direct naar inhoud van Bijlagen
Plan: Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035
Status: vastgesteld
Plantype: rijksstructuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IM11svBuisleiding-3010

Bijlagen

Bijlage 1 Onderzochte grensovergangen.

1.1 Duitsland

Termunterzijl

Dit grensovergangspunt wordt opgenomen met het oog het belang van import van aardgas vanuit Duitsland. In de toekomst is hier uitbreiding voorzien met enkele aardgastransportleidingen.


Oude Statenzijl (provincie Groningen) - Bunde (Land Niedersachsen; Landkreis Leer)

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Op deze locatie kruisen meerdere aardgastransportleidingen de grens. Het belang van deze grensovergang wordt mede bepaald door de aanwezigheid van een exportstation. Ook aan Duitse kant is sprake van compressor en verdeelstations waardoor deze grensovergang een essentiële schakel is in het gastransport van en naar Duitsland en daarmee voor de Nederlandse gasrotondefunctie.


Zwartemeer (provincie Drenthe) - Twist (Land Niedersachsen; Landkreis Emsland)

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1984. Op deze locatie gaan een aardgastransportleiding en een olieleiding de grens over.

De markt verwacht bij dit grensovergangspunt geen nieuwe ontwikkelingen.


Vlieghuis (provincie Drenthe) - Kalle (Land Niedersachsen; Landkreis Emsland)

Dit grensovergangspunt wordt toegevoegd met het oog op het belang van transport hierlangs van aardgas naar de gasopslag bij Kalle over de grens in Duitsland.


Dinkelland

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Er loopt hier een operationele Defensieleiding vanuit Markelo naar Bramsche in Duitsland. Er wordt geen uitbreiding voorzien.


Enschede (provincie Overijssel - Epe (Land Nordrhein-Westfalen; Bezirk Münster)

Dit grensovergangspunt wordt toegevoegd met het oog op het belang van transport hierlangs van aardgas naar de gasopslag bij Epe over de grens met Duitsland. De strook ligt langs reeds bestaande leidingen en gaat aan Duitse kant om het Natura2000-gebied Amtsvenn heen.


Winterswijk (provincie Gelderland) - Vreden (Land Nordrhein-Westfalen; Bezirk Münster)

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1984. Op deze locatie gaat een aardgastransportleiding de grens over. Deze regio in Duitsland wordt in combinatie met de grensovergang Zevenaar beleverd met L-gas. Dit gas is anders van samenstelling dan het gas bij de andere grensovergangen met Duitsland. Belevering via een andere grensovergang zou extra leidingaanleg tot gevolg hebben, daarom blijft deze grensovergang gehandhaafd. In de toekomst is hier uitbreiding voorzien met nog minstens één aardgasleiding.


Dinxperlo Oost (provincie Gelderland)

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Er loopt hier een regionale aardgastransportleiding. Er wordt hier geen uitbreiding voorzien.


Dinxperlo West Provincie Gelderland)

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Er loopt hier een niet-operationele Defensieleiding. Er wordt hier geen uitbreiding voorzien.


Zevenaar (provincie Gelderland) - Elten (Land Nordrhein-Westfalen; Bezirk Duesseldorf)

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Op deze locatie gaat een aardgastransportleiding de grens over. Via deze grensovergang wordt aardgas met L-kwaliteit aangeboden aan de regio aan Duitse zijde. Met het oog op dit belang blijft deze grensovergang gehandhaafd. Er worden hier nog minstens een gasleiding verwacht. Ofschoon aan Duitse kant een Natura2000-gebied in de buurt is wordt inpassing van een aardgasleiding vanuit RO-oogpunt mogelijk geacht.


Nieuw-Bergen (provincie Limburg)

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Er loopt hier een niet-operationele Defensieleiding. Er wordt hier geen uitbreiding voorzien.


Bergen (provincie Limburg)

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Er loopt hier een niet-operationele Defensieleiding. Er wordt hier geen uitbreiding voorzien.


Venlo (provincie Limburg) - Niederdorf (Land Nordrhein-Westfalen; Bezirk Düsseldorf)

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. De overgang is gesitueerd aan de noordkant van Venlo op het bedrijventerrein Trade Port Noord. Op deze locatie gaat een leiding voor ruwe olie en een leiding voor olieproducten de grens over. De leidingen leveren de grondstoffen aan aan industrieën in het Ruhrgebied in Wesel en Wesseling bij Keulen. De strook die naar de grensovergang leidt, is in het bestemmingsplan vastgelegd, maar biedt nog weinig ruimte voor nieuwe leidingen. Ook aan Duitse zijde is ruimte beperkt. Daarom vervalt dit grensovergangspunt voor nieuwe buisleidingen en wordt gekozen voor een grensovergangspunt bij Tegelen.


Tegelen (provincie Limburg)

Deze grensovergang aan de zuidkant van Venlo was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Er gaat hier een aardgastransportleiding van Gasunie de grensover. Gasunie verwacht hier geen nieuwe aardgastransportleidingen aan te leggen. De grensovergang zal dan ook vooral gebruikt kunnen worden voor leidingen voor het transport van olieproducten en chemische stoffen. Ofschoon zich ook aan Duitse kant natuur- en grondwaterbeschermingsgebieden bevinden, wordt inpassing van nieuwe leidingen mogelijk geacht; dit zal echter maatwerk vergen.


Nieuwstad (provincie Limburg) - Millen (Land Nordrhein-Westfalen; Bezirk Keulen)

De grensovergang is van belang voor het etheentransport tussen Belgie, Limburg en Duitsland. Deze oost-westverbinding door Limburg is van belang voor het versterken van het Noordwest-Europese chemiecluster en verbinding met het Chemelotcomplex in Sittard-Geleen.


Kerkrade (Provincie Limburg)

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Op deze locatie gaat een aardgastransportleiding de grens over. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen verwacht.


Bocholtz (provincie Limburg) - Aken (Land Nordrhein-Westfalen; Bezirk Keulen)

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. De overgang is van belang voor het aardgastransport naar Zuid-Duitsland en verder naar Zwitserland en Italië. Er wordt voorzien dat langs deze grensovergang nog enkele aardgastransportleidingen gelegd kunnen gaan worden.


