Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kaag
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.BPKGKAAG-VAS1

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding planherziening
Voor de kern Kaag vigeert het bestemmingsplan 'Kaag' uit 2002 en de correctieve herziening uit 2009. Hiernaast is voor bepaalde delen van plangebied het Paraplubestemmingsplan 'Recreatieverblijven' (2009) van kracht. Gezien leeftijd en systematiek zijn deze bestemmingsplannen onvoldoende toegesneden op de actuele situatie en daardoor minder goed werkbaar voor zowel het ambtelijk apparaat als de burger.
 
Voorgaande ontwikkelingen hebben de gemeente Kaag en Braassem ertoe doen besluiten voor Kaag een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Dit bestemmingsplan zal vooral gericht zijn op het behouden en beheren van de bestaande ruimtelijke situatie.
 
1.2 Plangebied
Het plangebied betreft de kern Kaag. Dit is de meest westelijk gelegen kern van de gemeente Kaag en Braassem. De volgende afbeelding toont de ligging en de begrenzing van het plangebied.
 
Begrenzing plangebied
 
In voorliggend bestemmingsplan worden de plangrenzen grotendeels overgenomen van het vigerende bestemmingsplan "Kaag, correctieve herziening". Twee percelen zijn echter niet meegenomen. Dit betreffen de Julianalaan 72 (Hoogenboom) en Nassaulaan 22. Voor Julianalaan is zeer recentelijk een bestemmingsplan opgesteld. Hierbij is reeds rekening gehouden met de bestemmingssystematiek van het voorliggende bestemmingsplan. Nassaulaan 22 behelst een agrarisch bedrijf direct grenzend aan het bestemmingsplan landelijk gebied. Gelet op deze ligging is het perceel meegenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Kaag en Braassem West' (2013).
 
De begrenzing van het plangebied bestaat, globaal gezien, uit de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder in het noorden, het agrarische gebied van het Kagereiland in het oosten en de gemeentegrens in het zuiden en westen.
 
1.3 Vigerende bestemmingsplannen
Voor het plangebied vigeren, voor de inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan, de bestemmingsplannen zoals aangegeven in de volgende tabel. Naast deze bestemmingsplannen vigeert in het plangebied ook een postzegelbestemmingsplan en is middels uitgebreide wabo-procedure afgeweken van het huidige planologische regime. Voorliggend bestemmingsplan omvat een nieuwe regeling voor het gehele plangebied en vervangt daarmee het (postzegel)bestemmingsplan.   
 
BestemmingsplanVaststelling Raad
Kaag10 oktober 2002
Kaag, correctieve herziening
28 september 2009
Parapluplan recreatieverblijven30 maart 2009
1.4 Totstandkoming van het plan
Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de verbeelding, de regels en de toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting is meer het beschrijvende deel van het bestemmingsplan en bevat de verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het vigerende beleid en diverse milieuaspecten beschreven.  
 
Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan heeft een (veld-)inventarisatie plaatsgevonden. Hiermee zijn bestaande functies en bebouwing in beeld gebracht. Deze bebouwing en functies zijn terug te vinden op de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan. 
 
Het 'Handboek Bestemmingsplannen' en het bestemmingsplan 'Kernen Leimuiden en Rijnsaterwoude' van de gemeente Kaag en Braassem heeft als leidraad gefungeerd bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan. Het handboek heeft tot doel om de verschillende bestemmingsplannen binnen de gemeente zoveel mogelijk uniform te maken. Aan de hand van dit handboek is het kernenplan voor Leimuiden en Rijnsaterwoude tot stand gekomen. In verband met voortschrijdend inzicht en locatiespecifieke kenmerken zijn binnen het kernenplan enkele afwijkende keuzes gemaakt. Gelet op de locatiespecifieke kenmerken van het plangebied Kaag en wederom vanwege voortschrijdend inzicht is in het voorliggende plan tevens waar nodig afgeweken, ten opzichte van de gemeentelijke bestemmingssystematiek.
 
1.5 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een gebiedsbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 3 is een planbeschrijving opgenomen. Het relevante Rijks-, provinciaal en gemeentelijke beleid wordt behandeld in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 komen alle voor het bestemmingsplan relevante milieu- en overige aspecten aan de orde, waarna het geheel wordt vertaald in een planopzet die in hoofdstuk 6 wordt toegelicht. Tot slot bevat hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak- en overlegmomenten zijn opgenomen.
 
2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied beschreven. De ruimtelijke elementen structureren het gebied en verdelen deze in een aantal deelgebieden waarbinnen functies hun eigen positie hebben.
 
2.2 Algemeen
Het in de 13de eeuw ontstane dorp Kaag vormt een bijzondere enclave binnen de gemeente Kaag en Braassem. Kaag komt van het woord “kaghe”, wat buitendijks land betekent. Het dorp ligt op een eiland in de Kagerplassen, waardoor het alleen over water bereikbaar is. Het dorp heeft daardoor een geheel eigen karakter met dusdanige kwaliteit dat een groot deel is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De geïsoleerde ligging heeft tevens als gevolg dat met name in de zomer, het dorp beperkt bereikbaar is. In deze periode zijn er als gevolg van toeristisch verkeer, lange wachttijden bij de pont.

Dit beschermd dorpsgezicht bestaat uit het oude lint dat in noordzuid richting de oever van de Kagerplassen volgt. Naast dit lint is er ook sprake van meer seriematige woningbouw aan de oostzijde van het lint. Deze ontwikkeling heeft pas na de Tweede Wereldoorlog plaatsgevonden. Ten zuidoosten van dit lint heeft daarnaast begin jaren zestig een opvallende uitbreiding plaats gevonden in de vorm van recreatiewoningen die grenzen aan kleine insteekhavens. Deze seriematige recreatiewoningen zijn inmiddels volledig geïndividualiseerd en omgezet naar reguliere woonbestemmingen. In het zuiden van het plangebied zijn met name aan het Hoekstuk nog diverse recreatiewoningen te vinden.   
 
Naast wonen is er ook bedrijvigheid en horeca op Kaag te vinden. Aan de zuidkant van het lint liggen enkele watersportbedrijven en in de noordpunt de grote scheepswerf van Royal Van Lent en een jachthaven. Verspreid door het plangebied zijn diverse horecaondernemingen, van hotel tot snackbar, gevestigd. In de zomer is er sprake van veel toerisme, dankzij de uitgebreide mogelijkheden om te watersporten. Er is echter slechts een klein aantal inwoners afhankelijk van het toerisme, het merendeel van de inwoners is werkzaam buiten het eiland. 
 
Binnen het plangebied zijn drie verschillende deelgebieden te onderscheiden. De deelgebieden zijn op de volgende afbeelding weergegeven.
 
Deelgebieden
 
2.3 Beschermd dorpsgezicht van Kaag
Het beschermde dorpsgezicht van Kaag bestaat grotendeels uit de Julianalaan. De Julianalaan volgt de oever van de Dieperpoel en het ’s-Gravenwater en heeft daardoor een gebogen verloop. Wegprofiel en bebouwing zijn uitgesproken kleinschalig. De bebouwing vormt een min of meer aaneengesloten lint, waarin het oorspronkelijke agrarische karakter nog steeds herkenbaar is door de aanwezigheid van enkele boerderijen.
 
Beeldbepalende onderdelen van dit lint zijn de Rijksmonumenten: de Nederlands Hervormde kerk (Julianalaan 7), en de boerderijen Julianalaan 16, 20 en 29. Het beschermde dorpsgezicht omvat de adressen Julianalaan1 t/m 72. Dit gebied is een gebogen lint van ca. 800 meter lengte. Onderstaande foto-impressie geeft een beeld van het gebied.
 
Foto-impressie beschermd dorpsgezicht
 
Voorts wijst het voorliggende bestemmingsplan tevens de Hoekstuk aan als beschermd dorpsgezicht. Deze ontwikkeling is in paragraaf 3.4.1 nader uiteengezet. Hierin zijn ook de te beschermen waarden benoemd.
 
2.4 Na-oorlogse deel van Kaag
Kaag heeft een aantal straten dat is aangelegd in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Dit zijn de Beatrixlaan, de Prins Bernhardlaan en de Wilhelminalaan. De woningbouw heeft in tegenstelling tot het oude lint een meer seriematig karakter maar is wel uitgevoerd in een kleinschalige traditionele blokverkaveling die aansluit op het historische lint.
 
In de jaren zestig is een totaal andere verkavelingsstructuur aan het dorp toegevoegd. Het gaat hier om de voormalige recreatiewoningen (Margrietlaan, Marijkelaan, Emmalaan en Nassaulaan) op relatief smalle stroken land waarbij de tuin aan het water grenst. Deze woningen hebben, door onder meer verbouwingen, inmiddels een individuele uitstraling gekregen. Door dit water en de kleinere kavels kent dit gebied een zeer specifiek bebouwingsbeeld. Tot zeer recent zijn daarnaast nog kleine uitbreidingen aan de westkant gerealiseerd die wordt ontsloten door de Prins Willem Alexanderlaan.
 
2.5 Overig plangebied
Het overig plangebied bestaat feitelijk uit vier deelgebieden:
  1. de jachthaven in het noorden en het watersportcomplex aan de Julianalaan;
  2. de voormalige camping;
  3. de agrarische gronden ten oosten van het beschermde dorpsgezicht;
  4. de recreatiewoningen aan de Hoekstuk en omgeving.   
Jachthaven
 
Jachthaven & watersportcomplex
Voorgaande afbeelding toont het aanzicht op de Jachthaven Kaagdorp vanuit Buitenkaag. Onder andere deze jachthaven geeft invulling aan de toeristisch-recreatieve identiteit van het plangebied. Aan het einde van de Julianalaan, direct ten zuiden van het beschermde dorpsgezicht, zijn diverse watersport- en watersportgerelateerde bedrijven gesitueerd zoals een scheepswerf, zeilschool en andere jachthavens. Dit deel van Kaag kent, ten opzichte van het beschermde dorpsgezicht, een afwijkende uitstraling met name gevormd door watersport, bedrijfsactiviteiten en afwijkende bedrijfsbebouwing.  
 
Voormalige camping
Het terrein bestaat uit grasland met bomen en biedt 29 vaste standplaatsen voor onder meer stacaravans. In het midden van het terrein ligt een sloot. In tegenstelling tot de polder ten oosten van het plangebied, heeft het terrein een relatief besloten karakter. Dit besloten karakter wordt gecreëerd doordat de omliggende woningen veelal met de achterzijde aan de camping grenzen en de aanwezigheid van veel volwassen groen. Het weidse uitzicht over de Kaagerpolder is pas waarneembaar aan de uiterste oostrand van het plangebied. De boombeplanting en de stacaravans maken dat het terrein in de huidige situatie zich niet kenmerkt als een typisch veenweidelandschap. Dit komt met name doordat het aan drie zijden aan de bebouwde kom grenst en er nauwelijks doorzichten naar het open landschap zijn. 
 
Agrarische gronden
Het veenweide landschap is wel duidelijk waarneembaar in het agrarische gebied ten oosten van de kern Kaag. Een gedeelte van deze weilanden vallen binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. De graslanden met regelmatige verkavelingen zijn veelal nog agrarisch in gebruik voor het weiden van vee.
 
Hoekstuk en omgeving 
De recreatiewoningen ten zuiden van de kern Kaag zijn in de eerste helft van de 20e eeuw gerealiseerd. Gelijk als bij de voormalige recreatiewoningen in het na-oorlogse deel van Kaag is bij de recreatiewoningen aan de Hoekstuk sprake van een toenemende individualisering. De recreatiewoningen worden middels een voetpad over het erf van Nassaulaan 22 ontsloten, de recreatiewoningen aan het Hoekstuk zijn niet per auto bereikbaar. De gebruikers van de recreatiewoningen kunnen parkeren langs de Nassaulaan.
 
3 Planbeschrijving
3.1 Uitgangspunten en doelstellingen van het plan
Zoals al in de inleiding is aangegeven, is het verkrijgen van een actueel bestemmingsplan de belangrijkste aanleiding geweest voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Bij het opstellen van een bestemmingsplan kan er uit verschillende plansystematieken gekozen worden. Afhankelijk van de aard van het plangebied, de ontwikkelingen binnen het plangebied en het daarmee samenhangende ruimtelijk beleid wordt de keuze voor een vorm gemaakt. Er zijn op hoofdlijnen drie soorten systematiek te onderscheiden, te weten:  een globaal plan, een flexibel plan en een gedetailleerd plan.  
 
Om een toekomstbestendig plan te realiseren is er voor gekozen voorliggend bestemmingsplan overwegend in gedetailleerde vorm op te stellen. Het opstellen van een gedetailleerd plan sluit elke ontwikkeling uit. Een dergelijk plan wordt vaak opgesteld om een bestaande situatie vast te leggen, waardoor het plan een conserverend karakter krijgt. Dit sluit aan bij de aanwijzing van Kaag als 'groenkern' is de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie.
 
3.2 Ruimtelijke hoofdopzet
Gezien het feit dat voorliggend bestemmingsplan een overwegend conserverend plan betreft blijft de huidige ruimtelijke hoofdopzet, zoals deze is geschetst in hoofdstuk 2, gehandhaafd. Tevens wordt ook functioneel gezien aangesloten bij het huidige gebruik in het plangebied.
 
3.3 Planaspecten en beleidsmatige ontwikkelingen
In voorliggend bestemmingsplan vindt een doorvertaling plaats van het beleid uit de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie van de gemeente Kaag en Braassem. In navolgende tekst wordt op verschillen aspecten uit dit document ingegaan.
 
