direct naar inhoud van Artikel 3 Leiding - Hoogspanning
Plan: kabeltracé Luchterduinen
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.ELIip12Luchterduin-3000

Artikel 3 Leiding - Hoogspanning

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor hoogspanningsleidingen met de daarbij behorende beschermingszone aan weerszijden uit het hart van de kabel.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen

Voor het bouwen geldt dat in afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen zoals bedoeld in artikel 3.1 niet mag worden gebouwd.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  • a. deze afwijkingsbevoegdheid wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van leiding - boren";
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleidingen als bedoeld in artikel 3.1;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting ligging kabel

Bij de aanleg van de hoogspanningsleidingen zoals bedoeld in 3.1, moet voldaan worden aan de volgende voorwaardelijke verplichting ten aanzien van de ligging van de kabel en de wijze van aanleggen:

  • a. het hart van de kabel dient minimaal 3 meter van de bestemmingsgrens te liggen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - boren' dient de aanleg van de hoogspanningsleidingen verplicht middels een gestuurde boring plaats te vinden;
  • c. de kabel dient op een minimale diepte gelegen te zijn, waarbij per gebied de volgende minimale diepten gelden:

1. algemeen geldt een minimale diepte van 1,2 meter, gemeten ten opzichte van maaiveld;

2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm

van leiding - boren" een minimale diepte van 4 m geldt, gemeten ten opzichte van maaiveld;

3. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm

van leiding - doorkruising duinen' een minimale diepte van 9,7 m geldt, gemeten ten opzichte van NAP;

4. in afwijking van het bepaalde onder 2 en 3 geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm

van leiding - in- en/of uittredepunt' dat de diepte minimaal 1,2 meter moet zijn.

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting flora en fauna

Gelijktijdig met de aanleg van de hoogspanningsleidingen zoals bedoeld in 3.1, moet voldaan worden aan de volgende voorwaardelijke verplichtingen ten aanzien van flora en fauna:

  • a. de aanleg van de hoogspanningsleidingen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - sectie 3', 'specifieke vorm van waarde - sectie 4' en 'specifieke vorm van waarde - sectie 6' dient buiten het broedseizoen van relevante algemene vogelsoorten uitgevoerd te worden, zodat schade aan algemene broedvogels wordt uitgesloten. De periode waarin gewerkt mag worden verschilt per sectie en is opgenomen in de onderstaande tabel;
  • b. in aanvulling op het bepaalde in sub a geldt voor de aanleg van de hoogspanningsleidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - sectie 4' dat de open sleuf in de overwinteringsperiode van de Rugstreeppad uitgevoerd dient te worden, zodat voorkomen wordt dat exemplaren zich op de werklocatie bevinden. De periode waarin gewerkt mag worden is opgenomen in onderstaande tabel;

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.ELIip12Luchterduin-3000_0001.png"

  • c. direct vóór de aanleg van de hoogspanningsleidingen wordt het tracé, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van leiding - in- en/of uittredepunt" en in de directe omgeving daarvan, gecontroleerd op de aanwezigheid van de rietorchis. Indien deze aanwezig zijn worden de exemplaren ruim uitgestoken en verplaatst naar een geschikte groeiplaats in de directe omgeving.

3.4.3 Voorwaardelijke verplichting archeologie

Gelijktijdig met de aanleg van de hoogspanningsleidingen zoals bedoeld in 3.1, moet voldaan worden aan de volgende voorwaardelijke verplichting ten aanzien van archeologie: de graaf- en of boorwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de hoogspanningsleidingen ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden' dienen onder begeleiding van een archeologische deskundige plaats te vinden.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

In het belang van de hoogspanningsleidingen als bedoeld in artikel 3.1 is het, behoudens het bepaalde in artikel 3.5.2, verboden op en in de in artikel 3.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen of afgraven, dieper dan 1 m onder peil;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen, dieper dan 1 m onder peil;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. diepploegen, dieper dan 1 m onder peil;
  • e. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies, dieper dan 1 m onder peil;
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, dieper dan 1 m onder peil;
  • g. het aanbrengen van verhardingen.

3.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. plaatsvinden voordat de hoogspanningsleidingen als bedoeld in artikel 3.1 worden aangelegd, of;
  • e. de uitvoering betreffen van dit inpassingsplan.

3.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleidingen als bedoeld in artikel 3.1;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.