direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiële herziening Windpark N33
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.EZip21WPN33-3000

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding planherziening

Inleiding

In het buitengebied van de gemeenten Midden-Groningen, Veendam en Oldambt is windpark N33 gerealiseerd. Het windpark bestaat uit 35 windturbines, geclusterd in drie deelopstellingen. Het initiatief sluit aan bij het doel van het nationale en internationale milieubeleid dat gericht is op het toepassen van duurzame energie en het beperken van de uitstoot van broeikasgassen. Windenergie op land speelt hierbij een belangrijke rol. Voor deze ontwikkeling is door de toenmalige minister van Economische Zaken en de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu op 16 februari 2017 het rijksinpassingsplan "Windpark N33" (hierna: het inpassingsplan) vastgesteld. Bij besluit van 9 oktober 2017 van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (hierna: de ministers) is het besluit van 16 februari 2017 gewijzigd. Het inpassingsplan en bijbehorende besluiten (fase 1) zijn op 29 mei 2019 gezamenlijk onherroepelijk geworden.1

Internationale luchtvaarteisen en Informatieblad

Op grond van de geldende internationale burgerluchtvaarteisen (het Verdrag van Chicago en Annex 14 van de richtlijnen van de International Civil Aviation Organisation, ICAO) dienen de windturbines te worden voorzien van obstakelverlichting ten behoeve van de luchtvaartveiligheid. Deze burgerluchtvaarteisen zijn voor Nederland uitgewerkt in het informatieblad "Aanduiding windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland" (hierna: het informatieblad) van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Dit informatieblad geeft aan in welke gevallen en op welke manier windturbines en windparken worden voorzien van markering en obstakellichten ten behoeve van de luchtvaartveiligheid. Ten tijde van de vaststellingvan het inpassingsplan gold de versie van het informatieblad van 30 september 2016, waarin staat dat in de schemer- en nachtlichtperiode alle windturbines van vastbrandende lampen kunnen worden voorzien in plaats van knipperende lampen. Omdat vastbrandende verlichting in de nachtperiode minder hinder met zich brengt in vergelijking met knipperende verlichting is ervoor gekozen dit toe te passen ten aanzien van Windpark N33 en te borgen in de planregels. Daarbij is echter uitdrukkelijk beoogd de vastbrandende verlichting uitsluitend in de schemer- en nachtlichtperiode toe te staan. Uit de internationale regelgeving en het informatieblad volgt immers dat de obstakellichtverlichting in de dagperiode wit knipperend dient te zijn om goed zichtbaar te zijn voor het luchtverkeer.

In artikel 4.1.3, onder b, van de planregels van het inpassingsplan "Windpark N33" is dit niet correct verwoord. Daarin staat dat alvorens het windpark voor energieproductie in gebruik genomen en gehouden mag worden, de obstakelverlichting op de turbines gerealiseerd dient te zijn conform een door Inspectie Leefomgeving en Transport goedgekeurd verlichtingsplan, waarbij geldt dat de verlichting vastbrandend dient te zijn.

Het Informatieblad bevat een flexibiliteitsbepaling waarmee kan worden afgeweken van de bepalingen van het Informatieblad indien er sprake is van een gelijkwaardig veiligheidsniveau als beoogd in het Informatieblad. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Inspectie Leefomgeving en Transport hebben evenwel aangegeven dat vastbrandende witte dagverlichting per definitie onveiliger is dan knipperende dagverlichting en dat daarmee derhalve niet kan worden ingestemd.

Benodigde herziening planregel inpassingsplan

Uit het vorenstaande volgt dat de in artikel 4.1.3, onder b, van de planregels voorgeschreven obstakelverlichting strijdig is met internationale veiligheidsvoorschriften voor de luchtvaart en het informatieblad, waardoor de veiligheid van het luchtverkeer en omwonenden van het windpark in gevaar wordt gebracht. Gelet daarop dient de planregel te worden gewijzigd. In de planregel wordt neergelegd dat de obstakelverlichting op de turbines gerealiseerd dient te zijn conform een door Inspectie Leefomgeving en Transport goedgekeurd verlichtingsplan. Daarmee wordt geborgd dat de verlichting voldoet aan de internationale veiligheidsvoorschriften en het informatieblad.

Dat de obstakelverlichting kan leiden tot hinder voor de omgeving is vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar, omdat het belang van vliegveiligheid in dit geval zwaarder weegt en omdat er niet meer verlichting wordt gevoerd dan strikt noodzakelijk voor de veiligheid van het luchtvaartverkeer. Zo is nu reeds in het verlichtingsplan neergelegd dat de verlichting kan worden gedimd bij helder weer. Voorts kan de uitvoering van de verlichting wijzigen als het verlichtingsplan wordt gewijzigd en goedgekeurd. Daardoor is het mogelijk dat in de toekomst gebruik kan worden gemaakt van technische innovaties die de hinder voor omwonenden nog verder kunnen beperken zoals naderingsdetectie, waarbij de verlichting alleen wordt ingeschakeld op het moment dat er luchtvaartuigen naderen.