Kaag als groenkern
Kwalitatief uitbreiden van het woningaanbod
Het strategisch document stuurt aan op een kwalitatieve uitbreiding van het woningaanbod voor alle groenkernen. Met deze motivatie zijn er in voorliggend bestemmingsplan geen grootschalige wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van woningbouw. 
 
Selectief aanbod commerciële voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen
Er worden in Kaag op voorhand geen ontwikkelingen voorzien voor nieuwe commerciële en maatschappelijke voorzieningen. 
 
Recreatie
Benutten van recreatieve kansen
In het strategisch document wordt aangestuurd op het benutten van de recreatieve kansen binnen de gemeente. Het plangebied schept kansen voor kleinschalige recreatieve ontwikkelingen, onder meer voor de aanwezige jachthavens.
 
De verschillende jachthavens worden zoveel mogelijk gelijk bestemd. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in havens waar thans boten worden verhuurt en jachthavens waar dit niet gebeurt. De reeds aanwezige botenverhuuractiviteiten worden positief bestemd. Dit sluit aan bij de insteek van de MRSV om de oeverrecreatie op Kaag te versterken. Boven het water zijn de jachthaven steeds binnen de bestemming Water met de aanduiding jachthaven getrokken. Hier zijn steigers mogelijk (afmetingen vrij) en is botenverhuur toegestaan. De gedeeltes van de jachthavens op het land hebben afhankelijk van de situatie en het vigerende bestemmingsplan de bestemmingen Dagrecreatie, Bedrijf of Horeca gekregen. Hier is botenverhuur steeds met een specifieke aanduiding mogelijk gemaakt. Hierdoor is een grote toename aan botenverhuur niet mogelijk.
 
Vanuit de recreatieve ambitie voor het plangebied en de gewenste uniformiteit en vereenvoudiging van regelgeving worden beperkte uitbreidingsmogelijkheden gegeven aan de 29 recreatieve onderkomens op de voormalige camping. In het vigerende plan is het mogelijk om onderkomens tot circa 50 m² (incl. bijbehorende bouwwerken) te realiseren. Het voorliggende plan voorziet in een verruiming tot 60 m² (incl. bijbehorende bouwwerken en overkappingen). Hoewel door de uniformiteitswens ook de regelgeving voor overige de recreatieve onderkomens (Hoekstuk, Beatrixlaan 1a en achter Julianalaan 66) middels het voorliggende plan wijzigt, blijven de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden nagenoeg hetzelfde. De regeling voor de bescherming van de eenheid van verschijningsvorm van de recreatiewoningen op het Hoekstuk richting de Kagerplassen is tevens aangepast, zie hiertoe paragraaf 3.4.1.
   
Economie
Horeca
In voorliggend bestemmingsplan is voor de groenkern Kaag ingezet op het behoud van het bestaande aanbod. Er zijn geen mogelijkheden geboden voor het toevoegen van horeca.
 
3.4 Locatiespecifieke ontwikkelingen
Hoewel overwegend conservatief maakt het voorliggende plan enkele locatiespecifieke ontwikkelingen mogelijk. Hiernavolgend is een overzicht opgenomen waarin is opgenomen welke ontwikkelingen wel en welke ontwikkelingen niet zijn opgenomen.
 
3.4.1 Opgenomen ontwikkelingen
 
Uitbreiding scheepswerf Julianalaan 3
Royal Van Lent Shipyard b.v. is voornemens om haar scheepswerf op het eiland Kaag aan de zuidzijde uit te breiden. De voorgenomen uitbreiding is bedoeld ter vervanging van de huidige werkplaats voor schilders en (vijf door het bedrijf verspreid liggende werkplaatsen voor) elektriciëns. De uitbreiding van de loodsen heeft tot doel om de juiste condities te creëren waarmee kan worden voldaan aan de vraag naar de bouw van grotere jachten en de hierbij behorende efficiënte bedrijfsvoering. Tevens heeft men het voornemen om de stalen deuren van de hallen 1, 2 en 3 te vervangen door de doekendeuren zoals deze ook al in gebruik is genomen voor hal 0. 
 
Als gevolg van deze ontwikkeling zal de 50 dB-geluidzone wijzigen. Hiertoe is aanvullend op de ruimtelijke onderbouwing paragraaf 3.4.3 opgenomen. In de bijlage van het voorliggende plan is de ruimtelijke onderbouwing opgenomen waarmee de beleidsmatige, stedenbouwkundige en milieutechnische haalbaarheid van deze twee voornemens voldoende wordt aangetoond. Tevens heeft aanvrager een anterieure overeenkomst getekend, hiermee is ook de financiële haalbaarheid van het plan geregeld. 
   
Garage Julianalaan 13a
Voor het perceel Julianalaan 13a is een eerste fase omgevingsvergunning doorlopen. Op basis van deze procedure wordt het mogelijk om (in afwijking van het vigerende bestemmingsplan) aan de voorzijde van de woning een garage te realiseren. In ruil hiervoor zijn alle bouwmogelijkheden aan de achterzijde van de woning opgegeven. De omgevingsvergunning is reeds verleend. Hiermee is sprake van een bestaande planologische situatie.
 
Nieuwe woning Julianalaan naast 26
De beoogde ontwikkeling voor het perceel naast de Julianalaan 26 betreft de sloop van de oude schuren en een nieuw te realiseren woning met
insteekhaven en beeldentuin. Om de woning mogelijk te maken heeft initiatiefnemer een principeverzoek ingediend bij de gemeente. Op 24 oktober 2012 heeft het college aangegeven voldoende aankopingspunten te zien voor de beoogde ontwikkeling. Hiertoe heeft initiatiefnemer een ruimtelijke onderbouwing aangeleverd. In de bijlage van het voorliggende plan is deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen waarmee de beleidsmatige, stedenbouwkundige en milieutechnische haalbaarheid voldoende wordt aangetoond. Tevens heeft aanvrager een anterieure overeenkomst getekend, hiermee is ook de financiële haalbaarheid van het plan geregeld.
 
Bedrijfsvoering Julianalaan 29
Voor het agrarische bedrijf aan de Julianalaan 29 te Kaag wordt door initiatiefnemer gezocht naar schaalvergroting en functieverbreding. De plannen omtrent de schaalvergroting zijn onvoldoende concreet om mee te nemen in voorliggend bestemmingsplan. Voor de functieverbreding, waaronder de realisatie van een kaasmuseum, legalisatie bestaande jachthaven en de ingebruikname van twee bestaande stacaravans als recreatiewoningen, is door initiatiefnemer een ruimtelijke onderbouwing aangeleverd. Middels een bestemmingswijziging zijn deze initiatieven meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
 
In de bijlage is de ruimtelijke onderbouwing opgenomen waarmee de beleidsmatige, stedenbouwkundige en milieutechnische haalbaarheid voldoende wordt aangetoond. Tevens heeft aanvrager een anterieure overeenkomst getekend, hiermee is ook de financiële haalbaarheid van het plan geregeld.
   
Sloop-nieuwbouw Julianalaan 55
Initiatiefnemer is voornemens een stuk grond, gelegen aan het einde van de Julianalaan te Kaag, te herinrichten. Hierbij maken de huidige drie woningen plaats voor vier nieuwe woningen in combinatie met enkele voorzieningen zoals botenhuizen en garages. De nieuwe woningen zijn daarbij zowel functioneel en ruimtelijk beter georiënteerd op de binnenhaven. De ontwikkeling gaat gelijk planologisch gelijk om met de ontwikkeling aan de Julianalaan 74. Daarmee worden de parkeervoorzieningen en de sociale woningbouw gecombineerd gerealiseerd.
 
In de bijlage van het voorliggende plan is een ruimtelijke onderbouwing opgenomen waarmee de beleidsmatige, stedenbouwkundige en milieutechnische haalbaarheid voldoende wordt aangetoond. Tevens heeft aanvrager een anterieure overeenkomst getekend, hiermee is ook de financiële haalbaarheid van het plan geregeld.
 
Transformatie Julianalaan 74
Het scheepsbouwbedrijf aan de Julianalaan 55 te Kaag is voornemens haar bedrijfsactiviteiten elders voort te zetten. De huidige bedrijfslocatie komt daarmee vrij voor een herbestemming naar wonen. Hiermee verdwijnt een milieucategorie 3.2 bedrijf uit het dorp Kaag, wat een positieve impuls is voor de leefbaarheid in de kern. De beoogde woningbouwopgave bedraagt maximaal 7 woningen en is geheel gesitueerd in het bestaande bedrijfsgebouw. De bestaande bedrijfswoning krijgt daarnaast een reguliere woonbestemming. Ter motivering van deze ontwikkeling is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld waarmee de beleidsmatige, stedenbouwkundige en milieutechnische haalbaarheid voldoende wordt aangetoond. Tevens heeft aanvrager een anterieure overeenkomst getekend, hiermee is ook de financiële haalbaarheid van het plan geregeld.
  
Groenstrook Prins Willem Alexanderlaan
De groenstrook aan de noordzijde van de Prins Willem Alexanderlaan wordt al jaren gebruikt als tuin door de omliggende percelen. De gemeente is voornemens de gronden te verkopen en het huidige gebruik als tuinbestemming te legaliseren. Het bouwen van bijbehorende bouwwerken op deze gronden is gelet op de bedrijfsvoering van het naastgelegen bedrijf en het huidige groene karakter van de strook niet gewenst. Door aan het perceel de bestemming Tuin-3 toe te kennen wordt deze ongewenste vergunningsvrije erfbebouwing tegengegaan. Stedenbouwkundig is het verlies van de groensingel beperkt omdat in de praktijk geen hoog opgaande beplanting aanwezig is en dit ook niet afdwingbaar is binnen de bestemming Groen. Voorts kan met de nieuwe wijze van bestemmen de gronden verkocht worden aan de omwonende particulieren en hoeft er geen geld meer aan het beheer uitgegeven te worden.
 
Beschermd dorpsgezicht en bijbehorende bouwwerken Hoekstuk
Voor de recreatiewoningen in het zuiden van het plangebied (Hoekstuk) is in het voorliggende bestemmingsplan een beschermd dorpsgezicht opgenomen. Het bestemmingsplan 'Kaag' uit 2002 heeft deze woningen aangewezen als beeldbepalend pand. Deze aanwijzing heeft als doel de eenheid van verschijningsvorm richting de Kagerplassen te behouden. Daarmee dient met name de kapvorm, de ruimte tussen de verblijfsrecreatieve onderkomens en het uiterlijk van de voorzijde beschermd te worden. 
 
Het doel van een aanwijzing als beeldbepalend pand kent veel overeenkomsten met de doeleinden van een aanwijzing als beschermd dorpsgezicht. In het kader van de uniformiteit is gekozen om de regeling van beeldbepalend pand te laten vervallen en een beschermd dorpsgezicht op te nemen. Deze dubbelbestemming kent gelijke voorwaarden als het bestemmingsplan 'Kaag' (2002) heeft opgenomen voor beeldbepalende panden.      
 
Bijbehorende bouwwerken
De bestaande regeling bij de recreatiewoningen bood ruimte voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen achter de achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels. In veel gevallen klopte deze regeling niet met de bestaande invulling. Het voorliggende plan gaat uit van een nieuwe regeling. In deze nieuwe regeling is de bestemming voor de recreatiewoningen strak om de oorspronkelijke bouwvlakken opgenomen. Binnen de bijhorende tuinbestemming (Tuin - 4) zijn overkappingen en bijhorende bouwwerken mogelijk gemaakt. De bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen enkel achter de achtergevel worden gerealiseerd. Zodoende wordt de open ruimte tussen de woningen zoveel mogelijk behouden.
3.4.2 Overige ontwikkelingen
 
Melkveestal Julianalaan 29
Voor het perceel aan de Julianalaan 29 zijn diverse initiatieven bij de gemeente kenbaar gemaakt. Een deel van deze initiatieven (functieverbreding) zijn in de voorgaande paragraaf reeds benoemd en worden in het voorliggende bestemmingsplan meegenomen. Wat niet wordt meegenomen is de gewenste uitbreiding van de melkveestal.
 
Deze uitbreiding is momenteel nog onvoldoende vormgegeven en concreet. Met initiatiefnemer is afgesproken dat zodra de planvorming voldoende concreet en gemotiveerd is hiervoor een aparte planprocedure (bestemmingsplan) opgestart zal worden. 
     
Diverse ontwikkelingen Julianalaan 72
Voor het perceel Julianalaan 72 loopt een (postzegel)bestemmingsplanprocedure. Deze procedure wordt gecoördineerd met de bijbehorende omgevingsvergunningen voor oa. bouwen. Het plan maakt het vernieuwen/vergroten van een bedrijfsruimte, het aanleggen van een steiger/golfbrekers en het kunnen aanbieden van botenverhuur mogelijk. Voor dit plan wordt maatwerk geleverd, het is technisch en met het oog op de procedurele helderheid niet wenselijk deze procedure te koppelen aan de integrale bestemmingsplanherziening. Het plangebied Julianalaan 72 is derhalve uit bestemmingsplan Kaag gelaten.    
 
Realisatie maatschappelijke voorziening Irenelaan 3
Het initiatief Ons Tweede Huis betrof het ombestemmen een gedeelte van de camping naar een tehuis voor kinderen en gehandicapten. Vanwege veranderingen in de wijze van financieren van dergelijke voorzieningen hebben initiatiefnemers besloten af te zien van het plan. Omdat voor de camping geen andere plannen bekend zijn wordt het terrein bestemd overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Wel zal aangesloten worden bij de wijze van bestemmen uit onder andere bestemmingsplan Buitengebied Kaag en Braassem West, waarin de maatvoering voor recreatieobjecten geregeld wordt middels categorieën. Dit betekent dat het onderscheid tussen stacaravans en recreatiewoning los wordt gelaten en dat per object in plaats van 45m² met 4m² erfbebouwingsmogelijkheid gekozen wordt voor 60m² (inclusief bijbehorende bouwwerken), het toegestane aantal objecten blijft gelijk. Hierdoor worden de gebruiksmogelijkheden van de camping iets verruimd, zonder dat er gekeken hoeft te worden naar de eventuele toenemende verkeersaantrekkende werking.
 
