direct naar inhoud van Regels
Plan: net op zee Hollandse Kust (zuid)
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.EZip16NoZHKZ-3001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het inpassingsplan net op zee Hollandse Kust (zuid) met identificatienummer NL.IMRO.0000.EZip16NoZHKZ-3001 van de minister van Economische Zaken en Klimaat en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

1.2 inpassingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde, dan wel de aan een gebied toegekende hoge of middelhoge verwachtingswaarde, in verband met de in dat gebied mogelijk voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.6 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.9 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.10 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.11 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.12 hoogspanningsverbinding

een kabel met een spanningsniveau hoger dan 1.000 volt wisselspanning (effectief) of 1.500 volt gelijkspanning, inclusief bijbehorende mantelbuizen;

1.13 kunstwerk

bouwwerk geen gebouw zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.14 maaiveld

de hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het gebouw, bouwwerk of windturbine;

1.15 mantelbuis

een buis (omhulsel) die dient ter bescherming van één of meerdere kabels behorende tot de hoogspanningsverbinding;

1.16 mofput

een put met een verbindingsgreep ter bescherming van de kabeluiteinden-, aftakkingen en/of verbindingen;

1.17 Onze Minister

de minister van Economische Zaken en Klimaat.

1.18 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein.

Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Utilities

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Utilities' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

3.1.1 Bestemmingen
  • a. op- en overslag en/of productie en transport van gas, elektriciteit, warmte inclusief stoom en waterzuivering;
  • b. voorzieningen, zoals afvalwaterzuivering, luchtbehandelingssystemen, damp- en geurverwerkingsinstallaties en elektriciteitsopwekking anders dan met behulp van windturbines, die ten dienste staan van de bestemmingen, bedoeld onder a;
  • c. bedrijfsgebonden kantoren;
  • d. (spoor)wegen en paden;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. kaden, taluds en afmeervoorzieningen;
  • g. laad- en losvoorzieningen;
  • h. kabels en (buis)leidingen;
  • i. nuts-, groen- en parkeervoorzieningen;
  • j. erfafscheidingen en geluidswerende voorzieningen.

Artikel 4 Leiding - Leidingstrook

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een leidingstrook, met daarin buisleidingen, leidingen en kabels, alsmede voor de hierbij behorende voorzieningen zoals overkluizingen en mofputten.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, ook niet als dit op grond van de bouwregels voor de andere geldende bestemmingen wel is toegestaan.

4.2.2 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie 2' is mede het bepaalde in artikel 5 van toepassing.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' dan wel bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de andere ter plaatse geldende bestemmingen. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de veiligheid met betrekking tot aanwezige (buis)leidingen / kabels niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en dit geen gevaar oplevert voor het functioneren van de (buis)leidingen / kabels.

4.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder(s) van de (buis)leidingen / kabels aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de (buis)leidingen / kabels.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Verbod

Het is verboden de voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden te gebruiken voor buisleidingen ten behoeve van het vervoer van toxische stoffen behorende tot categorie GT4 en GT5.

4.4.2 Uitzondering

Het verbod, bedoeld in 4.4.1, is niet van toepassing op gebruik dat plaatsvond op het tijdstip van vaststelling van dit inpassingsplan of op de voortzetting van zulk gebruik.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden is het verboden zonder omgevingsvergunning de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen dan wel rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • h. andere werken en/of werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de integriteit en werking van de aanwezige (buis)leidingen/kabels.

4.5.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod, bedoeld in artikel 4.5.1, geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de leidingstrook zoals bedoeld in artikel 4.1;
  • b. werken en werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, het normaal onderhoud en beheer en het verwijderen en vervangen van buisleidingen en leidingen alsmede de hierbij behorende voorzieningen, als bedoeld in artikel 4.1;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. de uitvoering van dit inpassingsplan.

4.5.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend indien de veiligheid met betrekking tot aanwezige (buis)leidingen/kabels niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en dit geen gevaar oplevert voor het functioneren van de (buis)leidingen/kabels.

4.5.4 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder(s) van de (buis)leidingen/kabels, aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de (buis)leidingen/kabels.

