7 bevindt. Voor het achterland heeft de hogere overslag eveneens geen gevolgen, omdat het overslaand water deels via het wegdek zal terugvloeien naar zee. Doordat op andere delen - onder andere het deel tussen de rijbanen - de golfoverslagnorm ruim wordt gehaald, is de overall conclusie dat gemiddeld genomen bij beide delen van het dijklichaam kan worden voldaan aan de gehanteerde normstelling. Het waterbezwaar binnen de dijkring blijft hierdoor acceptabel.

De grens van het plangebied van dit rijksinpassingsplan valt aan de noordzijde samen met de onderzijde van het talud. Het vlakke deel van het terrein met het golfreducerende voorland is buiten het plangebied gehouden. Dit gebied valt niet onder het beheergebied van het Rijk. Indien het vanuit het oogpunt van waterveiligheid noodzakelijk is voorwaarden te stellen aan de erosiebestendigheid van het voorland zullen hierover afspraken worden gemaakt met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de gemeente Hollands Kroon.

Specifieke ruimtelijke eisen

De volgende specifieke ruimtelijke eisen zijn in de verbeelding of de regels geborgd, dan wel passen

daarbinnen:

  • vanuit de eis voor functiebehoud volgt dat de verkeersfunctie van de A7 en van het fietspad ten noorden van de A7 behouden dient te blijven.

Verwerking oplossingsruimte in het rijksinpassingsplan

De gekozen oplossingsruimte is als volgt verwerkt in het rijksinpassingsplan:

  • de benodigde fysieke oplossingsruimte is opgenomen op de verbeelding met de enkelbestemmingen 'Water - Waterkering' en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De maximale hoogte van de Afsluitdijk is vastgelegd op NAP + 8,0 meter.
  • De verkeersfunctie is opgenomen op verbeelding met de bestemming 'Verkeer'.

De verwerking in regels en verbeelding is nader toegelicht in hoofdstuk 10. Verdere specifieke eisen staan in hoofdstuk 8.

Hoofdstuk 8 Eisen en voorwaarden

8.1 Inleiding

Hoofdstuk 7 beschrijft de fysieke oplossingsruimte die in de regels en de verbeelding is vastgelegd. Aanvullend hierop beschrijft dit hoofdstuk 8 de belangrijkste eisen en voorwaarden die technisch, esthetisch of om andere redenen de oplossingsruimte verder afbakenen, maar die niet in de verbeelding en regels van het rijksinpassingsplan juridisch geborgd (kunnen) worden. Deze eisen en voorwaarden krijgen hun doorwerking in vergunningen of het contract dat wordt gesloten met de opdrachtnemer.

8.2 Technische eisen

De dijkversterking moet er in resulteren dat een overslagbestendige dijk ontstaat die een overslagdebiet kan weerstaan van maximaal 10 l/s/m. Dit betekent dat de maatregelen aan het buitentalud en/of aan de kruin ervoor moeten zorgen dat er bij de maatgevende (1/10.000-) omstandigheden tot 2050 niet meer dan circa 10 liter water per seconde per meter over de kruin heen komt. Alle delen van de binnenzijde van de dijk moeten voldoende erosiebestendig zijn om een dergelijke hoeveelheid overslag te weerstaan. Bovendien gelden de eisen voor de dijkring Wieringen, te weten dimensionering op grond van een 1/4.000-eis met 1 l/m/s overslag.

8.3 Esthetische eisen

De te treffen maatregel moet voldoen aan de eisen van ruimtelijke kwaliteit, zoals onder meer opgenomen in het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk. Voor het plangebied is een beperkt aantal eisen specifiek van toepassing.

  • Het behoud van een uniforme strakke lijn vormt een belangrijk uitgangspunt in het Masterplan. Aan dit uitgangspunt is direct gevolg gegeven door het dijktracé in het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk - aansluiting dijkring Wieringen, dat parallel ligt aan de A7, aan te laten sluiten bij de vormgeving van het toekomstige dijkprofiel voor Havendijk B in het project Dijkversterking Den Oever. Hiermee wordt voorkomen dat een verschil ontstaat in opbouw en detaillering in het korte dijktracé westelijk van de bruggen van de Stevinsluizen.
  • Het tracé dwars op de rijbanen van de A7 wijkt af van het normale dijkprofiel en is ook afwijkend van de dammen. Voor dit tracé geldt vooral dat de te kiezen oplossing geen afbreuk moet doen / versterking moet geven aan de poortwerking van de Stevinsluizen.
  • Het materiaalgebruik moet aansluiten bij de keuzen die elders op de Afsluitdijk zijn gemaakt. Dit geldt onder meer voor de geleiderail met lamellen ter afscheiding van fietspad en A7.