3.4.3 Geluidszone Royal van Lent Shipyard
De huidige schuifdeuren van hal 1 zullen worden vervangen om de deuropening te vergroten teneinde bredere schepen te kunnen bouwen. De schuifdeuren van de hallen 2 en 3 zullen worden vervangen om een fraaie, eenduidige uitstraling van Van Lent te borgen. Werkzaamheden op de inrichting zullen worden geconcentreerd in een te bouwen schildersloods. Deze wijzigingen geven een toename van de geluidbelasting. In de tekst van de ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage) is opgenomen dat de huidige geluidzone te klein is voor de geluidbelasting na de wijzigingen. Dit wordt bevestigd in hiernavolgend figuur, waarin de huidige zone en de contour van 50 dB(A) na de wijzigingen zijn opgenomen. Aan de rechterzijde (oostzijde) is de huidige zone te klein. Ook bestaan er kleinere overschrijdingen in het midden van de figuur. Omdat de contour van 50 dB(A) niet buiten de zone mag liggen kunnen de wijzigingen alleen worden doorgevoerd als de zone wordt verruimd.
 
Vergelijking van de huidige geluidzone met de contour van 50 dB(A) na de wijzigingen van Van Lent
 
Geprojecteerde geluidzone
In het voorliggende bestemmingsplan is de hierna afgebeelde geluidzone opgenomen. De zone is zover verruimd dat de contour van 50 dB(A) er binnen ligt.
 
Zone zoals opgenomen met de contour van 50 dB(A) na de wijzigingen van Van Lent
 
Consequentie verruimen geluidzone
Door de aanpassingen van de zone komen aan de noord- en zuidzijde gebouwen in de zone te liggen. Hiernavolgende afbeelding maakt duidelijk dat het aan de noordzijde gaat om de woning aan de Julianalaan 1. Aan de zuidzijde gaat het om een niet geluidgevoelig object, aan dit gebouw wordt geen nadere aandacht geschonken. Door de verruiming in de oostelijke richting komen geen woningen in de zone te liggen, hier wordt ook geen verdere aandacht aan geschonken. Omdat de geluidbelasting bij de Julianalaan 1 boven de voorkeurswaarde van 50 dB(A) komt te liggen wordt nagegaan of de toename bij de woning te vermijden is.
 
Woningen aan de noordzijde van de gewijzigde zone
 
Mogelijkheid tot verdere maatregelen
Hierbij wordt aandacht geschonken aan maatregelen aan de bron en maatregelen in de overdracht. Daarbij worden alleen de deuren van hal 1 behandeld. De schildersloods en de deuren van de hallen 2 en 3 zijn namelijk niet bepalend voor de geluidbelasting bij de Julianalaan 1.

Bronmaatregelen deuren
Voor de grotere deuropening zijn bredere schuifdeuren nodig dan de aanwezige deuren. Het is niet mogelijk deze bredere schuifdeuren te plaatsen omdat de gevel van de hal verspringt. De voor de huidige schuifdeuren gebruikte bouwkundige oplossing is voor bredere deuren niet meer te gebruiken. Openslaande deuren kunnen evenmin worden gebruikt omdat deuren van deze afmetingen een ondersteuning nodig hebben. Ondersteunen is niet mogelijk omdat de deuren boven water opengaan. Hiermee rest de toepassing van doekendeuren. Bij de selectie
van de doekendeuren is hetzelfde type gekozen als voor hal 0 is gebruikt. Dit type deur heeft een voor een doekendeur hoge isolatie.
 
Overdrachtsmaatregelen deuren
Om de geluidbelasting bij de Julianalaan 1 terug te brengen zou een scherm met een lengte van 1 meter in het verlengde van de noordgevel van de hallen moeten worden geplaatst. Op het terrein van Van Lent is maar een beperkte ruimte beschikbaar die nodig is om met groot materieel te manoeuvreren. Het plaatsen van het scherm geeft een risico voor gevaarlijke situaties, waarmee dit niet mogelijk is.

Conclusie
Bij de plaatsing van de doekdeuren worden de best beschikbare technieken toegepast. Omdat na toepassing van deze technieken een toename resteert én omdat de geluidbelasting bij Julianalaan 1 maar 1 dB boven de voorkeurswaarde komt te liggen is de verruiming van de zone toelaatbaar. Voor Julianalaan 1 zal in een separate procedure een hogere waarde worden vastgesteld.
    
3.5 Verkeer en parkeren
Bereikbaarheid
De kern Kaag is te bereiken via het pontje en de Hoofdweg. De Hoofdweg verbindt Kaag met de A44. De Julianalaan verbindt Kaag met de pont. Als gevolg van de beperkte capaciteit van de pont en van de Julianalaan is een verkeersonderzoek uitgevoerd om duidelijkheid te verkrijgen over de gevolgen van de beleidsmatige en locatiespecifieke ontwikkelingen op de doorstroom van het verkeer.  
Goudappel Coffeng, het onderzoeksbureau, heeft in het onderzoek gekeken naar de restcapaciteit van de pont en de Julianalaan. Dit onderzoek, opgenomen als bijlage bij het voorliggende plan, concludeert dat de verkeersdruk op de Julianalaag ook na de realisatie van diverse ruimtelijke ontwikkelingen past bij de functie van de weg. Het uitgangspunt voor de wachttijden bij de pont is dat op een normale dag (geen zomerdag met veel toeristisch verkeer) de gemiddelde wachttijd als gevolg van de ontwikkelingen niet verder mag toenemen. Vanuit dit uitgangspunt is gebleken dat de pont thans beschikt over een zekere restcapaciteit. Ook na de ontwikkelingen genoemd in het onderzoek (het onderzoek houdt reeds rekening met het positief bestemmen van botenverhuur, de uitbreiding van de scheepswerf van Van Lent en de herbestemming van Julianalaan 55) is sprake een beperkte restcapaciteit.
 
Uit CBS data blijkt dat in de periode 2007 - 2012 het personenautopark op het eiland Kaag nauwelijks is gegroeid. Daardoor is, mede gelet op de beperkte ruimtelijke ontwikkelingen in deze periode, de situatie vergelijkbaar als die in 2007. In dit jaar heeft Goudappel Coffeng tevens een verkeersonderzoek uitgevoerd. Als gevolg van de in het verkeeronderzoek 2013 opgenomen ontwikkelingen zal de gemiddelde wachttijd op een zaterdag tijdens het hoogseizoen beperkt toenemen tot 15 minuten.
 
Omdat buiten het zomerseizoen en op dagen zonder veel toeristisch verkeer de wachttijd niet verder toeneemt worden voor de ontwikkelen wat betreft het aspect verkeer geen verdere belemmeringen gezien. Daarmee is de onderzochte restcapaciteit het maximaal nader in te vullen programma op Kaag. Deze restcapaciteit komt, afhankelijk van de richting (richting Buitenkaag of richting Kaag) minimaal overeen met de verkeersgeneratie van 8 woningen.
   
Verkeersstructuur
Duurzaam veilig
Het verkeer kent twee verkeerskundige functies: stromen en uitwisselen. Deze functies verschillen sterk van elkaar en vragen zowel om een eigen inrichting als om specifieke gebruikseisen om het verkeer veilig af te kunnen wikkelen. Vanuit deze verkeerskundige indeling en geïnspireerd op de functionele indeling van wegen, is het Duurzaam Veilig-principe van 'functionaliteit van wegen' ontstaan. Volgens deze indeling vervullen wegen in het ideale geval één functie. Er worden drie typen wegen onderscheiden (SWOV-Factsheet achtergronden bij de vijf Duurzaam Veiligprincipes):
  • stroomwegen dienen om het verkeer zo veel mogelijk te laten ‘stromen’ en zijn zodanig ingericht dat het verkeer veilig met hoge snelheden van A naar B kan rijden. Dit type weg is bij uitstek geschikt voor doorgaand verkeer. Bij voorkeur zou het verkeer voor het grootste deel van de route over stroomwegen moeten rijden;
  • erftoegangswegen dienen om toegang te verschaffen tot bestemmingen. Op deze wegen mengt het snelverkeer zich met kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals voetgangers en fietsers. Verblijven staat hier centraal en het (snel)verkeer is er te gast. Ook dit vraagt om een eigen inrichting;
  • ten slotte zijn er verbindingswegen gedefinieerd: de gebiedsontsluitingswegen. Dit wegtype heeft een stroomfunctie op wegvakken en een uitwisselfunctie op kruisingen en verbindt zowel stroomwegen met erftoegangswegen als stroomwegen en erftoegangswegen onderling.
Ontsluiting autoverkeer
Op de wegen binnen Kaag geldt een snelheidsregime van 30 km per uur. Conform de gemeentelijke standaard zijn deze aangemerkt als verblijfsgebied.
 
Ontsluiting langzaam verkeer
Het fietsverkeer binnen het plangebied wordt binnen de verblijfsgebieden gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. Dit is overeenkomstig de richtlijnen van Duurzaam Veilig. 
 
Openbaar vervoer
In het plangebied is geen openbaar vervoer aanwezig. Via de pont is lijn 164 te bereiken. Deze buslijn, vanaf Sassenheim naar Hoofddorp, heeft 1 halte direct bij de aanmeerplaats van de pont. 
 
Parkeren
Momenteel zijn er parkeerproblemen binnen Kaag en omgeving bekend. Om in de toekomst de huidige parkeerproblematiek in te perken zullen nieuwe ontwikkelingen ten minste moeten aansluiten bij de ASVV (Aanbevelingen Stedelijke Verkeersvoorzieningen) en de LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte).
 
4 Beleidskader
Zoals uit hoofdstuk 3 blijkt is het voorliggende bestemmingsplan overwegend conserverend van aard. Als gevolg van enkele initiatieven en als gevolg van de ambities gesteld in de gemeentelijke structuurvisie (MRSV, zie § 3.3) voorziet het voorliggende bestemmingsplan in een aantal wijzigingen ten opzichte van het huidige planologische regime. Waar de wijzigingen het directe gevolg zijn van particuliere initiatieven zijn in de bijlagen van het bestemmingsplan separate ruimtelijke onderbouwingen opgenomen. In deze onderbouwingen is de motivatie van de haalbaarheid en gewenstheid opgenomen. Het is om deze reden dat in hoofdstuk 3 en 5 enkel wordt ingegaan op de wijzigingen als gevolg van de ambities van de MRSV (positief bestemmen botenverhuur en beperkte verruiming recreatiewoningen voormalige camping) en enkele bestemmingswijzigingen (groenstrook Prins Willen Alexanderlaan en recreatieve bestemming Julianalaan).
 
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zoals de Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke accenten, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen zijn de geldende beleidsnota's gedateerd.
 
De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daarbij gaat de visie uit van het ‘decentraal, tenzij...’ principe. Hiermee wordt de ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingskracht van provincies en gemeenten overstijgt;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan;
  • een onderwerp provincie- of landsoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.
Nederland concurrerend
Nederland heeft een goede ruimtelijke economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een uitstekende internationale bereikbaarheid van stedelijke regio’s en optimale (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.
 
Nederland bereikbaar
De groei van mobiliteit over de weg, spoor en vaarwegen zal worden gefaciliteerd. De ambitie is dat gebruikers beschikken over optimale ketenmobiliteit via multimodale knooppunten en door goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
 
Nederland leefbaar en veilig
De woon- en werklocaties in steden en dorpen moeten aansluiten op de kwalitatieve vraag en de locaties voor transformatie en herstructurering worden zo veel mogelijk benut. Waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater heeft ruimte nodig en stelt eisen aan de stedelijke ontwikkeling. Nederland behoudt haar unieke cultuurhistorische waarden en heeft een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Het aandeel duurzame energiebronnen moet toenemen.
 
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 juridisch verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent voor alle ruimtelijke plannen:
  1. eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling;
  2. vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt;
  3. mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.
Planspecifiek
De meeste ontwikkelingen worden middels separate ruimtelijke onderbouwingen aangetoond. Overige ontwikkelingen zijn van dien aard dat niet direct bouwrecht wordt verkregen en van zodanige schaal dat deze geen strijdigheid kennen met de SVIR. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking biedt dan ook geen verdere meerwaarde. Het bestemmingsplan is niet strijdig aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
 
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken.
 
In het Barro worden een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. Het nationale belang dat het stellen van regels voor deze onderwerpen rechtvaardigt, is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
 
Na de eerste aanvulling van 1 oktober 2012 worden in het Barro vijftien onderwerpen beschreven: Project Mainportontwikkeling Rotterdam; Kustfundament; Grote rivieren; Waddenzee en Waddengebied; Defensie; Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde; Rijksvaarwegen; Hoofdwegen en landelijke spoorwegen; Elektriciteitsvoorziening; Ecologische hoofdstructuur; Primaire waterkeringen buiten het kustfundament; IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte); Veiligheid rond rijksvaarwegen; Verstedelijking in het IJsselmeer; Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
 
Planspecifiek
Voorliggend plan behelst overwegend het vastleggen van de bestaande ruimtelijke situatie, daarmee is het niet strijdig aan het gestelde in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Voor de specifieke ruimtelijke ontwikkelingen zijn in de bijlage van de voorliggende toelichting onderbouwingen opgenomen. De te bieden kansen voor kleinschalige recreatieve ontwikkelingen en de enkele bestemmingswijzigingen zijn van dien aard en schaal dat hier geen strijdigheid met de Barro uit voort vloeit. 
 