Vijlen (Provincie Limburg)

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Er loopt hier een operationele Defensieleiding. Er wordt geen uitbreiding voorzien.

1.2 België

Noorbeek (Limburg; gemeente Margraten)

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985 maar is gebruikt door Defensie voor twee Defensieleidingen (waarvan een operationeel en een buiten gebruik). De verwachting is dat er geen Defensieleidingen in de toekomst bijkomen.


Meehr (Limburg) - Gravenvoeren (Voeren)

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985 als B IX Moelingen-Mesch. Bij deze grensovergang zijn reeds leidingen aanwezig voor aardgas en is


van belang voor de export van aardgas via België naar Frankrijk. Aan Vlaamse kant bevinden zich Natura2000-gebieden, maar de grensovergang vormt hiervoor geen probleem.


Stein/Elsloo (Limburg) - Maasmechelen (Limburg (B))

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985 onder B VIII Maasmechelen-Elsoo. Hier zijn reeds leidingen aanwezig voor etheen en monovinylchloride. Er wordt hier geen uitbreiding voorzien.


Stein/Meers (Limburg) - Maasmechelen (Limburg (B))

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Er ligt hier een chemicaliënleiding. Deze grensovergang wordt opgenomen in de hoofdstructuur. De grensovergang ligt in een Natura2000-gebied; omlegging is niet mogelijk. Aan Vlaamse zijde zal rekening moeten worden gehouden met daar aanwezige natuurgebieden.


Stein/Urmond (Limburg) - Leut (Limburg (B))

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Er zijn reeds leidingen aanwezig voor vloeibare koolwaterstoffen. Er wordt geen uitbreiding voorzien.


Obbicht (Limburg) - Stokkem (Limburg (B))

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985 onder BVII Stokkum-Obbicht. Er lopen hier reeds leidingen voor aardgas. Er wordt voorzien dat langs deze grensovergang nog enkele aardgastransportleidingen gelegd kunnen gaan worden. De grensovergang ligt in een Natura2000-gebied; omlegging is niet mogelijk. Aan Vlaamse zijde zal rekening moeten worden gehouden met daar aanwezige natuurgebieden.


Zuid-Willemsvaart (Noord-Brabant/Limburg)

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985 onder BV Zuidwillemsvaart. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen verwacht.


Valkenswaard (Noord-Brabant) - Grote Heide (Limburg (B))

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Er loopt hier een operationele Defensieleiding. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen verwacht.


Reusel (Noord-Brabant) - Arendonk (Antwerpen)

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985 onder BV Arendonk-Reusel. Er is hier geen grensoverschrijdend buisleidingtransport naar het Vlaams Gewest. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen verwacht.


Hilvarenbeek (Noord-Brabant)

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985, maar bevindt zich nabij BV Arendonk-Reusel. Er lopen hier leidingen voor aardgas. Er wordt voorzien dat langs deze grensovergang nog enkele aardgastransportleidingen gelegd kunnen gaan worden.


Nispen (Noord-Brabant) - Essen (Antwerpen)

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985 onder B IV Espen-Nispen. Er lopen hier leidingen voor aardgas en ruwe olie. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen verwacht.


Huijbergen (Noord-Brabant)

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Er loopt hier een operationele Defensieleiding; een andere Defensieleiding is buiten gebruik genomen en deels verwijderd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen verwacht.


Ossendrecht (Noord-Brabant) - Zandvliet (Antwerpen)

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985 onder BIII Zoomweg-Havenweg. Er lopen hier leidingen voor o.m. propyleen, waterstof en aardgas. De grensovergang ligt aan het einde van Leidingenstraat Nederland van het Rotterdamse havengebied naar Antwerpen. Er wordt voorzien dat hier nog diverse leidingen aangelegd kunnen gaan worden.


Schelde-Rijnverbinding

Deze grensovergang was als zodanig niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985 maar ligt vlakbij BIII (Zoomweg-Havenweg). Er lopen hier diverse leidingen waaronder een aantal leidingen van Shell. Tevens kruisen hier diverse leidingen de Schelde, deels over Belgisch grondgebied. De grensovergang ligt aan het einde van Leidingenstraat Nederland van het Rotterdamse havengebied naar Antwerpen. Er wordt voorzien dat hier nog diverse leidingen naar Antwerpen aangelegd kunnen gaan worden.


Emmadorp (Zeeland) - Prosperdorp (België, Vlaams Gewest)

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985 onder BII Emmadorp-Prosperdorp. Er lopen hier geen leidingen. Er wordt ook geen ontwikkeling voorzien.


Clinge (Zeeland) - Sint-Gilles-Waas (Oost-Vlaanderen)

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Er loopt hier wel een leiding voor etheen. Er wordt hier geen uitbreiding voorzien.


Sas van Gent (Zeeland) - Zelzate (Oost-Vlaanderen)

Deze grensovergang was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985 onder BI Zelzate-Sas van Gent. Er lopen hier leidingen voor aardgas en waterstof. Er wordt voorzien dat hier nog diverse leidingen aangelegd kunnen gaan worden.


Philippine

Deze grensovergang was niet opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van 1985. Er loopt hier wel een leiding voor industriegassen. Er wordt hier geen uitbreiding voorzien.

1.3 Aanlandingspunten

Warffum (Groningen)

Reeds leidingen aanwezig: neen.

Vermelding in Structuurschema Buisleidingen 1985: Warffum


Emmapolder (Groningen)

Reeds leidingen aanwezig voor aardgas.

Vermelding in Structuurschema Buisleidingen 1985: neen.


Eemshaven (Groningen)

Reeds leidingen aanwezig voor aardgas.

Vermelding in Structuurschema Buisleidingen 1985: neen

(Nadere keuze aanlandingspunt Warffum-Emmapolder-Eemshaven te bezien in kader besluitvorming infrastructuur in Waddengebied)


Holwierde (Groningen)

Reeds leidingen aanwezig voor aardgas.