8.4 Fietspad ten noorden van de A7

Over de gehele lengte van de Afsluitdijk dient, net als nu, een fietspad aanwezig te zijn. Dit fietspad bevindt zich ten noorden van de A7: op de huidige positie. Door de versterkingswerkzaamheden zal het fietspad iets van hoogteligging en tracé kunnen verschuiven. Van belang is de blijvende goede aansluiting op de bruggen en de toegankelijkheid voor hulpdiensten, inspectie doeleinden en beheer- en onderhoudswerkzaamheden.

8.5 Voorschriften realisatiefase

Voor de uitvoering zijn geen nadere eisen gesteld. Er worden in het contract met de opdrachtnemer verschillende eisen gesteld aan de wijze van realisatie, bijvoorbeeld ten aanzien van het borgen van de waterveiligheid tijdens de realisatiefase. De opdrachtnemer mag onder andere gedurende het stormseizoen het dijklichaam niet verzwakken. De opdrachtnemer zal moeten voldoen aan de wettelijke eisen en algemene richtlijnen voor hinder voor omwonenden. Op dit moment is er geen reden om aan te nemen dat dit gevolgen heeft voor de werkperiode. Wel mag er bijvoorbeeld 's nachts minder geluid geproduceerd worden. Verder mogen alle werkzaamheden ook plaatsvinden tijdens het recreatieseizoen.

De opdrachtnemer moet een aantal mitigerende maatregelen treffen om de effecten van de uitvoering op de natuur te beperken. Zo geldt de eis dat in de maanden maart-april en augustus-september tussen zonsondergang en zonsopgang niet met kunstverlichting wordt gewerkt of dienen gerichte armaturen te worden gebruikt die uitstraling van licht beperken om negatieve effecten op migrerende ruige dwergvleermuizen en meer vleermuizen te voorkomen.

Hoofdstuk 9 Effecten

9.1 Inleiding

Het rijksinpassingsplan biedt het planologisch kader voor het treffen van de benodigde waterveiligheidsmaatregelen.

Bij het tot stand brengen van dit planologische kader zijn randvoorwaarden gesteld vanuit beeldkwaliteit, natuur, gebruiksfuncties en milieueffecten. Het rijksinpassingsplan is ook beoordeeld op mogelijke (milieu)effecten voor de omgeving. Hierbij zijn de effecten in beeld gebracht voor de worst-case situatie waarin de opdrachtnemer volledig gebruik maakt van de vastgestelde oplossingsruimte. Dit hoofdstuk gaat per thema in op de effecten tijdens de realisatie- en gebruiksfase. Ook gaat het hoofdstuk, waar relevant, in op noodzakelijke maatregelen die nadelige effecten tegengaan.

De informatie over de effecten van het project op de omgeving komt voor een belangrijk deel uit het opgestelde Milieueffectrapport Afsluitdijk (MER) en uitgevoerde onderzoeken, waaronder de Passende Beoordeling Afsluitdijk. Het MER beschrijft in brede zin wat de effecten zijn op het leefmilieu, de Passende Beoordeling geeft aan of de voorgenomen maatregelen een significant negatief effect kunnen veroorzaken op de instandhoudingsdoelstellingen van de relevante Natura 2000-gebieden.

9.2 Natuur

Het aspect natuur kent verschillende wettelijke kaders die zien op de bescherming van natuurwaarden. Deze paragraaf bespreekt de effecten op natuur aan de hand van de verschillende (wettelijke) toetsingskaders.

Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) biedt de juridische basis voor de aanwijzing van te beschermen gebieden en habitattypen. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn, maar ook verdragen als bijvoorbeeld het Verdrag van Ramsar (Wetlands) zijn hiermee in nationale regelgeving verankerd. De Nbw heeft als doel het beschermen en in stand houden van bijzondere gebieden. Voor wat betreft Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten is de gebiedsbescherming geïmplementeerd in de Nbw. De Waddenzee en het IJsselmeergebied grenzen aan de Afsluitdijk en zijn beide grote wateren, die via de Nbw zijn beschermd als Natura 2000-gebied. Beide gebieden zijn zowel Vogelrichtlijnals Habitatrichtlijngebied en zijn definitief aangewezen.

De Natura 2000-gebieden Waddenzee en IJsselmeer liggen op minimaal 200 meter van het plangebied. Tussen het plangebied en de Natura 2000-gebieden ligt een deel van het complex van de Stevinsluizen. Het gaat om de voor/buitenhaven incl. voorhavendijk/strekdam. Hieronder is weergeven welke effecten er vanwege externe werking op de Natura 2000-gebieden worden verwacht.

