direct naar inhoud van Regels
Plan: Aanvullende stikstofproductiefaciliteit Zuidbroek
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.EZKip19STIKSTOFGR-3000

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het inpassingsplan Aanvullende stikstofproductiefaciliteit Zuidbroek met identificatienummer NL.IMRO.0000.EZKip19STIKSTOFGR-3000 van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

1.2 inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.8 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.9 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.10 bestaand gebruik:

het gebruik dat legaal aanwezig is op het moment dat het plan rechtskracht verkrijgt;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 Bevi

het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.22 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.23 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.24 nutsvoorzieningen:

voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een scraper trap, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;

1.25 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.26 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien op of in het water wordt gebouwd:
    • 1. het Normaal Amsterdams Peil;
  • c. in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont:
    • 1. de door het College van burgemeester en wethouders bepaalde hoogte;
1.27 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de zin van dat besluit;

1.28 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Bevi een grenswaarde, richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.29 veiligheidszone:

zones langs buisleidingen met gevaarlijke stoffen vallend onder de werking van Bevb, respectievelijk Bevi en rond inrichtingen waarbinnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 bedraagt en waarbinnen de belemmeringenstrook valt, dan wel bij hoogspanningsverbindingen de indicatieve magneetveldzone en langs wegen ter voorkoming van de bouw van risicogevoelige objecten dan wel het risicovol gebruik van objecten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding, de energievoorziening, afsluiterschema's en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of risicovolle inrichtingen;


met daarbij behorende:

  • b. terreinen;
  • c. gebouwen en overkappingen;
  • d. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping bedraagt ten hoogste 8,00 m.
3.2.2 Overige andere bouwwerken

Voor het bouwen van de overige andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3,50 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,00 m.

Artikel 4 Bedrijf - Stikstofinstallatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Stikstofinstallatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een installatie voor het onttrekken van stikstof aan de lucht en het verwerken daarvan;
  • b. een installatie voor het mengen van diverse soorten aardgas en het mengen van stikstof met diverse soorten aardgas;
  • c. een watergang ter plaatse van de aanduiding 'water';
  • d. leidingen;

met de daarbijbehorende:

  • e. terreinen, inclusief ophogingen;
  • f. wegen en paden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water;
  • i. gebouwen en overkappingen;
  • j. andere bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen, ten behoeve van de ter plaatse gevestigde stikstofinstallatie worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 80% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping bedraagt niet meer dan 10 meter dan wel de hoogte die ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
4.2.2 Overige andere bouwwerken

Voor het bouwen van de overige andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er worden geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen en reclamemasten bedraagt ten hoogste 4,50 m;
  • c. de bouwhoogte van masten ten behoeve van terreinverlichting bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • d. de bouwhoogte van bovengrondse leidingen bedraagt ten hoogste 15,00 m;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 25,00 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Een risicovolle inrichting is toegestaan.

Artikel 5 Leiding - Gas

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een hogedruk aardgasleiding met een diameter van maximaal 0,914 m en een ontwerpdruk van maximaal 79,9 bar;
  • b. een belemmeringenstrook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  • c. veiligheidszones;
  • d. gebouwen en overkappingen;
  • e. andere bouwwerken.

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen zullen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming en/of de aldaar voorkomende bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening.

5.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van deze dubbelbestemming gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping bedraagt ten hoogste 10,00 m²;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping bedraagt ten hoogste 5,00 m.
5.2.3 Overige andere bouwwerken

Voor het bouwen van overige andere bouwwerken ten behoeve van deze dubbelbestemming geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,00 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Voor zover de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, kan met een vergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. er sprake is van zwaarwegende, maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
  • b. met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is;
  • c. een positief advies van de brandweer is verkregen.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het langdurig of permanent opslaan van goederen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist voor:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het in de grond brengen van voorwerpen, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen en rooien van bomen en andere beplantingen die diep wortelen of kunnen wortelen;
  • e. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
5.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 5.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. verband houden met de aanleg van de hoofdgastransportleiding, bedoeld in lid 5.1;
  • c. plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' en gericht zijn op de realisatie en het normale onderhoud van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening';
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • e. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • f. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
5.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd en er geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend het niet voorzien in een waterberging met een omvang van ten minste 5.473 m3, uiterlijk één jaar na de aanleg van de stikstofinstallatie als bedoeld in artikel 4.1 en de bijbehorende bouwwerken.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 geluidzone - gezoneerd industrieterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - gezoneerd industrieterrein' zijn de gronden mede bestemd voor het gezoneerde industrieterrein zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting van de inrichtingen (zowel zoneplichtige als niet zone-plichtige) die gelegen zijn binnen deze aanduiding worden toegerekend aan de geluidzone door deze mee te nemen in de geluidboekhouding van het ter plaatse gezoneerde industrieterrein.