Vermelding in Structuurschema Buisleidingen 1985: neen


Callantsoog (Noord-Holland)

Reeds leidingen aanwezig voor aardgas.

Vermelding in Structuurschema Buisleidingen 1985: Callantsoog

Rekening houden met mogelijke uitbreiding.


IJmond (Noord-Holland)

Reeds leidingen aanwezig voor aardgas.

Vermelding in Structuurschema Buisleidingen 1985: IJmond

Rekening houden met mogelijke uitbreiding.


IJmuiden Buitenhaven (Noord-Holland)

Reeds leidingen aanwezig voor ruwe olie.

Vermelding in Structuurschema Buisleidingen 1985: neen.


Rijnmond Hoek van Holland (Zuid-Holland)

Reeds leidingen aanwezig.
Vermelding in Structuurschema Buisleidingen 1985: neen.


Rijnmond Maasvlakte (Zuid-Holland)
Reeds leidingen aanwezig voor aardgas.
Vermelding in Structuurschema Buisleidingen 1985: Rijnmond
Rekening houden met mogelijke uitbreiding.


Bijlage 2 Beheersvarianten voor leidingstroken

  • A. Beheer door individuele exploitanten

Bij deze vorm van beheer voert iedere exploitant een goed beheer over zijn eigen leiding(en) volgens de NEN 3650, maar er is nauwelijks tot geen gezamenlijk beheer. In smallere stroken vormt regelgeving over onderlinge afstanden en minimaal aantal leidingen de prikkel om nieuwe leidingen zwaarder (onder andere grotere wanddikte, dieper leggen) aan te leggen en daarmee de grotere risicocontour in smallere stroken door het verhoogde domino-effect te reduceren.


Deze vorm van beheer heeft als voordeel dat het aansluit bij het uitgangspunt van zelfsturing waar de leidingenbranche door gekenmerkt wordt, dat de beheerskosten niet anders dan normaal zijn en dat vanuit de doelgroep naar verwachting weinig weerstand opgeroepen wordt.


Aan deze organisatie van beheer kleven echter ook een aantal nadelen. Het individueel belang van de afzonderlijke exploitanten is vaak tegengesteld aan het algemeen belang van de strook. Daarnaast kan het nadelig werken op de vulling van de strook. Als iedere afzonderlijke exploitant voor zich zijn leidingen legt op de manier die hem het beste uitkomt, kan dit met name voor de exploitanten van de laatste leidingen die gelegd gaan worden problemen opleveren. Bijvoorbeeld doordat er minder ruimte beschikbaar is en de leidingen dus zwaarder aangelegd moeten worden of omdat bijvoorbeeld reeds liggende leidingen onderlangs gekruist moeten worden.

Het zwaarder aanleggen van de leidingen in smallere stroken om de grotere risicocontour als gevolg van het domino-effect te verkleinen kan een relatief dure maatregel voor individuele exploitanten. Mogelijk duurder dan de andere oplossing van het verkleinen van de risicocontour, namelijk door gezamenlijk beheer door leidingexploitanten.

Tenslotte is één van nadelen dat er geen aanspreekpunt is bij een nog lege strook. Dit is met name belangrijk voor het bewaken van de ruimtelijke ontwikkelingen buiten de strook en ervoor te zorgen dat er niet op of te dicht in de nabijheid van een leidingstrook gebouwd wordt.

  • B. Beheer door gezamenlijke leidingexploitanten


Bij deze vorm van beheer worden tussen individuele exploitanten onderlinge afspraken gemaakt over het beheer van de leidingstrook. Gezamenlijk worden besluiten genomen over te nemen beheersmaatregelen.


Deze vorm van beheer sluit eveneens aan bij het uitgangspunt van zelfsturing en het zelfzorgprincipe waar de leidingenbranche door gekenmerkt wordt en kan bij een beperkt aantal leidingen kostenefficiënt zijn. Door onderlinge afspraken te maken en contracten op te stellen over gezamenlijke voorzieningen en gezamenlijke activiteiten kan dit kostenbesparend werken voor de individuele leidingexploitant.

In smallere stroken kan beter worden geregeld dat een goed beheer van de strook wordt uitgevoerd in plaats van het zwaarder aanleggen van de leidingen. Hiermee kan ook de hogere risicocontour als gevolg van het domino-effect worden verkleind. Een goed beheer van de smalle leidingstrook is naar alle waarschijnlijkheid kostentechnisch voordeliger voor exploitanten dan het zwaarder uitvoeren van leidingen

Het verwerven van kennis en daarnaast ook een betere verinnerlijking en een vergroting van het committment voor een goed beheer zijn ook voordelen die deze vorm van beheer met zich brengen. Vanuit de doelgroep zal dit naar verwachting slechts beperkt weerstand oproepen.


Eén van nadelen is dat er geen aanspreekpunt is bij een nog lege strook. Dit is met name belangrijk voor het bewaken van de ruimtelijke ontwikkelingen buiten de strook en ervoor te zorgen dat er niet op of te dicht in de nabijheid van een leidingstrook gebouwd wordt. De mogelijkheid wordt onderzocht of Rijkswaterstaat het beheer van lege stroken op zich kan nemen.

Bij een volle strook daarentegen kan een nadeel zijn dat er teveel partijen moeten meebeslissen. Daarnaast kan het onduidelijk zijn hoe de toedeling van de verantwoordelijkheid is geregeld en hoe de verhoudingen tussen de exploitanten onderling is vastgelegd. Als dit goed geregeld is hoeft dit geen probleem te zijn. Wanneer geen duidelijke afspraken zijn gemaakt kan belangenverstrengeling plaatsvinden omdat maatregelen die goed zijn voor het algemeen belang van de strook ongunstig kunnen uitpakken voor een individuele exploitant.

Tenslotte biedt deze vorm van beheer weinig inzicht in de mate van borging van de uitvoering van bepaalde beheersmaatregelen.