4.1.3 Luchthavenindelingbesluit
Het Luchthavenindelingbesluit (LIB) is een besluit op basis van de Luchtvaartwet en dateert van 26 november 2002. In het LIB staan de regels voor het gebruik van de luchthaven en de bebouwing rond Schiphol. Op basis van het LIB kunnen beperkingen opgelegd worden aan bouwinitiatieven in zone's rondom de luchthaven Schiphol.
 
Planspecifiek
Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de overzichtskaart 'Beperking bebouwing' uit het LIB weergegeven.
 
Beperking bebouwing
 
Uit voorgaande afbeelding blijkt dat een deel van het plangebied is aangewezen met nummer 4. Met betrekking tot deze gronden staat in artikel 2.2.1 lid 4 van het LIB dat op deze gronden geen woningen, woonwagens, gebouwen met een onderwijsfunctie of gebouwen met een gezondheidszorgfunctie zijn toegestaan, behoudens bestaand gebruik. De gebruiksbeperkingen zullen worden overgenomen middels een gebiedsaanduiding.
 
Hoogtebeperking
 
Daarnaast zijn, op basis van artikel 2.2.2 van het LIB, in een gedeelte van het plangebied geen nieuwe objecten toegestaan die hoger zijn dan 150 m. De voorgaande afbeelding toont deze beperking. Dergelijke objecten worden middels het voorliggende bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
 
4.2 Provinciaal beleid
In juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vastgesteld door Provinciale Staten van de Provincie Zuid-Holland. Samen vormen deze drie documenten de 'Visie op Zuid-Holland'. Visie op Zuid-Holland is in de plaats gekomen van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. In de 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda).
 
4.2.1 Provinciale structuurvisie
Op 2 juli 2010 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte' vastgesteld. Daarnaast is op 23 februari 2011 de 1e herziening vastgesteld. Jaarlijks wordt de structuurvisie geactualiseerd. De laatste actualisering is vastgesteld op 30 januari 2013 door de Provinciale Staten. In deze actualisering zijn de hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid ongewijzigd gebleven. Het doel van de visie is om duidelijk te hebben hoe de ruimtelijke ontwikkeling er tot 2040 uit komt te zien.
 
De kern van 'Visie op Zuid -Holland' is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. De provincie werkt hiervoor samen met gemeenten en andere partijen. De provincie stuurt op kwaliteit en functies. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. De provincie geeft het lokale bestuur ruimte bij de ruimtelijke inrichting en stelt daarvoor kaders.
 
Naast het bieden van ruimte aan en het ordenen van functies richt de visie zich nadrukkelijk ook op de ruimtelijke kwaliteiten. Dit komt tot uitdrukking in de provinciale belangen. Deze hebben zowel betrekking op functionele als kwalitatieve aspecten. Deze aspecten worden in beeld gebracht op een functiekaart en een kwaliteitskaart.
 
De functiekaart geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Het biedt ruimte aan de diverse belangen in Zuid-Holland en is vergelijkbaar met de voormalige streekplankaarten. Op de kwaliteitskaart staan daarnaast zowel de bestaande als gewenste kwaliteiten benoemd op een globale, regionale schaal. Terwijl de functiekaart stuurt op het ‘wat en waar’ stuurt de kwaliteitskaart op het ‘waar en hoe’. De kwaliteitskaart toont de diversiteit van Zuid-Holland en brengt de ruimtelijke kwaliteiten van provinciaal belang in beeld. De kaart geeft vanuit een kwalitatieve invalshoek richting en randvoorwaarden aan de ordening en ontwikkeling van de ruimte in Zuid-Holland.
 
Planspecifiek
De volgende twee afbeeldingen tonen uitsneden van de functiekaart en de kwaliteitskaart uit de Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte'.
 
Uitsnede functiekaart Provinciale structuurvisie
 
   
Uitsnede kwaliteitskaart Provinciale structuurvisie
 
De gronden van het plangebied zijn op de functie- en kwaliteitskaart grotendeels aangewezen als 'stads- en dorpsgebied' en als 'dorpskern', een kleinschalig stads- en dorpsgebied omgeven door landelijk gebied. Een stads- en dorpsgebied is een aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. Daarnaast is een klein deel van het plangebied aangewezen als natuurgebied. Voorts heeft de functiekaart de aanduiding Provinciaal landschap opgenomen. Hiertoe is in paragraaf 3.2.4 het Gebiedsprofiel 'Hollandse Plassen' opgenomen.
 
Voorliggend bestemmingsplan betreft bestaand stedelijk gebied en heeft overwegend een conserverend karakter. De ontwikkelingen die wel zijn opgenomen vinden grotendeels plaats in het bestaand stedelijk gebied en passen goed binnen de aanwijzing van het plangebied als stads- en dorpsgebied. De beperkte verruiming van bouwmogelijkheden op de camping, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, is passend binnen het huidige gebruik van het terrein. Bovendien is deze verruiming zo beperkt dat deze de openheid van het landschap geenszins wordt geschaad.
 
4.2.2 Verordening Ruimte
Op 23 februari 2011 heeft de provincie Zuid-Holland de Verordening Ruimte (1e herziening) vastgesteld. Deze wordt evenals de structuurvisie jaarlijks geactualiseerd. De laatste actualisering is vastgesteld op 30 januari 2013 door de Provinciale Staten. De verordening draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de provinciale structuurvisie 'ontwikkelen met schaarse ruimte'. De verordening bevat hiertoe instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. Een verordening omvat in aanvulling op de structuurvisie toetsbare criteria, van provinciaal belang, waaraan planvorming moet voldoen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen.
  
Planspecifiek
Het plangebied is grotendeels gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Vanuit de Verordening ruimte zijn daarom vooral de regels met betrekking tot de bebouwingscontouren van toepassing op dit bestemmingsplan.
 
Bebouwingscontouren
De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren, middels bebouwingscontouren. In de Verordening Ruimte zijn geen artikelen opgenomen die een uitspraak doen over bebouwing binnen de bebouwingscontour. Verstedelijking buiten deze ‘rode contour’ is, behoudens uitzonderingen, niet toegestaan. De bebouwingscontouren vormen een hard kader bij ontwikkelingen in de kernen. Hiermee worden investeringen in de gebouwde omgeving gebundeld, waardoor de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt. De bebouwingscontouren zijn getrokken om de kernen, rekeninghoudende met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd en waarbinnen de woningbouwopgave tot 2020 kan worden geaccommodeerd. Op de volgende afbeeldingen zijn de bebouwingscontouren rondom de kern Kaag weergegeven.
 
 
Bebouwingscontouren
 
Bebouwingscontouren (in detail)
 
Enkele delen van het plangebied zijn buiten de contour gelegen. Het betreft hier met name de recreatiewoningen aan het Hoekstuk, een deel van de camping, de agrarische gronden ten oosten van het beschermde dorpsgezicht (incl. een gedeelte van het agrarische bedrijf van J. van Ruiten, Julianalaan 29), het stiltecentrum horende bij Julianalaan 13a, de volkstuinen en sportvelden ten zuiden van Jachthaven Buitenkaag en tot slot de Jachthaven Buitenkaag met de daarbij horende bebouwing. De uitzonderingen voor verstedelijking buiten de bebouwingscontour zijn op de hiernavolgende afbeelding weergegeven. Hieruit blijkt dat enkel middels de ruimte voor ruimte regeling verdere verstedelijking mogelijk is. Uitzondering daarop zijn de volkstuingebieden direct ten oosten van de scheepswerf van Lent. Hierop zijn tevens bebouwing en functies mogelijk die passend zijn bij stedelijk groen. Deze beperkte uitzonderingsmogelijkheden hebben tot gevolg dat de recreatiewoningen aan het Hoekstuk niet verder verruimd kunnen worden. Voor de verblijfsrecreatieve terreinen en de agrarische gronden zal worden aangesloten bij de regelgeving van het bestemmingsplan 'Buitengebied West'. Voor de overige gronden worden de bestaande, en legale, gebouwen positief bestemd en 'op slot' gezet. Daarmee wordt nieuwe verstedelijking strijdig aan de verordening uitgesloten. Uitzondering hierop zijn de 29 recreatiewoningen op de voormalige camping. Zoals in § 3.3 gemotiveerd wordt hier in een zeer beperkte verruiming van bouwmogelijkheden voorzien. 
   
Uitzonderingen bebouwingscontouren
 
De provinciale verordening heeft tevens gebieden in de omgeving van het plangebied aangewezen voor bestaande natuur, nieuwe natuur en ecologische verbindingen. Het aspect flora en fauna wordt in hoofdstuk 5 nader uitgediept. De molenbiotopen en andere cultuurhistorische waardevolle aspecten komen tevens in hoofdstuk 5 aan bod.
 
Natuurgebieden
 
Het vaarweg ten westen van het plangebied is aangemerkt als provinciale vaarweg (CEMT-klasse III). De provincie stelt in het kader van de veiligheid en doorvaart, enkele regels voor bebouwing op de oevers langs deze vaarwegen. Deze regels zijn middels de vrijwaringzones vaarweg en oeverstrook in de regels en op de verbeelding van het voorliggende plan meegenomen.
 
Provinciale vaarwegen en bijbehorende vrijwaringzones
 
Het positief bestemmen van de bestaande botenverhuur en de enkele bestemmingswijzigingen zijn verder niet strijdig aan het gestelde in de verordening. Daarmee verzet de Verordening Ruimte zich niet tegen het voorliggende bestemmingsplan.   
 
4.2.3 Uitvoeringsagenda
In de Provinciale structuurvisie heeft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen beschreven. Doelstellingen die alleen gehaald kunnen worden als instrumenten, programma's en projecten in onderlinge samenhang worden uitgevoerd. In de uitvoeringsagenda worden de meeste relevante uitvoeringsactiviteiten in beeld gebracht met als doel vanuit het daarmee gecreëerde overzicht invloed te kunnen uitoefenen op de samenhang van de diverse programma's en projecten. Daarmee worden de in de visie genoemde doelen en kwaliteiten dichterbij gebracht.
 
Planspecifiek
Op de volgende afbeelding is de kaart van de uitvoeringsagenda weergegeven.
 
Uitvoeringsagenda
 
Het plangebied is gelegen in een gebied dat op de kaart van de uitvoeringsagenda is aangewezen als het Hollands Plassengebied, een provinciaal landschap. Voor dit gebied geldt dat men het vitale en waardevolle landschap wil ontwikkelen en behouden. Onder ander daartoe heeft de provincie het in paragraaf 3.2.4 behandelde gebiedsprofiel opgesteld. Daarnaast wil men in 2020 bestuurlijke samenwerking gerealiseerd hebben, een gezamenlijk investeringsprogramma hebben bepaald en moeten er diverse project uitgevoerd zijn. Voorliggend bestemmingsplan staat deze ontwikkelingen niet in de weg.
 
4.2.4 Gebiedsprofiel 'Hollandse Plassen'
Het gebiedsprofiel staat tussen de kwaliteitskaart van de structuurvisie en bijvoorbeeld een beeldkwaliteitsplan van de gemeente. Begin 2012 vastgesteld door Gedeputeerde Staten vormt het gebiedsprofiel 'Hollandse Plassen' een handreiking om ruimtelijke kwaliteit mee te nemen in de ruimtelijke planvorming. Het profiel is een gezamenlijk vertrekpunt ten aanzien van de karakteristiek, de ruimtelijke kwaliteit en de ambitie voor dit specifieke gebied. Het profiel verbeeldt en beschrijft wat wordt verstaan onder ‘ruimtelijke kwaliteit’, welke elementen aan die kwaliteit ten grondslag liggen in relatie tot de kwaliteitskaart en hoe sturing gegeven kan worden aan behoud en ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit.

Het gebiedsprofiel is opgebouwd uit 13 elementen zoals 'veenweidelandschap', doorsnijdend spoor', 'water als structuurdrager', 'kwaliteit in stads- en dorpsgebied' en 'werkgebieden met karakter'.
 
Uitsnede kaartblad Veenweidelandschap
   
Veenweidelandschap
Rond de Kagerplassen liggen de oudste veenontginningen van het Groene Hart (vermoedelijk 8e eeuw) gekenmerkt door grillige, blokvormige verkaveling met verspreide bebouwing en een zeer waterrijk karakter. De Boterhuispolder is het best bewaarde voorbeeld. Aan de noordzijde liggen de (door afslag vergrote) veenmeren met daarin bewoonde eilanden die vaak alleen met een pontje te bereiken zijn. In de polders liggen brede poldersloten en boezemwateren tussen dijken. Voor de gebieden met onregelmatige blokverkaveling zijn in het gebiedsprofiel onder meer de volgende ambities opgenomen:
  • Handhaven en versterken van het specifieke karakter van de blokverkaveling door het instandhouden en beleefbaar houden van bestaande sloten en specifieke blokvorm van de kavels. Daar waar onderscheid tussen lengetesloten en overige sloten niet te maken is, is demping van sloten in principe niet mogelijk.
  • Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot verdichting van het open landschap. Het aanbrengen van bijvoorbeeld hoogopgaande beplanting of nieuwe bebouwing buiten bestaande erven is niet gewenst.
  • Bewaken van het bijzondere karakter van de eilandjes.
Het veenweidegebied is gevoelig voor bodemdaling. Enkele gebieden in het Hollandse Plassengebied zijn zelfs zeer sterk gevoelig vanwege een dik onderliggend veenpakket.
 