  • Niet-broedvogels

De geluidsbelasting vanwege de werkzaamheden aan de dijk - ophogen gronden, aanbrengen steenbekleding - op circa 200 meter niet boven het gemiddelde geluidsniveau van 60 en 65 dB(A) komt. Onder deze gemiddelde geluidsbelasting worden geen effecten verwacht op de aanwezige niet-broedvogels. Op 200 meter afstand worden op grond van de Passende Beoordeling Afsluitdijk voorts geen effecten verwacht op de niet-broedvogels vanwege licht, optische verstoring en trillingshinder/onderwatergeluid. Deze effecten treden altijd gelijktijdige op met de verstoring door geluid en vallen binnen het effectbereik van geluid.

  • Broedvogels

De broedvogels worden niet door de werkzaamheden verstoord. De in dit kader relevante lepelaarskolonie op de leidam bij Den Oever ligt op meer dan 1.000 meter afstand van het plangebied.

  • Zeehonden en vissen

De werkzaamheden kunnen leiden tot enige verstoring van in het gebied aanwezige zeehonden en vissen (zeeprik, rivierprik en fint). Deze verstoring is tijdelijk en heeft geen effect op de in de Waddenzee aanwezig populatie.

Flora- en faunawet

Onder de Flora- en faunawet (Ffw) zijn diverse inheemse en uitheemse dier- en plantensoorten beschermd.

Doel van de wet is de instandhouding en het herstel van een zo natuurlijk mogelijke verscheidenheid van in

het wild levende soorten. De Ffw dient daarnaast ook als nationale implementatie van het soortenbeschermingsrecht

zoals dat voortvloeit uit de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hieronder is weergeven welke effecten er

op de beschermde soorten worden verwacht.

  • Vleermuizen

De Noord-Waddenzijde van de Afsluitdijk vormt een migratieroute voor de ruige dwergvleermuis en de meervleermuis. Om de functionaliteit van deze route te waarborgen en verstoring te voorkomen wordt er in de periode maart-april en augustus-september niet tussen zonsondergang en zonsopkomst met kunstverlichting gewerkt óf worden gerichte armaturen toegepast die uitstraling van licht zoveel mogelijk voorkomen.

  • Zeezoogdieren

Geluidverstorende werkzaamheden die tijdens de uitvoering plaatsvinden, kunnen tot verstoring van

vaste rust- of zoogplaatsen van gewone zeehond leiden. Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden wordt geluidverstoring zo veel mogelijk voorkomen door toepassing van geluidreducerende maatregelen. Voor

het verstoren van de vaste rust- en verblijfplaats van de gewone en grijze zeehond is een ontheffing

verkregen.

  • Vissen

Door de werkzaamheden aan het dijklichaam grenzend aan het water kunnen verbodsbepalingen vanuit de Flora- en faunawet worden overtreden voor alle in de Waddenzee aanwezige tabel 2-vissoorten (oa. rivierdonderpad, brakwatergrondel en dikkopje). Voor het overtreden van de relevante verbodsbepalingen is een ontheffing verkregen.

EHS en Ecologische verbindingszone

In de nabijheid van de Stevinsluizen is water aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS beoogt de realisatie van een samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingszones. Door natuur te verbinden blijft diversiteit behouden en verkleint de kans op uitsterven van soorten. De EHS ligt buiten het plangebied en ondervindt geen gevolgen van de versterkingsmaatregelen. Voorts loopt ten zuiden van (buiten) het plangebied een Ecologische verbindingszone, zoals aangewezen in de provinciale ruimtelijke verordening van Noord-Holland. De functionaliteit van deze verbinding wordt niet aangetast door te treffen waterveiligheidsmaatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMip16AfsluitdijkW-2000_0008.png"

Afbeelding 9.1. EHS en Ecologische verbindingszone ten zuiden van het plangebied

Conclusie

Uit het bovenstaande volgt dat de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de regelgeving omtrent de EHS en Ecologische verbindingszone niet in de weg staan aan de vaststelling van het rijksinpassingsplan.

9.3 Landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit

De Afsluitdijk heeft een belangrijke landschappelijke en cultuurhistorische status. In deze paragraaf worden de effecten van het rijksinpassingsplan op landschap, cultuurhistorie en archeologie in beeld gebracht voor het dijklichaam direct ten westen van de Stevinsluizen.

Landschap

Doordat het dijklichaam in het tracé parallel aan de A7 op gelijke wijze wordt versterkt als in de aangrenzende en verlengde liggende Dijkversterking Den Oever ontstaat een uniform ruimtelijk beeld. Het landschap zal niet wijzigen. De dijk dwars op de rijbanen kan wel zorgen voor een wat ander landschappelijk beeld vanaf de A7. De te treffen maatregelen zullen in lijn met de uitgangspunten van met het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk zorgvuldig worden ingepast.