  • C. Beheer door een aangewezen, onafhankelijke, gezamenlijke beheersorganisatie

Bij deze vorm van beheer wordt een onafhankelijke beheersorganisatie aangewezen. Deze beheersorganisatie voert namens de exploitanten het beheer van de strook uit. Dit is vergelijkbaar met de wijze waarop de Leidingenstraat Nederland functioneert. Bij de Leidingenstraat Nederland is dit zo geregeld dat entreegelden worden betaald, waaruit gezamenlijk beheer en nieuwe investeringen voor bijvoorbeeld leidingtunnels kunnen worden (voor)gefinancierd. Het verschil is dat de grond van de leidingstrook niet per definitie in eigendom is van de beheersorganisatie. Dit is wel het geval bij de Leidingenstraat Nederland.


Deze vorm van beheer heeft een aantal voordelen. Eén daarvan is dat een dergelijke beheersorganisatie de mogelijkheid biedt om ook bij nog lege stroken reeds beheer uit te voeren op met name de ruimtelijke ontwikkelingen buiten de strook. De beheersorganisatie bewaakt bestemmingsplannen en treedt op als gemeenten te dicht bij de strook willen bouwen en daarmee het toekomstig groepsrisico laten toenemen. Verder kan de beheersorganisatie besluiten nemen over uit te voeren risicoreducerende maatregelen in de strook. Deze maatregelen kunnen voor een individuele exploitant als nadelig worden ervaren maar gunstig uitpakken in het algemeen belang van de strook. Doordat de onafhankelijke beheersorganisatie het besluit neemt is er geen sprake van belangenverstrengeling. Dit geeft ook meer zekerheid dat beheersmaatregelen daadwerkelijk uitgevoerd en geborgd worden. Dit biedt gemeenten vervolgens ook meer zekerheid over de borging van maatregelen.


Eén van de nadelen van deze vorm van beheer vormt de kosten van een gezamenlijke beheersorganisatie. Zeker bij een lage vulgraad van de strook als er nog slechts enkele leidingen aanwezig zijn kunnen die kosten voor individuele exploitanten relatief hoog zijn.

Daarnaast moet een individuele exploitant een aantal taken en bevoegdheden willen overdragen aan de beheersorganisatie. Dit kan bij exploitanten op weerstand stuiten.

  • D. Beheer uitgevoerd door (rijks)overheden


Bij deze vorm van beheer voert een overheid het beheer uit van één of meerdere leidingstroken. Zij stelt vast welke beheersmaatregelen genomen dienen te worden en legt deze op (eventueel via wet- en regelgeving) aan exploitanten die leidingen in de strook leggen.


Het voordeel van deze vorm van beheer is dat er een grote mate van controle over de mate van uitvoering is op de risicoreducerende beheersmaatregelen. Hiermee zijn risicoreducerende beheersmaatregelen voor gemeenten volledig geborgd in bestemmingsplannen en hiermee is het algemeen belang gediend..

Daarnaast kan beheer ook worden uitgevoerd tijdens de gehele levensduur van een leidingstrook (vanaf een nog lege strook tot een volledig gevulde strook) en ligt het beheer bij één partij.


Het nadeel is dat de overheid zich te zeer inlaat met private zaken. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid op grote weerstand stuiten bij de leidingexploitanten. Leidingexploitanten kunnen inmenging van de overheid als bemoeizucht ervaren. Daarbij speelt het feit dat kennis ten aanzien van de technische aspecten van leidingbeheer niet past bij de rol van de overheid. Dit in tegenstelling tot leidingexploitanten.

Bovendien is de politieke tendens dat de overheid terughoudend is ten aanzien van nieuwe rijksoverheidtaken. Het aangaan van een nieuwe taak als beheerder van leidingstroken staat hier haaks op.

Uitgangspunt is bovendien dat de kosten die de overheid maakt voor het oprichten en operationeel houden van een dergelijke beheersorganisatie worden doorberekend aan de aanwezige leidingexploitanten in een strook.


Bijlage 3 Onderbouwing van de visiekaart

Aan het vaststellen van de visiekaart is een uitgebreid traject van onderzoek en intensief overleg voorafgegaan. Hierbij zijn een aantal belangrijke stappen gezet. De processtappen die geleid hebben tot de totstandkoming van de visiekaart zijn hierna beschreven:

  • a. In 2007 is door bureau PRC onderzoek uitgevoerd naar de toekomstige behoefte aan buisleidingtransport voor gevaarlijke stoffen. Dit gaf een eerste inzicht in belangrijke hoofdverbindingen. Het inzicht in de vraag naar nieuw buisleidingtransport is in 2009 bevestigd door adviezen van Gasunie en VNO/NCW. Voor CO2 heeft een advies van Gasunie en Energie Beheer Nederland een rol gespeeld.

  • b. In de periode 2007-2008 is een eerste verkenning gedaan naar beschikbare tracés voor nieuwe leidingen. Daarvoor is met name langs tracés van leidingbundels onderzocht of zich binnen een bepaalde afstand tot de leidingen (max. 35 m ter weerszijden) fysieke belemmeringen waren die het leggen van leidingen kunnen verhinderen. Deze algemene analyse heeft geleid tot een eerste concept-visiekaart.

  • c. Mede na overleg met exploitanten, maar ook op grond van andere overwegingen (verbindingen uit het Structuurschema Buisleidingen 1985) is de concept-visiekaart uitgebreid met alternatieven en varianten voor verbindingen.

  • d. Bureau Nieuwland heeft vervolgens in 2008 en 2009 op deze uitgebreide visiekaart GIS-analyses uitgevoerd voor een breed spectrum aan belangen. Hierbij is onderzocht in hoeverre nog ruimte is voor extra leidingen en wat de eventuele milieu-effecten zijn. Het ging daarbij om uitsluitende belangen en fysieke belemmeringen; tegenstrijdige belangen; meekoppelende belangen; en aandachtspunten. Op basis van de GIS-analyses en intensief overleg met alle provincies is een nieuwe concept-visiekaart vastgesteld, waarin een aantal alternatieve routes overbleven.