Water als structuurdrager
Het Hollands Plassengebied kent soms een hoge (water)recreatiedruk en dit zal in de toekomst vermoedelijk toenemen. Het grote tekort aan ligplaatsen leidt tot ontwikkeling van nieuwe jachthavens. Verdichting van de oevers vindt plaats door recreatieve ontwikkelingen, woonboten en nieuwbouw. De volgende ambities zijn in het gebiedsprofiel opgenomen:
  •  Behoud en versterken van een voor iedereen zichtbare, toegankelijke en beleefbare waterstructuur als dragende identiteit van het gebied. De plassen en boezems vormen de functionele en ruimtelijk dragende structuur van het gebied als ‘Hollandse Meren van de Randstad’. Continuïteit van de waterstructuur is van belang voor recreatieve en ecologische verbindingen.
  • Markante hoogteverschillen tussen boezemwateren en omgeving blijven zichtbaar en beleefbaar.
  • Om oevers en water toegankelijk en beleefbaar te houden is er geen ruimte voor verdere verdichting (privatisering) van de oevers. Dit betekent ook geen nieuwe ligplaatsen voor woonboten.
Stedelijke occupatie
De dorpen vinden we in verschillende verschijningsvormen verspreid door het Hollands Plassengebied. De meeste dorpen zijn ontstaan door de uitbreiding van linten. De dorpen gebonden aan de plassen en boezems zijn van oorsprong handels-, vissers- of tuinbouwdorpen. De dorpen die direct aan de plassen liggen, zijn hier van oudsher sterk mee verbonden. Zij vinden hun identiteit in deze plassen vanuit de historie en vanuit hun hedendaagse betekenis als waterrecreatiedorp met bijbehorende voorzieningen als jachthaven, werf en horecavoorzieningen. Voor de dorpen zijn onder andere de volgende ambities opgenomen:
  • Elk dorp in het Hollands Plassengebied versterkt of ontwikkelt zijn eigen karakter. Nieuwe ontwikkelingen bouwen voort op de karakteristieke structuur en ligging aan en in het landschap. Onderliggende patronen worden bij ontwikkelingen herkenbaar opgenomen in de structuur van het dorp.
  • Bij ontwikkelingen wordt de relatie met het omliggende landschap wordt opgezocht door het realiseren van nieuwe verbindingen en zichtrelaties.
  • De specifieke kwaliteiten van de oude linten binnen de dorpskern dienen als uitgangspunt en inspiratie bij transformaties.
Planspecifiek
Het gebiedsprofiel 'Hollandse Plassen' is voornamelijk opgesteld om bij ontwikkelingen sturing te geven op kwaliteit. Doel van het voorliggende bestemmingsplan is de bestaande ruimtelijke situatie vast te leggen. Daarmee worden de huidige kwaliteiten vastgelegd en draagt voorliggend plan bij aan de ambitie van het gebiedsprofiel. De motivatie voor de ruimtelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de kwaliteit wordt middels aparte ruimtelijke onderbouwingen gegeven. De ontwikkelingen die niet zijn opgenomen in deze motivaties, te weten: het positief bestemmen van de bestaande botenverhuur, een zeer beperkte verruiming van bouwmogelijkheden op de voormalige camping en enkele kleinschalige bestemmingswijzigingen, zijn niet van dien aard dat hierdoor strijdigheid met het opgestelde gebiedsprofiel ontstaat.
 
4.3 Gemeentelijk beleid
4.3.1 Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie
De gemeenteraad van de gemeente Kaag en Braassem heeft op 12 december 2011 de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie (MRSV) vastgesteld. De MRSV is de gemeentelijke visie op de maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkeling in het jaar 2025.
 
De MRSV integreert het beleid vanuit verschillende beleidssectoren tot een logisch en samenhangend geheel. De MRSV biedt een beleidslijn op hoofdlijnen vanuit de gedachte dat de gemeente zich niet (meer) tot in detail met alles gaat bemoeien. Voor zaken en activiteiten waar de gemeente de komende jaren nog wel een duidelijke verantwoordelijkheid heeft of wil hebben, moet aanvullend beleid worden ontwikkeld. Voor dit aanvullende beleid geldt de MRSV als basis.

De MRSV is in lijn gebracht met de beleidsdoelen van het Rijk en de provincie. Zo zijn de ‘gebiedsprofielen’ van de provincie gebruikt als basis voor de ruimtelijke structuur. Op regionale schaal zijn de beleidsdoelen van Holland Rijnland in deze MRSV geïntegreerd. Ook is gekeken naar de verschillende beleidsdoelen van de voormalige gemeenten Alkemade en Jacobswoude. De gemeente maakt in de MSRV vijf strategische keuzes:
  1. geen nieuwe woningbouwplannen; wel afronding huidige projecten en versterken bestaande woonmilieus.
  2. delen verantwoordelijkheid; de gemeente neemt niet meer zelf initiatief, maar faciliteert.
  3. verschil tussen groei- en groenkernen; het behoud van voorzieningen is ondergeschikt aan de kwaliteit van (samen)leven. Bundelen van voorzieningen en woningaanbod enkel in de groeikernen. Dit versterkt de levensvatbaarheid van die voorzieningen.
  4. ruimtelijke kwaliteit staat voorop; economische ontwikkelingen worden gestimuleerd langs de hoofdverkeersaders en langs de intensievere recreatieve routes. Daarmee worden de waardevolle landschappen beschermd.
  5. ontwikkeling door beheer; de focus komt steeds meer te liggen op de ontwikkeling van kleinschalige herstructureringen binnen de bestaande woonomgeving. 
Planspecifiek
 
Uitsnede kaartblad 'Structuurvisie'
 
In de structuurvisie is Kaag aangewezen als groenkern. De bijbehorende woningbouwopgave behelst een kwalitatieve uitbreiding van het woningaanbod. Voor commerciële en maatschappelijke voorzieningen wordt een selectief aanbod geambieerd waarbij bundeling van maatschappelijke voorzieningen zal moeten leiden tot een versterking. Voorts wordt er voor het beleidsveld recreatie aangestuurd op het benutten van de aanwezige recreatieve kansen. Hierin zit ook de wens opgenomen om de huidige relatie tussen het water en het land te laten bloeien.
 
Op de verdere vertaling van de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie in voorliggend bestemmingsplan is reeds in hoofdstuk 3.3 ingegaan. 
4.3.2 Welstandsnota
De gemeenteraad van Kaag en Braassem heeft op 29 juni 2009 besloten het hele grondgebied van Kaag en Braassem vrij te stellen van welstandsbeleid. Uitzonderingen hierop zijn de monumenten en de beschermde dorpsgezichten. Met een specifiek welstandsbeleid voor beschermde dorpsgezichten en monumenten streeft de gemeente naar behoud van het cultuurhistorisch en landschappelijk karakter. Dit specifieke welstandsbeleid is op 6 september 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Kaag en Braassem.
 
Planspecifiek
In het plangebied zijn diverse rijks- en gemeentelijke monumenten en een beschermd dorpsgezicht aanwezig (zie hoofdstuk 2). Uitgangspunt voor het welstandsbeleid is dat de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen beschermd worden. Dat betekent dat bij monumenten en in een beschermd dorpsgezicht bij de aanvraag van een omgevingsvergunning een welstandstoets plaatsvindt. Hiertoe toetst de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit het bouwplan op redelijke eisen van welstand. De beoordelingsaspecten voor deze toets komen zijn in de welstandsnota opgenomen.
 
Uitsnede welstandskaart
 
Voorliggend bestemmingsplan maakt enkele ontwikkelingen mogelijk. De ontwikkelingen die van invloed zijn op het dorpsgezicht of de monumenten hebben worden middels de in de bijlage opgenomen ruimtelijke onderbouwingen gemotiveerd. Middels bestemmingslegging worden de monumenten en het dorpsgezicht beschermd. Daarmee ondersteund het voorliggende bestemmingsplan het gemeentelijke welstandsbeleid.
 
4.3.3 Afwijkingenbeleid ruimtelijke ordening
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De invoering van deze wet heeft gevolgen voor de manier waarop wordt omgegaan met het afwijken van het bestemmingsplan. Voorgaande veranderingen en de daarbij behorende aanpassingen van het werkproces binnen de gemeente zijn aanleiding geweest om de notitie 'Afwijkingenbeleid ruimtelijke ordening' op te stellen. Een tweede aanleiding voor deze notitie is de wens om een samenhangend en uniform afwijkingenbeleid te voeren.
De notitie 'Afwijkingenbeleid ruimtelijke ordening' is op 28 september 2010 vastgesteld en op 1 oktober 2010 in werking getreden. De notitie zorgt voor een samenhangend en uniform afwijkingenbeleid waardoor er voor zowel burgers, medewerkers van de gemeente als het gemeentebestuur een duidelijk kader ontstaat. Dit maakt de inhoudelijke afwegingen omtrent medewerking aan plannen die afwijken van het bepaalde in het bestemmingsplan toetsbaar.
 
De beleidsnotitie bestaat uit twee delen. Het eerste deel bestaat uit een kwalitatieve toets. Deze toets legt de voorgenomen afwijking langs een meetlat waarin zo volledig mogelijk de diverse aspecten die en rol spelen bij een goede ruimtelijke ordening worden afgewogen. Deze toets zal uitgevoerd moeten worden voor alle afwijkingen van het bestemmingsplan. Naast de kwalitatieve toets kent de beleidsnotitie een kwantitatieve toets. Deze is gebaseerd op de mogelijkheden die de wet biedt om af te wijken van het vigerende beleid en is verder gespecificeerd door het opstellen van beleidsregels.
 
Planspecifiek
De gemeente Kaag en Braassem heeft ervoor gekozen de mogelijke afwijkingen zoals opgenomen in de beleidsnotitie niet door te vertalen naar de planregels. Op deze wijze blijft het mogelijk, middels aanpassing van de beleidsnotitie, gedurende de planperiode nieuwe beleidskeuzes en de daarbij behorende afwijkingen ook toe te passen van onderhavig plangebied. 
 
4.3.4 Beroep aan huis gemeente Kaag en Braassem
Na de fusie van de gemeente Alkemade en Jacobswoude op 1 januari 2009 bestond er nog geen regeling voor beroep aan huis voor de gemeente Kaag en Braassem. Afhankelijk van het woonadres was door het verschil in de diverse bestemmingsplannen beroep aan huis bij recht, na ontheffing of in zijn geheel niet toegestaan. Op 24 november 2009 is daarom de notitie 'Beroep aan huis gemeente Kaag en Braassem' vastgesteld om een einde aan deze rechtsongelijkheid te maken. De beleidsnotitie bevat een basisregeling om beroep aan huis ruim maar zonder uitstralingseffecten mogelijk te maken. De woonomgeving mag geen hinder hebben van het vestigen van beroep aan huis door een burger. De ruimhartigheid is vooral besloten in het gegeven dat 40% van het woonoppervlak (max. 50 en 100 m2) voor het beroep aan huis gebruikt mag worden en dat er geen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het te gebruiken woonoppervlak.
 
Planspecifiek
In de planregels van voorliggend bestemmingsplan is de in de notitie 'Beroep aan huis gemeente Kaag en Braassem' gegeven basisregeling verwerkt.
 
4.3.5 Insteekhavens
In de waterrijke gemeente Kaag en Braassem liggen er veel woonpercelen langs het water. Dit maakt dat regelmatig het verzoek tot het maken van een insteekhaven gedaan wordt. Omdat bij een insteekhaven een beschoeiing (en steigers) worden gebouwd is een bouwvergunning noodzakelijk. In Jacobswoude werd hiervoor een artikel 19-2 WRO procedure gevolgd (ongeschreven beleid). De redenatie was dat het graven van een insteekhaven het omzetten van de bestemming Tuin, Erf of Woondoeleinden in een Waterbestemming is. Ook in voormalig Alkemade verschilde per bestemmingsplan de procedure. In sommige bestemmingsplannen is de insteekhaven expliciet genoemd/geregeld, in andere niet. Met de invoering van de Wro is de artikel 19 lid 2 WRO procedure komen te vervallen. Indien dezelfde interpretatie gevolgd wordt, is in de toekomst voor het creëren van een insteekhaven een bestemmingsplanwijziging nodig. Om dit te voorkomen heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Kaag en Braassem op 2 juni 2009 besloten dat een insteekhaven past binnen de bestemmingen Erf, Tuin of Woondoeleinden, tenzij het bestemmingsplan deze interpretatie nadrukkelijk uitsluit. Voor het maken van een insteekhaven is nog wel steeds een omgevingsvergunning nodig. Ook is een Keurvergunning van het hoogheemraadschap nodig.
 
Planspecifiek
Het beleid met betrekking tot insteekhavens is opgenomen in de planregels.
 
4.3.6 Nota inbreidingslocaties
Op 7 februari 2011 is de Nota inbreidingslocaties vastgesteld door de gemeenteraad van Kaag en Braassem. De ‘nota Inbreidingslocaties’ heeft als doel om een ruimtelijk beleidskader te bieden aan woningbouwinitiatieven binnen de rode contour. Hierdoor worden deze uniform en transparant beoordeeld. Er wordt in de nota een beschrijving gegeven van de bestaande stedenbouwkundige situatie en kwaliteiten binnen elke kern. Uitgangspunt is om nieuwe initiatieven aansluiting te laten vinden bij deze bestaande situatie en kwaliteiten. Hiervoor wordt een afwegingskader gegeven, waardoor ruimtelijke beslissingen gemotiveerd kunnen worden genomen. Dit leidt tot een duurzame ruimtelijk/functionele ontwikkeling van de locaties zelf en de kern als geheel.
De nota geeft geen kant en klaar antwoord op de wenselijkheid van een initiatief. De beschreven gebiedskenmerken en samenhangende waardeoordelen gelden als basis voor het verdere onderhandelings- en ontwerptraject bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het kader biedt de gemeente enerzijds houvast om te kunnen sturen op kwaliteit, maar zorgt anderzijds ook voor flexibiliteit om in te kunnen spelen op (markt)ontwikkelingen.
 
