direct naar inhoud van Regels
Plan: Gaswinning Ternaard
Status: ontwerp
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.EZKip18GaswTern-2001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het inpassingsplan Gaswinning Ternaard met identificatienummer NL.IMRO.0000.EZKip18GaswTern-2001 van de minister van Economische Zaken en Klimaat en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

1.2 Inpassingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Appendage

Toestellen opgenomen in het leidingnet waarmee het functioneren van de leiding(installaties) wordt gemeten, geregeld of beveiligd.

1.6 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 Beperkt kwetsbare objecten

Objecten zoals benoemd in artikel 1, lid 1, sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.8 Bestaand
  • 1. bij bebouwing: bebouwing zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
  • 2. bij gebruik: gebruik zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.9 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.10 Bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel

Het bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel, met identificatienummer NL.IMRO.0058.BPBG2012-VA01, vastgesteld d.d. 27 juni 2013.

1.11 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.13 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.15 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.16 Groepsrisico

Risico, uitgedrukt als de (cumulatieve) kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.17 Inpassingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.18 Kwetsbare objecten

Objecten zoals benoemd in artikel 1, sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.19 Peil
  • a. de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het (bouw)werk;
  • b. indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.20 Plaatsgebonden risico

Risico op een plaats, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor dit risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Gaswinningsinstallatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Gaswinningsinstallatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen, installaties, voorzieningen en werkzaamheden ten behoeve van gaswinning, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of risicovolle inrichtingen;

met de daarbijbehorende:

  • b. waterlopen en waterpartijen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers;
  • d. gebouwen en overkappingen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. erven en terreinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. tijdelijke geluidswerende voorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 20% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 4,00 m bedragen.
3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een tijdelijke boorinstallatie zal ten hoogste 46,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande reclameobjecten, geen vlaggenmasten zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • f. er zullen geen windturbines worden gebouwd;
  • g. de bouwhoogte van tijdelijke geluidswerende voorzieningen bedraagt maximaal 15 meter;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
3.3.1 Wijzigen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming "Bedrijf - Gaswinningsinstallatie" wordt gewijzigd in de bestemming “Agrarisch” zoals opgenomen in het bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel met de daarbijbehorende aanduidingen, ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 zoals opgenomen in het bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de gaswinningsfunctie ter plaatse is beëindigd, en/of;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (ontsluitings)wegen;
  • b. paden;
  • c. bruggen, dammen en/of duikers;
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. sloten, bermen en beplanting;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, waaronder bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 5 Leiding - Gas

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van aardgas;
  • b. de daarbij behorende belemmeringenstrook, met dien verstande dat de afstand van de ondergrondse leiding tot de bestemmingsgrenzen minimaal 5 m bedraagt gemeten vanuit het hart van de leiding,

met de daarbij behorende voorzieningen waaronder leidingtoebehoren zoals appendages.

5.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de doeleinden genoemd in artikel 5.1 zijn toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2, teneinde het bouwen van bouwwerken overeenkomstig andere bestemmingen mogelijk te maken, voorzover:

  • a. de bouwwerken de veiligheid van de aardgastransportleiding niet schaden;
  • b. geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de bouwwerken de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften bij de omgevingsvergunning dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van archeologie moet voorafgaand aan of tijdens de aanleg van de gasleiding zoals bedoeld in 5.1 ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden' voldaan worden aan de volgende voorwaardelijke verplichting:

  • a. voorafgaand aan de aanleg van de gasleiding zoals bedoeld in 5.1 dient middels archeologisch onderzoek aangetoond te zijn dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de eventueel aanwezige archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, of;
  • b. de graaf- en of boorwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de gasleiding dienen onder begeleiding van een archeologische deskundige plaats te vinden.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in artikel 5.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
    • 2. het uitvoeren van grondbewerkingen in de vorm van afgraven en ophogen;
    • 3. het verrichten van grondroeractiviteiten, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. diepploegen;
    • 6. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    • 7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
  • b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en in overeenstemming zijn met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving;
    • 2. vallen onder het normale onderhoud en beheer;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 4. worden uitgevoerd ten dienste van de in lid 5.1 bedoelde doeleinden;
    • 5. worden uitgevoerd conform de regels zoals gesteld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de leiding.
  • d. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wordt tijdig schriftelijk advies bij de leidingbeheerder ingewonnen omtrent de vraag of door de voorgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke beperkingen en voorschriften dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het na graafwerkzaamheden bij de aanleg, het beheer en het onderhoud van de gasleiding niet zoveel als redelijkerwijs mogelijk in de oorspronkelijke staat terugbrengen van de aanwezige beplantingen, aardkundige waarden en verkavelingspatronen;
  • b. het niet voorzien in de landschappelijke inpassing van de gaswinningsinstallatie en daarbij behorende voorzieningen als bedoeld in artikel 3 conform de als bijlage 1 bij dit plan opgenomen landschappelijke inpassing, binnen 3 jaar na de aanleg van de gaswinningsinstallatie en de bijbehorende voorzieningen als bedoeld in artikel 3.
7.2 Afwijken van de algemene gebruiksregels

Onze Minister kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 onder b en een andere vorm van landschappelijke inpassing toestaan dan uitgewerkt in het Landschapsplan. Onze Minister raadpleegt bij zijn besluit de gemeente op wiens grondgebied en de grondeigenaren en beheerders op wier gronden de landschappelijke inpassing zal plaatsvinden.

7.3 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval begrepen het in gebruik nemen en gebruiken van gronden en bouwwerken voordat de watercompensatie is gerealiseerd. De watercompensatie bedraagt tenminste 10% van het te verharden oppervlak.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Veiligheidszone - bevi
8.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - bevi' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het bouwen en/of gebruiken van gebouwen als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in het invloedsgebied van inrichtingen.

8.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

8.1.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

8.1.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

8.1.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbare object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

8.1.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "veiligheidszone - bevi" wordt verwijderd, mits de veiligheidszone is aangepast of is verwijderd.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

9.2 Beperking bevoegdheid
  • a. De gemeenteraad van de gemeente Noardeast-Fryslân en provinciale staten van Fryslân zijn 10 jaar vanaf vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan, respectievelijk een inpassingsplan, vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. kan de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen of kunnen provinciale staten een inpassingsplan vaststellen indien daarbij wordt voorzien in de bestemmingen, aanduidingen en de planregels zoals neergelegd in dit inpassingsplan.
9.3 Verhouding met bestemmingsplannen
  • a. Voor zover de enkelbestemmingen 'Bedrijf - Gaswinningsinstallatie' en 'Verkeer' als bedoeld in artikel 3 en 4 van dit plan samenvallen met de bestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen, komen de enkelbestemmingen uit dat bestemmingsplan te vervallen;
  • b. Voor zover de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' als bedoeld in artikel 5 van dit plan samenvalt met de bestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen, prevaleert de dubbelbestemming als bedoeld in dit plan.
  • c. Voor zover dit inpassingsplan de bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.12 Wabo niet wijzigt, blijven de regels uit genoemde bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van onderdeel a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Onderdeel a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in onderdeel a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in onderdeel a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Onderdeel a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Inpassingsplan 'Gaswinning Ternaard'.