  • e. Op grond van deze aangepaste concept-visiekaart heeft bureau Arcadis vanaf de tweede helft van 2009 tot en met 2011 een plan-MER uitgevoerd. In het onderzoek is nagegaan welke gevolgen de aanleg van buisleidingen op de nieuwe voorgestelde tracés zou hebben op het milieu. Naar aanleiding van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau zijn ruim 30 reacties ontvangen die hetzij in het planMER zijn meegenomen hetzij in de Structuurvisie verwerkt zijn. De opzet van het Mer-onderzoekt is op grond van een advies van de Commissie MER nog enigszins aangepast.

  • f. Gaandeweg de opstelling van het planMER bleek dat een aantal tracés die Arcadis onderzocht ongeschikt waren vanwege de aanwezigheid van teveel fysieke belemmeringen. Ook kwamen van de kant van exploitanten vragen voor het opnemen van enkele aanvullende tracés en voorstellen voor het opnemen van alternatieven en varianten. Deze informatie is zoveel mogelijk gecommuniceerd met betrokken overheden.

  • g. Uit overleg met andere overheden kwam een aantal specifieke knelpuntsituaties naar voren die ook leiden tot de noodzaak van aanvullend onderzoek door Arcadis. Dit aanvullend onderzoek is in het najaar van 2010 gestart.

  • h. In het Milieueffectrapport zijn een aantal tracés als minder positief beoordeeld dan andere tracés. Mede op basis hiervan zijn de uiteindelijke tracés gekozen.

  • i. Maatschappelijke kosten en baten
    Naast het planMER is ook een maatschappelijke-kosten-batenanalyse (MKBA) uitgevoerd naar het vrijhouden van ruimte voor buisleidingen.
    Conclusie van het MKBA-onderzoek is dat het vrijhouden van ruimte loont. In alle alternatieven en varianten is sprake van een positieve kosten-baten verhouding. Maar met name de verbetering van de concurrentiepositie is een belangrijke factor. Het niet hebben van geschikte verbindingen voor buisleidingtransport zal nadelig zijn voor de chemie en voor het gastransport. Dat betekent dat het vrijhouden van ruimte voor leidingen zinvol is, ook bij lagere economische groei.

  • j. Overleg met buurlanden over grensovergangen
    Met de buurlanden België en Duitsland is overleg gevoerd over de grensovergangen voor leidingstroken.

  • k. Zienswijzeprocedure
    De zienswijzeprocedure heeft geleid tot een aantal aanpassingen van de visiekaart en het opnemen van twee extra stroken.

Bijlage 4 Verwerking resultaten planMER in de Structuurvisie Buisleidingen

Ten behoeve van de Structuurvisie Buisleidingen is een milieueffectrapport (planMER) opgesteld waarbij alternatieven voor verbindingen door Nederland zijn onderzocht en waar op de alternatieven die de voorkeur hebben, is onderzocht of zich hier specifieke knelpunten voordoen.


Proces


Aanpak in planMER

Voor iedere verbindingen zijn een of meer alternatieven onderzocht. Per alternatief is een strook gedefinieerd, over het algemeen op basis van bundeling langs bestaande leidingen. De stroken zijn beoordeeld op de omgevingswaarden bodem en water; natuur (beschermde gebieden); archeologie; ruimtelijke ordening; en externe veiligheid.


Fase 1

Als eerste stap is onderzocht hoeveel raakvlakken de leidingstroken hebben met deze omgevingswaarden. Op basis hiervan is in het milieueffectenonderzoek een nadere keuze ('trechtering') gemaakt.

Als gevolg van deze trechtering zijn alternatieven afgevallen. Van de overgebleven alternatieven is vervolgens nagegaan of er specifieke knelpunten met de omgevingswaarden zijn. Voor dergelijke knelpunten worden in het planMER oplossingen aangereikt. Deze oplossingsrichtingen kunnen zijn een lokaal alternatief tracé of toch vasthouden aan het bestaande tracé waarbij wordt aangegeven dat leidingen die in dit tracé gelegd zullen worden aan bepaalde voorwaarden zullen moeten voldoen om de mogelijke nadelige effecten te beperken.


Fase 2

Tijdens de afronding van het onderzoek naar de milieueffecten is gebleken dat los van de bevindingen uit het planMER aanvullend onderzoek nodig was. Dit had te maken met het inzicht dat sommige verbindingen en alternatieven bij nadere beschouwing ruimtelijk niet realiseerbaar waren door te grote fysieke knelpunten (woningen, infrastructuur). Verder bleek er behoefte te zijn aan een aantal aanvullende verbindingen; hiervoor zijn de milieueffecten alsnog onderzocht.

Tenslotte is, naar aanleiding van het advies van de Commissie MER van 17-11-2011, aanvullend onderzoek uitgevoerd naar onder meer Natura2000-gebieden (Passende beoordeling) en EHS-gebieden (Ecologische Hoofdstructuur).

Uitgangspunt voor het onderzoek was de concept-visiekaart die was opgenomen in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Deze kaart was opgesteld op basis van een globale analyse van een breder scala aan alternatieven. De onderbouwing hiervan is weergegeven in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau.


De inbreng van afzonderlijke gemeenten en een analyse uitgevoerd door Gasunie én het aanvullend onderzoek naar Natura 2000 gebieden hebben voorstellen opgeleverd om de visiekaart lokaal op diverse plaatsen aan te passen. Indien een dergelijke aanpassingen langer was dan 2 km is deze meegenomen in het milieu-effectonderzoek. Bij kleinere aanpassingen is ervan uit gegaan dat de effecten niet veel zullen afwijken van het oorspronkelijke tracé of zullen meevallen.


Onderbouwing keuzes

De keuze van de hoofdverbindingen en daarbinnen van de tracés is in belangrijke mate gebaseerd op de bevindingen uit de milieueffectrapportage die ten behoeve van de structuurvisie is opgesteld.

Hierna wordt kort samengevat welke keuzes zijn gemaakt bij het tot stand komen van de visiekaart zoals die in deze Structuurvisie is opgenomen.