Cultuurhistorie

Op een hoog schaalniveau bekeken blijft de kenmerkende, rechte, ranke lijn van de Afsluitdijk behouden en behoudt de Afsluitdijk als geheel zijn icoonwaarde. De aard van de versterking, een ombouw tot overslagbestendige dijk, maakt dat de Afsluitdijk blijft fungeren als bindende structuur (tussen Noord-Holland en Fryslân) en scheidende structuur (tussen IJsselmeer en Waddenzee). De Afsluitdijk is ook na de versterking herkenbaar als een ontwerp dat is bepaald door natuurlijke omstandigheden.

Op een laag schaalniveau bekeken, voor het beperkte plangebied, heeft de dijkversterking invloed op de historisch-geografische structuur van de Afsluitdijk doordat de opbouw van het profiel wordt veranderd (deel parallel aan de A7) en een dijkje wordt toegevoegd dwars op de rijbanen. Deze veranderingen zorgen voor een afname van de gaafheid en herinnerbaarheid. Het vrije schootsveld van de stelling van Den Oever (zie ook paragraaf 3.2) zal door de beperkte omvang van de dijkverhoging niet wezenlijk worden aangetast.

Archeologie in de landbodem

In het plangebied is een verkennend onderzoek verricht naar oorlogsresten uit WOII als onderdeel van een onderzoek dat voor de hele Afsluitdijk is uitgevoerd. (RAAP rapport 2736, 2013). Dit onderzoek sluit niet uit dat in het plangebied oorlogsresten uit WOII aanwezig zijn. In locatie 88 op afbeelding X zijn mogelijk resten aanwezig van mangaten of artillerie inslagen.

Deze mogelijke aanwezigheid van oorlogsresten maakt dat werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden in overeenstemming met een archeologisch werkprotocol. De aard van mogelijk aanwezige oorlogsresten staat de uitvoerbaarheid van het plan echter niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMip16AfsluitdijkW-2000_0009.jpg"

Afbeelding 9.2. Mogelijke oorlogssporen uit WOII (RAAP rapport 2736, 2013)

9.4 Luchtkwaliteit

Voor het omvangrijke project Afsluitdijk is het effect op de luchtkwaliteit onderzocht. Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt geconcludeerd dat, in de gebruiksfase en in de aanlegfase, de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2.5 niet worden overschreden. De concentraties luchtverontreinigende stoffen zitten in het plangebied ruim onder de grenswaarden. Ook de toevoeging van de emissies die samenhangen met de in dit plan vastgelegde maatregelen zullen niet tot overschrijding van de grenswaarden leiden. Het plan kan om die reden, voor wat betreft het onderdeel luchtkwaliteit, worden vastgesteld met toepassing van artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder a, juncto artikel 5.16, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer.

9.5 Geluid

Dit rijksinpassingsplan voorziet niet in een aanpassing van de rijksweg A7. Een akoestische beoordeling is dan ook niet vereist. De dijkversterking heeft geen akoestische gevolgen voor de omgeving. Het rijksinpassingsplan leidt vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet tot onacceptabele geluidssituaties. Vanuit het oogpunt van geluid is het rijksinpassingsplan uitvoerbaar.

9.6 Bodem

Voor het realiseren van het project zijn beperkte ingrepen in de landbodem nodig. Voor het grote project Afsluitdijk heeft bodemonderzoek plaatsgevonden. Uit het vooronderzoek (2013) blijkt dat in de bodem van 0 - 2,0 m -mv lichte verhogingen ten opzichte van de achtergrondwaarde kunnen voorkomen. De nader onderzochte bermgrond (Verkennend onderzoek milieuhygiënische (water)bodemkwaliteit, Witteveen + Bos, 30 januari 2015) tussen het fietspad en de A7 is over het algemeen licht verontreinigd waarbij de bovengrond van net iets betere kwaliteit is dan de ondergrond. De licht verhoogde gehalten zijn mogelijkafkomstig van het verkeer op de naastgelegen A7.

Het gebruik van de bodem wordt niet gewijzigd. Alleen worden lokaal graafwerkzaamheden voorzien. Bij ingrepen in de bodem dienen de normale regels in acht te worden genomen. Er is geen verwachting aanwezig dat de bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de technische en financiële uitvoering van het rijksinpassingsplan of de planning voor het project.