Planspecifiek
De Nota inbreidingslocaties heeft slecht betrekking op zelfstandige ontwikkelingen. Bij deze zelfstandige ontwikkeling moet sprake zijn van sloop en nieuwbouw (transformatie) of het bebouwen van onbebouwde ruimte, niet passend binnen het geldende bestemmingsplan maar wel binnen de rode contouren van de kernen. Dergelijke ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan worden middels de ruimtelijke onderbouwingen in de bijlage van de voorliggende toelichting gemotiveerd. 
 
4.3.7 Beleidsnotitie paardenhouderijen
Zowel de voormalige gemeente Alkemade als Jacobswoude hebben een beleidsnotitie opgesteld omtrent paardenhouderijen. In toenemende mate worden in de gemeente particuliere en (semi-) bedrijfsmatige hippische voorzieningen, onder andere in de vorm van paardenbakken, aangelegd. Gebleken is dat er onduidelijkheid bestaat over regelgeving in verband met de toelaatbaarheid van deze voorzieningen. Voor het behoud van het unieke veenweidegebied en haar lintstructuur met monumentale bebouwing is een vitale, sterke agrarische sector gewenst. Voor het ontstaan van sterke agrarische bedrijven zal er niet alleen schaalvergroting moeten plaatsvinden, maar ook een verbreding van activiteiten onder bedrijven die niet kunnen vergroten. In het kader van deze verbreding is de paardenhouderij een optie die steeds meer boeren kiezen. Een uitbreiding van de recreatieve voorzieningen in het buitengebied is een tweede belangrijke impuls voor het veenweidegebied. Naast de recreatieve paardenactiviteiten van boeren gaan ook steeds meer particulieren over tot het houden van paarden. De gemeente wil dit stimuleren, maar ook reguleren ter voorkoming van verrommeling van de ruimte. De bebouwing ten behoeve van paardenhouderijen kan namelijk een behoorlijk negatieve invloed hebben op het landschap.
 
Planspecifiek
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan betreft grotendeels stedelijk gebied. Doordat het plangebied tevens een deel van het buitengebied omvat is de beleidsnotitie in het voorliggend bestemmingsplan doorvertaald.
  
4.3.8 Schepenverordening
Op 31 augustus 2009 heeft de raad van de gemeente Kaag en Braassem de Schepenverordening vastgesteld. De Schepenverordening is een samenvoeging van de schepenverordeningen uit de voormalige gemeenten Alkemade en Jacobswoude. In de Schepenverordening zijn regels opgenomen waar alle woonschepen, vaartuigen en ligplaatsen in of aan het open water binnen de gemeente aan dienen te voldoen.
 
Planspecifiek
In het plangebied zijn vaartuigen en ligplaatsen in of aan het open water aanwezig. De Schepenverordening is derhalve doorvertaald naar het voorliggende bestemmingsplan.
 
5 Randvoorwaarden
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Zoals uit hoofdstuk 3 is gebleken is het voorliggende bestemmingsplan overwegend conserverend van aard. Derhalve is in veel gevallen geen nader onderzoek noodzakelijk.
 
Als gevolg van enkele particuliere initiatieven en als gevolg van de ambities gesteld in de gemeentelijke structuurvisie (MRSV, zie § 3.3.1) voorziet het voorliggende bestemmingsplan in enkele wijzigingen ten opzichte van het huidige planologische regime. Waar de wijzigingen het directe gevolg zijn van particuliere initiatieven zijn in de bijlagen van het bestemmingsplan separate ruimtelijke onderbouwingen opgenomen. In deze onderbouwingen is de motivatie van uitvoerbaarheid opgenomen. Voor de geluidzone van industielawaai bij Royal van Lent Shipyard is aanvullend op deze onderbouwing paragraaf 3.4.3 opgenomen.
 
Het is om deze reden dat in hoofdstuk 5 enkel wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het overwegend conserverend bestemmen en de enkele wijzigingen als gevolg van de ambities van de MRSV (positief bestemmen botenverhuur en beperkte verruiming recreatiewoningen voormalige camping) en enkele bestemmingswijzigingen (groenstrook Prins Willen Alexanderlaan en recreatieve bestemming Julianalaan).
 
5.1 Milieueffectrapportage
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
  1. het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig;
  2. het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 ‘plannen’ geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht;
  3. het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D: er dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd;
  4. de activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.
Planspecifiek
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de bestemmingswijziging van enkele gronden, de uitbreiding van een reeds planologisch aanwezige woning, een gebruiksverbreding van het agrarische bedrijf en bijvoorbeeld een gebruiksverbreding van de jachthavens. Daarmee maakt het plan geen meer ligplaatsen, vee, woningen of permanente kampeer- en caravanplaatsen mogelijk. Uit toetsing aan het Besluit m.e.r. volgt dat het besluit tot vaststelling van voorliggend bestemmingsplan valt onder mogelijkheid c. Het besluit bevat namelijk wel een activiteit uit kolom 1 (namelijk de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen (D11), de  aanleg, wijziging of uitbreiding van jachthavens en permanente kampeer- en caravanterreinen (D10), de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren (D14), maar er wordt niet voldaan aan de gegeven drempelwaarde van respectievelijk 2000 of meer woningen (D11), een oppervlakte van 25 hectare of een wijziging van 100 ligplaatsen (D10) of tot slot bijvoorbeeld 750 stuks zeugen (D14). Omdat het in onderhavig plan gaat om slechts geen tot zeer beperkte toevoegingen ten opzichte van de drempelwaarden) kan worden volstaan met het de reguliere onderzoeken naar de haalbaarheid in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
 
5.2 Milieu
5.2.1 Bodem
In het kader van een bestemmingsplan moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
Bij herinrichtingssituaties is doorgaans een bodemonderzoek noodzakelijk in het kader van de Woningwet. Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk, indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een strenger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder streng bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Voor bodemgebruik wordt uitgegaan van acht verschillende bodemfuncties:
  1. landbouw;
  2. moestuin/volkstuin;
  3. wonen met tuin;
  4. kinderspeelplaatsen;
  5. natuurgebieden;
  6. groen met natuurwaarden;
  7. industrie en ander groen;
  8. bebouwing en infrastructuur.
In het kader van de Wet bodembescherming worden de acht bodemfuncties in het Besluit Bodemkwaliteit onderscheiden in drie bodemklassen:
  • klasse landbouw en natuur (1,  2 en 5);
  • klasse wonen (3, 4 en 6);
  • klasse industrie/bedrijven (7 en 8).
Wanneer onderzoek noodzakelijk is wordt in eerste instantie volstaan met een historisch vooronderzoek. De NVN-5725 (Bodem - Leidraad voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek) van het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) vormt de leidraad voor het historisch onderzoek. Wanneer uit het vooronderzoek blijkt dat op grond van de resultaten een verontreiniging te verwachten is, dient een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 (Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond) van het NNI te worden uitgevoerd.
De kwaliteit van verontreinigde bodem moet ten behoeve van de realisatie van een nieuwe bestemming voldoen aan de doelstellingen uit de Beleidsvernieuwing Bodemsanering (BEVER). Uitgangspunt is dat functioneel wordt omgegaan met eventueel aanwezige verontreinigingen. Tevens introduceerde de commissie Welschen in het begin van de jaren negentig het begrip "actief bodembeheer". Het doel hiervan is om
op verstandige, doelmatige wijze om te gaan met de structurele aanwezigheid van bodemverontreiniging.
 
Planspecifiek
Binnen het plangebied worden geen gebruikswijzigingen van gronden voorzien ten opzichte van de huidige situatie. Daarmee blijven de bodemfuncties vergelijkbaar als in de vigerende bestemmingsplannen. Een onderzoek naar de bodemgesteldheid is derhalve niet noodzakelijk. Bij nieuwe ontwikkelingen zal een dergelijk onderzoek wel uitgevoerd moeten worden.
 
5.2.2 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • verzorgingstehuizen;
    • psychiatrische inrichtingen;
    • medisch centra;
    • poliklinieken;
    • medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
 
Planspecifiek
Voorliggend bestemmingsplan maakt, bij recht, geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk. Wel wordt een beperkte toename aan verkeersbewegingen verwacht. Goudappel Coffeng concludeert in de uitgevoerde verkeersrapportage (zie bijlage) dat het nieuwe aantal verkeersbewegingen passend is voor een woonerf. Aangezien de Julianalaan een 30 km/uur regime kent en onderzocht is dat de verkeersintensiteit passend is voor zo'n regime bestaat wettelijk geen aanleiding om de geluidsbelasting van de Julianalaan te onderzoeken.
 
Een deel van de gronden van de kern Kaag valt onder het Luchthavenindelingsbesluit. Op dit besluit is in paragraaf 3.1.3. reeds ingegaan. Nader onderzoek naar geluid is derhalve niet noodzakelijk.
 
5.2.3 Luchtkwaliteit
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
 
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
 
Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
 
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het Besluit gevoelige bestemmingen is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Met het Besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening.
Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg) mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 dreigt/plaatsvindt.
 
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:
  • scholen;
  • kinderdagverblijven;
  • verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten.
 
In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet bekeken worden of het plan de luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ verslechtert. Indien het plan wel ‘in betekenende mate’ bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, is het van belang om te toetsen of de grenswaarden niet overschreden worden. Indien geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt, kan het plan alsnog gerealiseerd worden.
 
Planspecifiek
In voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Als gevolg van enkele initiatieven wordt wel een toename aan verkeersbewegingen verwacht. Deze toename is door Goudappel Coffeng in de eerder aangehaalde verkeersrapportage berekend. Invoer van deze toename in de NIBM tool leert dat het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.
 
5.2.4 Bedrijvigheid
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
 
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
 
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
 
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Planspecifiek
De bedrijven die in het plangebied liggen, vallen binnen de bestemming 'Bedrijf'. Binnen de bedrijfsbestemming is onderscheid gemaakt in bedrijven die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en bedrijven die vallen onder een hogere milieucategorie.
 
De bedrijven vallende onder de categorieën 1 en 2 zijn niet nader aangeduid op de verbeelding. In het algemeen geldt dat bedrijvigheid in deze categorieën goed inpasbaar is in de woonomgeving en dat hinder naar omringende woningen relatief eenvoudig is te voorkomen. Bedrijven vallende onder een hoger milieucategorie zijn daarentegen wel nader aangeduid op de verbeelding. Het betreft historische gegroeide situaties waarbij de betreffende bedrijven door middel van de milieuregelgeving en/of omgevingsvergunning voor een inrichting in hun activiteiten zijn beperkt. De wijze van bestemmen is zodanig dat uitsluitend deze bedrijfsactiviteit of bedrijven vallende onder de categorieën 1 en 2 zijn toegestaan. Via een omgevingsvergunning kan een bedrijf worden toegestaan dat niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de toegelaten milieucategorieën.
 
5.3 Externe veiligheid
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
  • risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
 
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
 
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico (voorheen individueel risico) wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Bij groepsrisico is niet een contour bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Bij groepsrisico wordt gewerkt met een oriëntatiewaarde en niet met een grenswaarde. Hoe meer mensen dicht op de bron zijn bij een bepaalde calamiteit, hoe groter het effect. Het Bevi stelt dat bij elk bestemmingsplan, waar een relevant groepsrisico aanwezig is dit moet worden verantwoord, ook wanneer dit onder de oriëntatiewaarde ligt. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico hoe zwaarder de verantwoording is.
 
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
 
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen zijn er verschillende ontwikkelingen gaande. Zo is er een nieuw Besluit externe veiligheid buisleidingen en wordt er gewerkt aan een Structuurvisie buisleidingen. Deze Structuurvisie wordt de opvolger van het Structuurschema Buisleidingen uit 1985 en bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het PR in acht te nemen en het GR te verantwoorden. Het Bevb vervangt hiermee de circulaires Zonering langs hogedruk aardgasleidingen (1984) en Zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen (1991).
 
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat beschreven in de Nota en circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs). De geactualiseerde circulaire is de voorloper van het Besluit transportroutes gevaarlijke stoffen (Btev), dat in 2012 in werking treedt. Ondanks dat het Btev nog niet in werking is getreden is het, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, verstandig hier al rekening mee te houden. In het Btev staan regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. Volgens het Btev mag op grond van een ruimtelijke besluit geen kwetsbaar object in de veiligheidszone worden gebouwd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen alleen in uitzonderlijke gevallen in de veiligheidszone worden toegestaan. Ten opzichte van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is een verantwoording van het groepsrisico niet meer verplicht als het aannemelijk is dat het groepsrisico ver beneden de oriëntatiewaarde blijft of nauwelijks toeneemt.
 
Planspecifiek
De volgende afbeelding toont een uitsnede van de risicokaart externe veiligheid.
 
Uitsnede risicokaart
 
Uit raadpleging van de risicokaart blijkt dat binnen de kern Leimuiden, maar net buiten de grenzen van het bestemmingsplan,  een tankstation is gelegen (Esso Huisman Servicestations B.V., Provinciale Weg 20). Het tankstation heeft een LPG-reservoir, een vulpunt en een LPG-afleverinstallatie. In de volgende tabel zijn de verschillende risicoafstanden weergegeven.
 
 Risicoafstand (PR 10-6) (m)Afstand tot grens invloedsgebied verantwoording groepsrisico (m) 
Vulpunt35 150 
Reservoir120 150 
Afleverinstallatie15-
 
Binnen de genoemde afstanden worden in voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Wel zijn in de huidige situatie binnen de risicoafstanden van het vulpunt en het reservoir gevoelige bestemmingen (woningen) aanwezig. Deze gevoelige bestemmingen zijn reeds vergund en eerder positief bestemd. Tijdens deze procedures is gekeken naar de hoogte van het groepsrisico en is dit aanvaardbaar geacht.
 