Daar waar het planMER lokaal een alternatief aandraagt is daar in de visiekaart op enkele uitzonderingen na rekening gehouden. Dit uitzonderingen hebben er doorgaans mee te maken dat op de specifieke locatie de situatie misschien toch anders was dan op het abstractieniveau van het planMER gezien kon worden.


Bij de keuze van de hoofdverbindingen speelt mee dat er voor sommige verbindingen geen reëel alternatief beschikbaar is. Dan gaat het bijvoorbeeld om de verbinding door Noord-Nederland en de verbinding door het oosten van Nederland vanwege de noodzaak om via deze verbindingen de grensovergangspunten te kunnen bereiken. Ook bepaalt de aanwezigheid van compressorstations voor aardgastransportleidingen in belangrijke mate de keuze voor een verbinding.


De visiekaart is dus samengesteld op basis van leidingstroken langs bestaande leidingen met keuzes op basis van het MER-advies en aanpassingen van de op basis van inbreng van andere overheden en een analyse uitgevoerd door Gasunie. De zienswijzeprocedure heeft geleid tot een aantal aanpassingen van de visiekaart en het opnemen van twee extra stroken.


Keuze tracés hoofdverbindingen


Noord en Midden-Nederland

In Noord-Nederland is tussen Groningen en Noord-Holland een tracé onderzocht, onder meer om via het aanlandingspunt Callantsoog gas te kunnen transporteren naar het Verenigd Koninkrijk. Deze verbinding is in de visiekaart opgenomen.


Vanuit Groningen loopt een verbinding naar het zuiden door Oost-Nederland met aftakkingen op een aantal plaatsen naar Duitsland. Deze verbinding is vergeleken met alternatieven door de Flevopolders, langs de Veluwezoom en door Noord-Holland. De verbindingen door Flevoland en langs de Veluwezoom vertonen veel raakvlakken met omgevingswaarden. In het Gooi en Utrecht wordt dicht bebouwing doorkruist. Het tracé door Flevoland was opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen 1985 maar is nog leeg. Al deze punten bij elkaar maken dat deze twee alternatieven door centraal Nederland zijn afgevallen.


Vanuit Noord-Holland loopt een verbinding naar Zuid-Holland ten behoeve van een verbinding met gascompressorstation Wijngaarden ten behoeve van aardgastransport en naar het Rotterdamse Havengebied.


West-Nederland

Vanuit het Rotterdamse havengebied zijn verbindingen naar Duitsland en naar België van belang. Voor de verbinding naar Duitsland is een aantal alternatieven vergeleken. Een verbinding door de Drechtsteden en de Betuwe naar de Duitse grens, bleek bij nadere ebschouwing op ernstige ruimtelijke belemmeringen te stuiten waardoor deze verbinding alleen gebruikt kan worden voor gasleidingen die verbonden zijn met het compressorstation Wijngaarden in de gemeente Graafstroom.


Voor de verbinding naar Duitsland is daarom gekozen voor het tracé via Moerdijk langs Tilburg en Boxtel naar Venlo in de provincie Limburg. Bij Moerdijk sluit het tracé aan op de Leidingenstraat Nederland (LSNed). Deze verbinding kan ook gebruikt worden voor transport van stoffen vanuit Zeeland naar Duitsland.


Het Rotterdamse havengebied is aan de oostkant (ter hoogte van Beneluxplein; Leidingenstraat Nederland) en westkant (Maasvlakte, via Voorne-Putten) ontsloten door buisleidingenstroken. Daarnaast is er ter hoogte van Brielle een verbinding met Europoort en naar aanleiding van de zienswijzeprocedure ter hoogte van Bernisse-Spijkenisse een verbinding met het Botlekgebied. Aan de noordkant is een verbinding via Westland-Maassluis.


Zuid-Nederland

In Limburg takt de verbinding naar het zuiden van Limburg af en volgt daarbij het tracé voor aardgastransport vanuit Ravensteijn door het oosten van de provincie Limburg.

Voor de verbinding vanuit Rotterdam naar Midden-Limburg is naar aanleiding van de zienswijzeprocedure een tracé opgenomen tussen Laarbeek in Noord-Brabant en Echt-Susteren in Limburg.


Voor het transport van aardgas vanuit Noord-Nederland via het compressorstation Ravensteijn naar Zuid-Nederland en Belgie zijn de grensovergangen bij Hilvarenbeek en Woensdrecht van belang. Dit tracé loopt via Oss en Boxtel door het zuiden van de provincie Noord-Brabant. Het kruist een grondwaterbeschermingsgebied en is daarom alleen bedoeld voor aardgastransport.


Voor de verbinding van Rotterdam naar Antwerpen wordt het tracé van de Leidingenstraat Nederland (LSNed) gebruikt. Gezien de bestemming van deze strook is geen alternatief onderzocht.


Knelpuntsituaties op de hoofdverbindingen

Op de hoofdverbindingen heeft Arcadis op ongeveer 35 locaties knelpunten nader onderzocht. In ongeveer 20 situaties heeft Arcadis een alternatief tracé aanbevolen. Deze aanbevelingen zijn vrijwel alle overgenomen en worden hier niet verder benoemd, tenzij het een Natura2000-gebied betreft. Hierna wordt beschreven hoe met de overige situaties is omgegaan.


Groningen

In Groningen zijn verder verbindingen naar Eemshaven en Emmapolder onderzocht, naar Termunterzijl en naar Oude-Statenzijl. Op deze tracés zijn geen grote effecten gevonden. In Appingedam ligt op het tracé een archeologisch monument; hier zal rekening mee moeten worden gehouden. Bij Termunterzijl kruist het tracé noodzakelijkerwijs de Eems dat deel uit maakt van het Wetlandgebied Waddenzee.


Friesland

In Friesland is het alternatief voor een doorsnijding van het Natura2000-gebied Alde Feanen met daarin een terrein van zeer hoge archeologische waarde, overgenomen.

De verbinding door Friesland voert naar Noord-Holland en kruist het Natura2000-gebied IJsselmeer.


Drenthe

Door Drenthe was sprake van twee alternatieven. Op grond van de bevindingen uit het planMER is gekozen voor het tracé door het midden van Drenthe in plaats van het tracé door het oosten van de provincie langs Emmen (verbinding uit het Structuurschema Buisleidingen van 1985).


