direct naar inhoud van Artikel 21 Verkeer
Plan: Buitengebied Sint Anthonis 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1702.8BPbuitengebied-VA02

Artikel 21 Verkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1', uitsluitend onverharde wegen;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. vervoersvoorzieningen, zoals bushokjes/abri's;
  • j. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 21.4.2;
  • k. speelvoorzieningen en -toestellen;
  • l. straatmeubilair;
  • m. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen en openbaar vervoer voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  • b. de maximale oppervlakte 15 m² bedraagt.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6 meter, met uitzondering van lichtmasten, waarvan de hoogte maximaal 12 meter bedraagt.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van kunstwerken, speelvoorzieningen en -toestellen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van kunstwerken, voorwerpen betreffende de beeldende kunst, speelvoorzieningen en -toestellen, met dien verstande dat:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen;
  • b. de bouwhoogte maximaal 15 meter bedraagt;
  • c. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. bij speelvoorzieningen en -toestellen, de bodem, op grond van voorafgaand bodemonderzoek niet zodanig verontreinigd is dat bezwaren bestaan tegen de realisering van deze speelvoorzieningen en -toestellen.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of het laten gebruiken voor:

  • a. kamperen;
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen;
  • c. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 21.4.2;
  • d. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. buitenopslag.
21.4.2 Evenementen

Incidentele evenementen zijn onbeperkt toegestaan voor de duur van maximaal tien aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouw.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verharden van wegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1.
21.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in artikel 21.5.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden:

  • a. welke op het tijdstip waarop het plan in werking treedt, in uitvoering zijn;
  • b. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
21.5.3 Afwegingskader

De vergunning als bedoeld in artikel 21.5.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarde niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.