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen en over water en spoor is in het plangebied niet aan de orde. Wel is de provinciale weg, de N207, die langs het plangebied loopt een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De risicocontour (PR 10-6) van deze weg is 0 meter.
 
5.4 Waterhuishouding
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
 
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.
Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.
 
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. 
 
Beleid Hoogheemraadschap van Rijnland
Waterbeheerplan 2010-2015 
Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
 
Keur en Beleidsregels 2009
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die in 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De “Keur en Beleidsregels” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
  • Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
  • Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
  • Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels (voluit: Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem 2011 Keur), die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
 
Watertoets
De ‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
 
Planspecifiek
Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Alle watergangen en waterpartijen worden positief bestemd. Met voorliggend bestemmingsplan worden, los van de ruimtelijke ontwikkelingen zoals onderbouwd in de bijlage, geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed kunnen zijn op de waterhuishouding of strijdig zijn met het beleid van de waterbeheerders. In de ruimtelijke onderbouwingen van de ontwikkelingen die wel van invloed zijn op de waterhuishouding zijn aparte watertoetsen opgenomen.
 
Ingevolge het provinciale beleid (art. 15 PRV) wordt tevens voorzien in enkele vrijwaringzones ten einde de doorvaart en veiligheid van de provinciale vaarweg te borgen.
 
5.5 Archeologie
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden.
 
Planspecifiek
De gemeenteraad van de gemeente Kaag en Braassem heeft op 23 mei 2011 het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. In dit beleid is de verwachting en archeologische bescherming in kaart gebracht en onderbouwd. Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de archeologische beleidsadvieskaart weergegeven. Deze kaart is richtinggevend bij de ontwikkeling van nieuwe, of het aanpassen van bestaande, ruimtelijke plannen.  
  
  
Archeologische beleidsadvieskaart
 
In onderhavig plangebied zijn de volgende gebieden aanwezig:
  • Historische kernen;
  • Ontginningsassen;
  • Middelhoge verwachting;
In de volgende tabel zijn de doelstellingen, voorwaarden en maatregelen weergegeven die bij deze gebieden horen.
 
 Doelstelling voor behoud Voorwaarde voor behoud Indien niet aan voorwaarde wordt voldaan 
Historische kernenbehoud in huidige staat van eventuele resten bij plangebieden groter dan 100 m² geen bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening vroegtijdig archeologisch onderzoek laten uitvoeren en streven naar inpassing van terreinen met archeologische waarden 
Ontginningsassen behoud in huidige staat van eventuele resten bij plangebieden groter dan 100 m² geen bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening vroegtijdig archeologisch onderzoek laten uitvoeren en streven naar inpassing van terreinen met archeologische waarden 
Middelhoge verwachting behoud in huidige staat van eventuele resten bij plangebieden groter dan 100 m² geen bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening vroegtijdig archeologisch onderzoek laten uitvoeren en streven naar inpassing van terreinen met archeologische waarden 
 
Medio 2012 is het gemeentelijke archeologiebeleid geëvalueerd (The Missing Link Notitie TML513; Evaluatie beleid Kaag en Braassem). In de evaluatie concludeert onderzoeksbureau The Missing Link onder meer dat er afgeweken kan worden van de ondergrens van 100 m² in de beschermingsregeling.
 
De verschillende verwachtingswaarden zijn in voorliggend bestemmingsplan vertaald in een dubbelbestemming met bijbehorende regels. Op basis van deze regels kan het zijn dat archeologisch onderzoek verplicht is als er bodemingrepen plaatsvinden.
  
Daarnaast is het nog steeds mogelijk dat, indien een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, archeologische resten gevonden worden. De wet verplicht vondsten van oudheidkundige betekenis te melden, de zogenaamde ‘meldingsplicht’ (artikel 53 Monumentenwet 1988): 'Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is, meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister.'
 
5.6 Cultuurhistorie
In de volgende tabel en afbeelding zijn de beschermde gebouwde monumenten en het beschermde dorpsgezicht weergegeven.
 
Rijksmonument (adres)
Toelichting
Julianalaan 29
Boerderij uit de 18e eeuw met woonhuis evenwijdig aan de weg en haaks hierop gebouwde stal. Rieten wolfdak. Vensters met negenruitsschuiframen en luiken.
Julianalaan 16/18
Boerderij uit de 17e eeuw onder rieten wolfdak. Afgeknotte puntgevel, waarin een ontlastingsboog en een half-kruiskozijn; aan beide zijkanten uitgebouwde zijkamers met puntgevels
Julianalaan 20/22
Witgepleisterde boerderij, waarschijnlijk 18e eeuw, met een rieten zadeldak tussen puntgevels. Vensters met negenruitsschuiframen en luikjes.
Julianalaan 7
De Ned. Herv. Kerk vanwege de inventaris van deze in 1873 gebouwde kerk behoren: een koperen lezenaar op de preekstoel en een voorzangerslezenaar; een koperen doopbekkenhouder en twee koperen kaarsenkronen. Alles daterend uit de 18e eeuw.
Gemeentelijk monument (adres)
Toelichting 
Julianalaan 11
Vrijstaand villa-achtig woonhuis uit 1912
Julianalaan 13
Boerderij uit 1914
Julianalaan 52
Woonhuis uit 1886
   
Ligging en locatie beschermd dorpsgezicht en monumenten
 
De complete beschrijving van de gemeentelijke monumenten is opgenomen als bijlage bij de gemeentelijke Welstandsnota. De monumenten zijn op de verbeelding opgenomen met een nadere aanduiding. In de planregels is voorzien in een nadere regeling.
 
Ten westen van het plangebied, op het grondgebied van Warmond, is de Faljerilmolen gelegen. Conform provinciaal beleid is er voor deze molen een molenbiotoop opgenomen binnen het voorliggende bestemmingsplan. Hiernavolgende afbeelding toont een uitsnede uit het biotooprapport.
 
 
Uitsnede provinciaal biotooprapport
 
Ter bescherming van de windvang van de molen is de hiernavolgende afgebeelde regeling opgenomen. Deze regeling is gebasseerd op de Faljerilmolen (gelegen in buitengebied), waarbij een deel van de molenbiotoop over het stedelijke gebied van Kaag is gesitueerd. Als grens tussen het stedelijk gebied en het buitengebied is in de regeling de oeverlijn opgenomen. Uit de uitsnede van het biotooprapport wordt echter duidelijk dat een aanzienlijk groot deel van de omgeving, in de vorm van begroeiing en bebouwing, te hoog is. Hierdoor wordt de windvang van de molen belemmert. Deze punten zijn in voorgaande afbeelding in rood aangegeven.  In het rapport is hierover het volgende opgenomen: "doordat het hele eiland Faljeril volstaat met struikgewas en bomen, is het onmogelijk om met het molentje te malen daar de vlucht slechts 4.60 meter bedraagt. Alleen vanuit westelijke richtingen, vanaf de Kagerplassen, heeft men zicht op het molentje". Derhalve is in het voorliggende plan tevens een afwijkingsregeling opgenomen zodat gebouwd kan worden indien deze bebouwing geen nieuwe belemmeringen voor de windvang met zich meebrengt of de bescherming van de windvang de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zou schaden.
 
Weergave molenbeschermingszone in buitengebied en stedelijk gebied, molen gelegen in buitengebied
    
5.7 Flora en fauna
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
 
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
  • Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • wetlands.
Naast deze drie soorten gebieden is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvat bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang: 
  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
 
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
 
Planspecifiek
Op de volgende afbeelding zijn de te beschermen gebieden in/rondom het plangebied weergegeven.
 
Beschermde gebieden
 
Binnen het plangebied of direct aansluitend op het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden gelegen. De EHS is daarentegen wel in de omgeving van het plangebied aanwezig. Omdat de EHS geen externe werking heeft en voorliggend bestemmingsplan geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk maakt vormt deze structuur geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Een ecologisch onderzoek kan derhalve achterwege blijven. Indien als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen gevolgen zijn te verwachten voor beschermde flora en fauna is dit in de ruimtelijke onderbouwingen van deze ontwikkelingen opgenomen. De ontwikkelingen als gevolg van de ambities van de MRSV (positief bestemmen botenverhuur) en enkele bestemmingswijzigingen (groenstrook Prins Willen Alexanderlaan en recreatieve bestemming Julianalaan) hebben geen bouw-, graaf- en sloopactiviteiten tot gevolg. Aangenomen kan worden dat derhalve het aspect flora en fauna zich niet verzet tegen het voorliggende plan.
 
5.8 Verkeer en parkeren
Het aspect verkeer en parkeren is in hoofdstuk 3 reeds aan bod gekomen.
 
6 Planopzet
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).     
 
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.   
 
6.1 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc.. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
 
6.2 Planregels
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.
 
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
 
6.3 Bestemmingsmethodiek
Agrarisch met waarden
Voor de gronden ten oosten van het beschermde dorpsgezicht van Kaag is de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ opgenomen. De regels van de bestemming zijn afgestemd op die van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Kaag en Braassem West’. Omdat, los van de veldschuur, geen bebouwingsmogelijkheden worden geboden is de bestemmingsregeling uitgekleed. 
 
Ten einde de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden (aanlegvergunning) opgenomen. Ten einde eenduidigheid in de regelgeving te realiseren is deze regeling gelijk aan de regeling voor nabijgelegen gronden vallend binnen het regime van ‘Buitengebied West’. 
 
Bedrijf
De bestemming bedrijf is opgenomen voor de solitaire bedrijven binnen het plangebied. Conform het kernenplan ‘Leimuiden - Rijnsaterwoude’ zijn categorie 1 en 2 bedrijven bij recht toegestaan. Bedrijven in een hogere categorie zijn specifiek aangeduid op de verbeelding.
De regelgeving omtrent de bedrijfswoningen komt overeen met het vigerende plan. Hier wordt een maximale inhoud van 500 m³ gesteld, inclusief de bijbehorende bouwwerken. Het bouwvlak mag geheel worden volgebouwd met bedrijfsgebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
Gelet op de gewenste flexibiliteit is in het plan een afwijking opgenomen om bedrijven toe te staan in categorie 3 op de Staat van bedrijfsactiviteiten indien blijkt dat het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorie 1 en 2. Door middel van het treffen van technische maatregelen kan dit mogelijk zijn. Binnen de bestemming is verder geen regeling voor vervolgfuncties opgenomen anders dan de bedrijfsfuncties. Indien deze vraag bestaat zal de gemeente dit traject kunnen faciliteren middels een bestemmingsplan op aanvraag of uitgebreide Wabo procedure. Daarmee is per definitie ruimte voor een goede belangenafweging en de gewenste overlegmomenten zoals de inspraak- en zienswijzemogelijkheid bij het (voor)ontwerp bestemmingsplan.
 
Gemend – 1
Deze bestemming is opgenomen voor het gebouw en de omliggende gronden aan de Beatrixlaan 42. Het maximaal toelaatbare aantal woningen is vastgelegd op de verbeelding. In de bijlage bij de regels is de Staat van Horeca activiteiten opgenomen. De aldaar gesitueerde horeca is gecategoriseerd. Voor het kantoor zijn geen nadere eisen opgenomen. Door de strakke bestemming op de verbeelding worden geen uitbreidingsmogelijkheden geboden. 
 
Gemengd – 2
In verband met de functieverbreding van het agrarische bedrijf aan Julianalaan 29 is een gemengde bestemming opgenomen. Binnen deze bestemming is de huidige agrarische bedrijfsvoering toegestaan, alsook drie verblijfsrecreatieve onderkomens, botenstalling, een streekwinkel en bijvoorbeeld een kaasmuseum. Voorts zijn binnenplans mogelijkheden opgenomen voor extra verblijfsrecreatieve onderkomens, een kampeerterrein en dagrecreatieve voorzieningen. Gelet op de verkeerssituatie in Kaag en de directe aanwezigheid van burgerwoningen zijn hiertoe wel nadere voorwaarden opgenomen. Aanvullend kan, net als bij andere bestemmingen, gebruik worden gemaakt van de algemene afwijking voor bed & breakfast.
 
Verblijfsrecreatieve onderkomens
In de bijlage van dit plan is een ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Uit deze ruimtelijke onderbouwing blijkt dat twee stacaravans direct ten zuiden van het bestaande agrarische bedrijf positief als verblijfsrecreatief onderkomen zijn te bestemmen. Voor deze twee onderkomens is het bouwvlak aangepast. Om zorg te dragen dat de agrarische activiteiten niet op dit deel van het bouwvlak gaan plaatsvinden is een aanvullende aanduiding opgenomen. Deze aanduiding draagt zorgt voor een goed woon- en leefklimaat bij de nabijgelegen burgerwoningen. Samen met de reeds bestaande verblijfsrecreatieve onderkomens zijn daarmee bij recht 3 onderkomens toegestaan.
 
Groen
De bestemming ‘Groen’ is opgenomen voor het openbaar groen in het plangebied. Het betreft hier in hoofdzaak een speelterrein en enkele grotere oevers/bermen langs watergangen. Ondergeschikt groen is in veel gevallen ondergebracht binnen de bestemming ‘Verkeer’. De bestemming Groen maakt het niet mogelijk dat de gronden in gebruik worden genomen als tuin ten behoeve van de naastgelegen percelen. Hiertoe is de bestemming ‘Tuin – 3’ opgenomen.
 
Horeca
De bestaande en solitaire horecabedrijven zijn ondergebracht onder de bestemming ‘Horeca’. Aanvullend is een horecacategorie aanduiding opgenomen welke overeenkomt met de Staat van Horeca activiteiten. Op deze wijze is, gelijk als bij de gemengde bestemmingen, horeca nader gereguleerd. Binnen de horecabestemming zijn terrassen toegestaan.
 