Overijssel

Op de verbinding door Oost-Nederland is bij Raalte en Rijssen-Holten vanwege de aanwezigheid van een grondwaterbeschermingsgebied het tracé over korte afstand verschoven, maar er kan niet voorkomen worden dat het gebied toch over korte afstand doorkruist wordt. Ten noorden van Ommen wordt een grondwaterbeschermingsgebied vermeden door een verlegging van het tracé. Er wordt over korte afstand een archeologisch monument gekruist.


De aftakking van Ommen naar de Duitse grens bij Enschede volgt tot de gemeente Enschede het tracé van bestaande leidingen. Vervolgens wordt een tracé gevolgd dat uit de zienswijzeprocedure naar voren is gekomen; een deel van dit tracé heeft niog een indicatief karakter in afwachting van een voorstel voor een meer geschikt tracé. Bij Wierden is de strook alsnog verlegd, zodat een daar aanwezig grondwaterbeschermingsgebied wordt gemeden. Het gaat om een verbinding voor het transport van aardgas.


Gelderland

In de regio Arnhem-Nijmegen kruist het tracé van de leidingstrook twee Natura2000-gebieden bij de Rijn en bij de Waal. Dit tracé is voor een deel al een alternatief voor het oorspronkelijke tracé langs bestaande leidingen. Dit (niet gebundelde) alternatief is nodig om dat er langs het oorspronkelijke tracé op diverse plaatsen geen geschikte strook te vinden was gezien de aanwezigheid van ruimtelijke belemmeringen. Zowel in het oorspronkelijke tracé als in het alternatief worden de Natura2000gebieden langs Rijn en Waal (Uiterwaarden Waal en Gelderse Poort) gekruist. Significant negatieve effecten zijn niet uit te sluiten. Dit vergt mogelijk maatregelen bij aanleg van een leiding om deze significant negatieve effecten te beperken.


In Gelderland splitst de verbinding door Oost-Nederland zich in een westelijk tracé en een zuidelijk tracé naar Noord-Brabant. Het westelijke tracé is van belang met het oog op de aanwezigheid van een compressorstation bij Wijngaarden in de gemeente Graafstroom. Dit compressorstation vervult een knooppuntfunctie voor aardgastransport in de verschillende windrichtingen. Het tracé loopt door de Betuwe. Het oorspronkelijke tracé liep door een grondwaterbeschermingsgebied (bij knooppunt Deil). In de visiekaart is het alternatieve tracé ten noorden van dit knooppunt opgenomen.


Door Gelderland lopen twee aftakkingen naar de Duitse grens.


Noord-Holland

Ter hoogte van Julianadorp bij het aanlandingspunt Callantsoog doorsnijdt het tracé het Natura2000-gebied Duinen Den Helder-Callantsoog. Dit Natura2000-gebied beslaat de hele kustlijn waardoor voor dit tracé geen alternatief is. Dit vergt mogelijk maatregelen bij aanleg van een leiding om significant negatieve effecten te beperken.


Kruising het Natura2000-gebied Noordhollands Duinreservaat is beperkt door het versmallen langs de strook naar het aanlandingspunt IJmuiden. Ook hier vergt dit mogelijk maatregelen bij aanleg van een leiding om significant negatieve effecten te beperken.


Door de keuze van het oostelijk tracé onder het Noordzeekanaal (min of meer parallel aan de A9) wordt het Natura2000-gebied Kennemerland Zuid ontzien.


Zuid-Holland

Bij het Rotterdamse havengebied ter hoogte van het Beneluxplein begint de Leidingenstraat Nederland (LSNed), een door de Leidingenstraat Nederland beheerde strook grond van 100 meter breed naar de Belgische grens bij Zeeland. De Leidingenstraat loopt door het Natura2000-gebied Oudeland van Strijen. Een ander tracé dat door dit gebied loopt is in de Structuurvisie vervallen.


Om het Rotterdamse havengebied te kunnen bereiken is bovendien de verbinding door Voorne-Putten van groot belang. Deze verbinding, die in de gemeente Binnenmaas aansluit op de Leidingenstraat Nederland (LSNed), ontlast de leidingenstrook in het Rotterdamse havengebied.

Het tracé naar de Maasvlakte kruist in de gemeente Westvoorne het Natura2000-gebied Voorns Duin. Het planMER geeft aan dat geen kwetsbare habitattypen worden doorsneden, maar het tracé is hier zodanig verlegd dat het Voorns Duin vermeden wordt.


Het tracé tussen het gascompressorstation Wijngaarden en de Leidingenstraat Nederland (LSNed) is van belang voor aardgastransport tussen Maasvlakte en Wijngaarden en voor doorvoer van aardgas vanuit Wijngaarden naar het zuiden. Op de in eerste instantie onderzochte tracés, naar het westen door Hendrik-Ido-Ambacht en Barendrecht en naar het zuiden door Sliedrecht en Dordrecht, bleken zodanige fysieke belemmeringen aanwezig dat een alternatief tracé door Nederlek en Ridderkerk is onderzocht.

Door fysieke belemmeringen op het tracé langs de A15 bij Barendrecht zijn twee alternatieven onderzocht, door Barendrecht en door Binnenmaas. Het tracé door Binnenmaas is ruimtelijk beter te realiseren dan het tracé door Barendrecht. Het tracé heeft desondanks op bepaalde plaatsen nog steeds weinig ruimte. In het planMER wordt erop gewezen dat rekening gehouden moet worden met het groepsrisico. Verder raakt het tracé in Zwijndrecht aan een archeologisch monument.

Bovendien loopt het tracé in Nederlek en Ridderkerk door een grondwaterbeschermingsgebied en een stukje door het waterwingebied. Hier ligt al een aantal leidingen. Voor aardgastransport is het mogelijk de leidingen zodanig aan te leggen dat de gevolgen op de omgeving beperkt blijven.