9.7 Wegverkeer

Met de aanwezigheid van de A7, onderdeel van het landelijk hoofdwegennet, heeft de Afsluitdijk een belangrijke verkeersfunctie. Naast de functie voor autoverkeer speelt ook de functie voor het (interprovinciale) openbaar vervoer. De verkeersdoorstroming op de weg, met gemiddeld 19.000 mvt/per etmaal wordtals goed beoordeeld. In de Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk (2011) is erop gewezen dat behoud van de functionaliteit onder meer betekent het in stand houden van de capaciteit voor het wegverkeer en daarnaast het fietsverkeer. Tegelijkertijd is de verkeersveiligheid op de dijk essentieel.

Vanuit een goede uitvoerbaarheid van de dijkversterking brengt het stukje dijk binnen het plangebied geen wezenlijke verstoring mee voor het wegverkeer. Uit het opgestelde verkeers- en mobiliteitsplan voor het totale project Afsluitdijk blijkt dat het project kan worden gerealiseerd zonder onacceptabele verkeershinder te veroorzaken voor wegverkeer. Daarnaast blijft de Afsluitdijk bereikbaar voor hulpdiensten. Het aantal verkeersbewegingen blijft in de gebruiksfase onveranderd ten opzichte van de huidige situatie. Het onderdeel verkeer staat niet in de weg aan de vaststelling van dit rijksinpassingsplan.

9.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen en is gericht op de bescherming van individuen die zich bevinden in beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten. In het plangebied is alleen het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A7 relevant. Hierin brengt het plan geen verandering. Conclusie is dan ook dat het rijksinpassingsplan niet leidt tot een overschrijding van de wettelijke normen met betrekking tot externe veiligheid.

9.9 Explosieven

Vanwege de historie van de Afsluitdijk tijdens WOII bestaat de kans dat er niet gesprongen explosieven in of nabij het plangebied liggen. Om dit uit te sluiten is onderzoek (Voortgezet onderzoek explosieven Afsluitdijk, Witteveen + Bos, 12 september 2014) uitgevoerd om de zekerheid te krijgen dat het rijksinpassingsplan uitvoerbaar en veilig is. Vanuit het oogpunt van veiligheid en het weren van risico's is inzicht nodig in de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE) in en nabij het plangebied. Uit het historisch vooronderzoek volgt dat er feitelijk materiaal is aangetroffen, waaruit blijkt dat er mogelijk verschillende typen explosieven in het onderzoeksgebied zijn achtergebleven tijdens WOII. Hierdoor geldt dat het onderzoeksgebied (deels) verdacht is op de aanwezigheid van explosieven en dat bij uitvoering van maatregelen met dit risico rekening moet worden gehouden door passende maatregelen te nemen. Met die kanttekening is het plan uitvoerbaar; het onderdeel explosieven staat vaststelling niet in de weg.

9.10 Overige functies (recreatie, wonen, bedrijvigheid, voorzieningen)

Bij het opstellen van het plan is gekeken naar de huidige functies in het plangebied en direct aansluitendaan het plangebied. Het plangebied heeft een waterstaatkundige functie (waterveiligheid) en wordt gebruikt voor doorgaand weg- en fietsverkeer. Het aansluitende voorland is in gebruik voor parkeren, kent enige camperplaatsen, een mobiele kiosk met klein terras van de Viskoerier en een verkooppunt voor recreatieve vaartochten over de Waddenzee. Het rijksinpassingsplan maakt verbetering mogelijk van de waterstaatkundige functie met behoud van de verkeersfunctie en de gebruiksfuncties in het aangrenzende voorland. Tijdens de aanlegfase treedt mogelijk enige hinder op voor de gebruiksfuncties.

Een deel van de hinder valt samen met de hinder die verbonden is aan de uitvoering van het project Dijkversterking Den Oever. Onderhavig rijksinpassingsplan maakt uitbreiding van de werkzaamheden aan het dijklichaam parallel aan de A7 mogelijk over een lengte van circa 50 meter. Dit kan hinder opleveren voor het weg- en fietsverkeer en met name geluid- en bouwhinder voor de functies op het aangrenzende voorland.

Voor de maatregelen aan het tracé dwars op de rijbanen van de A7 is een beperkte verkeershinder te verwachten ten aanzien van de doorstroming op de rijksweg. Door de werkzaamheden te koppelen aan veel omvangrijker werkzaamheden aan het spuicomplex zal geen sprake zijn van additionele hinder ten opzichte van hetgeen in het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016) en het daarbij behorende MER is vermeld en afgewogen.

Concluderend: Uitgangspunt van het rijksinpassingsplan is om waterveiligheid te garanderen en andere bestaande functies in de gebruiksfase te behouden. Dit is ook het geval. Tijdens de aanlegfase is er sprake van enige tijdelijke hinder voor het verkeer dan wel gebruiksfuncties in het plangebied en het aangrenzende voorland. Deze hinder voegt weinig tot niets toe aan de hinder die verbonden is aan de maatregelen die zijn vervat in het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk (januari 2016) en het projectplan Waterwet voor het project Dijkversterking Den Oever.