8.2 geluidzone - industrie - (vervallen)

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie - (vervallen)' zijn de gronden niet langer mede bestemd voor het gezoneerde industrieterrein zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

8.3 geluidzone - industrie
8.3.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'geluidzone - industrie' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige objecten vanwege geluidzoneringsplichtige inrichtingen op het gezoneerde industrieterrein.

8.3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevel van dit geluidgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
8.3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidgevoelige gronden en bouwwerken als geluidgevoelig object.

8.4 overige zone - keerwand
8.4.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'overige zone - keerwand' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de realisatie van een keerwand om de meerlaagse waterveiligheid te borgen.

8.4.2 Bouwregels
  • a. De bouwhoogte van de onder artikel 8.4.1 bedoelde keerwand bedraagt ten minste 1,40 meter gemeten vanaf Nieuw Amsterdams Peil.
  • b. De bouwhoogte van een terreinafscheiding op de onder a bedoelde keerwand bedraagt, in afwijking van het elders in de regels bepaalde, ten hoogste 3,70 meter gemeten vanaf Nieuw Amsterdams Peil.
8.5 overige zone - werkstrookzone
8.5.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'overige zone - werkstrookzone' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor tijdelijke werkterreinen ten behoeve van de realisatie van de hoofdgastransportleiding als bedoeld in artikel 5.1 van deze regels.

8.5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het omgevingsvergunningstelsel zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld 14 november 2013, met identificatienummer NL.IMRO.1987.01BPBuiten2013-0401) is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die verband houden met de aanleg van de hoofdgastransportleiding als bedoeld in artikel 5.1 van deze regels, voor zover deze werken en werkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - werkstrookzone'.

8.6 veiligheidszone - bevi
8.6.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - bevi' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het bouwen en/of gebruiken van gebouwen als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object vanwege locaties voor risicovolle inrichtingen.

8.6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

8.6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.6.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • a. er sprake is van zwaarwegende, maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
  • b. met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende beheerder van de inrichting wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is;
  • c. een positief advies van de brandweer is verkregen.
8.6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
8.6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.6.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt als beperkt kwetsbare object, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het wijzigen van de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 10%.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Verhouding met bestemmingsplannen

De onderliggende bestemmingsplannen worden als volgt gewijzigd:

  • a. voor zover in dit plan voor gronden een enkelbestemming is gegeven, komen de enkelbestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen te vervallen;
  • b. voor zover in dit plan voor de gronden enkel een dubbelbestemming is gegeven, blijven de onderliggende bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van vaststelling van dit plan van kracht waren, op deze gronden onverkort van toepassing, zij het dat voor zover de regels uit deze onderliggende plannen strijdig zijn met de met dit plan gegeven dubbelbestemming, laatstgenoemde prevaleert.
  • c. voor zover in dit plan voor gronden enkel een gebiedsaanduiding is gegeven, blijven de onderliggende bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van vaststelling van dit plan van kracht waren, op deze gronden onverkort van toepassing, zij het dat voor zover de regels uit deze onderliggende plannen strijdig zijn met de met dit plan gegeven aanduiding, laatstgenoemde prevaleert.
10.2 Bevoegdheid tot vaststellen nieuw plan
  • a. De gemeenteraad van Midden-Groningen respectievelijk provinciale staten van de provincie Groningen zijn na vijf jaar na de vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan respectievelijk een inpassingsplan vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft.
  • b. In afwijking van het bepaalde in lid 10.2 onder a kan de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen of kunnen Provinciale Staten een inpassingsplan vaststellen indien daarbij wordt voorzien in de bestemmingen en in de planregels zoals neergelegd in het inpassingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het inpassingsplan 'Aanvullende stikstofproductiefaciliteit Zuidbroek'.