direct naar inhoud van 2.2 Veiligheidssituatie vóór dijkverbetering
Plan: Dijkverbetering Hagestein - Opheusden
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IMip12DijkverbHOP-3000

2.2 Veiligheidssituatie vóór dijkverbetering

Het beveiligingsniveau tegen overstroming is wettelijk vastgelegd. Voor de dijkringen waar dit inpassingsplan betrekking op heeft geldt het volgende.

  • Voor dijkring Alblasserwaard en Vijfheerenlanden (dijkring 16) bedraagt de maximaal toelaatbare overschrijdingskans van waterstanden van 1:2000 per jaar.
  • Voor de dijkring Betuwe en Tieler- en Culemborgenwaard (dijkring 43) bedraagt deze kans 1:1250 per jaar.

Binnen het plangebied voldoet zo'n 30 kilometer dijk niet aan deze veiligheidsnormen. Uitgangspunt bij deze beoordeling zijn nieuwe maatgevende waterstanden uit de PKB. Deze zijn hoger dan de waterstanden die zijn gehanteerd bij de vorige dijkverbetering. De dijk op het dijktraject Hagestein – Opheusden blijkt niet op alle plekken voldoende hoog en/of sterk te zijn. Hierdoor is de dijk op één of op een combinatie van verschillende faalmechanismen afgekeurd. Een faalmechanisme is het mechanisme waardoor een dijk kan bezwijken. Het betreft hoogte, binnenwaartse stabiliteit, buitenwaartse stabiliteit en piping. De faalmechanismen zijn hierna kort toegelicht.

Hoogte

Op sommige plekken is de dijk niet hoog genoeg om de veiligheid van de dijk bij hoogwater te garanderen. Er is dan sprake van het faalmechanisme hoogte. Het faalmechanisme kan zich op twee manieren manifesteren:

  • Golfoploop en golfoverslag; golven lopen op tegen het talud en stromen over de dijk;
  • Overloop; hoogte zodanig laag dat het water over de dijk stroomt.

Uiteindelijk kan de dijk bezwijken vanwege de grote hoeveelheid water die binnendijks terecht komt en het binnentalud aantast.

Binnenwaartse en buitenwaartse stabiliteit

Bij het faalmechanisme macrostabiliteit bezwijkt de dijk doordat een deel van de dijk ten gevolge van langdurig hoge waterstanden instabiel wordt en afschuift. Het kan gaan om binnenwaartse stabiliteit (aan de landzijde) of buitenwaartse stabiliteit (aan de rivierzijde). De macrostabiliteit van de dijk wordt bepaald door de vorm van het dijklichaam (geometrie) en de ondergrond.

Piping

Bij het faalmechanisme piping bezwijkt de dijk doordat het zand onder de dijk wegspoelt. Piping kan ontstaan bij (langdurig) hoge waterstanden. Als gevolg van het waterstandsverschil kan een kwelstroom ontstaan onder de dijk door. Door de druk van het water zal eerst, indien aanwezig, de afsluitende laag openbarsten. Vervolgens kunnen holle ruimtes ('pipes') ontstaan wanneer het water zanddeeltjes meevoert. Via de 'pipes' kan een open verbinding ontstaan tussen de rivier en het binnendijkse gebied, waarna de pipes snel in grootte toenemen. Op een gegeven moment kunnen de 'pipes' instorten en kan de dijk inzakken, waardoor het water over de kruin naar het binnendijkse gebied kan stromen.

De drie deeltrajecten kennen de volgende veiligheidsproblemen in de huidige situatie:

  Veiligheidsprobleem  
Deeltraject   Hoogte   stabiliteit binnenwaarts   stabiliteit buitenwaarts   piping  
Hagestein-Fort Everdingen     x   x   x  
Fort Everdingen-Ravenswaaij   x   x   x   x  
Rijswijk-Opheusden   x   x   x   x  

In de dijkverbeteringsplannen (deel 2) wordt per deeltraject gedetailleerd ingegaan op de locaties waar de faalmechanismen zijn aangetroffen.