9.11 Kabels en leidingen

Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in een ruimtelijk plan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante leidingen worden aangemerkt (buis) leidingen voor het transport van:

  • elektriciteit met een hoogspanning van meer dan 50 kV;
  • brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger;
  • brandbare vloeistoffen of giftige stoffen met een diameter van 4” en hoger;
  • buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter.

Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in een ruimtelijk plan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd. In het plangebied komen geen planologisch relevante leidingen voor. Er zijn geen leidingen aanwezig die een belemmering vormen voor de functies in het plangebied.

Hoofdstuk 10 Juridische planbeschrijving

10.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische aspecten van het rijksinpassingsplan, zoals de doorwerking van het rijksinpassingsplan in de gemeentelijke bestemmingsplannen en de opbouw van het plan (verbeelding, regels, waaronder bestemmingsregels en algemene regels, en toelichting).

10.2 Toelichting begrenzing

Het plangebied van dit rijksinpassingsplan omvat de gronden van de rijksweg A7 en de ten noorden hiervan gelegen primaire waterkering, tussen de waterstaatkundige beheergrens HHNK/RWS en de draaibrug Den Oever. Zie verder over de begrenzing van het plangebied hoofdstuk 1 van deze toelichting.

10.3 Opbouw planregels

10.3.1 RO standaarden 2012

Dit rijksinpassingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe inpassings- en bestemmingsplannen conform de Wro en Bro moeten worden gemaakt. Hiervoor bevat de SVBP standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het inpassings- of bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Bestemmingsplannen en daarmee ook inpassingsplannen zijn hierdoor landelijk op vergelijkbare wijze opgebouwd en op eenzelfde manier verbeeld. De bestemmingsregeling en de verbeelding van dit rijksinpassingsplan zijn opgesteld conform de SVBP 2012.

10.3.2 Opzet bestemmingsregeling

Een rijksinpassingsplan is wat betreft vorm, inhoud, procedure en juridische binding gelijk aan een bestemmingsplan. Op grond van artikel 3.28, derde lid, Wro kan in een rijksinpassingsplan de verhouding tussen het rijksinpassingsplan en de onderliggende bestemmingsplannen worden bepaald. In dit rijksinpassingsplan is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

In dit rijksinpassingsplan is de enkelbestemming 'Water - Waterkering' opgenomen voor het dijklichaam. Daarnaast is een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen voor de delen van het plan die een andere hoofdfunctie hebben, zoals de rijksweg A7 (enkelbestemming 'Verkeer'). Tezamen bieden deze bestemmingen de ruimte voor de te treffen maatregelen voor waterveiligheid.

De regels zijn opgebouwd uit 4 hoofdstukken:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

Inleidende regels

In hoofdstuk 1 van de regels zijn bepalingen opgenomen die conform het Bro en de SVBP2012 een plaats moeten krijgen in een bestemmingsplan dan wel een inpassingsplan. Het gaat hier om de begrippen en de wijze waarop gemeten moet worden bij toepassing van het rijksinpassingsplan. Het begrip 'peil' verdient een nadere toelichting. Het maaiveld in het plangebied varieert in hoogte. Voor de duidelijkheid is daarom gekozen voor één vast peil, namelijk NAP. Alle hoogtes op de verbeelding en in de regels zijn dan ook ten opzichte van NAP.

Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels zijn de bestemmingen en de dubbelbestemming opgenomen. De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbonden aan de (dubbel)bestemmingen op de verbeelding. Per bestemming is aangegeven wat de gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn. In paragraaf 10.4 is de inhoud van de artikelen toegelicht. Daarbij komen eerst de enkelbestemmingen en daarna de dubbelbestemming aan bod. Tevens is per bestemming een vergunningsstelsel opgenomen, waarin bepaalde 'werken en werkzaamheden' als omgevingsvergunningsplichtige activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo zijn aangemerkt (voorheen: aanlegvergunningstelsel). Toetsingskader voor het al dan niet verlenen van de omgevingsvergunning is dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de waterkerende functie en/of de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden van de dijk. Daarbij kan advies van de beheerder vereist zijn.

Voor werken en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van het project Afsluitdijk geldt de vergunningplicht niet. De afweging over de aanvaardbaarheid van werken en werkzaamheden voor het project Afsluitdijk vindt in dit rijksinpassingsplan plaats. Deze uitzondering op de vergunningplicht vloeit voort uit de toepasselijkheid van de rijkscoördinatieregeling op het project en het bepaalde in artikel 3.35, zevende lid, van de Wet ruimtelijke ordening. In de regels is de uitzondering (ten overvloede) expliciet opgenomen.