Zowel de kwetsbaarheid van het gebied voor eventuele vervuiling als het beperkte aantal leidingen waar ruimte voor is, leiden tot de conclusie dat dit tracé alleen gebruikt kan worden voor aardgastransportleidingen van en naar Wijngaarden.


Voor het Natura2000-gebied Boezems Kinderdijk zijn geen negatieve effecten te verwachten.


Op het tracé tussen Wijgaarden en Gelderland kruist de strook bij Kedichem over ca. 1 km het Natura2000-gebied Lingegebied & Diefdijk Zuid. Een omleiding is hier niet mogelijk. Significant negatieve effecten kunnen niet worden uitgesloten. Om significant deze te vermijden moeten mogelijk technische maatregelen aangewend worden


Zeeland

In Zeeland worden waar mogelijk de stroken gevolgd zoals die in gemeentelijke bestemmingsplannen zijn vastgelegd.

Binnen Zeeland is voor de verbinding naar België via de grensovergang bij Sluiskil is de aanbeveling ten gunste van het tracé door Zuid-Beveland in plaats van door Zeeuws-Vlaanderen overgenomen. Bij die keuze speelt ook mee de mogelijke ontpoldering van de Hertogin Hedwigepolder; het tracé door Zeeuws-Vlaanderen loopt hier over de Gasdam tussen deze polder en het Verdronken Land van Saeftinghe. Door het laten vervallen van dit tracé voor nieuwe leidingen van nationaal belang wordt het gebied niet verder belast.


De verbinding door Zuid-Beveland takt af van de Leidingenstraat Nederland (LSNed) en gaat naar het Sloegebied en naar de haven- en industriegebieden bij Terneuzen en Gent. Het tracé kruist ter hoogte van het Sloegebied en Terneuzen de Westerschelde, een Natura2000-gebied. Voor deze verbinding is geen alternatief en is bovendien bedoeld voor alle soorten stoffen. Daardoor zullen bij het leggen van nieuwe leidingen specifieke maatregelen getroffen moeten worden.


Noord-Brabant

Door het westen van de provincie loopt de Leidingenstraat Nederland (LSNed) die begint bij het Rotterdamse havengebied en bij Moerdijk de provincie binnen komt en in de gemeente Woensdrecht de provincie weer verlaat, richting Antwerpen.


De Leidingenstraat Nederland kruist het Natura2000-gebied Brabantse Wal en het daarin gelegen grondwaterbeschermingsgebied. Leidingenstraat Nederland, provincie Noord-Brabant en het waterwinbedrijf hebben technische voorschriften geformuleerd die gesteld worden aan het leggen van leidingen in de Straat door het grondwaterbeschermingsgebied.


Het tracé vanaf de Leidingenstraat bij Moerdijk loopt langs het Natura2000-gebied Deurnsche Peel en Mariapeel en doorsnijdt dit hoogveengebied over een lengte van 400 meter. Een omleiding is hier niet goed realiseerbaar. Om significant negatieve effecten te vermijden moeten mogelijk technische maatregelen aangewend worden (bijvoorbeeld boring).


Het tracé door het zuiden van de provincie doorsnijdt twee Natura2000-gebieden, de Brabantse Wal en Regte Heide & Riels Laag. Bij Regte Heide & Riels Laag zijn de gevolgen beperkt door de kruising met het gebied kort (tot ca. 900 m) te houden door middel van een lichte verschuiving van het tracé; het aangedragen alternatief blijkt lastig inpasbaar. Om significant negatieve effecten op het vochtige-heide- en vennengebied te vermijden moeten mogelijk technische maatregelen aangewend worden (bijvoorbeeld boring).

Het tracé is van belang voor aardgastransport gezien de aanwezigheid van een compressorstation van Gasunie bij Alphen-Chaam en de grensovergang bij Hilvarenbeek en Ossendrecht-Zandvliet.


De toegevoegde verbinding Laarbeek - Echt-Susteren kruist geen Natura2000-gebieden.


Limburg

In Limburg loopt de verbinding van de Rotterdamse haven naar Duitsland via Venlo. Langs de bestaande leidingen naar het Ruhrgebied is ten noorden van Venlo vrijwel geen ruimte meer voor nieuwe leidingen. Daarom is in het planMER een alternatief onderzocht via het zuiden van Venlo (grensovergang Tegelen).


In Limburg kruist het tracé naar het zuiden een grondwaterbeschermingsgebied. Er is hier geen alternatief tracé mogelijk dat het grondwaterbeschermingsgebied vermijdt. Het tracé is bedoeld voor alle soorten stoffen. Dat betekent dat het leggen van leidingen door dit gebied aan voorwaarden gebonden zal zijn. Dat geldt ook voor het noodzakelijk moeten kruisen van enkele Natura2000-gebieden in Midden- en Zuid-Limburg (Roerdal, Swalmdal, Meinweg, Geleenbeekdal, Savelsbos en Bemelerberg en Schiepersberg) Het betreft kruisingen met een lengte tussen 200 en 1500 m. Bij de grensovergangspunten met Vlaanderen moet het Natura2000-gebied Grensmaas gekruist worden. Over het algemeen geldt dat voor deze gebieden afhankelijk van het type mogelijk significant negatieve effecten niet uit te sluiten zijn of dat deze beperkt zijn of niet verwacht worden. Om effecten te voorkomen zal bij het leggen van een nieuwe leiding onderzocht moeten worden welke maatregelen getroffen kunnen worden.


In het zuiden van Limburg zijn twee parallel lopende tracés richting Belgische grens beschouwd; beide zijn goed inpasbaar. Op grond van de functie van de strook (aardgastransport) wordt in de visiekaart gekozen voor het westelijke tracé, gebundeld langs reeds aanwezige aardgastransportleidingen. Door het vervallen van het oostelijke tracé vervalt ook de doorkruising van het Natura2000-gebied Noordbeemden en Hoogbos.


Bijlage 5 Nota van Antwoord naar aanleiding van de zienswijzen op de Ontwerp-Structuurvisie Buisleidingen

Nota van Antwoord bij de Ontwerp-Structuurvisie Buisleidingen.