De regelgeving omtrent de bedrijfswoningen komt overeen met het vigerende plan. De woningen zijn op de verbeelding aangegeven. Hier wordt een maximale inhoud van 500 m³ gesteld, inclusief de bijbehorende bouwwerken. Het bouwvlak mag geheel worden volgebouwd met bedrijfsgebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
Maatschappelijk
Met deze bestemming worden de maatschappelijke functies binnen het plangebied bestemd. Het betreft hier onder meer de brandweerpost, de kerk en het bezinningscentrum 'de stal op Kaag'. In de begripsbepaling (artikel 1) is opgenomen wat precies onder maatschappelijke voorzieningen wordt verstaan.
 
De regelgeving omtrent de bedrijfswoningen komt overeen met het vigerende plan. De woningen zijn op de verbeelding aangegeven. Hier wordt een maximale inhoud van 500 m³ gesteld, inclusief de bijbehorende bouwwerken. Het bouwvlak mag geheel worden volgebouwd met bedrijfsgebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Buiten het bouwvlak zijn geen overkappingen en gebouwen toegestaan met uitzondering van de bestaande overkappingen, aangeduid middels de specifieke bouwaanduidingen 3 en 4.
 
Voor het stiltecentrum zijn middels een gebruiksregel groepsovernachtingen toegestaan.
 
Natuur
Binnen het plangebeid komt één gebied voor welke bestemd is tot natuur. Binnen deze bestemming wordt het behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke waarden nagestreefd. Om de aanwezige waarden te beschermen voorziet de regeling in een vergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
 
Recreatie - dagrecreatie
Voor dagrecreatieve terreinen is de bestemming Recreatie - dagrecreatie opgenomen. Specifiek gebruik ten behoeve van bijvoorbeeld botenverhuur, volkstuinen, een zeilschool of het ter water laten van boten is nader aangeduid.
  
De regelgeving omtrent de bedrijfswoningen komt overeen met het vigerende plan. De woningen zijn op de verbeelding aangegeven. Hier wordt een maximale inhoud van 500 m³ gesteld, inclusief de bijbehorende bouwwerken. Het bouwvlak mag geheel worden volgebouwd met bedrijfsgebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
Voor de zeilschool aan de Wilhelminalaan 12-16 zijn middels een gebruiksregel groepsovernachtingen toegestaan.
 
Recreatie - verblijfsrecreatie
De verblijfsrecreatieve terreinen zijn binnen de bestemming Recreatie - verblijfsrecreatie opgenomen. De bebouwingsregeling van deze bestemming is afgestemd met het bestemmingsplan 'Buitengebied West'. Dit houdt zoal in dat het aantal en de aard van de verblijfsrecreatieve onderkomens middels aanduidingen op de verbeelding zijn geregeld.   
 
Binnen de bestemming zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.
 
In het vigerende plan zijn onder meer voor de recreatieve onderkomens gelegen aan het Hoekstuk beperkingen voor het veranderen van de uiterlijke verschijningsvorm opgenomen. Deze regeling is overgenomen in het voorliggende plan middels de 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend'. Hierbij is het alleen toegestaan aan de achterzijde dakkapellen en dakramen te realiseren en kan enkel het achtererfgebied gebruikt worden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken.
 
Sport
Voor de sportvoorzieningen (tennisbanen) in het plangebied is de bestemming Sport opgenomen. Een bouwvlak is opgenomen voor de bestaande kantine. Voorts is voor lichtmasten en ballenvangers een aparte hoogte regeling opgenomen.
 
Tuin - 1
Het overgrote deel van de tuinen in het plangebied zijn ondergebracht in de bestemming Tuin - 1. Binnen deze gronden laat het bestemmingsplan geen bebouwing toe. Daarmee blijft het wel mogelijk om, op grond van het Besluit omgevingsrecht, vergunningsvrij een en ander te realiseren. Tevens is voorzien in een regeling waarmee de strijdigheid van de huidige botenloods tegenover Julianalaan 29 wordt opgeheven.
 
Tuin - 2
Voor de voormalige recreatiewoningen in het na-oorlogse deel van Kaag is een aparte tuinbestemming opgenomen. Binnen deze tuin bestemming is het mogelijk om voor de voorgevel een klompen- of fietsenhok te realiseren. Gelet op de huidige opbouw van dit deelgebied en bestemmingssystematiek bestaan anders geen mogelijkheden voor zulke kleinschalige voorzieningen. Vanuit de bewoners bestaat wel een vraag naar dit soort mogelijkheden. 
 
Tuin - 3
Op grond van de bestaande rechten is het mogelijk om binnen de tuinbestemmingen bij Tuin - 1 en Tuin - 2 vergunningsvrij bijbehorende bouwwerken te realiseren. Voor de gronden bestemd met Tuin - 3 is dit nooit mogelijk geweest en bovendien niet gewenst. De bestemmingslegging is zodanig opgesteld dat de gronden geen onderdeel uitmaken van het erf bij de woning en dat derhalve geen aanspraak kan worden gemaakt op de vergunningsvrije mogelijkheden.
 
Tuin - 4
Voor de recreatiewoningen aan het Hoekstuk is een vierde tuinbestemming opgenomen. Anders dan bij andere tuinbestemmingen maakt deze tuinbestemming bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot maximaal 18 m² mogelijk mits gesitueerd achter de achtergevelrooilijn van de naastgelegen recreatiewoningen.

Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor de wegen en paden in het plangebied. Ondergeschikt groen is ook ondergebracht onder de bestemming Verkeer.
 
Water
De bestemming Water is opgenomen voor het open water in het plangebied. Dit betreft tevens de jachthavens en bedrijfsbestemmingen buiten de kades. Middels aanduidingen is veelal het bestaande gebruik geregeld. Gekozen is voor deze bestemmingssystematiek om uniformiteit in het plangebied te brengen. Daarbij ontstaat op deze manier een sprekend kaartbeeld (verbeelding).
 
Voor de jachthavenactiviteiten is de aanduiding jachthaven opgenomen. Binnen deze aanduiding is het mogelijk steigers en ligplaatsen te realiseren. Tevens is botenverhuur binnen deze aanduiding mogelijk gemaakt. Botenverhuur op de kade, binnen bijvoorbeeld de bestemming Recreatie - dagrecreatie, is wel specifiek bestemd. Hierdoor kan alleen sprake zijn van botenverhuur als de bijbehorende gronden (op land) dit gebruik specifiek toestaan. De steigers van de zeilschool zijn apart aangeduid.
 
Steigers voor privé gebruik (niet bedrijfsmatig) zijn voorzien van de aanduidingen specifieke vorm van water - maximale steiger lengte 1 m, specifieke vorm van water - maximale steiger lengte 6 m, specifieke vorm van water - maximale steiger lengte 15 m of specifieke vorm van water - maximale steiger lengte 25 m. Steigers buiten deze aanduidingen zijn niet toegestaan. De maximale diepte, definitie opgenomen in artikel 2,  van de steigers is per aanduiding verschillend.
 
Voor de jachthaven tegenover Julianalaan 29 is vanwege een goed woon- en leefklimaat, zie ruimtelijke onderbouwing Julianalaan 29, een aanvullende gebruiksbepaling opgenomen die het klapperen van lijnen en vallen tegen de mast tegen gaat.  
 
Wonen - 1
De bestemming Wonen - 1 is de meest voorkomende bestemming. Met deze bestemming wordt het grootste deel van de woningen in het plangebied vastgelegd. Typologisch is er voor gekozen bestaande vrijstaande woningen, twee-aaneen woningen en rijwoningen vast te leggen. Waar geen aanduiding is opgenomen zijn uitsluitend rijwoningen toegestaan. Bij deze woningen wordt het maximum aantal wooneenheden op de verbeelding aangegeven. Voor de overige twee typologieën wordt het maximum geregeld in de regelgeving middels de aanduiding op de verbeelding.
 
De bebouwingsregeling voor bijbehorende bouwwerken is afgestemd met het vigerende recht. Dit uit zich in een maximale hoeveelheid van het achtererfgebied wat bebouwd mag worden. Dit percentage is in het huidige bestemmingsplan op 50% gesteld. Aanvullend hierop is, conform de gemeentelijke standaard, afhankelijk van de totale perceelsgrootte een maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken opgenomen.
 
Naast de woonfunctie is het toegestaan een gedeelte van de woning te gebruiken voor een aan huis verbonden beroep. Na afwijking is een bedrijf aan huis mogelijk. De bestaande en vergunde bed & breakfast is middels een functieaanduiding opgenomen. Overigens is het middels een algemene gebruiksregel in artikel 29, onder voorwaarden, mogelijk een nieuwe bed & breakfast te realiseren.
 
Wonen - 2
Voor de voormalige recreatiewoningen in het na-oorlogse deel van Kaag is een aparte woonbestemming opgenomen. Deze woonbestemming komt overwegend overeen met Wonen - 1. Aan de hand van het vigerende plan en ten einde het bestaande bebouwingsbeeld zo veel mogelijk te behouden is de regeling op punten gewijzigd ten opzichte van de regeling in Wonen - 1. Om duidelijkheid te verkrijgen over de voorgevel is een gevellijn opgenomen. De voorgevel van het hoofdgebouw dient in deze gevel te worden opgericht. Hiermee is het voor iedereen helder waar het achtererfgebied is gelegen. Daarnaast wordt, gelijk als in het vigerende plan, het totaal aan bijbehorende bouwwerken gemaximaliseerd op 35 m².
   
Leiding - Riool
De planologisch relevante rioolleiding is in deze dubbelbestemmingen als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen onder voorwaarden toegestaan. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
 
Waarde - Archeologie
De dubbelbestemming Waarde - Archeologie beschermd de mogelijke archeologische waarden in het plangebeid. Bij ingrepen in de bodem is in verschillende gevallen een aanvullende omgevingsvergunning nodig.
 
Waarde - Beschermd dorpsgezicht
Twee delen van het plangebied zijn gelegen in een door gemeente beschermd dorpsgezicht. Deze gronden zijn in het voorliggende plan voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht of van de aanduiding beeldbepalend pand. Voor het bouwen en slopen van gebouwen binnen deze zone is een aanvullende omgevingsvergunning noodzakelijk. Bij de afgifte van deze vergunning wordt nader advies ingewonnen bij een door het college aan te wijzen
 
Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming voorziet in een beschermingsregeling voor de waterkering en de bijbehorende beschermingszone. Voor werkzaamheden binnen deze zone is een aanvullende omgevingsvergunning noodzakelijk. Bij de afgifte van deze vergunning wordt nader advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.
 
7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
De nieuwe bouwplannen die het voorliggende bestemmingsplan mogelijk gemaakt zijn in de bijlage onderbouwd. In deze onderbouwingen is tevens aangegeven hoe is omgegaan met de economische uitvoerbaarheid. Conform de gemeentelijke werkwijze is door het sluiten van een anterieure overeenkomst geen noodzaak voor het opstellen van een exploitatieplan. De ontwikkelingen opgenomen in het bestemmingsplan en niet verder voorzien van een onderbouwing in de bijlage, zoals het positief bestemmen van de botenverhuur en de bestemmingswijziging van de groenstrook nabij de Prins Willem Alexanderlaan zijn betreffen geen ruimtelijke plannen waarvoor een exploitatieplan hoeft vastgesteld te worden, zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Bij de vaststelling van dit bestemmingsplan kan derhalve besloten worden geen exploitatieplan vast te stellen.
 
Bij nieuwe ontwikkelingen kan alsnog een exploitatieplan verlangd worden als er geen anterieure overeenkomst wordt gesloten of het kostenverhaal niet via de leges is geregeld.
 
7.2 Handhaving
Een bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente.
 
7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een voorontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. 
 
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 
 
Proces
Na afloop van de inventarisatiefase is een eerste inloopavond georganiseerd in Hotel Orion te Kaag. Bewoners hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt om de inventarisatie te controleren en waar noodzakelijk, te verbeteren. Tussen de gemeente en de dorpsraad is twee maal een overlegmoment geweest. In het eerste moment is de wijze van bestemmen behandeld. Het tweede moment stond in teken van de nieuwe verbeelding. Voorts wordt er op 18 juni 2013 een inloopavond georganiseerd met betrekking tot het voorliggende voorontwerpbestemmingsplan.
  
7.3.1 Inspraakprocedure en overleg ex art. 3.1.1 Bro
In het kader van het wettelijk verplichte 3.1.1 Bro vooroverleg is een kennisgeving van het voorontwerp naar de volgende instanties verzonden:
  1. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed;
  2. Provincie Noord-Holland;
  3. Provincie Zuid-Holland
  4. gemeente Haarlemmermeer;
  5. gemeente Teylingen;
  6. Hoogheemraadschap van Rijnland.
Tegelijkertijd heeft het voorontwerpbestemmingsplan Kaag van 13 juni t/m 24 juli 2013 ter inzage gelegen. In deze periode zijn in totaal 10 reacties ontvangen, waarvan 1 van een overlegpartner. In bijlage 7 van het voorliggende bestemmingsplan is de samenvatting en beantwoording van deze reacties op het voorontwerpbestemmingsplan Kaag opgenomen. Daarin is aangeven of een reactie heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
7.3.2 Zienswijzeprocedure
Het ontwerpbestemmingsplan Kaag heeft van 24 oktober t/m 4 december 2013 ter inzage gelegen. In deze periode zijn in totaal 11 zienswijzen ontvangen, waarvan 1 van een overlegpartner. In bijlage 7 van het voorliggende bestemmingsplan is de samenvatting en beantwoording van deze zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan Kaag opgenomen. Daarin is aangeven of de zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.