Voor werken en werkzaamheden die niet tot de uitvoering van het project Afsluitdijk behoren, geldt wel een omgevingsvergunningplicht. Het rijksinpassingsplan vervangt de ter plaatse vigerende planologischeregelingen en daarmee ook eventuele daaruit voortvloeiende vergunningstelsels.

Voor overige omgevingsvergunningplichtige activiteiten, zoals bouwen, geldt deze uitzondering niet en is dus steeds een omgevingsvergunning vereist.

Algemene regels

De algemene regels zijn van toepassing op alle (dubbel)bestemmingen. In dit rijksinpassingsplan gaat het bijvoorbeeld om een regeling over de verhouding tussen het inpassingsplan en bestemmingsplannen.

Overgangs- en slotregels

De toepassing van de overgangs- en slotregels is overgenomen uit het Bro en behoeft geen nadere toelichting.

De regels eindigen met een slotregel met daarin de naam waarmee de regels worden aangeduid (Regels van het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk - aansluiting dijkring Wieringen).

10.4 Toelichting planregels

10.4.1 Enkelbestemmingen

Bij de enkelbestemmingen is zoveel mogelijk aangesloten op de inhoud van de enkelbestemmingen uit het voor vaststelling van dit rijksinpassingsplan geldende bestemmingsplan.

Bestaande bouwwerken en gebouwen

De bestaande gebouwen en bouwwerken zijn expliciet toegestaan in de bouwregels bij de verschillende enkelbestemmingen. De bestaande maatvoering is daarbij maatgevend, in artikel 8 (bestaande matenregeling) is dit vastgelegd.

Verkeer

De rijksweg A7 is bestemd als 'Verkeer'. In de bestemmingsomschrijving is, conform de verplichting uit artikel 3.3.1 van het Bro de functie van de weg (namelijk een autosnelweg met doorgaande rijstroken) en het aantal rijstroken vastgelegd.

Binnen de bestemming 'Verkeer' is het mogelijk bouwwerken, geen gebouwen zijnde te bouwen. De maximale hoogte van deze bouwwerken is beperkt tot 10,00 meter. De hoogtebeperking geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die verbonden zijn aan de wegfunctie. Deze bouwwerken zijn vrijgesteld op grond van het Besluit omgevingsrecht (artikel 2, lid 18, onder b, bijlage II Bor).

De bestemming kent een vergunningplicht voor niet aan het project Afsluitdijk verbonden werken en werkzaamheden ter bescherming van de waterkerende functie en de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden.

Water - Waterkering

Voor zover het plangebied het dijklichaam omvat, is deze bestemd als 'Water - Waterkering'. Omdat op de dijk de waterkerende functie de primaire functie is, is gekozen voor een enkelbestemming en niet een dubbelbestemming, zoals Waterstaat - Waterkering, die ter plaatse van de A7 geldt. Ondergeschikte functies, zoals een fietspad of extensief agrarisch medegebruik is binnen deze bestemming toegestaan.

Hoogte dijk

De bestaande hoogte van de Afsluitdijk, de aangrenzende voorhavendijken en strekdammen is zeer bepalend voor het ruimtelijk beeld. Hetzelfde geldt voor de hoogteverschillen tussen beiden. In het inpassingsplan is daarom een regeling opgenomen die de maximale hoogte van de dijk binnen het plangebied vastlegt. De dijk mag tot maximaal NAP + 8 meter worden verhoogd. Ook is in de regels van het plan vastgelegd dat de kruin van de dijk na afronding van het project Afsluitdijk niet lager mag zijn dan bestaand.

10.4.2 Dubbelbestemmingen

Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is gelegd over de kernzone van de primaire waterkering waar een andere bestemming is opgenomen, zoals Verkeer. De dubbelbestemming maakt de uitvoering van de maatregelen mogelijk en beschermt de waterkerende functie van het dijklichaam door de werkzaamheden ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) te beperken. De gronden met deze dubbelbestemming mogen, evenals de gronden met de enkelbestemming 'Water - Waterkering' tot maximaal NAP + 8 meter worden verhoogd.

10.5 Toelichting algemene regels

10.5.1 Bestaande afstanden, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

Met de regels over bestaande maten wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht vallen. Essentieel is dat het gaat om bevestiging van bestaande, afwijkende situaties, zodat bij beoordeling van bouwaanvragen direct duidelijk is welke maat bepalend is: namelijk de bestaande maat. Hiermee ligt objectief de strekking van de bepaling vast. In de bepaling is nadrukkelijk vastgelegd dat op de bedoelde bestaande afwijkingen het overgangsrecht niet van toepassing is. Onder de oppervlaktematen valt ook het bebouwingspercentage.