4.5.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie 2' is mede het bepaalde in artikel 5 van toepassing.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' wijzigen, zodanig dat deze versmald wordt, met dien verstande dat:

a.   dit uitsluitend toegestaan is na realisatie van het kabeltracé;

b.   het bevoegd gezag advies inwint van de beheerder(s) van de (buis)leidingen/kabels over het wijzigingsplan, ter bescherming van het belang van de (buis)leidingen/kabels, en;

c.   dit toegestaan is ten noorden van de bestemming 'Bedrijf – Utilities', met dien verstande dat:

1.   daar waar de kabel niet met een boring aangelegd is, de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' zich uitstrekt tot minimaal 50 meter aan weerszijden van de buitenste kabel, en/of;

2. daar waar de kabel met een boring aangelegd is, de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' zich uitstrekt tot minimaal 10 meter aan weerszijden van de buitenste kabel, met dien verstande dat daar waar de dubbelbestemming zich reeds tot 15 meter aan weerszijden van de buitenste kabel uitstrekt (ter hoogte van de zeewering), deze afstand minimaal in stand gehouden moet worden, en/of;

d. dit toegestaan is ten zuiden van de bestemming 'Bedrijf – Utilities', met dien verstande dat de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' zich uitstrekt tot minimaal 5 meter aan weerszijden van de buitenste kabel.

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van oorspronkelijke archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m2 in ongeroerde waterbodem wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de te verstoren ongeroerde (onder)waterbodem in voldoende mate is vastgesteld.

5.2.2 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.2.1 de volgende voorwaarden worden verbonden, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde (onder) waterbodem dieper dan 3 meter beneden NAP betreft:

  • a. technische maatregelen om archeologische waarden ter plaatse in de bodem te behouden;
  • b. begeleiding van het werk door een archeologisch deskundige;
  • c. opgraving van archeologische waarden, om deze elders te behouden.

5.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in 5.2.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en- werkzaamheden niet voor het op huidige diepte handhaven van (onder)waterbodems en evenmin voor bestaande leidingcunetten.

5.2.4 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in artikel 4 van toepassing.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de onderstaande werken of werkzaamheden in ongeroerde (onder)waterbodem uit te voeren, voor zover die in verticale projectie een oppervlak van meer dan 200 m2 beslaan:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het in de bodem drijven of boren van voorwerpen;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgraven of afgraven, met inbegrip van sleuven en watergangen.

5.3.2 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de te verstoren ongeroerde (onder)waterbodem in voldoende mate is vastgesteld.

5.3.3 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.3.1 de voorwaarden worden verbonden, genoemd in 5.2.2, voor zover het de verstoring van ongeroerde (onder)waterbodem betreft.

5.3.4 Uitzondering

Het bepaalde in 5.3.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden, niet voor het op huidige diepte handhaven van waterbodems en evenmin voor bestaande leidingcunetten.

5.3.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in artikel 4 van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Verhouding met bestemmingsplannen
  • a. Voor zover de dubbelbestemmingen Leiding - Leidingstrook en Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in artikelen 4 en 5 van dit plan samenvallen met de bestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen, prevaleert de dubbelbestemming als bedoeld in dit plan;
  • b. voor zover de enkelbestemming Bedrijf - Utilities, als bedoeld in artikel 3 van dit plan samenvalt met de bestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen, komen de enkelbestemmingen uit die bestemmingsplannen te vervallen;
  • c. voor zover dit inpassingsplan de bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.12 Wabo niet wijzigt, blijven de regels uit genoemde bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen onverkort van toepassing;
  • d. voor zover dubbelbestemmingen samenvallen gelden primair de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' en secundair de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.

 

7.2 Bevoegdheid provincies en gemeenten
  • a. Gemeenteraden en Provinciale Staten zijn na zeven jaar na vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan, respectievelijk een inpassingsplan, vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft;
  • b. in afwijking van het eerste lid kan een gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen of kunnen Provinciale Staten een inpassingsplan vaststellen onmiddellijk na vaststelling van dit inpassingsplan, indien daarbij wordt voorzien in de (dubbel)bestemmingen zoals neergelegd in dit inpassingsplan en bijbehorende planregels;
  • c. in afwijking van het eerste lid kan een gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen of kunnen Provinciale Staten een inpassingsplan vaststellen onmiddellijk na vaststelling van dit inpassingsplan, indien zij hiertoe vooraf schriftelijk goedkeuring hebben gekregen van Onze Minister.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het inpassingsplan net op zee Hollandse Kust (zuid).