Het huidige goedgekeurde verlichtingsplan is in overeenstemming met de internationale burgerluchtvaarteisen en het Informatieblad, en schrijft voor de schemer- en nachtperiode rode vastbrandende verlichting voor. Mede met het oog op de mogelijke benutting van nieuwe technische innovaties om hinder voor de omgeving verder te verminderen, is het daarom niet gewenst in het voorschrift andere bepalingen aan het verlichtingsvoorschrift toe te voegen dan de verwijzing naar het door de Inspectie Leefomgeving en Transport goed te keuren verlichtingsplan.

Met deze partiële herziening van het inpassingsplan "Windpark N33" wordt de planregel omtrent obstakelverlichting in overeenstemming gebracht met bovengenoemde internationale burgerluchtvaarteisen.

1.2 Ligging plangebied

De partiële herziening van het inpassingsplan heeft betrekking op alle windturbines van windpark N33. De ligging van het windpark is weergegeven in Figuur 1.1.

Figuur 1.1 Ligging plangebied windpark N3

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.EZip21WPN33-3000_0001.png"

1.3 Relatie met geldende regelingen

Deze partiële herziening wijzigt artikel 4.1.3, onder b. 'Voorwaardelijke verplichting obstakelverlichting' van de regels van het inpassingsplan. De overige regels van het inpassingsplan, zoals vastgesteld op 16 februari 2017 en gewijzigd bij besluit van 9 oktober 2017, blijven verder onverkort gelden.

Hoofdstuk 2 Juridische planopzet

2.1 Algemeen

De voorliggende partiële herziening van het inpassingsplan "Windpark N33" is opgesteld volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). De partiële herziening bestaat uit een planregel, vergezeld van een toelichting. De planregels vormen het juridisch bindende gedeelte van de partiële herziening. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van onder andere de beweegredenen en de uitgangspunten die aan de partiële herziening ten grondslag liggen.

2.2 Uitleg van de juridische regeling

Het juridische uitgangspunt voor dit plan is als volgt. De partiële herziening vormt een wijziging van artikel 4.1.3, onder b. Voorwaardelijke verplichting obstakelverlichting, van de regels van het inpassingsplan "Windpark N33". Dit artikel, zoals opgenomen in Artikel 2 van de regels van deze partiële herziening, komt te luiden:

"Alvorens het windpark voor energieproductie in gebruik genomen en gehouden mag worden, dient de obstakelverlichting op de turbines gerealiseerd te zijn conform een door Inspectie Leefomgeving en Transport goedgekeurd verlichtingsplan."

De overige regels van het vigerende inpassingsplan"Windpark N33" (raad te plegen via: inpassingsplan "Windpark N33" op ruimtelijkeplannen.nl) zijn onverminderd van toepassing.

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is daarnaast voor de volledigheid het voorgeschreven overgangsrecht en de anti-dubbeltelregel overgenomen in de planregels.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Een voorontwerp wijzigingsbesluit is in het kader van het voorgeschreven overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de regionale overheden en de wettelijke adviseurs. De reacties op het voorontwerp zijn bij het opstellen van het ontwerp van de partiële herziening van het inpassingsplan betrokken.

Het ontwerp van de partiële herziening van het inpassingsplan Windpark N33 heeft ter inzage gelegen van 10 september 2021 tot en met 21 oktober 2021. Eenieder is in de gelegenheid gesteld tot het indienen van zienswijzen. De zienswijzen zijn betrokken bij het besluit over vaststelling en zijn beantwoord in de Nota van antwoord (zie Bijlage 1).

Bij vaststelling zijn slechts enkele ondergeschikte tekstuele wijzigingen in de toelichting opgenomen, te weten de aanpassing van deze paragraaf over ter inzage ligging, zienswijzen en beroepsmogelijkheden. Deze vastgestelde partiële herziening van het inpassingsplan bevat geen wijziging van regels en verbeelding ten opzichte van het ontwerp. Het inpassingsplan "Partiële herziening Windpark N33" is derhalve ongewijzigd vastgesteld.

Beroepschriften tegen het vastgestelde partiële herziening van het inpassingsplan voor Windpark N33 kunnen binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.

3.2 Economische uitvoerbaarheid

Indien het rijksinpassingsplan voorziet in de uitvoering van werken moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Van een dergelijk handelen is met het aanpassen van de juridische regeling in deze wijziging geen sprake, zodat de economische uitvoerbaarheid niet hoeft te worden aangetoond.

Grondexploitatie

Het doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Omdat in de voorliggende partiële herziening geen ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor het Rijk kosten moet maken, is het opstellen van een exploitatieplan op grond van de van de Wet ruimtelijke ordening niet aan de orde.