10.5.2 Verhouding met geldende bestemmingsplannen

De bestemmingsplannen in het plangebied van het rijksinpassingsplan verliezen hun werking. Alle onderdelen van de geldende bestemmingsplannen in het gebied komen met het rijksinpassingsplan te vervallen. Om deze onderlinge verhouding tussen het rijksinpassingsplan en de geldende bestemmingsplannen te verduidelijken, is een regeling opgenomen in het plan (artikel 9).

10.5.3 Bevoegdheid gemeenten en provincies

Vanaf het moment dat het ontwerp van het rijksinpassingsplan ter inzage is gelegd, is de gemeenteraad, respectievelijk zijn provinciale staten, niet langer bevoegd tot vaststelling van een bestemmingsplan respectievelijk provinciaal inpassingsplan voor de gronden die zijn begrepen in het rijksinpassingsplan. Deze bevoegdheid ontstaat weer tien jaar na vaststelling van het rijksinpassingsplan. De hier beschreven opschorting van de bevoegdheid van de gemeenteraad respectievelijk provinciale straten volgt uit artikel 3.28, vijfde lid, Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 10 van de planregels.

Bij het project Afsluitdijk is er voor gekozen om de opschortingstermijn van tien jaar onverkort te handhaven. Bij de afweging die hieraan ten grondslag ligt is acht geslagen op de duur van de aanbestedingsprocedure (2 jaar) en de duur van de realisatieperiode welke (5 jaar) en de onzekerheden die samenhangen met een waterhuishoudkundig project van deze omvang. Het is gelet op deze planning en bijbehorende onzekerheden van belang de rijksregeling gedurende de voorgeschreven termijn van tien jaar binnen het plangebied van kracht te laten zijn.

Hoofdstuk 11 Uitvoerbaarheid

11.1 Economische uitvoerbaarheid

Het Project Afsluitdijk is opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). Het MIRT richt zich op de financiële investeringen van projecten in de infrastructuur en ruimte, veelal samen met provincies, regio's en gemeenten. In jaarlijkse projectenboeken wordt daarvan een overzicht gegeven.

Uit het MIRT-projectenboek blijkt dat waterveiligheidsmaatregelen aan de Afsluitdijk financieel zijn gedekt; het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft de projectkosten op zijn begroting gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid van het project is daarmee gewaarborgd.

11.2 Grondverwerving en tijdelijk gebruik

Alle gronden binnen het plangebied zijn in eigendom van de Staat.

11.3 Planschade en nadeelcompensatie

Indien een belanghebbende schade lijdt of zal lijden ten gevolge van dit rijksinpassingsplan, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en ten aanzien waarvan de vergoeding niet of niet anderszins is verzekerd, kent de minister van Infrastructuur en Milieu ingevolge artikel 7.14, eerste lid, Waterwet op zijn verzoek een vergoeding toe. De minister van Infrastructuur en Milieu zal het verzoek beoordelen aan de hand van de Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Milieu.

11.4 Vergunbaarheid

De vergunningen die nodig zijn voor de realisatie van het project worden voorbereid en bekendgemaakt in de realisatiefase. Voor wat betreft de activiteiten die worden uitgevoerd binnen het plangebied van dit rijksinpassingsplan kan het gaan om de volgende vergunningen:

  • watervergunning (werkzaamheden in beheersgebied HHNK);
  • omgevingsvergunning (eventueel aanbrengen keerwand);
  • diverse vergunningen voor tijdelijke voorzieningen tijdens de aanlegfase, zoals opslagplaatsen voor materialen, werkwegen en bouwketen.

De voor de realisatie benodigde vergunningen kunnen worden verkregen.

11.5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Zoals uitgelegd in paragraaf 6.3 van deze toelichting hechten het ministerie van Infrastructuur en Milieu en zijn uitvoeringsorganisatie Rijkswaterstaat belang aan de dialoog met belanghebbende burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties, kortweg de stakeholders. Daarom is voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerp van dit rijksinpassingsplan aan de bestuurlijke partners en directe stakeholders gelegenheid geboden om mee te denken en te reageren. Daarnaast heeft in het kader van het Bro-overleg over het voorliggende plan een schriftelijke consultatieronde plaatsgevonden met de betrokken overheden (zie verder paragraaf 6.2). De reacties van stakeholders en medeoverheden zijn meegewogen bij het opstellen van het ontwerp-rijksinpassingsplan.